Henry Pauw van Wieldrecht
Hans Rooseboom
Extract
Jonkheer Henry Pauw van Wieldrecht (1863-1912) beoefende de fotografie als liefhebber in een tijd dat de amateurfotografie een grote vlucht nam. Hij was echter bepaald geen doorsnee-amateurfotograaf. Daarvoor weken zijn afkomst, welstand, onderwerpskeuze en het technische niveau van zijn afdrukken te veel af van wat gangbaar was. Pauw van Wieldrecht bracht vooral zijn liefhebberijen en zijn familieleven in beeld. Zijn foto’s hebben daardoor een uitgesproken privékarakter. Aangezien hij zelden naar buiten trad met zijn foto’s, was hij tot voor kort een volstrekt onbekende amateurfotograaf.
Biografie
1863 |
Henry Pauw van Wieldrecht wordt op 24 oktober in Zeist op het landhuis Pavia geboren als tweede zoon van Matthieu Christiaan Hendrik ridder Pauw van Wieldrecht, heer van Wieldrecht (1816-1895) en Aletta Cornelia Anna Voombergh (1828-1913). Hij heeft één oudere broer, Maarten Iman (1860-1913) en twee zussen, Agnes Henriëtte (An, 1858-1925) en Adriana Johanna (Jen of Jenny, 1865-1936). |
1868 |
Henry wordt, net als zijn ouders, broer en zusters, geportretteerd door de bekende schilder Johann Georg Schwartze. |
1872-‘78 |
Blijkens een notitie in het dagboek van zijn broer Maarten gaat Henry naar een kostschool in Noordwijk (Instituut Schreuders), wat hij ervaart als een ‘langdurige gevangenschap’. |
1873-‘79 |
Met zijn familie onderneemt Henry een aantal reizen: naar Duitsland (augustus 1873, augustus 1874 en augustus-september 1879) en Zwitserland (augustus-september 1877). Van alle vier reizen zijn door hemzelf geschreven reisverslagen bewaard gebleven. |
Aangenomen mag worden dat het gezin jaarlijks een vakantie in het buitenland doorbracht. |
|
1881 |
Henry gaat in september 1881 in Utrecht rechten studeren en woont op kamers op het adres Achter Sint Pieter F 340 (in 1891 vernummerd tot 2). |
1887 |
Henry behaalt op 23 december zijn kandidaatsexamen in de rechten. |
1888 |
Volgens het bevolkingsregister van Zeist wordt hij per 30 april overgeschreven naar Utrecht. |
1889 |
Henry reist naar het Isle of Wight. |
1895-‘96 |
Henry’s vader overlijdt in 1895 en hij erft in het erop volgende jaar de ambachtsheerlijkheid Heesbeen ‘met alle daartoe behoorende rechten van tiend enzovoort’ ter waarde van ƒ 3.750,-. |
Henry reist naar Schotland. |
|
Volgens het Zeister bevolkingsregister wordt hij per 29 november vanuit Utrecht ingeschreven op de buitenplaats Pavia en gaat hij op zeker moment wonen in het ‘Noorse huis’ op het terrein rond het landhuis. |
|
1896-‘99 |
Hij maakt reizen naar Frankrijk en Corsica en vermoedelijk ook naar Noorwegen. |
In 1896 begint Henry volgens het dagboek van zijn broer Maarten z’n ‘vrijage’ met Agnes Henriëtte Labouchère. Zij is een volle nicht van hem, namelijk een dochter van Henriëtte Maria Jacoba Labouchère-Voombergh, een zuster van zijn moeder, die op Slot Zeist woont. In 1899 noteert Maarten in zijn dagboek het einde van de ‘vrijage’. |
|
1897 |
Henry neemt deel aan de Nationale Tentoonstelling van Nijverheid en Kunst te Dordrecht. |
Hij wordt lid van de Ridderschap van Utrecht. |
|
1898 |
Pauw van Wieldrecht maakt deel uit van de erewacht bij de inhuldiging van koningin Wilhelmina in Amsterdam. Met Jacob Willem des Tombe maakt hij een reis naar Finland en Rusland. |
1899 |
Henry Pauw van Wieldrecht beëindigt zijn rechtenstudie zonder te promoveren. Hij gaat op reis naar Noorwegen en Berlijn. |
1900 |
Pauw van Wieldrecht reist naar Noorwegen. |
1901 |
Hij maakt een reis naar IJsland (augustus) en Noorwegen. Het IJslandse reisverslag is bewaard gebleven. |
1902 |
Henry reist naar Spanje en vermoedelijk ook naar Noorwegen. |
1903 |
Henry Pauw van Wieldrecht trouwt op 29 januari in Amersfoort met Johanna Elisabeth Boissevain (Amsterdam 2 juli 1874-Den Haag 10 april 1959), dochter van Mijnhard Johannes Boissevain (1845-1917) en Johanna Juliana Hock (1846-1909). Het paar vertrekt op huwelijksreis naar Italië, Oostenrijk en Duitsland. |
Na zijn huwelijk wordt Henry volgens het bevolkingsregister van Zeist per 11 juli overgeschreven naar Driebergen en neemt hij zijn intrek in het buitenhuis De Wildbaan. |
|
Zijn eerste dochter Johanna Alexandra wordt op 12 november geboren. |
|
1905 |
Op 7 maart wordt een tweede dochter, Agnes Renée, geboren. |
1906 |
De derde dochter Irène Héloïse wordt op 22 mei geboren. |
Henry maakt een reis naar Noorwegen. |
|
1907-‘09 |
Henry Pauw van Wieldrecht wordt in het Zeister bevolkingsregister per 17 juni 1907 ingeschreven met echtgenote en kinderen. Vanaf 24 juni 1909 worden ook een huisknecht, een gouvernante (Mande Mary Brookes) en drie dienstboden bijgeschreven. |
Op 18 oktober 1907 wordt een vierde dochter, Adriana Johanna Thelma, geboren. |
|
1908 |
Henry is jurylid van de Nationale Fotografie-Wedstrijd. |
1910 |
In Bosch en Duin (gemeente Zeist) wordt op 10 september een vijfde dochter, Dorothea Anna, geboren. |
1912 |
Henry overlijdt op 2 juni in Bosch en Duin en laat, blijkens de memorie van successie, een vermogen na van f 49.876,69. Zijn weduwe en kinderen verhuizen – met huisknecht en gouvernante – in november naar Engeland. |
1923-‘59 |
Henry’s weduwe hertrouwt op 5 september te Lausanne met mr. Willem Henri Johan Blanckenhagen (1876-1950). Zij overlijdt in 1959. |
2007 |
De erven Pauw van Wieldrecht schenken het Rijksmuseum foto’s, glasdia’s en reisjournalen van Henry Pauw van Wieldrecht. |
Beschouwing
Jonkheer Henry Pauw van Wieldrecht werd in 1863 op de buitenplaats Pavia (Zeist) geboren. Hij werd als kind Heintje genoemd, later Henk. Zijn vader, Matthieu Christiaan Hendrik ridder Pauw van Wieldrecht, was ten tijde van Henry’s geboorte kamerheer van koning Willem III in bijzondere dienst, na eerder diplomaat in Stuttgart, Madrid en Wenen en kamerheer in gewone dienst te zijn geweest. Later, in 1873, werd hij lid van de Hoge Raad van Adel. Hij was bij Koninklijk Besluit van 22 oktober 1847 nummer 100, net als zijn twee nog levende broers, ‘verheven in de Nederlandse adel met de titel van ridder’. Zij noemden zich sindsdien Pauw van Wieldrecht. De riddertitel ging bij het overlijden van Matthieu Christiaan Hendrik in 1895 over op Henry’s twee jaar oudere broer Maarten Iman. Henry erfde de titel Heer van Heesbeen.
De Pauw van Wieldrechts maakten deel uit van de Delftse tak van het geslacht Pauw, dat kon bogen op een dertiende-eeuwse stamvader. Door afkomst en welstand behoorden zij tot de sociale bovenlaag van de (Zeister) samenleving. Sinds Reinier Pauw van Wieldrecht, de enige zoon van Henry’s broer Maarten, in 1939 overleed, is de familie in de mannelijke lijn uitgestorven.
Van een carrière in eigenlijke zin is bij Henry Pauw van Wieldrecht geen sprake. Hij hoefde niet om den brode te werken, maar kon zijn tijd grotendeels doorbrengen met reizen, jagen en fotograferen, drie zaken die zich uitstekend lieten combineren. Zeker nadat zijn vader in 1895 overleed, moet hij over een niet onaanzienlijk vermogen hebben beschikt. De erfenis bedroeg immers ruim 740.000 gulden (vooral bestaande uit effecten). De titel ‘Heer van Heesbeen’, die hij eveneens erfde, voorzag hem van een inkomen, namelijk een ‘recht van tiend’. Dat neemt niet weg dat hij, in tegenstelling tot zijn broer, niet voorkomt op de jaarlijks in de Staatscourant gepubliceerde lijsten van ‘hoogstaangeslagenen in ‘s Rijks directe belastingen’.
Henry is in 1881 rechten gaan studeren in Utrecht. Hij behaalde in 1887 zijn kandidaatsexamen, maar zijn broer moest in 1899 tot zijn spijt in zijn dagboek noteren dat Henry zijn studie beëindigde zonder te promoveren. In 1895, het jaar waarin zijn vader overleed, verhuisde Henry terug naar Zeist. Hij ging wonen in het ‘Noorse huis’, dat zijn vader had laten bouwen bij het landhuis Pavia. Op dat adres woonden zeer waarschijnlijk vanaf 1898 ook een huisknecht (Jacob Jansen) en een dienstbode (Jansje van der Neest).
Henry was in zijn studententijd bestuurslid van verschillende gezelschappen en commissies van het corps, waaronder de Commissie voor het Scherm- en Gymnastiekgezelschap Olympia, twee gezelschappen voor ‘gezellig verkeer’ (T.U.B. en Amicitiae Sacrum) en de IJsclub. Hij nam in 1886 deel aan de maskerade ter gelegenheid van het vijftigste lustrum van de Utrechtse universiteit. In 1886 was hij lid van de commissie die in Zeist de feestelijkheden rond de verjaardag van prinses Wilhelmina organiseerde. In 1898 maakte hij deel uit van de erewacht in Amsterdam bij haar inhuldiging als koningin. Het jaar ervoor was hij lid geworden van de Utrechtse ridderschap, een vereniging van edelen die sinds 1850 geen rol meer in het openbaar bestuur speelden.
Na het beëindigen van zijn studie in 1899 zijn er maar weinig van dergelijke ‘wapenfeiten’ bekend. In 1908 was hij jurylid van de Nationale Fotografie-Wedstrijd die georganiseerd werd door de Vereeniging tot Verfraaiing van de Gemeente Zeist en tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer. Tot de overige juryleden behoorden A. van Dijk (secretaris van de AFV), de Zeister kunstschilder H.W. Jansen, J.R.A. Schouten en Johan Huijsen.
Afgezien van deze activiteiten lijkt Henry Pauw van Wieldrecht zich vooral gewijd te hebben aan zijn particuliere liefhebberijen, waaronder niet alleen het al genoemde jagen, reizen en fotograferen, maar ook gewichtheffen, fietsen, hardlopen en – blijkens de bewaard gebleven foto’s – tennissen en schaatsen. Uit de bewaard gebleven reisverslagen uit 1873, 1874, 1877 en 1879 blijkt overigens dat vissen Henry’s voornaamste liefhebberij moet zijn geweest in die jeugdjaren.
Een dergelijke levensvervulling was in Henry’s kringen niet ongebruikelijk. Zijn eigen vader was gedurende een jaar of tien diplomaat geweest, maar had volgens het boek Grootmama, mogen wij kluiven’? van zijn achterkleindochter Agnies Pauw van Wieldrecht daarna nooit meer iets uitgevoerd. Wel had hij veel liefhebberijen. Naar verluidt zou hij ‘zijn hele leven op sloffen rondgelopen hebben’. Henry’s broer Maarten bekleedde overigens wel gedurende zijn hele leven een aantal functies, waaronder die van kamerheer, lid van de gemeenteraad van Zeist en van de Provinciale Staten en burgemeester van Leersum.
Er is over Henry Pauw van Wieldrecht vrijwel niets bekend, afgezien van de summiere informatie die te vinden is in het Nederland’s Adelsboek (de ‘rode boekjes’) en in het boek van Agnies Pauw van Wieldrecht. De foto’s die Henry maakte zijn daarom de belangrijkste bron van kennis over (de invulling van) zijn leven; zij brengen zijn bezigheden, huis, gezin, familie en kennissen in beeld.
In een (waarschijnlijk incompleet geraakt) album, dat zijn vroegste gedateerde foto’s bevat (1888-1889), komen opnamen voor van een aantal buitenhuizen: Hydepark, Hoog Beek en Royen, Beek en Royen, De Oorsprong en Kloetinge. Met uitzondering van het jachthuis in Kloetinge lagen al deze door Henry gefotografeerde en gefrequenteerde huizen dicht bij elkaar en dicht bij waar hij geboren was (Pavia) en het huis waar hij later zelf zou gaan wonen (De Wildbaan).
Het album laat zien in welke kringen Henry zich bewoog. Hij maakte deel uit van een hechte, gedeeltelijk door huwelijken met elkaar verbonden sociale groep, de ‘noble belt’ van de Utrechtse Heuvelrug. De families met wie hij omgang had waren vrijwel alle recent in de adelstand verheven en bewoonden buitenhuizen waarvan de meeste in de negentiende eeuw waren gebouwd. Dat gold ook voor Pauw van Wieldrecht zelf: zijn vader en ooms hadden in 1847 de riddertitel verworven, Pavia en De Wildbaan waren in de jaren vijftig gebouwd. Hij behoorde, kortom, tot de ‘jonge adel’.
Het album met de vroegste foto’s van Henry bevat overigens ook een aantal opnamen van zijn eigen studentenkamer en die van Jan Willem des Tombe (met wie hij in 1898 een reis naar Finland en Rusland ondernam), de kamer (s) die zijn zuster Jenny bewoonde aan de Mauritskade in Den Haag en van het huis Dijnselburg te Huis ter Heide, waar Maarten op dat moment woonde.
Henry begon in zijn studententijd met fotograferen. Hij heeft het waarschijnlijk van zijn vader geleerd. Onder de nagelaten foto’s zijn althans twee stereofoto’s die op de achterzijde voorzien zijn van de aantekening ‘Papa phot’. Ze zijn in 1869 of 1873 gemaakt. In de bewaard gebleven reisjournalen, die van 1873, 1874, 1877 en 1879, is nog geen sprake van zelf fotograferen, alleen van het kopen van foto’s en van het zich laten portretteren bij een fotograaf in Bonn. De vroegste aanwijzing voor Henry’s belangstelling voor fotografie is de signatuur die hij in 1882 plaatste in P.J. Hollmans Handboek voor beoefenaars der photographie, in 1859 uitgegeven door J.C.A. Sulpke in Amsterdam. Dit exemplaar bevindt zich tegenwoordig in het Rijksmuseum en is afkomstig uit de bibliotheek van de verzamelaar Bert Hartkamp. Henry was op dat moment nog geen twintig.
De oudste bewaard gebleven foto’s dateren uit 1888. Deze bevinden zich in het al genoemde album en in een album met foto’s die hij in de jaren 1888-1908 maakte in en om Kloetinge. Dit laatste album bevindt zich in privébezit, het andere is opgenomen in de collectie van het Rijksmuseum. De laatste gedateerde foto’s maakte Henry in 1910, twee jaar voor zijn overlijden. Zijn activiteiten als amateurfotograaf vallen dus samen met de grote bloei die de amateurfotografie in die decennia doormaakte. Toen hij op de Nationale Tentoonstelling van Nijverheid en Kunst (Dordrecht 1897) een zilveren medaille kreeg voor zijn vijftien “landschappen, groepen en interieurs”, schreef Ignatius Bispinck in Lux: “De Noorsche landschappen van jhr. Pauw van Wieldrecht zijn zeer fraai; ook deze amateur behoort tot de ernstig steeds vooruitstrevende lichtbeeldenaars, die onze achting verdienen.” Het Utrechtsch Nieuwsblad sprak over “aardige gezichten op Spitsbergen, de Italiaansche grens, Corsica, Noorwegen, enz.”
Bispincks gebruik van de woorden “ernstig steeds vooruitstrevende lichtbeeldenaars” suggereert dat hij Pauw van Wieldrecht rekende tot de groep fotografen die hun hobby zeer serieus nam, de fotografie wilde verheffen en zich verzette tegen het lage niveau van menig beroepsfotograaf en tegen de pretentieloosheid van vele amateurs. Het is echter de vraag in hoeverre Pauw van Wieldrecht deel uitmaakte van het ‘wereldje’ van amateurfotografen. De Dordrechtse tentoonstelling is mogelijk de enige waaraan hij ooit deelnam, er is geen lidmaatschap bekend van een amateurfotografenvereniging en er zijn nauwelijks aanwijzingen dat hij zich op een andere wijze inzette voor de ‘goede zaak’. Hij was waarschijnlijk iemand die volmaakt zijn eigen weg ging en de fotografie vrijwel uitsluitend voor zijn eigen plezier beoefende. Door zijn sociale achtergrond en zijn onderwerpskeuze stond hij ver af van de ‘gemiddelde amateurfotograaf’, die meestal tot de gegoede burgerij behoorde. Henry vertegenwoordigde eerder het type van de ‘gentlemanfotograaf dat in Nederland zeldzaam was. Hij heeft meer gemeen met Alexandrine Tinne (1835-1869), die eveneens zeer welgesteld was en een vergelijkbaar ‘repertoire’ had: portretten, stadsgezichten in haar woonplaats Den Haag en reisfoto’s.
Henry Pauw van Wieldrecht heeft voornamelijk tijdens zijn reizen en jachtpartijen en in de onmiddellijke omgeving van zijn familie, vrienden, kennissen en gezin gefotografeerd. Hij fotografeerde zo te zien alleen wat hem persoonlijk interesseerde.
De jacht was een van zijn liefhebberijen en verschillende foto’s getuigen daarvan. Hij beperkte zich daarbij tot groepsportretten met het op die dag geschoten wild dat keurig in rijen is gelegd aan de voeten van de deelnemers (het ‘tableau’). Op twee van zulke groepsportretten, aanwezig in het archief van de familie Snouckaert van Schauburg, is achterop door een onbekende heel droogjes genoteerd: “Zeisterbosch, 3 November 1899. Geschoten: 1 haas, 1 houtsnip, 98 konijnen, 3 katten, waarvan ik: 1 houtsnip, 22 konijnen” en “Jachtgezelschap van 26 Nov. 1906 in het Zeisterbosch. 38 Konijnen 2 houtsnippen 1 diverse ik: 6 konijnen, 1 houtsnip.”
Voor zover valt op te maken uit de bewaard gebleven opnamen heeft Henry niet tijdens de jacht zelf gefotografeerd. Dat zou met zijn camera, die ongetwijfeld niet al te klein en licht was, nauwelijks mogelijk zijn geweest. Eén keer heeft hij een jachttafereel geënsceneerd, waarbij zijn broer op een wild zwijn schoot en vervolgens door het dier aangevallen werd. Het betrof ongetwijfeld een opgezet exemplaar, mogelijk afkomstig uit zijn eigen huis. De foto’s die hij maakte van De Wildbaan, het huis waar hij na zijn huwelijk in 1903 ging wonen, laten zien dat hij zich omringde met tientallen, zo niet honderden jachttrofeeën: geweien, een opgezette vos, de kop van een eland, herten, een bij Kloetinge geschoten wulp, etcetera. Tegenwoordig is er vermoedelijk nog maar één van in de familie bewaard gebleven: de opgezette ijsbeer die hij in augustus op Frans Jozefland (bij Spitsbergen) schoot, deze staat tegenwoordig opgesteld in het huis van een familielid bij Steenwijk. Zijn broer Maarten noteerde in dat jaar in zijn dagboek: “Mijn broeder Henry doet in de zomer eene groote reis in het hooge noorden, heeft het geluk aldaar een ijsbeer te schieten, benevens ander wild o.a. vier eiken [= elanden].” Toen Henry een jaar later terugkeerde van een reis naar IJsland, schreef Maarten: “Die jachtreizen worden een ziekelijke manie.”
Van die reis uit 1901 zijn niet alleen foto’s bewaard gebleven, maar ook een door hemzelf geschreven reisjournaal. Het is het enige reisdagboek uit de periode dat hij fotografeerde, de overige dateren uit 1873-1879. Het is ook de enige gedetailleerde bron omtrent Henry’s leven en wederwaardigheden. Wij leren hem kennen als een laconieke man die de omstandigheden nam zoals ze waren. Zo raakte hij op de heenreis in gesprek met een gezelschap Engelsen dat hem uitgenodigde zich bij hen te voegen. “Daar ik toch alleen was en niet wist waarheen te gaan, stemde ik toe.” Zij reisden gedurende zestien dagen per paard over het eiland, begeleid door vier gidsen, en vormden een ‘karavaan van 36 beesten’, waarvan er acht bestemd waren voor Henry, zijn gids en zijn bagage. Blijkbaar had hij, in tegenstelling tot vele andere reizigers, zich niet erg voorbereid. De ontberingen die hij tijdens deze reis leed, beschreef hij echter laconiek en met gevoel voor spot. Henry, die nooit eerder in een tent had geslapen en verwacht had overal boerderijen aan te zullen treffen waar overnacht kon worden, had zich onvoldoende gewapend tegen de kou. De hem toebedeelde tent was zó klein dat ze niet dicht kon, zodat “mijne teenen ‘s nachts geen last van de warmte hadden”. Hij trok zoveel mogelijk kleding aan “om ‘s nachts eenigszins warm te blijven. Alleen mijne lorgnet werd afgezet.” In het reisverslag is sprake van een ‘groote camera’ voor glasplaatnegatieven (in combinatie met een statief gebruikt) en een Bulls-Eye, een handcamera voor rolfilm. Hij gebruikte vooral de laatste. Geweren maakten ook deel uit van zijn uitrusting, al stuurde hij er aan het begin van de tocht een terug naar Reykjavik: “De kans om rendieren te ontmoeten in de streken, waarheen wij denken te gaan, is tot nul gereduceerd.” Hij wist onder andere een zwaan te schieten, die hij op de terugreis in Edinburgh door een taxidermist liet opzetten. Als vuurscherm stond het later in Henry’s zitkamer “als een myner jachttropheëen”.
Henry trouwde in 1903 met de elf jaar jongere Johanna Elisabeth (‘Sissy’) Boissevain. Dat heeft hem er niet van weerhouden nog enkele lange reizen te maken. Plaquettes op geschoten wild die aan de muren van De Wildbaan hingen, toonden aan dat hij in september 1905 nog naar Noorwegen reisde, terwijl hij blijkens een van de bewaard gebleven foto’s er ook in 1906 was. Op de huwelijkreis die het jonge echtpaar in 1903 ondernam naar Italië, Oostenrijk en Duitsland heeft Henry nauwelijks foto’s gemaakt, maar wel gekocht.
Henry en zijn vrouw kregen tussen 1903 en 1910 vijf dochters, die op vele foto’s voorkomen. Zij golden als schoonheden. Een Haags familielid schreef: “Als de Pauwtjes met hun stroohoeden op in hun rode blazers op de [Scheveningse] Boulevard liepen stopte het verkeer en iedereen draaide zich om.” Henry’s echtgenote, zijn moeder, zijn broer Maarten en diens kinderen, personeel en (under)nannies komen ook voor. Gevoegd bij de vele foto’s van zijn huis De Wildbaan en de foto’s die hij op zijn reizen maakte, wijst alles erop dat hij in de latere jaren vooral zijn eigen gezinsleven tot onderwerp nam.
Onder de fotoalbums die de nazaten in 2007 schonken aan het Rijksmuseum is één geheel gewijd aan het buitenhuis De Wildbaan te Driebergen, waar Henry tussen 1903 en 1907 met zijn gezin woonde. Het huis was eind jaren vijftig van de negentiende eeuw gebouwd in opdracht van de Amsterdamse koopman George Luden. Het was ontworpen door H.J. van den Brink, terwijl J.D. Zocher jr. verantwoordelijk was voor het ontwerp van het park eromheen. Een van de vertrekken werd gebruikt om zijn foto’s af te werken. De twee foto’s van deze kamer tonen onder andere een projector, een contactraam, negatiefcassettes, schalen, een rekje voor negatieven, flessen met chemicaliën en aan de wand vele foto’s.
Henry moet in de twintig à dertig jaar dat hij fotografeerde enkele duizenden opnamen hebben gemaakt. Dat valt althans op te maken uit de nummers die hij in schoonschrift achterop vele foto’s plaatste. Het hoogste nummer is 3815, een foto die hij in november 1910 maakte van zijn toen net geboren jongste dochter met haar nanny. Waarschijnlijk betreft het negatiefnummers. Dat zou op een bescheiden gemiddelde jaarproductie duiden. Dat neemt niet weg dat Henry veel fotografeerde. In 1899 schreef hij vanuit Berlijn in een brief aan Jan Willem des Tombe dat het er slecht weer was: “Toch maakte ik verschillende fotos, zooals trouwens bijna overal.” Dat hij een bedachtzame fotograaf was, wordt ook gesuggereerd door de zorg waarmee hij zijn opnamen componeerde en het geserreerde, maar ook soms ietwat statische en afstandelijke karakter ervan. Veel van zijn foto’s zijn verstilde opnamen van personen verdiept in hun (dagelijkse) bezigheden. Dat Henry zelf op verschillende groepsportretten voorkomt, is gemakkelijk te verklaren uit het gebruik van een zelfontspanner. Op een groepsportret dat hij in 1888-’89 maakte met zijn broer, Marie Pauw (vermoedelijk Maartens echtgenote Maria Repelaer) en zijn zus Jenny heeft hij zelf duidelijk de bal van een zelfontspanner in de hand. Het formaat van zijn camera noopte tot een weloverwogen werkwijze. Het aantal snapshotachtige opnamen is beperkt. Alleen de foto’s die hij maakte tijdens de reis die in hij in 1898 naar Finland en Rusland ondernam lijken wat gehaaster opgenomen en vertonen niet de compositorische rust van zoveel van zijn andere foto’s.
Henry heeft de afdrukken met grote zorg gemaakt: daarvan getuigen behalve de nummering en datering (in schoonschrift) ook de technische kwaliteit van de afdrukken. Zijn gevoel voor nauwkeurigheid blijkt ook uit de bewaard gebleven reisverslagen, waarin hij geregeld het nummer van de hotelkamers vermeldt waar hij verbleef.
Kort nadat Henry overleed, verhuisde zijn weduwe met haar vijf kinderen, huisknecht en gouvernante naar Engeland. Ze keerde waarschijnlijk al spoedig terug en hertrouwde in 1923. Doordat Henry Pauw van Wieldrecht betrekkelijk jong overleed en zijn foto’s vrijwel uitsluitend in privékring rondgingen, hebben zijn foto’s nauwelijks bekendheid en is er over hun maker weinig bekend. Nadat het Rijksmuseum in 1999 al een van zijn albums verwierf (van de reis naar Isle of Wight in 1889), ontving het in 2007 alle nog resterende foto’s, glasdia’s en reisverslagen ten geschenke van de familie.
Documentatie
Primaire bibliografie
(foto’s in boeken, tijdschriften en ander drukwerk)
Hans Rooseboom, Opgenomen 1850-1925. Foto’s van wetenschap, studenten en expedities. Collectie Universiteit Utrecht, Bussum/Utrecht (THOTH/Universiteitsmuseum Utrecht) 2000, p. 31.
Marian Lenshoek-Smeets en Ronald van Immerseel, Over ambachtsheren en kasteelbergen. De geschiedenis van twee buitenplaatsen in Kloetinge, Goes (De Koperen Tuin) 2006, p. 55-56, 60, 63-64, 67.
Secundaire bibliografie
Album studiosorum Academiae Rheno-Trajectinae MDCXXXVI-MDCCCLXXXVI, accedunt nomina curatorum et professorum per eadem secula. Utrecht 1886.
Officieele Catalogus van de Nationale Tentoonstelling van Nijverheid en Kunst (…), Rotterdam (Nijgh & Van Ditmar) 1897, p. 281.
Ign. B. [= Ignatius Bispinck], Nationale Tentoonstelling van Fotografische Kunst te Dordrecht, in Lux. Geïllustreerd Tijdschrift voor Fotografie (1897), p. 478.
Utrechtsch Nieuwsblad 11 mei 1897.
Utrechtsch Nieuwsblad juni 1897.
Utrechtsch Nieuwsblad 17 februari 1898.
Anoniem, Vereeniging tot Verfraaiing van de Gemeente Zeist en tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer. Nationale Fotografie-Wedstrijd, in Lux. Geïllustreerd Tijdschrift voor Fotografie 19 (15 april 1908) 8, p. 196-198.
Agnies Pauw van Wieldrecht, Grootmama, mogen wij kluiven?, Amsterdam (Thomas Rap) 1992, p. 49, 88.
Hans Rooseboom, Verleden tijd. Fotografie en beeldhouwkunst, 1839-1925, in Sculptuur Studies 2007, p. 22-23.
Hans Rooseboom, De nieuwe amateur. Foto’s van Henry Pauw van Wieldrecht, in Kunstschrift (2008) 5, p. 44-47.
Onderscheidingen
Zilveren medaille, Nationale Tentoonstelling van Nijverheid en Kunst, Dordrecht 1897.
Lidmaatschappen
Jury Nationale Fotografie-Wedstrijd, georganiseerd door de Vereeniging tot Verfraaiing van de Gemeente Zeist en tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer, 1908.
Tentoonstellingen
1897 (g) Dordrecht, Oranjepark, Nationale Tentoonstelling van Nijverheid en Kunst.
Bronnen
Amsterdam, Rijksmuseum, Rijksprentenkabinet.
Utrecht, Utrechts Archief (brief aan Jan Willem des Tombe in archief Des Tombe, inv.nr. 164 en memorie van successie).
Collecties
Amsterdam, Rijksmuseum.
Den Haag, Nationaal Archief (familiearchief Snouckaert van Schauburg, familiearchief Baud).
Kloetinge, Vicariestichting “De Vijf Capellarijen”.
Utrecht, Corpsmuseum.
Utrecht, Het Utrechts Archief.
Auteursrechten
Het fotografisch oeuvre van Henry Pauw van Wieldrecht is vrij van auteursrechten. De reproductierechten berusten bij de instellingen die de foto’s beheren (zie onder Collecties).