W.C. van Dijk
Ingeborg Th. Leijerzapf
Extract
W.C. van Dijk stond vanaf de jaren dertig van de twintigste eeuw bekend als de Leicaspecialist in Nederland. Ook heeft hij naam gemaakt als schrijver van boeken en artikelen over technische fotografie, kleinbeeld- en kleurenfotografie en minicamera’s. In zijn overzichtelijke bedrijfsreportages en heldere productfoto’s is een fotograaf te herkennen die de fotografie tot zijn vakgebied maakte in een periode dat de nieuwzakelijke fotografie op zijn hoogtepunt was: de jaren dertig. In de jaren vijftig speelde hij een vooraanstaande rol bij de introductie en popularisering van minicamera’s.
Biografie
1905 |
Willem Cornelis (Wim) van Dijk wordt op 7 augustus geboren in Utrecht als eerste en enige zoon van Cornelis Willem van Dijk en Edith Appeldoorn. Zijn vader is onderwijzer. |
1917-‘18 |
Zijn ouders scheiden in 1917. |
Met zijn moeder, haar tweede man, kruidenkweker Adriaan van de Vijsel, en een zoon uit diens eerste huwelijk woont hij tijdelijk in huize Bolensteyn in Breukelen (eigendom van Van de Vijsel’s houthandel aan de Overtoom in Amsterdam) en vanaf 1918 in een door zijn stiefvader gebouwd huis in Den Dolder. |
|
Wim krijgt van zijn ouders een boxcamera. Fotograferen wordt zijn passie. Hij richt thuis een donkere kamer in, verdiept zich grondig in de vakliteratuur en leert zichzelf ontwikkelen en afdrukken. |
|
1923 |
Na aan de Rijks-HBS in Utrecht zijn diploma te hebben behaald, gaat hij als leerlingredacteur werken bij het Amsterdams Effectenblad van S.G. (Sam) Appeldoorn, een broer van zijn moeder, maar die financiële wereld ligt hem niet. |
1929 |
Van Dijk koopt een leegstaand pand in Bilthoven dat geschikt is om een fotohandel in te beginnen. Deze winkel voor camera’s en fotografische attributen loopt van meet af aan goed. Van Dijk neemt de Leica in zijn camera-assortiment op. Vanaf dat moment wordt hij promotor van dit kleinbeeldtoestel. |
1931 |
Van Dijk trouwt op 13 augustus met een van zijn vaste klanten, Johanna Lambertha de Vos. |
1932-‘45 |
Het echtpaar krijgt drie dochters: Edith (1932), Sonja (1936) en Annelize (1945). |
1933 |
Van Dijk koopt een pand aan het Emmaplein nummer 14-16 in Bilthoven, waar hij meer woon- en werkruimte heeft. In het pand wordt een winkel ingericht voor verkoop van fototoestellen, films, en toebehoren. Achter de winkel is een werkruimte, waar Van Dijk voor zijn klanten negatieven ontwikkelt en foto’s afdrukt. Daar is hij ook als opticien werkzaam. Boven woont het gezin. |
ca. 1933-‘42 |
Jo Jansen uit Amersfoort assisteert Van Dijk in zijn bedrijf. Jansen vertrekt eind jaren ’30 naar Naaldwijk, waar hij hoofd fotografie van de Proeftuin (een proefstation voor het testen van (glas)tuinbouwgewassen) wordt. |
Na Jansen komt Cis van den Heuvel als inwonend assistente in de zaak. Zij vertrekt in 1942. [Van den Heuvel zal zich na de oorlog als zelfstandig fotografe in ’s-Hertogenbosch vestigen.] |
|
1937 |
Vanaf december is Van Dijk medewerker van het tijdschrift Kleinbeeld-foto. |
ca. 1938 |
Van Dijk maakt op de eerste verdieping boven de zaak ruimte vrij voor een portretatelier. |
1938-‘64 |
Voor de populaire Kosmos-reeks Weten en kunnen schrijft Van Dijk over camera’s en fototechniek. |
1942-‘43 |
Door toedoen van zijn moeder en stiefvader, die sinds de oprichting in 1931 lid zijn van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB), wordt Van Dijk door het NSB-hoofdkwartier gezien als een geschikte kandidaat om bij de fotodienst te werken. Noodgedwongen aanvaardt hij in juni 1942 een aanstelling als hoofd van de technische afdeling van de fotodienst van het NSB-hoofdkwartier aan de Maliebaan in Utrecht. In juli 1943 neemt Van Dijk ontslag, omdat hij het er niet kan uithouden. De rest van de bezettingstijd is hij voornamelijk als opticien werkzaam. |
1944 |
Op 29 november 1944 worden Van Dijks woonhuis en bedrijf aan het Emmaplein vernietigd door een bom van de Geallieerde strijdmachten, bedoeld voor het Duitse hoofdkwartier bij de Bilderdijklaan. Het gezin Van Dijk en de bewoners van de belendende percelen aan het Emmaplein krijgen verlaten woningen toegewezen aan de Prins Hendriklaan. In dit huis werkt Van Dijk in de hongerwinter als opticien en schildert uit liefhebberij. |
1945-‘47 |
Op 8 mei 1945 wordt Wim van Dijk gearresteerd en ondergebracht in interneringskampen, eerst in Millingen en vanaf januari 1947 in Wezep. Zijn gezin moet in deze periode het toegewezen huis aan de Prins Hendriklaan verlaten, omdat de oorspronkelijke bewoners terugkeren. Zij vinden onderdak in de villa van een Rotterdamse reder aan dezelfde laan. Op 30 oktober 1947 komt Van Dijk voor het tribunaal en wordt direct in vrijheid gesteld, onder meer omdat de rechtbank van mening is dat hij reeds te lang heeft vastgezeten. |
Met financiële hulp van zijn ouders neemt Van Dijk eind 1947 de zaak en het woonhuis aan de Utrechtseweg 290 in De Bilt over van portretfotograaf Herman J. Hahndiek, die naar Zuid-Afrika emigreert. Van Dijk vestigt in het pand een atelier voor bedrijfsfotografie. |
|
jaren ‘50 |
Siegfried Fuyt jr. assisteert Van Dijk. Hij vertrekt ca. 1957 naar Zuid-Limburg en zal daar onder meer fotograferen voor de Staatsmijnen. |
1958 |
Van mei tot december is Theo-Ton van Diejen assistent bij Van Dijk. |
1960 |
Na afloop van zijn militaire diensttijd komt Theo-Ton van Diejen enige maanden bij Van Dijk werken om de routine in het vak weer terug te krijgen. |
vanaf 1961 |
Eind jaren vijftig begint Van Dijk met het testen van de op de markt verschijnende minicamera’s. Daarvan doet hij vanaf 1961 verslag in een reeks artikelen in Focus. |
1963 |
Van Dijk start een partnerschap met Theo-Ton van Diejen, die zich in 1961-’62 verder in de fotografie heeft bekwaamd als laborant en assistent in de fotostudio van de Rotogravure te Leiden, waarvan Meinard Woldringh het hoofd is. |
Van Dijk laat zijn fotografie-opdrachten buitenshuis voornamelijk aan zijn partner over en besteedt zelf tijd aan het schrijven over zijn vakgebied. |
|
1964 |
Wim van Dijk overlijdt op 27 februari aan een hartaanval, onderweg van Genootschap Kunstliefde in Utrecht naar zijn huis in De Bilt. Theo-Ton van Diejen houdt het bedrijf gaande tot de sluiting aan het einde van het jaar. |
Van Dijks laatste artikel ‘Van 13×18 cm tot 8×11 mm ofwel: De terreur van het formaat’ verschijnt postuum in Focus op 24 april van dat jaar. Ook drie nieuwe deeltjes in de reeks Weten en kunnen van Uitgeverij Kosmos, waarvoor hij de kopij nog voor zijn dood had ingeleverd, verschijnen postuum: Welke camera en waarom; De opname, het hoe en waarom en Pakkende foto’s van elk onderwerp. |
|
Na zijn overlijden verkoopt zijn weduwe uit geldgebrek en omdat zij er geen belang meer bij meent te hebben vele negatieven aan de oorspronkelijke opdrachtgevers. |
Beschouwing
Wim van Dijk had als levensinstelling: wat op je pad komt moet je nemen zoals het valt, niet méér willen dan mogelijk is en niet bij de pakken neerzitten als iets niet lukt. Hij koppelde deze opvatting aan de noodzakelijke discipline om ieder werk zo goed mogelijk te doen, ook als het hem soms tegenstond. De creatieve kunsten speelden een grote rol in zijn leven, zowel het zelf musiceren, fotograferen, tekenen en schilderen als het luisteren, kijken en genieten van tentoonstellingen en concerten. “Waarom toch componeert, schildert, fotografeert men? Uitsluitend om gevolg te geven aan een innerlijken drang tot scheppen, al is de vorm nog zoo primitief. Maar iets, wat van binnen uit komt, vindt geen steunpunt in materievertolking zonder meer”, schreef hij in Focus van 6 juli 1940. Jarenlang speelde hij dwarsfluit, maar hij hield daarmee op omdat hij meende dat zijn niveau niet hoog genoeg was. Later speelde hij cello en musiceerde met plezier samen met andere amateurs.
Toen hij als aanvulling op de fotografie wilde leren tekenen en schilderen, volgde hij een cursus waar hij – precies als hij was – al zijn kunde en creativiteit minutieus in de opdrachten verwerkte. De laatste jaren van zijn leven ging hij eenmaal per week naar het Genootschap Kunstliefde in Utrecht om te schilderen.
Van Dijk was als fotograaf autodidact. Zijn kennis haalde hij uit boeken en tijdschriften. Lang voor hij de keuze maakte om fotograaf te worden, had hij uit liefhebberij een eigen donkere kamer ingericht, waar hij in snel tempo zijn vakmanschap ontwikkelde op basis van experimenten en ervaringen. Doordat hij enige jaren een winkel dreef voor de verkoop van camera’s, films, optica, fotopapieren en andere fotografische toebehoren, kreeg hij grote materiaal- en merkenkennis, hetgeen hem bij zijn werk in de fotografische praktijk van pas kwam. Ook deed hij ervaring op met het ontwikkelen, afdrukken en afwerken van films van klanten. Zijn kennis van lenzen en optiek werd vergroot door zijn werkzaamheden als opticien. Wanneer zijn kennis op een bepaald gebied te kort schoot, wendde Van Dijk zich per brief tot Adriaan Boer. Dit leidde tot een bijna dagelijkse correspondentie in de begintijd van zijn fotozaak.
Het ontwikkelen en afdrukken van films van klanten bezorgde Van Dijk vooral ‘s zomers in het toeristenseizoen een redelijk inkomen, maar het was voor een man met zijn ambities geestdodend werk. Het gaf meer voldoening om er zelf met de camera op uit te trekken, om voor de naburige kantoorboekhandel bos- en dorpsgezichten te fotograferen voor prentbriefkaarten en voor een makelaar een serie architectuurfoto’s in Bilthoven op te nemen.
Eind jaren dertig richtte hij in de woonruimte boven de winkel een portretatelier in, waar hij portretten en pasfoto’s maakte. Ook maakte hij bij mensen thuis familieportretten en fotografeerde hij hun interieurs. Deze opnamen gaf hij een bijzondere sfeer door de mensen een natuurlijke pose te laten aannemen en een flitslamp in de kap van een aanwezige schemerlamp te hangen.
Van Dijk bleef naast zijn werk voor klanten experimenteren met kleinbeeldfotografie om zijn kennis te vergroten. Zijn interesse in kleine camera’s kwam deels voort uit een praktisch probleem: door lichte hartklachten sinds zijn achttiende jaar wilde hij bij voorkeur niet met zware apparatuur sjouwen. Voor de architectuurfoto’s die hij in opdracht maakte, gebruikte hij aanvankelijk een 13×18 reiscamera met een Goerz Dagorobjectief. Deze werd al snel ingeruild voor een 10×15 Nettel. Zodra hij de kleine Leica in een catalogus zag, was hij op slag ‘verliefd’ en liet er een naar de zaak komen, ondanks de hoge prijs van fl.150,- (inclusief één cassette). Wanneer nodig werkte hij met de kleinbeeldcamera op statief. Opvallend is dat Van Dijk ondanks zijn streven naar perfectie heilig geloofde in de potentie van kleinbeeldfotografïe. Dat was aanvankelijk een onmogelijke combinatie. Van Dijk zag dat de Leica met de grootst mogelijke precisie was gebouwd; dat gold zowel voor het camerahuis als voor het objectief. De kleinbeeldfilms gaven echter nog enige tijd problemen, omdat deze fijn van korrel en dun van laag moesten zijn (meerlagige films gaven grotere lichtverstrooiing en dus minder scherpte). De industrie werkte hard aan oplossingen: de 35 mm film met perforatie voorzag al in verbeterde vlakligging, de ontwikkeling van methoden om dunnere emulsielagen op de film te gieten en tenslotte slechts één enkele laag gaf een doorbraak.
Van Dijk ontwikkelde zich in de jaren dertig tot de Leicaspecialist van Nederland. Hij deed veel voor de popularisering van deze camera, waarvan de firma Odin, onder leiding van de oprichter en eigenaar L.J. Dupree, de Nederlandse importeur was. Zijn enthousiasme voor kleinbeeldfotografïe ging zelfs zover dat hij zich in de vroege jaren dertig liet strikken door de Stichtsche Kleinbeeldclub in Utrecht, waar hij de technische man werd. In feite was hij geen liefhebber van het verenigingsleven.
Van Dijk werd in 1941 benaderd door het hoofdkwartier van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) aan de Maliebaan in Utrecht, waar men een medewerker voor de fotodienst zocht. Hem werd de positie van hoofd van de technische afdeling van de fotodienst aangeboden. Daar hij door gebrek aan materiaal zijn winkel en atelier nauwelijks draaiende kon houden, maar wel een gezin moest onderhouden, nam hij die baan aan. De benoeming bracht een verplicht NSB-lidmaatschap met zich mee. Hij had echter geen enkele politieke interesse. Het enige positieve element dat hij in het werk zag, was dat hij het van overheidswege uitgegeven fotomateriaal voor bijvoorbeeld de spoorwegen en de vereniging voor vreemdelingenverkeer technisch op een beter peil zou kunnen brengen. In juni 1942 werd hij benoemd, maar na een jaar nam hij ontslag omdat hij de werksfeer ‘niet te harden’ vond. Zijn vrouw had de winkel aan het Emmaplein in Bilthoven zo goed mogelijk draaiende gehouden, maar door het materiaalgebrek was er weinig omzet.
De rest van de bezettingstijd werkte Van Dijk voornamelijk als opticien. Na het bombardement in november 1944 waarbij zijn huis werd verwoest, wist hij zijn slijpmachine, aangedreven door het onderstel van een trapnaaimachine, uit het puin te redden, zodat hij in die laatste oorlogswinter brillen kon blijven repareren.
Vanwege zijn werk aan de Maliebaan werd Van Dijk direct na de oorlog opgepakt. Ruim twee jaar zat hij vast in militaire kazernes in Millingen en Wezep, waar interneringskampen waren ingericht. In Millingen kreeg hij de gelegenheid zijn vak van opticien uit te oefenen voor alle kampen in Nederland. Daarnaast besteedde hij zijn tijd aan het maken van aantekeningen en schrijven van beschouwingen over de toekomstige ontwikkelingen van de fotografie. Hij noteerde alles in schriftjes en maakte daarbij heel precieze tekeningen van door hem uitgedachte verbeteringen aan camera’s.
Tijdens zijn proces in november 1947 bleek dat hij te boek stond als een slecht NSB-lid, iemand die niets voor de beweging deed. Daar er bovendien voldoende positieve getuigenverklaringen waren van ‘goede’ Bilthovenaren, onder wie zijn huisarts, zelf een verzetsman, kreeg hij bij het vonnis als compensatie voor de lange opsluiting niet alleen zijn vrijheid maar ook zijn stemrecht terug en het recht om openbare ambten te vervullen.
Eind 1947 kon Van Dijk zijn leven weer gaan opbouwen. Na het bombardement op hun huis in 1944 had hij samen met zijn vrouw besloten dat zij niet opnieuw een winkel zouden openen. Hij nam het fotoatelier over van collega-fotograaf Herman Hahndiek, maar zette diens portretwerk niet voort. Van Dijk startte er een bedrijf voor commerciële productfotografie en bedrijfsreportages. Om zijn financiële basis te verstevigen – de bedrijfsfotografie moest van de grond af worden opgebouwd – combineerde Van Dijk dit korte tijd met het werken voor een niet nader bekende fotograaf in Breda. Van Dijk wierf zijn klanten onder meer in zijn eigen kennissenkring en door mond-tot-mond reclame van Bilthovenaren die eigenaren en directeuren van bedrijven in Bilthoven en omgeving waren. Verder kwamen amateurfotografen die zijn artikelen in Focus lazen bij hem voor advies.
Het bestand aan opdrachtgevers breidde zich gestaag uit. Onder hen bevonden zich vele regionale bedrijven en instellingen, zoals Fibo beeldonderwijs in Zeist, Huize Doorn, Meubelfabriek ‘Koekoek’ in Rhenen, Bouwbedrijf Van Laar, Laboratorium De Sphinx, een tandheelkundig instituut in Utrecht, een houtzagerij in Leerdam en wasserij ‘Burgers’ in Zeist. Van Dijks grootste opdrachtgevers waren echter de oorspronkelijke Iglofabriek in Utrecht, verf- en behangfabriek Rath en Doodeheefver in Duivendrecht, de Ligafabriek te Roosendaal (geopend in 1953), de Persilfabriek te Jutphaas, Demka Staalfabrieken te Utrecht en Werkspoor in Utrecht.
Voor de diverse bedrijven maakte hij onder meer reportages op de werkvloer, interieur- en exterieuropnamen van de gebouwen, de producten en de productieprocessen. Voor de Ligafabriek fotografeerde hij onder meer de gevel van het gebouw, de productiehal met de tachtig meter lange ovens en de machines. Het bijzondere was dat alle voor het productieproces benodigde machines door de eigenaren van de Ligafabriek zelf waren ontworpen, van de machine voor het verpulveren van het graan tot het apparaat om deeg te maken. Van Dijk bracht alles in beeld, ook het enige handwerk, dat werd verricht door vrouwen die aan het einde van de lopende band de koeken inpakten. Ook fotografeerde hij onderwerpen die aan het opdrachtgevend bedrijf gelieerd waren, zoals in 1958 de graanvelden in Limburg voor de Ligafabriek. Dit laatste deed hij met zijn assistent Theo-Ton van Diejen.
Bij Persil fotografeerde hij eveneens het buitenaanzicht van het gebouw, onder andere bij nacht, en maakte hij opnamen van de productiehal met stalen silo’s en de producten zelf.
Voor Demka fotografeerde hij in de ijzergieterij onder meer het storten van vloeibaar materiaal en het leeggieten van de smeltoven. Ook ging hij voor deze opdrachtgever op pad naar de Deltawerken, waar hij onder meer betonvlechters en het plaatsen van bouwelementen fotografeerde. Hij werkte voor dit bedrijf van ca. 1958 tot aan zijn overlijden in 1964. Kort daarna werd Demka overgenomen door Hoogovens.
Naast professioneel fotograaf die voor opdrachtgevers werkte, was Van Dijk ook het type van de bezeten liefhebber, die het fotograferen in zijn vrije tijd niet kon laten. Zijn voorkeur ging uit naar het fotograferen van stadsgezichten en landschappen, bloemen, stillevens en zijn kinderen. Opvallend is het verschil in benadering van zijn vrije fotografie ten opzichte van zijn bedrijfsfotografie. Het vrije werk is romantischer, minder zakelijk. Dat uitte zich voor een deel in de technische afwerking, bijvoorbeeld door het maken van afdrukken in bijzondere technieken waaronder de broomoliedruk. Ook maakte hij soft-focusopnamen met een Imagonobjectief, oorspronkelijk ontworpen door dr. Heinrich Kühn (1868-1944) en in 1928 op de markt gekomen als Kühn’s Anachromat. Sinds 1931 produceert Rodenstock deze lens als Imagon. Volgens Van Dijk was het een uniek objectief dat scherp werkte en naast een onovertroffen dieptewerking ook een betoverende lichtwerking gaf: “Het aparte karakter van de goede soft-focus foto is de tinteling van het licht, ondersteund door een onderdrukking van zich opdringende details en een verhoogde dieptewerking, waaraan gepaard een versobering van den achtergrond.”
De opname en de afwerking van een foto waren in Van Dijks visie even belangrijk: een prachtige plek, badend in het mooiste licht, leidde nooit tot een goede foto als men niet optimaal kon ontwikkelen en afdrukken. Doorslaggevend voor het resultaat waren levendige contrasten met verfijnde doortekening in de hoge lichten en schaduwpartijen, anders werd een foto vlak en saai.
Van Dijk won met zijn foto’s prijzen bij diverse wedstrijden. Getuige de etiketten achter op zijn foto’s stuurde hij ze naar tentoonstellingen over de hele wereld, van Tokio tot Chicago, en naar fotosalons in diverse Europese steden.
De kleine Leica had Van Dijk geen reden gegeven om anders te gaan werken dan met grotere camera’s. Hij was van mening dat snel werken en reageren op wat zich onverwacht voordeed niet zou leiden tot artistieke fotografie. Van te voren overwegen wat er gefotografeerd zou worden, goede locaties opzoeken, liefst verschillende malen daarheen terugkeren voordat de foto werd gemaakt, rustig wachten op het beste licht en liever geen mensen in beeld, dat was en bleef zijn manier van werken. In het zoeken naar verstilling, het overstijgen van het alledaagse, lag voor hem de artistieke meerwaarde van de foto. Voor de nieuwe manier van kijken die de Nieuwe Fotografie van de jaren dertig bracht, met zijn diagonale beeldhoeken, close-ups en vervreemdende perspectiefwerking, was Van Dijk niet gevoelig, terwijl toch de kleinbeeldcamera een stimulans was voor een heroverweging van fotografisch zien. “Om de oude gestelde tijdopname statisch te noemen en het moderne momentbeeld dynamisch, is een groote, algemeen verspreide dwaling. Een fotografisch beeld kan in zekeren zin in wezen niet anders zijn dan statisch, daar het anders labiel wordt. (…) Dynamiek in de foto behoort m.i. te liggen in de compositie en beweging in de rust, die de resultante is van alle beweging.” Hij kende de kritiek op zijn opvatting en wist dat hij door zijn voorkeur om geen mensen op zijn foto’s te hebben in veler ogen de Leica niet waardig was. Dat belette hem geenszins om te volharden in zijn visie en het paste ook in zijn overtuiging dat de Leica op vrijwel alle terreinen van de fotografie de best denkbare camera was.
Van Dijk deelde zijn kennis graag met anderen en stond goede amateurs met raad en daad terzijde. Wanneer amateurs hun heil zochten in de nieuwste camera’s, films en papiersoorten zonder dat hun resultaten daardoor verbeterden, probeerde hij hun aandacht te verleggen naar betere opnametechnieken. De techniek beheersen en niet beheerst worden door de techniek, was zijn credo.
Het willen delen van kennis leidde bij Van Dijk tot schrijven over fotografie. Hij stond op goede voet met Adriaan Boer, de uitgever van de fototijdschriften Focus en Bedrijfsfotografie, die hem graag als auteur bij zijn bladen betrok. Voor de Kosmos-reeks Weten en kunnen schreef Van Dijk een aantal populair geworden fotoboekjes die vele herdrukken beleefden, evenals het Kosmos Fotozakboek waarvan de eerste druk in 1959 verscheen. Zijn lezerspubliek was vooral de belangstellende amateurfotograaf die de beginselen van de fototechniek in kort bestek wilde leren kennen, beter wilde leren afdrukken of wilde weten welk type camera en film hij voor zijn doel kon kiezen. Van Dijk reikte hen heldere informatie aan over de voor- en nadelen van de spiegelreflexcamera met matglas (de “ziende” camera) en van de kleinbeeldcamera met gekoppelde afstandsmeter (de “metende” camera).
De vakfotograaf kon echter ook zijn voordeel doen met de gespecialiseerde kennis die Van Dijk had opgebouwd met het testen van camera’s, objectieven, films en ontwikkelaars. Hij schreef onder meer over zijn experimenten met ontwikkelaars voor film met verschillende korrelstructuren en welke combinaties de beste resultaten gaven. Ook schonk hij aandacht aan de invloed van de tijdsduur van het ontwikkelen op de korrel in de film en het gevolg daarvan voor de scherpte van de vergrotingen. Andere factoren die een rol speelden bij het verkrijgen van een scherpe afdruk, zoals belichting bij de opname, voldoende scherpstelling, korrelfijnheid van de film, de lensopening van het vergrotingsapparaat bij het afdrukken en het papieroppervlak, werden eveneens door Van Dijk behandeld.
Scherpte was een steeds terugkerend kernbegrip in al zijn betogen. Dikwijls weidde hij uit over het feit dat de kleine camera met zijn lichtsterke lenzen – mits van uitstekende kwaliteit zoals de Leica en de Contax en voorzien van een goede film – negatieven leverde die gemakkelijk tot 50×60 cm te vergroten waren met behoud van de grootste scherpte. De kleinbeeldfilms wonnen het op den duur zelfs van grotere negatiefformaten tot 9×12 cm vanwege de ‘reserve’ in scherpte en oplossend vermogen (dit is het aantal lijnen wit-zwart dat per mm nog als lijnen wordt weergegeven; wordt de grens overschreden, dan ontstaat een egale grijze toon). In de toekomst zou dat alleen nog maar beter worden, voorspelde hij. Het was wel zaak om te weten hoe men het vereiste zachte negatief verkreeg voor het maken van scherpe vergrotingen van enig formaat. Van Dijk raadde na veel zoeken aan om Agfa Agepan, een zeer dunne documentfilm met hoog oplossend vermogen, te gebruiken samen met een zacht werkende oppervlakte-ontwikkelaar, zoals Neofin-blauw (systeem van Willi Beuther), op voorwaarde dat men minutieus de richtlijnen voor belichten en ontwikkelen zou volgen. Hij testte de film met de scherpteproefkaart, ontwikkeld door Carel Tirion, en bereikte er verbluffend goede resultaten mee.
Toen in de jaren vijftig miniatuurcamera’s op de markt kwamen, wilde Van Dijk proefondervindelijk te weten komen wat men van deze camera’s kon verwachten. Miniformaten werden ontworpen voor onbemerkt fotograferen, bijvoorbeeld voor spionagedoeleinden, en voor het vervoersgemak. Van Dijk wendde zich tot de importeurs om camera’s ter beschikking te krijgen voor experimenten. Daar dit via zijn tijdschriftartikelen kon leiden tot promotie van hun merken, werkten de importeurs graag mee. Hij testte kleinbeeld-, halfkleinbeeld- en superkleinbeeldcamera’s en bijbehorende films. Net als bij de ‘gewone’ kleinbeeldcamera was een behoorlijke kwaliteit van de films voor minicamera’s het eerste probleem dat moest worden opgelost. De scherpte had aanvankelijk te lijden onder een onvoldoende oplossend vermogen door de te dikke lagen van de film, waardoor het maken van vergrotingen zijn beperkingen had. Een van de eerste bruikbare typen minicamera’s die zich heeft weten te handhaven was de Minox, in 1938 ontworpen in Letland, maar na de Tweede Wereldoorlog in West-Duitsland geproduceerd. Deze 9,5 mm camera had voor Van Dijk al spoedig geen geheimen meer; dat gold ook voor de 16mm Minicord (geïntroduceerd in 1951), de Mec (geïntroduceerd in 1957) en vele anderen. Hij bleef de ontwikkelingen volgen, te meer daar de automatisering zich ook in het miniformaat doorzette, zoals in de Mamiya-16 Automatic (geïntroduceerd in 1959). In zijn artikelenreeks over dit onderwerp besprak Van Dijk eveneens de minidoka’s, de manier van afwerken, en het gebruik van kleurenfilms voor de kleine camera’s.
Rond 1960 stelde publicist Hille Kleinstra voor om de naam minicamera te gaan gebruiken in plaats van de wat zwaarwichtig gevonden term miniatuurcamera. De redactie van Focus gaf aan het eind van een van Van Dijks artikelen (‘De mini-camera enthousiast 8’) de aanbeveling deze benaming over te nemen.
Als interessante toepassingsgebieden voor de minicamera noemde Van Dijk als voornaamste het fotograferen van kinderen, het vastleggen van onverwachte gebeurtenissen op straat en het maken van reproducties van documenten in archieven en bibliotheken bij wetenschappelijk onderzoek of het reproduceren van kunstwerken en foto’s. Hij gaf daarbij het voorbeeld van de organisator van Photokina-tentoonstellingen L. Fritz Gruber (1908-2005) die de wereld rondreisde om selecties te maken en deze dan met zijn minicamera vastlegde. Met de minicamera kon men zonder extra hulpmiddelen op korte afstand (ca. 20-30 cm) van het voorwerp fotograferen.
Van Dijk liet zich in 1940 nog weinig positief uit over kleurenfotografie. Hij schreef in Focus van 31 augustus 1940: “(…) als het eenmaal zoo ver zal zijn, dat we ons kleurenbeeld op dezelfde wijze als zoodanig kunnen benutten, als nu ons zwart-wit beeld, dan worden de moeilijkheden nog oneindig groter. Niet alleen dat we ons dan geheel moeten omschakelen op een in wezen geheel ander medium, dat een totaal andere instelling van den fotograaf eischt, maar ook de beperkingen, die we ons dan zullen moeten opleggen zullen nog veel groter zijn. Het stadium, waarin momenteel de kleurenfotografie verkeert, wil ik nog geheel buiten beschouwing laten. Dat is momenteel nog niet meer dan een primitief grapje (…)”. Deze laatste opmerking leverde hem onmiddellijk protest op van Meinard Woldringh die zich al serieus specialiseerde in kleurenfotografie.
Toch schreef Van Dijk al voor de oorlog een boekje over kleurenfotografie voor de Weten en kunnen-reeks. Hij was een man van de praktijk en was zich er van bewust dat de ontwikkelingen verder gingen, dus verdiepte hij zich grondig in de materie. Halverwege de jaren vijftig, bij de tweede druk van dit boekje, vond hij de tijd rijp om de gevorderde amateur te leren zelf zijn kleurenfilm te ontwikkelen en kleurafdrukken te maken. Voor Van Dijk was de zelfwerkzaamheid een voorwaarde voor beheersing van het eindproduct. Aan de reeds bestaande ontwikkel- en afdrukcentrales kon men niet de eisen van perfectie stellen die men zichzelf moest opleggen. Als interessante gebieden voor kleurenfotografie zag Van Dijk reisfotografie en macro- en microfotografie.
Foto’s die Van Dijk voor bedrijven maakte, waren ‘zonder overleg’ eigendom van die bedrijven. Over auteursrechten werd niet gesproken. Na Van Dijks overlijden heeft zijn weduwe veel foto’s en negatieven verkocht aan voormalige opdrachtgevers, onder wie Demka in Utrecht en Liga in Roosendaal. Het Demka-archief is na de overname van het bedrijf door Hoogovens in het archief van dit bedrijf in IJmuiden opgenomen. Het archief van Liga is opgenomen in het gemeentearchief van Roosendaal. De nalatenschap van Wim van Dijk (foto’s, negatieven, brieven, schriftjes met aantekeningen en andere documenten) wordt beheerd door zijn oudste dochter, Edith van Dijk. Na eerdere schenkingen door de fotograaf zelf in 1954 en 1957 ontving het Prentenkabinet te Leiden in 2004 uit het bezit van de dochters van Van Dijk een schenking van vierennegentig foto’s.
Het behoeft na het voorgaande weinig betoog, dat Van Dijks fotografie technisch van hoog niveau is. Zijn vrije werk is gevoelig, maar biedt geen moderne visie. Als bedrijfsfotograaf gaf hij met precisie, grote scherpte en helderheid vorm aan de onderwerpen die hij moest fotograferen. Of het nu de medewerkers in het bedrijf, de productieprocessen of de gebruikte machines betrof, het hoofdonderwerp kwam duidelijk in beeld, terwijl de omgeving zonder af te leiden toch de nodige informatie gaf. Men kan zijn werkwijze vergelijken met die van generatiegenoten als Hans Spies, Jaap d’Oliveira en Willy Schurman, die eveneens een heldere, onopgesmukte stijl van fotograferen koppelden aan gedegen technisch vakmanschap.
Uit Van Dijks artikelen komt een fotograaf naar voren met een kennis van materialen, technieken en toepassingen, zoals maar weinigen die bezaten. Hij heeft deze kennis wijd verspreid onder de Nederlandse (amateur)fotografen. Zijn voorlichting op het gebied van camera- en filmkeuze in het brede gebied van kleinbeeld- en minicamera’s heeft zonder twijfel een bijdrage geleverd aan de popularisering van de kleinbeeldfotografie. Hetzelfde kan worden gezegd van zijn publicaties over kleurenfotografie.
Documentatie
Primaire bibliografie
(eigen publicaties: tekst, eventueel met foto’s, maar ook fotoboeken e.d.)
[Advertentie in rubriek Vraag en aanbod], in Bedrijfsfotografie 13 (12 juni 1931) 12, p. VI.
W. van Dijk, Vakervaringen met camera’s van klein formaat, in Bedrijfsfotografie 14 (26 februari 1932) 4, p. 62.
[Advertentie in rubriek Vraag en aanbod], in Bedrijfsfotografie 15 (3 november 1933) 22, p. IV.
[Advertentie in rubriek Vraag en aanbod], in Bedrijfsfotografie 15 (30 december 1933) 26, p. IV.
[Advertentie in rubriek Vraag en aanbod], in Bedrijfsfotografie 16 (9 maart 1934) 5, p. VII.
W.C. van Dijk, Fotografeeren. Handleiding voor beginners, Amsterdam/Antwerpen (Kosmos) 1938 (serie: Weten en kunnen. Nieuwe reeks nr. 205).
W.C. van Dijk, Het fotografeeren van kinderen, Amsterdam (Kosmos) 1938 (serie: Weten en kunnen. Nieuwe reeks nr. 206).
W.C. van Dijk, Kleurenfotografie thans mogelijk voor iederen amateur-fotograaf, Amsterdam (Kosmos) z.j. [1941] (serie: Weten en kunnen. Nieuwe reeks no. 225) (idem: Kleurenfotografie mogelijk voor iedere amateur-fotograaf, z.j. [1956] 2e dr.).
W.C. van Dijk, Ontwikkelen, afdrukken en vergroten, Amsterdam (Kosmos) z.j. [1950] (serie: Weten en kunnen. Nieuwe reeks nr. 232).
W.C. van Dijk, Kleinbeeld-fotografie, Amsterdam etc. (Kosmos) z.j. [1950] (serie: Weten en kunnen. Nieuwe reeks nr. 233).
W.C. van Dijk (samenstelling), Kosmos foto-zakboek, Amsterdam etc. (Kosmos) z.j. [1959].
W.C. van Dijk, Fotografie. 1. Welke camera en waarom, Amsterdam etc. (Kosmos) 1964 (serie: Weten en kunnen nr. 205).
W.C. van Dijk, Fotografie. 2. De opname, het hoe en waarom, Amsterdam etc. (Kosmos) z.j. [1964] (serie: Weten en kunnen nr. 206).
W.C. van Dijk, Fotografie. 3. Pakkende foto’s van elk onderwerp, Amsterdam etc. (Kosmos) z.j. [1964] (serie: Weten en kunnen nr. 212).
S.W. Bowler [Ned. bew. W.C. van Dijk], Kleinbeeldfotografie, Amsterdam etc. (Kosmos) z.j. [1965] (serie: Kosmos fotocursus).
Colin Day [Ned. bew. W.C. van Dijk], Kleurenfotografie, Amsterdam etc. (Kosmos) z.j. [1965] (serie: Kosmos fotocursus).
E.C. Partridge [Ned. bew. H. van der Mijn-Kijzer, bew. W.C. van Dijk], Fotografie, Amsterdam etc. (Kosmos) z.j. [1965] (serie: Kosmos foto-cursus).
W.C. van Dijk, Fotografie. 1. Welke camera Amsterdam (Kosmos) z.j. [1968] (serie: Wenk hobbygidsen nr. 305).
W.C. van Dijk, Fotografie. 2. Opnametechniek, Amsterdam (Kosmos) z.j. [1968] (serie: Wenk hobbygidsen nr. 306).
W.C. van Dijk, Fotografie. 3. Pakkende foto’s, Amsterdam (Kosmos) z.j. [1968] (serie: Wenk hobbygidsen nr. 312).
W.C. van Dijk, Fotografie. 4. Kleurenfotografie, Amsterdam/Antwerpen (Kosmos) 1970 (serie: Wenk).
W.C. van Dijk, Fotografie 5. Donkere kamer, Amsterdam/Antwerpen (Kosmos) 1970 (serie: Wenk nr. 332).
W.C. van Dijk (tekst), in Focus: Korrel, scherpte en oplossingsvermogen. Het nog steeds onopgeloste probleem. I, 24 ( 16 januari 1937) 2, p. 34-37.
Korrel, scherpte en oplossingsvermogen. Kan het gebruik van Paraphenyleendiamine vermeden worden? II, 24 (30 januari 1937) 3, p. 67-71.
Kleinbeeldcamera voor artistiek werk I. Is de grote camera op dit terrein in het voordeel?, 24 (13 februari 1937) 4, p. 96-98.
Kleinbeeldcamera voor artistiek werk II. Is de grote camera op dit terrein in het voordeel?, 24 (27 februari 1937) 5, p. 124-126.
Kleinbeeldcamera voor artistiek werk III. Is de grote camera op dit terrein in het voordeel?, 24 (13 maart 1937) 6, p. 158-160.
Ziende of metende camera? Wat is de beslissing toch moeilijk!, 24 (27 maart 1937) 7, p. 183-186.
Ziende of metende camera? II, 24 (10 april 1937) 8, p. 213-216.
Een zeer dunne film. Verheugend nieuws voor kleinbeeld-enthousiasten, 24 (24 april 1937) 9, p. 243-244.
Ziende of metende camera? III, 24 (8 mei 1937) 10, p. 270-271.
Waarom soft focus? I. Doel en middelen, 24 (17 juli 1937) 15, p. 401-404.
Waarom soft focus? II. Doel en middelen, 24 (31 juli 1937) 16, p. 432-435.
Overzwaaien van de kleine camera naar een grooter formaat? I, 24 (20 november 1937) 24, p. 671-673.
Overzwaaien van de kleine camera naar een grooter formaat? I, 24 (4 december 1937) 25, p. 696-698.
Welke middelen voor hoogstaande foto’s?, 25 (29 januari 1938) 3, p. 70-71.
Stroomingen en technieken in de fotografie. Resumé van een lezing, gehouden voor de Stichtsche Kleinbeeldclub te Utrecht. I, 25 (6 juli 1940) 14, 395-397.
Stroomingen en technieken in de fotografie. Resumé van een lezing, gehouden voor de Stichtsche Kleinbeeldclub te Utrecht. II, 25 (20 juli 1940) 15, 423-424.
Stroomingen en technieken in de fotografie. Resumé van een lezing, gehouden voor de Stichtsche Kleinbeeldclub te Utrecht. III, 25 (17 augustus 1940) 17, p. 475-477.
Stroomingen en technieken in de fotografie. Resumé van een lezing, gehouden voor de Stichtsche Kleinbeeldclub te Utrecht. IV. (slot), 25 (31 augustus 1940) 18, p. 497-500.
Ingezonden stukken. Kleurenfoto’s beïnvloeden?, 27 (28 september 1940) 20, p. 574.
Ingezonden stukken. De gemoederen in beweging, 27 (7 december 1940) 25, p. 681.
De miniatuurcamera-enthousiast, 46 (7 januari 1961) 1, p. 12-14, 34.
De miniatuurcamera-enthousiast, 46 (4 februari 1961) 3, p. 70-73.
De miniatuurcamera-enthousiast 3, 46 (4 maart 1961) 5, p. 128-131.
De miniatuurcamera enthousiast 4, 46 (18 maart 1961) 6, p. 157-161, 184.
De miniatuurcamera-enthousiast 5, 46 (1 april 1961) 7, p. 192-195.
De miniatuurcamera-enthousiast 6, 46 (15 april 1961) 8, p. 221-223.
De miniatuurcamera-enthousiast 7, 46 (29 april 1961) 9, p. 253-255.
De mini-camera enthousiast 8, 46 (13 mei 1961) 10, p. 287-291, 308.
De mini-camera-enthousiast 9, 46 (27 mei 1961) 11, p. 318-321.
De mini-camera enthousiast 10, 46 (10 juni 1961) 12, p. 355-357, 375.
De mini-camera enthousiast 11, 46 (24 juni 1961) 13, p. 389-391.
De mini-camera enthousiast 12, 46 (8 juli 1961) 14, p. 421-424.
Geloof en ongeloof in mini, een reuzevergroting en stofjes, 46 (8 juli 1961) 14, p. 424.
De mini-camera enthousiast 13, 46 (22 juli 1961) 15, p. 451-454.
De mini-camera enthousiast 14, 46 (5 augustus 1961) 16, p. 490-494.
De mini-camera enthousiast 15, 46 (19 augustus 1961) 17, p. 521-524.
De mini-camera enthousiast 16, 46 (2 september 1961) 18, p. 555-557, 570
De mini-camera enthousiast 17, 46 (16 september 1961) 19, p. 587-591.
De mini-camera-enthousiast 18, 46 (30 september 1961) 20, p. 623-627.
De mini-camera enthousiast 19, 46 (14 oktober 1961) 21, p. 661-664.
De mini-camera enthousiast 20, 46 (28 oktober 1961) 22, p. 669-702.
Een kleinbeeldcamera kiezen, 47 (16 maart 1962) 6, p. 6-7, 35.
Belangrijke vraag voor velen: Kleinbeeldreflex of -meetzoekercamera?, 47 (30 maart 1962) 7, p. 3-5, 23.
Kleinbeeldreflex- of meetzoekercamera?, 47 (27 april 1962) 9, p. 8-11.
Laatste nieuws over mini-camera’s, 47 (11 mei 1962) 10, p. 3-7.
Het Leica-systeem, 47 (25 mei 1962) 11, p. 12-14.
Het samenspel van film – belichting – ontwikkelaar en papier, 47 (3 augustus 1962) 16, p. 18-21.
Het samenspel van film – belichting – ontwikkelaar – papier, 47 (17 augustus 1962) 17, p. 22-25.
Heeft broomolie (nog) zin?, 48 (18 januari 1963) 2, p. 8-12.
De broomolie techniek (1e deel), 48 (15 februari 1963) 4, p. 3-8.
Half-kleinbeeld en mini in het algemeen en de Olympus PEN-D in het bijzonder, 48 (16 maart 1963) 6, p. 26-29, 32.
De broomolie techniek (2), 48 (29 maart 1963) 7, p. 10-15 (met foto’s).
Een juweel voor fijnproevers: de Tessina 48 (16 augustus 1963) 17, p. 10-16.
Overpeinzingen over fotoboeken, 48 (8 november 1963) 23, p. 2-8.
Dzjon-Willium en Meerie op het Nederlandse fotopad, 48 (3 januari 1964) 1, p. 28-29.
De Rollei-16, 48 (13 maart 1964) 6, p. 2-9.
AGFA Optima Parat een goede halfkleinbeeldcamera uit Europa, 48 (27 maart 1964) 7, p. 2-7.
Van 13×18 cm tot 8×11 mm ofwel De terreur van het formaat, 48 (24 april 1964, 9, p. 45-50.
W.C. van Dijk, in Cosmorama: Moderne fototechniek I, 4 (juli 1938) 7, p. 110-111.
Moderne fototechniek II, 4 (augustus 1938) 8, p. 124-125.
Moderne fototechniek III, 4 (september 1938) 9, p. 138-139.
Moderne fototechniek IV, 4 (oktober 1938) 10, p. 150-151.
Moderne fototechniek V, 4 (november 1938) 11, p. 162.
Moderne fototechniek VI, 4 (december 1938) 12, p. 182.
Moderne fototechniek VII, 5 (januari 1939) 1, p. 11.
Moderne fototechniek VIII, 5 (februari 1939) 2, p. 31.
Moderne fototechniek IX, 5 (maart 1939) 3, p. 46-47.
Moderne fototechniek X, 5 (april 1939) 4, p. 62-63.
Moderne fototechniek XI, 5 (mei 1939) 5, p. 78-79.
Moderne fototechniek XII, 5 (juni 1939) 6, p. 94-95.
De kleurenvergroting op papier I, 5 (juli 1939) 7, p. 115-117.
De kleurenvergroting op papier II, 5 (augustus 1939) 8, p. 131-133.
De kleurenvergroting op papier III, 5 (september 1939) 9, p. 149-151.
De kleurenvergroting op papier IV, 5 (oktober 1939) 10, p. 166.
Laten we ons bezinnen!, 6 (januari 1940) 1, p. 1-2.
Paraphenyleendiamine exit!, 6 (maart 1940) 3, p. 31-33.
Wat is het essentiële? I, 6 (mei 1940) 5, p. 64-65.
Wat is het essentiële? II, 6 (juni 1940) 6, p. 77-79.
W.C. van Dijk, in Kleinbeeld-foto:
Van een viool, die valsch bespeeld wordt…, 1 (januari 1938) 10, p. 311-313.
Van een viool, die valsch bespeeld wordt… II, 1 (februari 1938) 11, p. 335-337.
Het negatiefarchief, 1 (maart 1938) 12, p. 376-379.
Alle begin is… niet zoo moeilijk!, 2 (april 1938) 1, p. 25-26, 29.
Alle begin is…niet zoo moeilijk! [II], 2 (mei 1938) 2, p. 70-71.
Alle begin is … niet zoo moeilijk! III, 2 (juni 1938) 3, p. 106-108.
Wat wij van onze techniek moeten afweten?, 2 (juli 1938) 4, p. 128-131.
Alle begin is… niet zoo moeilijk! IV, 2 (juli 1938) 4, p. 146, 149.
Alle begin is… niet zoo moeilijk! V, 2 (augustus 1938) 5, p. 180-181.
Alle begin is… niet zoo moeilijk! VI, 2 (september 1938) 6, p. 216-217.
Alle begin is… niet zoo moeilijk! VII, 2 (oktober 1938) 7, p. 250-252.
Alle begin is… niet zoo moeilijk! VIII, 2 (november 1938) 8, p. 283-285.
Alle begin is… niet zoo moeilijk! IX, 2 (december 1938) 9, p. 322-323.
Alle begin is… niet zoo moeilijk! X, 2 (januari 1938) 10, p. 356.
Alle begin is… niet zoo moeilijk! XI, 2 (februarii938) 11, p. 388.
Alle begin is… niet zoo moeilijk! XII, 2 (maart 1938) 12, p. 418, 421.
(foto’s in boeken, tijdschriften en ander drukwerk)
W.C. van Dijk (foto’s), Liga fabrieken. Wij nodigen u uit… [uigave t.g.v. de officiële opening van het nieuwe gebouwencomplex van de “Liga-Fabrieken” N.V.], z.p., z.j.
Bedrijfsfotografie 18 (7 februari 1936) 3, p. 52.
Cosmorama 2 (juli 1936) 7, afb. 125.
Cosmorama 3 (maart 1937) 2, afb. 48.
Cosmorama 2 (augustus 1937) 8, afb. 150.
Bedrijfsfotografie 19 (6 augustus 1937) 16, p. 296.
Bedrijfsfotografie 20 (27 mei 1938) 11, p. 207-210.
Kleinbeeld-foto 2 (augustus 1938) 5, p. 175.
Kleinbeeld-foto 2 (september 1938) 6, p. 207.
Kleinbeeld-foto 2 (oktober 1938) 7, p. 243.
Libelle (2 februari 1940) 5, p. 34.
J.G. Beernink, Compositieleer voor amateur- en vakfotografen en tevens ten dienste van het onderwijs in fotograferen en tekenen aan kunstnijverheidsscholen, tekenacademies en cursussen, Bloemendaal (Focus) 1944, afb. 71a.
Philip Ernest Johnson, The world of the Leica, Londen (The Fountain Press) 1950, afb. 22.
Demka agenda 1962, Utrecht (Koninklijke Demka Staalfabrieken N.V.) z.j. [1961].
Cock Gorisse, Johanna Jacobs en Janine Verster, Liga, vooruitstrevend in voeding. Bergen op Zoom-Roosendaal, Roosendaal (Gemeentearchief Roosendaal) 2003 (serie: Publicatie van het Gemeentearchief Roosendaal, 28).
NRC Handelsblad 31 oktober 2003.
in Focus:
21 (18 augustus 1934) 17, p. 478.
24 (2 januari 1937) 1, p. 15.
24 (30 januari 1937) 3, p. 75.
24 (13 maart 1937) 6, p. 164.
24 (27 maart 1937) 7, p. 195.
24 (8 mei 1937) 10, p. 279.
24 (5 juni 1937) 12, p. 335-336.
24 (31 juli 1937) 16, p. 443.
25 (12 februari 1938) 4, p. 120.
27 (30 maart 1940) 7, p. 206.
27 (22 juni 1940) 13, p. 377.
27 (31 augustus 1940) 18, p. 506-507.
27 (26 oktober 1940) 22, p. 612.
28 (15 februari 1941) 4, p. 92.
28 (7 juni 1941) 12, p. 294.
28 (5 juli 1941) 14, p. 339, 343.
49 (31 juli 1964) 16, p. 20-21.
Opdrachtgevers
Bouwbedrijf Van Laar.
Demka Staalfabrieken, Utrecht.
Fibo beeldonderwijs, Zeist.
Houtzagerij, Leerdam.
Huize Doorn, Doorn.
Iglofabriek, Utrecht.
Kuyl en Rottinghuis, pompen en motoren, Rijkevoort.
Laboratorium De Sphinx, Utrecht.
Ligafabriek, Roosendaal.
Meubelfabriek ‘Koekoek’, Rhenen.
Persilfabriek, Jutphaas.
Verf- en behangfabriek Rath en Doodeheefver, Duivendrecht.
Wasserij ‘Burgers’, Zeist.
Werkspoor, Utrecht.
Secundaire bibliografie
(publicaties over de fotograaf en/of zijn werk)
A.B. [= Adriaan Boer], De N.F.P.V. tentoonstelling te Rotterdam, in Bedrijfsfotografie 14 (20 mei 1932) 10, p. 179-180, 185-186.
A.B. [= Adriaan Boer], De tentoonstelling Fotografendag 1933 te Amsterdam. (II), in Bedrijfsfotografie 15 (2 juni 1933) 11, p. 203-205.
A.B. [= Adriaan Boer], Tentoonstelling “Bekende Landgenooten”, in Bedrijfsfotografie 16 (29juni 1934) 13, p. 220-224.
Anoniem, Bij de platen in dit nummer, in Bedrijfsfotografie 18 (7 februari 1936) 3, p. 53-54.
Anoniem, Tentoonstelling “Film und Foto”, Düsseldorf, in Bedrijfsfotografie 18 (29 mei 1936) 11, p. 214-215.
Martien Coppens, Titels, technische gegevens, kanttekeningen, in Cosmorama 2 (juli 1936) 7, p. 80-82.
v.G. [= A.J. van Gelder], Titels. Technische gegevens. Kanttekeningen, in Cosmorama 3 (maart 1937) 3, p. 41-43.
P.L. Snel, Titels. Technische gegevens. Kanttekeningen, in Cosmorama 3 (augustus 1937) 8, p. 120-122.
Anoniem, Bij de platen, in Bedrijfsfotografie 19 (6 augustus 1937) 16, p. 285-286.
Anoniem, Bij de platen in dit nummer, in Bedrijfsfotografie 20 (27 mei 1938) 11, p. 199.
A.J. van Gelder, Een boekje over kinderfotografie, in Cosmorama 4 (december 1938) 12, p. 183.
Anoniem, Tips en nieuws, in Kleinbeeld-foto 2 (januari 1939) 10, p. 357, 359.
Adriaan Boer, Foto’s met inhoud, Bloemendaal (Focus) 1940, p. 36-37.
Anoniem, Boek bespreking, W.C. van Dijk, Kleurenfotografie, thans mogelijk voor iederen amateur-fotograaf, in Kleinbeeld-foto 5 (januari 1942) 5, p. 282.
in Focus:
Anoniem, Bij de platen, 21 (18 augustus 1934) 17, p. 461-462.
Anoniem, Beknopte analyse der platen in dit nummer, 24 (2 januari 1937) 1, p. 12.
Anoniem, Beknopte analyse der platen in dit nummer, 24 (30 januari 1937) 3, p. 74.
Anoniem, Beknopte analyse der platen in dit nummer, 24 (13 maart 1937) 6, p. 162.
Anoniem, Beknopte analyse der platen in dit nummer, 24 (27 maart 1937) 7, p. 192, 202.
Anoniem, Beknopte analyse der platen in dit nummer, 24 (8 mei 1937) 10, p. 274.
Anoniem, Beknopte analyse der platen in dit nummer, 24 (5 juni 1937) 12, p. 328, 341.
Anoniem, Beknopte analyse der platen in dit nummer, 24 (31 juli 1937) 16, p. 438, 450.
Anoniem, Beknopte analyse der platen in dit nummer, 25 (12 februari 1938) 4, p. 112.
Anoniem, “Focus” kleinbeeldwedstrijd voor fotohandelaren, 27 (16 maart 1940) 6, p. 163.
Anoniem, Beknopte analyse der platen in dit nummer, 27 (30 maart 1940) 7, p. 204.
Anoniem, Beknopte analyse der platen in dit nummer, 27 (22 juni 1940) 13, p. 374.
Anoniem, Beknopte analyse der platen in dit nummer. “Vrije Onderwerpen Augustus” eerste serie, 27 (31 augustus 1940) 18, p. 502.
M. Woldringh, Kleurenfotografie. Antwoord op critiek, 27 (14 september 1940) 19, p. 545.
Anoniem, Beknopte analyse der platen in dit nummer, 27 (26 oktober 1940) 22, p. 608.
Anoniem, Beknopte analyse der platen in dit nummer. “Vrije Onderwerpen December” 2e serie, 28 (15 februari 1941) 4, p. 84.
Anoniem, Beknopte analyse der platen in dit nummer, 28 (7 juni 1941) 12, p. 286.
Anoniem, Beknopte analyse der platen in dit nummer, 28 (5 juli 1941) 14, p. 336.
D.B. [= Dick Boer], Analyse der platen, 49 (31 juli 1964) 16, p. 18.
D.B. [= Dick Boer], Nieuwe boeken. W.C. van Dijk: Welke camera en waarom? Pakkende foto’s van elk onderwerp. ‘De opname, het hoe en waarom’, 50 (6 augustus 1965) 16, p. 31.
Lidmaatschappen
Stichtsche Kleinbeeldclub Utrecht.
Jury, tentoonstelling Kleinbeeld ’39, Amsterdam 1939.
NFPV.
Onderscheidingen
Diploma, Eerste Amsterdamse Kerstsalon van Fotografische Kunst, Amsterdam 1934
Medaille, Fotografische Kunst Cosmorama, 1936.
Eervolle vermelding (deelname buiten mededinging), Focus-prijsvraag “Vrije Onderwerpen”, oktober 1936.
Erediploma (deelname buiten mededinging), Focus-prijsvraag “Tegenlicht”, oktober 1936.
Erediploma (deelname buiten mededinging), Focus-prijsvraag “Vrije Onderwerpen”, december 1936.
Eervolle vermelding (deelname buiten mededinging), Focus-prijsvraag “Winteropnamen”, 1937.
Erediploma (deelname buiten mededinging), Focus-prijsvraag “Kleederdrachten en typen”, 1937.
Erediploma (deelname buiten mededinging), Focus-prijsvraag “Landschappen met wolken”, 1937.
Erediploma (deelname buiten mededinging), Focus-prijsvraag “De Brug”, 1937
Erediploma (deelname buiten mededinging), Focus-prijsvraag “Vrije Onderwerpen”, oktober 1937.
Eervolle vermelding (buiten mededinging), Focus-prijsvraag “Winter”, 1938.
Medaille voor uitmuntende prestaties, Kleinbeeld-foto-wedstrijd, Amsterdam 1938.
Medaille, Fotografische Kunst Cosmorama, 1939.
Zilveren plaquette der AAFV, 5e Amsterdamsche Kerstsalon van Fotografische Kunst, Amsterdam 1939.
Eervolle vermelding (deelname buiten mededinging), Focus-prijsvraag “Stillevens Buiten”, 1940.
Hoofdprijs, “Focus” meesterplaquette, Focus-kleinbeeldwedstrijd voor fotohandelaren, 1940.
Erediploma (deelname buiten mededinging), Focus-prijsvraag “Vrije Onderwerpen”, juni 1940.
Erediploma (deelname buiten mededinging), Focus-prijsvraag “Vrije Onderwerpen”, augustus 1940.
Erediploma (deelname buiten mededinging), Focus-prijsvraag “Vrije Onderwerpen”, december 1940.
Eervolle vermelding (diploma AAFV), Zevende Amsterdamsche Salon van Fotografische Kunst (AAFV), Amsterdam 1941.
Erediploma (deelname buiten mededinging), Focus-prijsvraag “Vrije Onderwerpen”, april 1941.
Eerste prijs vakklasse, wedstrijd tijdschrift Foto, februari 1958.
Tweede prijs, vakfotografen groep zwartwit foto’s, Derde Nationale Fototentoonstelling, Hoensbroek 1958.
Tentoonstellingen
1932 (g) Rotterdam, Rotterdamsche Kunstkring, [tentoonstelling verbonden aan de Zevende Fotografendag der NFPV].
1933 (g) Amsterdam, Gebouw Heystee, [tentoonstelling verbonden aan de Achtste Fotografendag der NFPV].
1934 (g) Amsterdam, Leesmuseum (aan het Rokin), Bekende landgenooten (NFPV).
1934 (g) Amsterdam, Verenigingsgebouw AAFV (Keizersgracht 428-430), Eerste Nationale Kerstsalon van Fotografische Kunst (AAFV).
1934 (g) Osaka, Osaka Asahi Hall, The Seventh International Photographic Salon of Japan.
1935 (g) Amsterdam, Verenigingsgebouw AAFV (Keizersgracht 428-430), Tweede Amsterdamse Kerstsalon van Fotografische Kunst (AAFV).
1935 (g) Antwerpen.
1935 (g) Ayr (Schotland)
1935 (g) Brussel, Cercle Artistique et Littéraire, XIVme Salon International de Photographie (Association Beige de Photographie et Cinématographie) (reizende tentoonstelling: Antwerpen, Gent en Verviers).
1935 (g) Cannes.
1935 (g) Luik.
1936 (g) Amsterdam, Verenigingsgebouw AAFV (Keizersgracht 428-430), Derde Amsterdamse Kerstsalon van Fotografische Kunst (AAW).
1936 (g) Boedapest, Nemzetközi Kallitäs Budapest.
1936 (g) Chicago, Chicago Convention (The Photographers Association of America).
1936 (g) Düsseldorf, Tentoonstellingszalen aan de Rijnkade, Film und Foto.
1936 (g) Parijs.
1936/1937 (g) Antwerpen, 10e Internationaal Kerstsalon de Noël (Iris).
1937 (g) Bandoeng, Eerste Nederlandsch Indische Fotosalon (Preanger-Amateur Fotografen Vereeniging i.s.m. Bandoengsche Kunstkring).
1937 (g) Boedapest, Nemzetközi Fényképkiállitás Budapenten. Daguerre-Centenárium 1837-1937 [International Photographic Exhibition, Budapest. Centenary of Daguerre 1837-1937].
1937 (g) Bristol, Eighth Annual Western International Photographic Salon.
1937 (g) Charleroi, IVe Salon International Albert IIer.
1937 (g) Gent, XVe Fotosalon van Fotoclub Vooruit.
1937 (g) Kortrijk, Vde Internationale Fototentoonstelling.
1937 (g) Toulouse, Salon International d’Art Photographique de Toulouse.
1937 (g) Turijn, V Salone Internazionale di Fotografia Aristica fra dilettanti (Circolo degli artisti).
1937 (g) Weymouth, Eighth Annual Western International Photographic Salon.
1938 (g) Expositio Universalis Artis Photographkae Contraci Belgio.
1938 (g) Birkenhead, Annual Exhibition (Birkenhead Photographic Association).
1938 (g) Bristol, Western Salon of Photography.
1938 (g) Ljubljana, III Mednarodna Razstava Umetniške Fotografije Ljubljana [III Exposition Internationala].
1938 (g) Maribor, Exposition Internationale.
1938 (g) Strafford, International Exhibition (Great Eastern Mechanic’s Institution Photographic Society).
1938 (g) Szeged (Hongarije), [Hongaarse fototentoonstelling].
1938 (g) Weymouth, World’s Camera Pictorialists Exhibition (Weymouth and District Photographic Society).
1938 (g) Weymouth, Open Exhibition of International Photographic Art (Weymouth and District Photographic Society).
1939 (g) Amsterdam, Arti et Amicitiae, Kleinbeeld ’39.
1939 (g) Amsterdam, Gebouw Leesmuseum, 5e Amsterdamsche Kerstsalon van Fotografische Kunst (AAFV).
1939 (g) Amsterdam, Gebouw Leesmuseum, Nederland Fotografisch Gezien. 6e Nationale Bondssalon.
1939 (g) Charleroi, Vlme Salon International d’Art Photographique.
1939 (g) München, IFA, Internationale Fotoausstellung.
1940 (g) Amsterdam, Gebouw Leesmuseum, Zesde Amsterdamsche Kerstsalon van Fotografische Kunst (AAFV).
1941 (g) Amsterdam, Arti et Amicitiae, Zevende Amsterdamsche Salon van Fotografische Kunst (AAFV).
1949 (g) Amsterdam, Arti et Amicitiae, Elfde Nationale Kerstsalon van Fotografische Kunst. (Bondssalon) (AAFV).
1950 (g) Eindhoven, Stedelijk Van Abbe Museum, Vakfotografie 1950.
1952/1953 (g) Amsterdam, Arti et Amicitiae, Veertiende Nationale Kerstsalon van Fotografische Kunst. “Bondssalon ” (AAFV).
1954 (g) Utrecht, [zesde fotosalon van de Utrechtse Amateur Fotografen Vereniging].
1957 (g) Utrecht, Museum van nieuwe religieuze kunst, [tentoonstelling t.g.v. het gouden jubileum van de Utrechtse Amateur Fotografen Vereniging].
1957/1958 (g) Amsterdam, Arti et Amicitiae, 19e Nationale Kerstsalon. “Bondssalon” (AAFV).
1958 (g) Hoensbroek, Kasteel Hoensbroek, Derde Nationale Fototentoonstelling.
1958 (g) Leverkusen, Internationale Fotoausstellung.
1960 (g) Amsterdam, Arti et Amicitiae, 21e Nationale Kerstsalon. “Bondssalon” (AAFV).
1960 (g) Heerlen, Raadhuis Heerlen, 21e Nationale Kerstsalon. “Bondssalon ” (AAFV).
1960/1961 (g) Amsterdam, Arti et Amicitiae, 22e Nationale Kerstsalon. “Bondssalon” (AAFV) (reizende tentoonstelling: 1961 Den Haag, Kunstzaal Esther Surrey; 1961 Maastricht, Bonnefanten-Museum).
1962 (g) Teplice, International Fotofestival.
Bronnen
Den Dolder, Edith C. van Dijk (biografische gegevens, documentatie en mondelinge informatie).
Leiden, Prentenkabinet Universiteitsbibliotheek Leiden, bibliotheek en documentatiebestand.
Muiden, Sonja A. van Dijk (biografische gegevens, documentatie en mondelinge informatie).
Utrecht, Annelize van Dijk (biografische gegevens, documentatie en mondelinge informatie).
Utrecht, A.Th. van Diejen (documentatie en mondelinge informatie).
Collecties
Amsterdam, Universiteitsbibliotheek Amsterdam.
Leiden, Prentenkabinet Universiteitsbibliotheek Leiden.
Roosendaal, Gemeentearchief Roosendaal.
IJmuiden, Archief Mital/Corus/Hoogovens.
Auteursrechten
De auteursrechten op het fotografisch oeuvre van W.C. van Dijk berusten bij de erven van W.C. van Dijk.