Fotolexicon, 22e jaargang, nr. 37 (september 2005) (nl)

Ernst Loeb

Annika Hendriksen

Extract

Amateur-fotograaf Ernst Loeb behoorde tot de belangrijke Nederlandse picturalistische fotografen, die door zijn stemmingsvolle landschappen, waterweerspiegelingen, interieur- en portretstudies bij zijn collega’s in hoog aanzien stond. Hij is echter voornamelijk bekend geworden als medeoprichter en bestuurslid van de Nederlandsche Club voor Fotokunst (NCvFK) en door zijn bijdragen aan de tijdschriften “Lux”, Focus en vooral De Camera, het fototijdschrift dat hij met Adriaan Boer in 1908 oprichtte. Ook schreef hij twee boeken voor amateur-fotografen. Dat zijn nagelaten fotografische oeuvre slechts uit enkele kunstfoto’s en familiekiekjes bestaat en wij de rest van zijn artistieke werk alleen in gereproduceerde vorm kennen, is wrang te noemen: hij was juist een van de mensen die zich in 1912 inspanden voor een in Haarlem op te richten fotomuseum om te voorkomen dat belangrijke Nederlandse foto’s verloren zouden gaan. Vanaf 1922, het jaar waarin hij een eigen fotozaak oprichtte, heeft Loeb zich op commerciële wijze met de fotografie en smalfilm bezig gehouden.

Biografie

.

1878

Ernst A. Loeb wordt op 12 september 1878 geboren in Euskirchen, Duitsland, als oudste kind in het joodse gezin van Nathan Löb (1854-1940) en Lina Löb-Rubens (1854-1928). Nathan Löb handelt in herenkleding.

Het tweede kind, Marianne, overlijdt kort na haar geboorte.

1889-‘81

Nathan Löb huurt in 1880 een bovenhuis aan het Noordeinde 109 in Den Haag, waarschijnlijk met financiële hulp van zijn oom Siegmund Simonson, een groothandelaar in herenkleding en ‘laken engros’. Met behulp van zijn jongere broer Moritz en een uit Rusland afkomstige bediende, Jacob Sachs, start Nathan Löb in een deel van het huis een zaak in herenkleding.

In Euskirchen wordt op 16 november 1881 de tweede zoon, Ludwig (Lutz), geboren.

1882-‘94

Vader, moeder en de zonen Ernst en Lutz Löb verhuizen in 1882 naar het Noordeinde in Den Haag. Vooruitlopend op zijn naturalisatie wijzigt Nathan de schrijfwijze van zijn naam in Loeb.

Ernst en Lutz krijgen in Nederland nog drie broers en drie zussen; Paul, Johanna, Emma, Frits, Alfred en Thea.

Op 8 december 1891 wordt Nathan Loeb tot Nederlander genaturaliseerd. (Later zal blijken dat deze naturalisatie niet het gehele gezin betreft, zodat Ernst Loeb in 1939 alsnog zijn eigen naturalisatie moet aanvragen.)

Na de bewaarschool gaat Ernst als vijfjarige naar de Nutsschool in de De Ruyterstraat. Daarnaast krijgt hij godsdienstonderwijs aan de Israëlitische Gemeente van Den Haag.

Na de Nutsschool gaat hij naar het gymnasium, afwisselend in Den Haag, in Utrecht (waar hij bij een oom verblijft) en weer in Den Haag. Na twee keer te zijn blijven zitten, gaat hij van school af.

1893

Zijn vader en zijn aangetrouwde oom Asser Cohen besluiten samen een ‘engros-confectiebedrijf in Amsterdam te beginnen onder de firmanaam A. Cohen & Co.

1894-‘96

Om opgeleid te worden voor de nieuwe zaak van zijn vader en oom vertrekt Ernst Loeb op vijftienjarige leeftijd naar Duitsland en gaat er in de leer bij Adolf Sernau, een van de Duitse zakenvrienden van zijn vader. Ernst treedt als jongste bediende in dienst bij het damesconfectiebedrijf van de Gebroeders Sernau in Halle. Ernst koopt in Halle zijn eerste camera, een 9×12 statiefcamera.

Na anderhalfjaar wordt Ernst overgeplaatst naar het filiaal in Berlijn. Begin 1896 verlaat hij de gebroeders Sernau en vertrekt naar Erfurt, waar hij bij de kleine, in damesconfectie handelende firma Max Lamm & Co in dienst treedt als correspondent. In het jaar dat hij in deze stad verblijft, bezoekt Ernst veel toneel- en operavoorstellingen. Met het doel Ernst ook kennis te laten maken met de fabricage en handel in herenconfectie zorgt de familie in Nederland voor een overplaatsing naar de bevriende firma H. Rosenbaum in Berlijn. Tijdens dit tweede verblijf in Berlijn woont Ernst bij de familie Philipsborn in.

1897

Aan het eind van het jaar keert Ernst terug naar Nederland, om te gaan werken in de zaak in Amsterdam. Hij wordt opgenomen in de huishouding van zijn oom Asser Cohen en zijn tante Roos.

1900-‘01

Op dansles ontmoet Loeb de schilder Henri Koetsier. In het atelier van Koetsier, Singel 548, krijgt hij les in het tekenen naar stilleven en gips. Ook raakt hij bevriend met scheikundestudent Eli Swaab, die net als Ernst met fotografie bezig is. De twee worden lid van de Amateur Fotografen Vereniging in Amsterdam.

1902

Via Eli Swaab, diens broer Ben en zijn vriend Leo Slijper ontmoet Ernst Loeb Esther Wiener (geboren 30 mei 1880), met wie hij zich in november heimelijk verlooft.

1904-‘06

Vanaf 1 juli 1904 is Loeb medevennoot van de firma A. Cohen & Co.

Ernst Loeb en Esther Wiener trouwen op 26 juli 1904. Het echtpaar woont aan de Brouwersgracht 128 te Amsterdam en krijgt twee kinderen: op 1 oktober 1905 komt Norbert Leo (Norbert) ter wereld, op 28 september 1906 wordt Leo Eduard (Leo) geboren.

1906-‘11

Het gezin Loeb woont aan de Plantage Prinsenlaan 7 te Amsterdam.

1907

Een bijeenkomst op 10 december in café De Kroon in Amsterdam leidt tot de oprichting van de Nederlandsche Club voor Fotokunst (NCvFK). Het eerste bestuur bestaat uit voorzitter Adriaan Boer, penningmeester Johan Huijsen en secretaris Ernst Loeb. In de volgende jaren zal Loeb afwisselend secretaris en voorzitter zijn.

1908

Het eerste nummer van het door Adriaan Boer en Ernst Loeb opgerichte tijdschrift De Camera, met als ondertitel een modern fotografisch tijdschrift, komt uit.

Op 3 november houdt Loeb een lezing ‘Over het wezen der Foto-kunst’ voor de leden van de NCvFK.

1909

Loeb koopt een zogenaamde vestzak-camera, die “mij sedert op bijna al mijn gangen begeleidt en waarvan ik heel veel pleizier beleefde”, zoals hij in juni 1910 schrijft in De Camera.

1910

Op 18 mei houdt Loeb een voordracht over het probleem van beweging in de kunst en in de fotografie voor de Hilversumsche Fotografische Club.

1911

Op 6 april houdt Ernst Loeb een voordracht voor de leden van de NCvFK ‘Over Portret Compositie, met toelichtende kunstbeschouwing’.

Op dezelfde dag staat op de agenda van de vereniging het plan een museum op te richten.

1912

In januari verhuist Ernst Loeb met zijn gezin naar Villa Irene in Overveen.

Op 15 maart, bijna een jaar na de eerste vergadering, maakt de NCvFK in De Camera officieel bekend van plan te zijn een collectie foto’s van historische en artistieke betekenis bijeen te brengen in een Nederlands museum. In het oprichtingscomité nemen naast voorzitter E.A. Von Saher, directeur van het Museum van Kunstnijverheid te Haarlem, de fotografen B.J.V. van Hees en Ernst A. Loeb plaats, respectievelijk als vice-voorzitter en secretaris.

Met ingang van dit jaar houdt de NCvFK haar jaarlijkse salons in het Museum van Kunstnijverheid.

In juni presenteert de NCvFK werk van haar leden, onder wie Loeb, in The A.P. Little Gallery in Londen, waarover een recensie verschijnt in The Amateur Photographer & Photographic News.

1914

In het voorjaar koopt Loeb een stuk grond in Overveen waarvoor zijn broer Frits, bouwkundig student te Delft (later stadsarchitect te Utrecht), in overleg met Ernst en Esther een nieuwe villa ontwerpt.

1915

Het gezin betrekt in april de nieuwe villa, Elsduin (E.L.’s duin), te Overveen.

1916

Op 4 maart wordt het derde kind in het gezin Loeb geboren: dochter Emmy Rosa (Emmy), vernoemd naar een zus van Ernst.

1917-‘18

In 1917 wordt de firma A. Cohen & Co. omgezet in de N.V. Nederlandsche Confectiefabriek v/h A. Cohen & Co. te Amsterdam. Asser Cohen, de oom van Ernst, diens zoon Sally en Ernst Loeb zelf worden tot directeuren aangesteld. Zijn vader, Nathan Loeb, wordt commissaris.

Door deze organisatorische veranderingen maar vooral ten gevolge van problemen veroorzaakt door de oorlog, eist de fabriek zoveel tijd op dat Loeb zijn fotografische activiteiten moet verminderen.

Ook komt er een fabriek bij in Amersfoort, waar de lonen lager zijn dan in Amsterdam. Ernst Loeb wordt eerst mededirecteur, vanaf najaar 1918 is hij voor korte tijd de enige directeur, maar spoedig wordt A.E. Deutz mededirecteur.

Loeb en Boer ontwerpen in 1917 de ‘Focus-belichtingsmeter’, die voor ƒ 1,20 te koop zal zijn.

1919

In januari 1919 overlijdt zijn broer, Frits Loeb, aan de griep.

Loeb moet vanwege de fabriek in Amersfoort dichter bij deze stad gaan wonen. Hij verkoopt de villa in Overveen en verhuist met zijn gezin naar Hilversum.

1922

Loeb publiceert bij uitgeverij Focus het boek Kunstfotografie voor den amateur. De uitgave is geïllustreerd met foto’s van hemzelf en van andere Nederlandse picturalisten.

Als gevolg van een borgstelling van dertigduizend gulden voor het bedrijf N.V. De Clinghe, waarvan Jo Cohen (de oudste zoon van Asser Cohen) de leiding krijgt en het vervolgens door wanbeleid failliet laat gaan, komt Loeb in de schulden. Hoewel hij mede namens drie anderen, waaronder oom Asser, borg staat, is Loeb het enige slachtoffer, omdat er, vanwege de vriendschappelijke verhoudingen onderling, over deze gedeelde borg schriftelijk niets is vastgelegd. Als advocaat treedt zijn zwager en later bekend schrijver Abel Herzberg op. Ernst Loeb wordt in 1924 gedwongen af te treden als directeur. Hij offert zijn levensverzekeringspolis op om gedeeltelijk aan de borg te kunnen voldoen. Daarnaast verhuurt hij een deel van het huis en richt hij een fotodetailzaak op.

1924

Ernst Loeb doet de fotozaak over aan de bediende, Van den Enden, en verhuist eerst naar Den Haag, later naar Scheveningen. Behalve als amateur – als lid van de HAFV – houdt hij zich ook commercieel bezig met fotografie, radio en film (radio-agenturen, later smalfïlm).

1925

In het begin van het jaar treedt Loeb in dienst bij de zaak van A. Rozelaar, ‘Compagnie des Bronzes’, waar volgens Loeb ‘decoratieve, artistieke en soortgelijke artikelen’ werden verkocht.

Vanaf 25 mei woont het gezin op het Belgisch Plein nr. 18, dat broer Paul zojuist verruild had voor een groter pand.

1926

Met financiële hulp van zijn broer Paul koopt Loeb radiotoestellen in om ze vervolgens weer door te verkopen aan kennissen en klanten van Pauls zaak aan het Noordeinde.

In 1926 staat hij tevens met een stand met Baltic radiobouwdozen op de radiotentoonstelling in het Kurhaus, waarna hij van het Zweedse bedrijf de alleenverkoop voor Nederland verkrijgt. Daarop huurt hij een werk- en winkelruimte op het Noordeinde nr. 188. Loeb meldt zich aan bij de Orde der Vrijmetselaren, volgens eigen zeggen om nieuwe, intellectuele mensen te ontmoeten. Hij wordt daar geïntroduceerd door Emil Spanjaard. In december wordt hij aangenomen als leerling-vrijmetselaar en vanaf dat moment verdiept hij zich in de grondslagen van de Orde en ontmoet hij andere vrijmetselaars.

1928

De moeder van Ernst Loeb – Lina Loeb-Rubens – overlijdt op 12 mei te Den Haag.

1930-‘33

Loeb moet ernstig bezuinigen dankzij een financiële tegenvaller als gevolg van de import van ondeugdelijke radiotoestellen van Baltic. Hij verhuist naar een pand in de Emmastraat nr. 14 in Den Haag om daar woonhuis en winkel te combineren. Hij verkrijgt agenturen voor het Belgische merk Sicer (Societé Independante de Construction et Exploitation Radio-Electrique) en voor het Duitse Schaleco, een bedrijf voor radio-onderdelen en bouwdozen.

Loeb vertegenwoordigt ook Svenska, een onderdeel van het Ericsson telefoonconcern, onder andere op de jaarbeurs van 1931 in Utrecht. Dankzij de steun van het machtige Ericsson concern verkrijgt Loeb Philips licenties. Zodra de steun van het Zweedse bedrijf wegvalt, als gevolg van het plotselinge overlijden van directeur Ivar Kreuger en de nasleep daarvan, wordt Philips lastig met octrooirechten. Loebs Schaleco agentuur vervalt omdat hij niet langer de benodigde licentie krijgt, en de Centrale Radio Groothandel verliest een conflict met Philips. Zelfbouw van radio’s wordt vrijwel onmogelijk gemaakt. Loeb heeft zich inmiddels echter begeven op het terrein van de smalfilm.

Wanneer hij in mei 1933 zijn werkplaats voor de radiohandel niet meer nodig heeft, verhuist hij met zijn gezin naar de Gentschestraat 78 in Scheveningen.

In de smalfilmbranche is nog weinig concurrentie en met de komst van de 8 mm-camera doet Loeb met zijn importhandel weer goede zaken.

1933-‘37

In 1933 verschijnt bij uitgeverij Kosmos het boek De kleine camera en wat men er mede doen kan: een leidraad voor den gebruiker van de kleine camera, zoowel voor den beginner als voor den gevorderden amateur, geschreven door Loeb en geïllustreerd met een groot aantal foto’s van zijn hand.

Zoon Leo en diens vriend Curt Kahn, beiden gedreven amateur-fotografen, kopen in 1933 een kleine fotozaak in Utrecht. In 1937 komt op vriendschappelijke wijze een einde aan deze samenwerking en zoon Leo komt in de zaak bij zijn vader.

1939-‘40

Omdat men minder geneigd is op vakantie te gaan vanwege de internationale politieke spanningen, daalt de verkoop van amateurfilmtoestellen.

In augustus 1939 wordt zoon Leo ter mobilisatie geroepen. Hoewel hij na de oorlogsdagen van mei 1940 weer ongeschonden terugkeert, is zijn moeder, Esther Loeb, ernstig uit haar evenwicht geraakt en zij lijdt vanaf die tijd aan zware depressies. In de nacht van 1 op 2 september 1940 neemt zij een overdosis slaapmiddel en overlijdt na twee dagen bewusteloosheid in het ziekenhuis.

Op 10 december 1940 overlijdt ook Nathan Loeb, de vader van Ernst Loeb.

1941-‘45

Wederom ten gevolge van een borgstelling, ditmaal voor zijn – inmiddels overleden – zwager Eduard Wiener, gaat Loeb failliet.

Net als vele andere werkelozen wordt Leo Loeb herschoold; hij wordt instrumentmaker. Op zolder bouwt hij naar eigen ontwerp hulptoestellen voor kleinbeeldcamera’s. De modellen toont hij aan Dick Boer, redacteur van Focus. Kort daarop bestelt een importeur vijf apparaten op proef, gevolgd door een bestelling van 25 stuks. Met hulp van de Scheveningse instrumentmaker Wenckebach wordt ook een derde bestelling van honderd stuks gerealiseerd.

In april 1942 wordt de jodenster ingevoerd; in juni vindt een boedelinventarisatie bij de familie Loeb plaats. Een dag nadat de oproepen tot ‘tewerkstelling in het buitenland’ per post arriveren, verlaten Ernst, dochter Emmy en zoon Leo op 9 augustus 1942 het huis aan de Gentschestraat 78 om onder te duiken in het pension van mevrouw Petronella Hoogendorp, Leuvenschestraat 49 in Scheveningen.

In november 1943 wordt vanwege de evacuatie van een groot deel van Scheveningen het pension aan de Leuvenschestraat verruild voor een kleiner pand aan de Reinkenstraat, nr. 63.

Op 16 februari 1945 worden Ernst, Leo en Emmy Loeb van het bed gelicht, gearresteerd en overgebracht naar de gevangenis in Scheveningen waar zij tot 1 mei vastzitten.

Op 12 mei verhuist het drietal naar de Van Hogendorpstraat 105, waar tot in de oorlog een ouder joods echtpaar had gewoond. Het echtpaar was gedeporteerd en niet meer teruggekeerd. De zoon des huizes, die tijdens de oorlog ondergedoken was, geeft de meubels die niet in beslag waren genomen, in bruikleen aan de Loebs.

1948

Loeb wordt zeventig; naar aanleiding daarvan verschijnt in Focus een berichtje waarin onder meer Loebs interieurstudies die in het eerste nummer van Focus in 1914 waren verschenen, worden geprezen. Daarnaast komt zijn boekje Kunstfotografie voor den Amateur aan de orde vanwege de grote betekenis die het had voor de uitoefening van de kunstfotografie in Nederland. Ook worden De Camera en de NCvFK in herinnering geroepen en laat het tekstje de veelzijdigheid van Loeb blijken uit zijn vele interesses, waaronder als laatste de culturele film.

Voor de Orde der Vrijmetselarij schrijft Loeb een zogenaamd bouwstuk, getiteld Schoonheid.

In november 1948 verkoopt broer Paul Loeb het pand Noordeinde 109, waar ooit zijn vader Nathan Loeb was begonnen.

1957

Ernst Loeb overlijdt op 6 mei 1957 aan de Van Hogendorpstraat 105 te Den Haag.

In zowel Foto als Focus verschijnt een berichtje ter nagedachtenis aan deze ‘pionier van de Nederlandse kunstfotografie’.

Beschouwing

Ernst Loeb interesseerde zich al tijdens zijn middelbare schooltijd voor de fotografie, kocht op zijn zestiende zijn eerste camera en kon sindsdien het fotograferen niet meer laten. Toch zal de fanatieke amateur-fotograaf eerder herinnerd worden als medeoprichter van de NCvFK en van het tijdschrift De Camera en als de schrijver van het populaire boekje Kunstfotografie voor den amateur (1922) dan als fotograaf. Zijn fotografische loopbaan toont Loebs veelzijdigheid: bestuurder, redacteur, spreker en veelgevraagd jurylid voor fotowedstrijden en schrijver van artikelen voor de tijdschriften “Lux”, De Camera en Focus. Zijn veeleisende baan weerhield hem niet van talloze nevenfuncties. In 1910 was hij medeoprichter en bestuurslid van de Nederlandsche Bond van Confectie-fabrikanten.Van 1909 tot 1915 was hij afwisselend voorzitter en secretaris van het bestuur van de NCvFK en in 1912 werd Loeb secretaris van de ‘Vereeniging tot vorming eener collectie fotografiën in het Museum van Kunstnijverheid te Haarlem’. Door de diversiteit aan betrekkingen lijkt zijn beroepsloopbaan op het eerste gezicht van het type twaalf ambachten dertien ongelukken. Hoewel een enkele keer Loebs naïviteit ten grondslag lag aan een benarde situatie, waren het meestal oorzaken van buitenaf die hem de tegenslagen bezorgden. Bovendien boekte hij wel degelijk enkele successen, die ongetwijfeld mede het gevolg waren van zijn niet aflatende optimisme. Hij had onmiskenbaar hart voor elke zaak die hij aanpakte. Dit enthousiasme, gecombineerd met zijn heldere, didactische schrijfwijze, maakten zijn boeken voor amateur-fotografen zeer populair en alom geprezen.

Loeb was een telg uit een handelsfamilie maar had in zijn eigen loopbaan niet altijd evenveel succes als sommige familieleden. De kledingzaak van zijn vader Nathan in Den Haag, die werkte met een afbetalingssysteem, was een groot succes. Spoedig werden in verschillende steden in Nederland afbetalingszaken door hem opgezet: in Amsterdam, Arnhem, Groningen, Haarlem, Leiden en Utrecht. Deels waren deze van Nathan Loeb, deels van Nathan en zijn broer Leopold samen. Naast herenkleding gingen de zaken ook damesconfectie, schoenen, manufacturen, meubelen en dergelijke verkopen. Uiteindelijk werden de meeste zaken overgedaan aan bedrijfsleiders, vaak familieleden, en behield Nathan Loeb alleen de zaak aan het Noordeinde in Den Haag.

In 1897 kwam Ernst bij zijn vader en oom Asser Cohen in dienst in de in 1894 opgerichte zaak A. Cohen & Co. te Amsterdam. Na verloop van tijd werd hij medevennoot en eiste het bedrijf steeds meer tijd op, waardoor hij zich vanaf 1917 nauwelijks meer met het uitoefenen van de fotografie zou bezighouden, behalve in de familiekring. Ondanks zijn veeleisende baan op kantoor en in de fabriek, werd Loeb rond 1910 ook nog eens medeoprichter en bestuurslid van de Nederlandsche Bond van Confectie-fabrikanten, opgericht als reactie op de toenemende activiteiten van de sociaal-democratische vakverenigingen. Zijn faillissement in 1922 deed Loeb besluiten een fotodetailzaak op te zetten, die hij na korte tijd overdeed aan zijn bediende. Na zijn verhuizing naar Den Haag in 1924 beproefde Loeb zijn geluk in de radiohandel. Aanvankelijk had hij redelijk succes met de verkoop van zijn radiobouwdozen en -toestellen, totdat hij een grote levering van ondeugdelijke apparaten had in- en doorverkocht. Kort daarop verruilde Loeb deze handelswaar voor de smalfilm, waarmee hij meer succes had: “Gebruik makende van mijn bekendheid in de amateurswereld, die ik verkregen had als voorzitter van de Ned. Club voor Fotokunst en als schrijver kon ik ook daarbij direct een bevredigend succes boeken.”

De eerste stappen op het terrein van de fotografie zette Loeb al tijdens zijn middelbare schooltijd, toen hij zich bezighield met het bouwen van camera’s obscura met behulp van spiegels en lenzen. Ook kreeg hij in die tijd schilderles van Jacques Zon, een jonge schilder die van Loebs vader de opdracht had gekregen het Gezicht op Delft van Vermeer na te schilderen. Nadat Loeb twee keer was blijven zitten op het gymnasium, werd hij door zijn vader naar Duitsland gestuurd om in de leer te gaan bij confectiebedrijven in Halle en Berlijn. In Halle kocht hij zijn eerste camera, waarmee hij naar hartelust experimenteerde. Hij schreef erover in zijn memoires: “mijn eerste kerstgratificatie in den vorm van een goudstukje van 20 Mk werd spoedig omgezet in mijn eerste primitieve fotocamera, waarmede mijn fotografische loopbaan een aanvang nam. Mijn kamergenoot en ik deden samen de eerste stappen in deze liefhebberij, wij brouwden samen de nodige chemicaliën [sic] en ‘s avonds als het donker was, werd er op onze kamer ontwikkeld en geknoeid, dat het een ware lust was. (…) Het was een 9×12 statiefcamera, waarmee wij begonnen”.

Jaren later beschreef Loeb in het tijdschrift De Camera (1910, p. 181) nog een anekdote uit deze periode: “Het was in 1894 of 1895 toen ik, in Berlijn wonende, mijn fotografiehandelaar bezocht om voor mijn kiekerij wat platen in te slaan. ‘Jetzt habe ich aber eine wirkliche Rocktaschen-Camera’, sprak de verkooper tot mij en vertoonde met triomf een toestelletje 9×12, de eerste klapcamera, die ik voor handgebruik te zien kreeg, ‘t Fabrikaat weet ik niet meer, maar wèl weet ik nog, dat de jaszak, waarin men de camera zou hebben kunnen bergen, van meer dan gewone afmeting moest zijn.”

Volgens zijn memoires volgde Loeb rond 1900 tekenlessen bij de schilder Henri Koetsier en ontwierp hij een paar jaar later lampen en meubels in de stijl van Berlage, De Bazel, Landré en Eissenlöffel voor het nieuwe onderkomen van hem en zijn vrouw Esther. Zijn hele leven had Loeb een grote belangstelling voor kunst en beoefende hij als dilettant verschillende kunstvormen. Maar alleen in de fotografie had hij het gevoel een zeker peil te hebben bereikt. In de jaren dertig begaf Loeb zich op het terrein van de smalfilm en werd hij lid van de smalfilmliga.

Enkele jaren nadat hij was teruggekeerd uit Duitsland, omtmoette hij de chemiestudent Eli Swaab. Via de apothekerszoon C.J. van Ledden Hulsebosch, later een bekend criminoloog/politiescheikundige en schrijver van artikelen voor onder meer Focus, werden Swaab en Loeb lid van de Amateur Fotografen Vereniging in Amsterdam. Volgens zijn memoires was Ernst Loeb aanvankelijk vooral geïnteresseerd geweest in de technische kant van de fotografie, totdat hij op een zeker moment gegrepen werd door het picturalisme: “Was het eerst mijn bedoeling, de fotografische techniek goed machtig te worden, omstreeks 1900 kwam èn in Engeland èn in Duitschland en America een beweging op, die ik hier kortweg met ‘kunstfotografie’ zal aanduiden, en die ik met groote geestdrift in mij opnam. Zij was een reactie door goede amateurs tevoorschijn geroepen, op het door retouche en wansmaak ontzettend gedaalde peil der meeste beroepsfotografen (…).”

Op 10 december 1907 kwamen ‘een aantal vrienden der lichtbeeldkunst’, onder wie Loeb, bijeen in café De Kroon. De bijeenkomst leidde tot de oprichting van de Nederlandsche Club voor Fotokunst, afgekort NCvFK. Het doel van deze Club was, naar het voorbeeld van de Engelse vereniging The Linked Ring, de artistieke fotografie te bevorderen. Vanaf het eerste bestuur dat tijdens de oprichtingsvergadering werd verkozen was Ernst Loeb afwisselend secretaris en voorzitter. Aanvankelijk was Loeb secretaris, in 1909 werd hij op de jaarlijkse algemene vergadering verkozen tot voorzitter, ook in mei 1910 werd hij voorzitter, in mei 1912 werd hij weer secretaris, in maart 1914 werd hij wederom secretaris en op 9 april 1914 weer verkozen tot voorzitter, evenals in januari 1915.

Loeb schreef over deze tijd: “Ik verkeerde toen in de Amsterdamsche Amateur-Fotografen Vereeniging, welke eene uitgebreide binnen- en buitenlandsche leestafel onderhield. Er werd over die ‘nieuwe’ fotografie met haar nieuwe procédé’s ontzettend veel gediscuteerd. Pro en contra en spoedig vormde zich een clubje van jongeren, die in Nederland de ‘fotokunst’ propageerden en waarvan ik een zeer ijverig lid was. Een tijd lang was ik secretaris van deze Ned. Club voor Fotokunst, daarna voorzitter. In deze kwaliteiten had ik natuurlijk veel te doen met het buitenland, met het inrichten en organiseren van tentoonstellingen, met het schrijven van artikelen in tijdschriften en dagbladen. Gezien het strijdbare karakter van de club waren er natuurlijk ook dikwijls polemieken in de vakpers te verzorgen en ik deed dit alles met veel animo, daarbij ook ijverig fotografeerende en mij met allerlei nieuwe procédé’s bezig houdende.” Zo introduceerde Loeb bijvoorbeeld Erwin Quedenfeldt bij de leden van zijn Club, voor wie deze in 1913 een lezing hield, en maakte hij zijn lezerspubliek bekend met deze fotograaf.

Omdat de vereniging zich uitsluitend richtte op het picturalisme, zag zij zichzelf niet als concurrent voor bestaande verenigingen. Met name de AAFV zag de NCvFK-leden echter als afvalligen en leek zich bedreigd te voelen door de nieuwe club. Desondanks nam de NCvFKin 1908 deel aan de door de AAFV in het Stedelijk Museum in Amsterdam georganiseerde Internationale Tentoonstelling van Fotografische Kunst, wellicht doordat de NCvFK-leden Loeb en Van Hees zitting hadden in het uitvoerend comité.

In 1911 ontvouwde de NCvFK tijdens een vergadering voor het eerst haar plannen voor een op te richten fotomuseum. Bijna een jaar later, 15 maart 1912, maakte de NCvFKin De Camera officieel bekend van plan te zijn “pogingen in het werk te stellen om te geraken tot het bijeenbrengen eener collectie fotografiën van historische en artistieke beteekenis in een Nederlands Museum”. Men wilde dus een afdeling in een bestaand museum, en de keus viel op het Museum van Kunstnijverheid, dat gevestigd was in Paviljoen Welgelegen in Haarlem. Namens de NCvFK benaderde Berend Zweers de directeur van het museum, E.A. von Saher. Hij was enthousiast en wist zijn bestuurscommissie te overtuigen, waarna een comité werd samengesteld om de plannen uit te werken. In dit comité hadden naast voorzitter Von Saher, de fotografen B.J.V. van Hees en Ernst Loeb zitting, respectievelijk als vice-voorzitter en secretaris. De fotografen Adriaan Boer, Johan Huijsen, en Berend Zweers werden benoemd tot commissarissen. Dit comité, aangevuld met leden van andere amateurverenigingen, werd een vereniging met de naam ‘Vereeniging tot vorming eener collectie fotografiën in het Museum van Kunstnijverheid te Haarlem’. Het doel was een collectie te creëren met de allerbeste foto’s uit binnenen buitenland, waarbij de nadruk zou liggen op de meest recente periode. In De Camera van 15 februari 1913 kon het comité de verheugende mededeling doen dat in het museum een schitterende collectie (vroeg-) Engelse foto-kunst werd geëxposeerd met werken van Octavius Hill, H.P. Robinson, J. Whitehead, James Craig Annan en anderen. Men hoopte middels deze tentoonstelling geld in te zamelen om enkele tentoongestelde werken te kunnen aanschaffen voor het fotografisch museum. Door Rudolph Dührkoop werden voor de museale collectie zes portretten geschonken, door Whitehead twee landschappen.

Met de verslechterde economische omstandigheden, veroorzaakt door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, besloot het bestuur de museumplannen een tijdje op de plank te leggen en geen contributie aan de leden te vragen. Vier jaar later pakte Adriaan Boer het plan weer op en besteedde er in Focus regelmatig aandacht aan. Maar de andere oud-bestuursleden hadden hun interesse verloren, directeur Von Saher was inmiddels overleden en bovendien sloot het Museum van Kunstnijverheid in 1926 haar deuren.

Hoeveel artistieke foto’s Loeb heeft gemaakt in de tijd dat hij zich actief met de fotografie bezighield is onduidelijk, maar dat hij een zeer productieve schrijver was, is niet moeilijk vast te stellen. In 1907 richtte hij met Adriaan Boer het tijdschrift De Camera op, waarvan de beide heren twee jaar samen de redactie voerden. Adriaan Boer zette deze taak voort tot 1914 waarna hij in datzelfde jaar het blad Focus opzette. De Camera is het officiële orgaan geweest van onder meer de NCvFK, de HAFV (Den Haag), de AFR (Rotterdam) en de Apeldoornse AFV (jaargang 1915/16).

Naast redactionele stukken voor De Camera schreef Loeb artikelen over uiteenlopende onderwerpen voor zowel “Lux”, De Camera als Focus en publiceerde hij twee boekjes over fotografie. Hij beperkte zich niet tot het Nederlandse lezerspubliek; tenminste tweemaal werd een door Loeb ingezonden artikel met foto gepubliceerd in de Deutscher Camera- Almanach.

In zijn artikelen behandelde hij onderwerpen als compositie, techniek en camera’s. Als illustratiemateriaal gebruikte hij eigen foto’s, maar ook voorbeelden uit de schilderkunst.

In het artikeltje ‘Hoe groot?’ gaf hij bijvoorbeeld richtlijnen voor de keuze van de afmeting van een afdruk bij tentoonstellingen en wedstrijden, en de samenhang tussen de afmeting en de aard van het onderwerp, zoals een krachtig landschap of juist een fijn stilleven. In de serie ‘De man en zijn werk’ schreef Loeb vol bewondering over het werk van collega-fotografen Bernard F. Eilers,J. Huijsen en D. de Jonge. Daarin betrok hij steeds hun persoonlijkheid.

Loeb keek niet uitsluitend naar de binnenlandse fotografie. In het artikel ‘De Club en haar werk, “De Hamburgers”‘, introduceerde Loeb het werk van Duitse kunstfotografen, dat op bijna elke internationale tentoonstelling van enig belang wel te zien was, maar “juist niet steeds in den algemeenen smaak [valt]”. Loeb prees hierin de ijverige inzet van deze vereniging waardoor al sinds 1893 elk jaar een tentoonstelling van kunstfotografie van niveau werd neergezet, hoewel hij het Hamburgse werk uit het beginstadium typeerde als “een ietwat overdreven drang naar ‘t absoluut-onfotografïsche”. Hoewel het Hamburgse werk volgens Loeb bij de Hollanders misschien niet in de smaak viel, was hij wel van mening dat men het moest waarderen vanwege “het taai volhardend zoeken op nieuwe banen” en hij verwachtte dat naar aanleiding van de reproducties in De Camera, in het bijzonder Trinks Farbige Schatten, wel discussie zou ontstaan. Farbige Schatten was een opname van lange slagschaduwen in de sneeuw, veroorzaakt door een stel bomen in de achtergrond. Maar de foto vertoonde een onscherpte en dusdanig contrastarme grijstinten, dat men een tekening zou vermoeden als men niet beter wist. Dergelijke opnamen van schaduwen in de sneeuw maakte Loeb zelf ook, maar die waren toch steeds duidelijk fotografisch, en misten dat pastei-effect van Trink.

Naar aanleiding van door lezers van De Camera ingestuurde foto’s, besloot Loeb in de tweede jaargang de rubriek ‘Over Compositie’ te beginnen. Hierin deed hij de lezer simpele stelregels aan de hand voor een goede compositie, het gebruik van licht en schaduw, het hoofdmotief, de uitsnede en dergelijke, zonder deze als geboden op te leggen aan de amateur-fotograaf.

In de derde jaargang vervolgde Loeb deze serie, waarbij hij zich ditmaal oriënteerde op ‘figuur en landschap’, vrij gebaseerd op een artikel van Puyo in de Revue de Photographie, van wie hij dan ook de foto’s als voorbeelden gebruikte. In zowel deze artikelen als in het in 1922 verschenen boekje Kunstfotografie voor den amateur verduidelijkte Loeb zijn tekst met eigen pentekeningen en met kunstfoto’s van hem zelf en van andere picturalisten.

Naast de didactische artikelen schreef Loeb wanneer hij daar een aanleiding toe zag, zeer kritische stukken. Zo uitte hij in de tweede jaargang van De Camera, onder het pseudoniem Invictus, stevige kritiek op het beleid ten aanzien van de Nederlandse deelname aan de tentoonstelling in Brussel in 1910. Geen goed woord had hij over voor de manier waarop het werk van de leden der NCvFK terzijde was geschoven. Aldus kon men in zijn ogen niet van mening zijn dat de Nederlandse fotografie in Brussel voldoende vertegenwoordigd was, zoals in de pers wel was beweerd. Volgens Loeb waren de werken niet afgekeurd om de kwaliteit, maar enkel en alleen met het oogmerk de NCvFK een hak te zetten. Dit schrijven lokte weer een reactie van een verontwaardigde P. Clausing uit, die op zijn beurt de NCvFK verweet dat deze club niet anders dan collectief had willen inzenden en dientengevolge de hand in eigen boezem moest steken. In elk geval had de directe aanval van Loeb tot gevolg dat Wieger Idzerda bij de Commissie voor de afd. III der Internationale Tentoonstelling te Brussel aandrong op een subcommissie die de geëxposeerde collectie zou aanvullen met werk van hen die buitengesloten waren. Deze poging van Idzerda leidde niet tot het gewenste resultaat.

Het pseudoniem Invictus had Loeb al eens eerder gebruikt bij een artikel over het werk van A. Marshall en bij een van zijn artikelen over compositie. Hoewel sommige artikelen in de kop de schrijver Invictus (Latijn voor de onoverwinnelijke, de onwrikbare) vermeldden, stond in de index van het tijdschrift of bij de foto’s steeds Loeb vermeld. Dit en het feit dat Loeb hetzelfde pseudoniem een keer in zijn rubriek gebruikte, wijst er op dat het hem niet om een schuilnaam te doen was waarmee hij anoniem en naar hartelust kritiek kon spuien. Het wekt dan ook enige verbazing dat bij de hiervoor beschreven polemiek de identiteit van Invictus voor zijn tegenstanders een raadsel was. Ook de identiteit van de schrijver die in “Lux” onder het pseudoniem Optimist publiceerde, was eenvoudig te achterhalen via de index van het tijdschrift: E.A. Loeb.

In 1922 verscheen bij uitgeverij Focus het door Loeb geschreven boekje Kunstfotografie voor den amateur. Dit was een bundeling van Loebs teksten die in 1915 als serie in het tijdschrift Focus waren verschenen en bevatte tevens een hoofdstuk geschreven door Adriaan Boer over het pigmogravure-procédé. Een deel van het boekje vatte de principes samen die Loeb jaren daarvoor al in artikelen in De Camera uit de doeken had gedaan in zijn reeks ‘Over compositie’. Bij de tekst waren foto’s gereproduceerd van verschillende Nederlandse picturalisten, onder wie Adriaan Boer, H. van Winkoop, Bernard F. Eilers, J.C. Mol, Richard Polak en Léonard Misonne. Van Loeb zelf bevatte het boekje zeven reproducties.

Loeb besteedde aandacht aan onderwerpen als de uitrusting van de fotograaf, het onderwerp van de foto en – in een hoofdstukje over verhoudingen – de ‘fotografische schoonheidsleer’.

Hierin schreef hij: “Want waardoor onderscheidt zich de technisch goed uitgevoerde kiek van de “kunstfoto”? Voornamelijk daardoor, dat de eerste geeft een willekeurige brok werkelijkheid, uitsluitend opgenomen ter wille van die werkelijkheid, terwijl de kunstfoto beoogt ons van die werkelijkheid de schoonheidsgewaarwording weer te geven.” Zonder dogmatisch te worden gaf Loeb in heldere taal richtlijnen voor een goede compositie en juiste verhoudingen, waarbij hij het gebruik van de compositie als uitdrukkingsmiddel benadrukte. Hij schuwde niet de beoogde lezer, een amateur met enige technische kennis, te behoeden voor snel gemaakte fouten en hanteerde een kritische pen; niet het toegepaste procédé maakt een foto tot een kunstfoto, maar een goede beeldopbouw in constructieve en expressieve zin, en daarna pas de keuze van procédé.

Het tweede boek van Loeb kwam uit in 1933, en was getiteld De kleine camera en wat men er mede doen kan. Een leidraad voor den gebruiker van de kleine camera, zoowel voor den beginner als voor den gevorderden amateur. Met ‘de kleine camera’ werd de 3×4 cm rolfilmcamera bedoeld. Ook in dit boekje besteedde Loeb aandacht aan de esthetische aspecten van de fotografie, weer geïllustreerd met kleine schetsjes, maar de nadruk lag op de apparatuur en de technische kant van het fotograferen met de kleine camera. Van de 107 illustraties uit het boek waren de ruim 35 foto’s “[…] genomen uit de amateurspraktijk van den schrijver en diens nadere omgeving”. Het boek bevat vrijwel geen picturalistische foto’s, maar vooral scherpe landschapsfoto’s, veelal in Duitsland gemaakt, stadsbeelden van met name Den Haag, en enkele portretten. Deze foto’s van de meest gangbare onderwerpen pretendeerden dan ook niet tot de kunstfotografie te behoren, maar dienden als illustratiemateriaal bij de tekst, bedoeld voor de doorsnee amateur-fotograaf Ook wijdde Loeb een korte tekst aan avond- en nachtopnamen, geïllustreerd met één van de in Focus zo gewaardeerde binnenhuisopnamen van zijn hand. Naast de foto’s van Loeb bevatte het boek een groot aantal afbeeldingen van camera’s, hulpmiddelen en ontwikkelapparatuur.

In 1926 schreef Loeb in Focus over de radio als liefhebberij. In die tijd werd dit fenomeen gezien als mogelijke concurrent voor de amateurfotografie. Volgens Loeb, die zelf op commercieel vlak inmiddels de fotografie had verruild voor de radio, gold dit echter alleen voor die mensen die vooral in de technische kant van de fotografie geïnteresseerd waren. De bioscoop was naar zijn mening meer schuldig aan het achteruitgaan van de belangstelling voor de kunstfotografie dan de radio. Hij beweerde dat de kunstfoto door de komst van de film was ‘verindustrialiseerd’. Dankzij het raffinement van de film, mogelijk gemaakt door technische hulpmiddelen, booglicht, en volmaakte regie en acteurs, was een goede film als het ware een snelle opeenvolging van ‘gemechaniseerde kunstfoto’s’ die aan de bioscoopbezoeker voorbijraasden.

In 1932 wijdde Loeb in Focus een artikel aan de postzegelontwerpen van Gerrit Kiljan en Piet Zwart uit 1931, waarmee Nederland het eerste land was dat de foto en fotomontage had aangewend om het uiteindelijke postzegelbeeld te vormen. Zwart en Kiljan lijken voor Loeb onbekende ontwerpers en kregen de kritiek te gedetailleerde ontwerpen te hebben gemaakt voor zo’n klein formaat. Want waar de postzegel zich door de tijd heen van het detail afkeerde en in zijn beperkte formaat de grote lijn zocht, daar richtte de fotografie zich volgens hem juist op het detail. Loeb, die j a r en eerder al eens een artikel had gewijd aan de formaatkeuze van een afdruk, was daarom van mening dat de fotografie niet het aangewezen procédé was voor dit formaat, en daarmee voor de postzegel in het algemeen.

Ernst Loeb was toegetreden tot de in 1931 door Dick Boer, Dick Laan en J.C. Mol opgerichte Smalfilmliga. In 1933 werd de film het onderwerp van een artikel van Loebs hand in de Focusserie ‘Bioscoopgedachten’. ‘Als smal-filmer en liga-man’ recenseerde hij in 1933 de film Ich will nicht wissen, wer Du bist. Hoewel hij de film tot “allerakeligst zoete kitsch” rekende, was hij onder de indruk van de opnamen van een reis door Zwitserland naar Italië, die hem “(…) de uitbeelding van eene zeer bepaalde psychische sensatie (…)” leken.

Zelf filmde Loeb ook en, getuige een mededeling in Focus, vertoonde hij zijn opnamen aan publiek. Als lid van de HAFV sprak Loeb op de vergadering van 26 september 1932 over ‘Het wezen der kunst’, waarna hij zijn film De opening der Staten-Generaal draaide.

Na de bezettingsjaren raakte Loeb betrokken bij de heroprichting van de Loge van Vrijmetselaars en nam hij het initiatief bij de oprichting van een ‘maconniek centrum’. Twee jaar later, in 1948 hield Loeb voor twee Vrijmetselaarsloges in Den Haag een lezing, een zogenaamd bouwstuk, over het begrip schoonheid. De reacties van de toehoorders was dermate positief dat besloten werd het stuk in druk uit te geven zodat zijn denkbeelden ook in wijder kring konden worden verspreid. De lezing handelde over de maçonnieke esthetica, over schoonheid, stijl en levenskunst en maçonnieke symbolen, en Loeb beoogde ermee de behoefte aan schoonheid bij zijn medebroeders op te wekken. Veertig jaar eerder al hield Loeb geregeld lezingen voor leden van verschillende verenigingen over de uiteenlopende onderwerpen die hem interesseerden. Een van de lezingen die hij in 1908 hield, was ‘Over het wezen der Foto-kunst’ voor de leden van de NCvFK. In 1910 sprak hij voor de Hilversumsche Fotografische Club over het probleem van beweging in de kunst en in de fotografie. Een jaar later werd een klassieker thema behandeld in zijn voordracht getiteld ‘Over Portret Compositie’. In 1913 kwam de ontwikkeling der kunstfotografie ter sprake aan de hand van een serie kunstproducties uit Photograms of the Year.

Tot op heden zijn alleen in de collectie van het Prentenkabinet te Leiden foto’s van Loeb aangetroffen. Behalve een foto van Loeb uit 1935 in een album dat was geschonken aan Auguste Grégoire ter gelegenheid van zijn twaalfeneenhalfjarig praesidiaat van de HAFV, bezit het Leidse Prentenkabinet sinds 2001 vijf kunstfoto’s van Loeb, geschonken door de aan Loeb verwante fotografe Eva Loeb.

Eén van deze foto’s is een directe kooldruk, een geliefd procédé bij de picturalisten vanwege het schilderachtige effect en de mogelijkheid tot het drukken in verschillende pigmentkleuren. Loeb fotografeerde een rij huizen, die op een prachtige manier weerspiegeld wordt in de gracht op de voorgrond. Deze weerspiegeling is het hoofdonderwerp van de foto en de grillig vervormde ramen vormen een bijna abstract patroon. De druk is roodbruin, mat en fluweelachtig. Vier van de zes foto’ s zijn ontwikkelgelatinezilverdrukken. Drie foto’s hebben als onderwerp één of meer boten, waarbij wederom de weerspiegeling in het water een belangrijke rol speelt. De enige van de vijf geschonken foto’s waarin de geliefde weerspiegeling ontbreekt, is Winter uit 1908. Deze daglichtgelatinezilverdruk met een paarsbruine glans toont boten in een bevroren gracht aan een besneeuwde kade. Dit picturalistische stadstafereel is een onderwerp dat, evenals de bovengenoemde weerspiegelingen, in het voorgaande decennium al veelvuldig fotografisch werd vastgelegd door George H. Breitner en Willem Witsen. Ook in de schilderkunst waren dit geliefde thema’s. De foto uit 1935 in het Grégoire album toont een straatbeeld met een klein kind op de rug gezien, waarbij de zon op de straatstenen een sterk contrast vormt met de in schaduw gehulde gevels van de huizen. Geen van deze foto’s is gereproduceerd in de tijdschriften waarin Loeb regelmatig publiceerde. Aan de foto’s die wel zijn gepubliceerd is goed te zien dat Loeb de principes die hij zijn lezers en toehoorders voorschotelde, zelf zeer bewust toepaste. Bovendien schuwde hij niet de uitersten op te zoeken, bijvoorbeeld in de uitsnede van zijn foto’s, indien dit de compositie ten goede kwam. Dit blijkt wel uit de foto Adagio, die hij als voorbeeld gebruikte bij een van zijn artikelen over compositie in De Camera. De extreme verhoudingen door het ongebruikelijk smalle, staande formaat benadrukken de ijle lijn van de bomen langs het smalle watertje, dat voor de zo geliefde curve in de compositie zorgt. Over deze foto, die in 1912 te zien was op een tentoonstelling van de NCvFK in The A.P. Little Gallery in Londen, schreef Antony Guest in The Amateur Photographer & Photographic News: “[…] and ‘Adagio’ by E. A. Loeb, has a melancholy poetry in its mysterious half-light, and an individual expressiveness that very agreeably takes effect in graceful lines of bank and trees that give a musical quality to the work.”

Een andere foto met een zelfde extreem langgerekt formaat is een straatbeeld van Amsterdam, gepubliceerd in de Deutscher Camera Almanach 1912/13. Weer geleidt het water de blik naar de verte waar vaag een kerktoren valt te ontwaren. Het smalle formaat en de weerspiegeling van de gebouwen in het water volgen de hoge grachtenpanden aan weerszijden van het grachtje.

Genrevoorstellingen zoals die van A.S. Weinberg, H. van Winkoop of G. Middendorp zijn van Loeb niet bekend. Wel maakte hij binnenhuisopnamen bij kunstlicht, vaak van zijn vrouw en andere familieleden. De foto van Esther Loeb, lezend bij lamplicht, die in het allereerste nummer van Focus werd gepubliceerd, werd in zijn tijd positief ontvangen, gezien de eerste prijs die Loeb met deze vergroting won in de wedstrijd voor kunstlichtopnamen, uitgeschreven door de NAFV. Maar ook jaren later nog werden zijn binnenhuisopnamen erkend als pionierswerk, zoals blijkt uit een bericht in Focus naar aanleiding van Loebs overlijden in 1957. Loeb fotografeerde relatief veel landschappen en daarmee was hij een uitzondering binnen het Nederlandse picturalisme.

Terwijl Loeb meestal met een liggend formaat de uitgestrektheid van de zee benadrukte, koos hij voor de foto Aan het strand (1909) voor een staand formaat in de verhouding 1:2. Het onderwerp van deze foto is bij uitzondering ook niet de zee, maar een achtergelaten mand op het strand. De spiegeling van de mand in het natte zand aan de kustlijn is kenmerkend voor foto’s van Loeb en vormt bijvoorbeeld ook een belangrijk beeldelement in de foto’s Schelpenvisscher en In de haven (1907). De beide foto’s, die respectievelijk in 1908 en 1909 werden gepubliceerd in “Lux”, vertonen een structuur die doet denken aan een houtskooltekening. Een donker wateroppervlak op de voorgrond weerspiegelt de schelpenvisser en zijn paard en wagen, die op de scheidingslijn met de veel lichtere achtergrond staan. Het tafereel ademt de sfeer van Haagse-Schoolschilderijen. Bij de foto In de haven lijkt de weerspiegeling op de voorgrond van de in het midden geplaatste zeilboot wederom het eigenlijke onderwerp van de foto te zijn. Het feit dat de mast van de boot wordt afgesneden door het kader, versterkt dit idee.

De eenzaamheid die de foto Aan het strand uitstraalt, lijkt ook het thema van de foto Space (of Zuiderzee, zoals de foto in De Camera van 1 juli 1912 wordt betiteld). Door een extreem lage horizon overheerst een immense wolkenlucht boven een nietig zeilbootje. In het bijzonder de wolkenpartij wekt de indruk van een aquarel. Over deze foto vervolgde Guest zijn verhaal: “This exhibitor has also imparted a sentiment to ‘On the Zuider Zee’ (reproduced in last weeks “A.P.”) an atmospheric rendering, with a fine sky-effect of rolling clouds, and a little fishing boat effectively placed in a cold immensity, suggesting both the puniness and victory of human effort against nature”. Ook in Nederland werd deze foto met lovende woorden ontvangen; een anonieme recensent schreef in De Camera van 1 december 1912: “Ernst Loeb schijnt een periode van non-activiteit gehad te hebben. Gehad, gelukkig, want in zijn Ruïne van Brederode en Dierstudie zien we een nieuw begin. Een echt mooi werk is Ruimte, door menigeen niet begrepen, doch door anderen des te hooger geschat.”

Gezien de kritiek waren zijn Nederlandse collega’s minder onder de indruk van de foto Winter. Men vond deze foto te grauw en te donker en de foto lokte uitspraken uit als: “Zoo kennen we Loeb niet” of “De heer Loeb heeft thuis zoveel mooier werk.” Daarentegen wist Loeb met zijn stilleven Craquelé bij de criticus H. de Boer de juiste snaar te raken. Deze kunstcriticus schreef in De Camera van 1 november 1913 over het werk van Loeb op de Jaarlijksche Nationale Tentoonstelling van Fotowerken te Amsterdam: “(…) de subtiele geestelijke fijnheid van een gecraqueleerd potje met judaspenningen van E.A. Loeb (…)” en “Loeb’s ‘In het bosch’ is in een poëtischen stemmingstoon gehouden maar zijn ‘Craquelé’ is een juweeltje van verfijnde smaak en techniek.”

Als illustraties bij een artikel van Loeb had De Camera al eerder stillevens van zijn hand gereproduceerd. Hij beschreef in de begeleidende tekst echter het stilleven als niet veel meer dan een goed alternatief voor modellen, die toch altijd eerder onrustig werden dan de fotograaf en bovendien zo hun eigen eisen stelden aan de foto. In plaats van een levend model gebruikte hij daarom een buste die hij vanuit verschillende kanten belichtte en fotografeerde. Een van de twee andere foto’s bij het artikel is getiteld Poëzie en proza en toont een stilleven van moderne serviesstukken op een glazen oppervlak waarin het servies wordt weerspiegeld. Voor Japonneries fotografeerde Loeb een oosters potje en een vaas op een standaard met daarin weer judaspenningen. Het zijn niet de sterkste foto’s van Loeb en, gezien het artikel, lijkt het stilleven voor hem meer een oefenmiddel dan een doel op zich te zijn geweest. De poëzie in zijn werk komt het sterkst tot uitdrukking in zijn landschappen. In de foto’s zoals Space/Zuiderzee, Aan het strand en Zuid West Regennest laat hij de bestaande uitgestrektheid van het landschap verlatenheid en eenzaamheid verbeelden. Ook in zijn duin- en sneeuwlandschappen, waarin de aanwezigheid van de mens volledig ontbreekt, is niet het landschap zelf het onderwerp, maar vormen veeleer de sfeer en het karakter van het landschap het onderwerp van de foto. Door de sereniteit lijken deze foto’s de ultieme verbeelding van de stilte te zijn.

Het feit dat er van Ernst Loeb slechts enkele foto’s bewaard zijn gebleven, doet niets af aan de betekenis die hij heeft gehad voor de Nederlandse picturale fotografie. Door zijn enthousiasme en bekwaamheid zullen zijn artikelen in “Lux”, De Camera en Focus vele amateurs tot beter werk hebben geïnspireerd. Als medeoprichter van de NCvFK en door zijn bemoeienissen met de oprichting van een museum voor fotografie was Loeb een van de centrale figuren binnen de Nederlandse kunstfotografie. Hij gaf zijn kennis en kunde door via lezingen en oogstte veel succes met zijn boekje Kunstfotografie voor den amateur, dat een groot lezerspubliek bereikte. De waardering van collega’s en latere generaties voor zijn rol in de fotografie blijkt uit het feit dat de redactie van Focus in zowel zijn zeventigste verjaardag als zijn overlijden aanleiding zag tot een artikeltje, waarin hij werd geprezen om zowel zijn fotografie als zijn geschreven oeuvre.

Documentatie

Primaire bibliografie

(eigen publicaties: tekst, eventueel met foto ‘s, maar ook fotoboeken e.d.)

E.A. Loeb, Jaaroverzicht Nederl. Club voor Foto-Kunst, in Jaarboek NCFK 1908, p. 6-10, 13.

E.A. Loeb, Holländische Lichtbildkunst, in Deutscher Camera-Almanach 5 (1909), p. 57-64.

Ernst Loeb, De salon der Nederlandsche Club voor Foto-Kunst, in “Lux” 23 (1 december 1912) 23, p. 613-616.

E.A. Loeb, Hollandischer Brief, in Deutscher Camera-Almanach 8 (1912/1913), p. 85-91.

E.A. Loeb, Het doel van de “Vereeniging tot vorming eener collectie fotografieën in het Museum van Kunstnijverheid te Haarlem”, in “Lux” 24 (1 mei 1913) 9, p. 210-213.

E.A. Loeb, Kunstfotografie voor den amateur, Bloemendaal (Focus) 1922.

E.A. Loeb, Foto en reclame, in De Reclame. Officieel orgaan van het Genootschap voor Reclame 10 (november 1931) 11, p. 499-503 (idem, in Bedrijfsfotografie 14 (8 januari 1932) 1, p. 5-8).

E.A. Loeb, De kleine camera en wat men er mede doen kan. Een leidraad voor den gebruiker van de kleine camera, zoowel voor den beginner als voor den gevorderden amateur, Amsterdam (Kosmos) z.j. [1933].

Ernst A. Loeb, Schoonheid, [zgn. Bouwstuk voor de Vrijmetselaarsloge], Den Haag 1948.

in “Lux”‘:

E.A. Loeb, Over Critiek, 19 (1 februari 1908) 3, p. 49-59.

E.A. Loeb, Nederlandsche Club voor Fotokunst, [… ].Verslag der vergadering van 14 januari 1908, 19 (1 februari 1908) 3, p. 80.

E.A. Loeb, Nederlandsche Club voor Fotokunst, […].Verslag der maandelijksche vergaderingvan 11 februari 1908, 19 (1 april 1908) 7, p. 184.

E.A. Loeb, Nederlandsche Club voor Fotokunst, [… ].Verslag der Vergadering van 10 maart 1908, 19(15 april 1908) 8, p. 201.

E.A. Loeb, Vereenigingsnieuws, 19 (1 juli 1908) 13, p. 341.

E.A. Loeb en Adr. Boer, Ingezonden stukken, 20 (1 november 1909) 21, p. 553.

Optimist [= E.A. Loeb], Ingezonden stukken. Sluit de gelederen!, 21 (1 september 1910) 17, p. 440-443.

Ernst A. Loeb, De Salon der Nederlandsche Club voor Foto-Kunst, 23 (1 december 1912) 23, p. 613-616.

E.A. Loeb, Het doel van de “Vereniging tot vorming eener collectie fotografieën in het Museum van Kunstnijverheid te Haarlem”, 24 (1 mei 1913) 9, p. 210-213.

E.A. Loeb, Jurydische quaesties?, 24 (1 december 1913) 23, p. 537-539.

E.A. Loeb, Over critiek, 25 (15 januari 1914) 2, p. 42-44.

in De Camera:

Red. [= Adr. Boer en E.A. Loeb], Aan onze Lezeressen en Lezers, 1 (1908) 1, ongepag.

Red. [= Adr. Boer en E.A. Loeb], Aan onze Lezers, 1 (1908) 1, ongepag.

Red. [= Adr. Boer en E.A. Loeb], [artikel over Dresdener tentoonstelling], 1 (14 oktober 1908) 2, p. 35.

E.A. Loeb, Hoe groot?, 1 (14 november 1908) 4, p. 61.

E.A. Loeb, De man en zijn werk. Bernh. F. Eilers, 1 (27 november 1908) 5, p. 78, 81.

Red. [= Adr. Boer en E.A. Loeb], [introductie op artikel Referaten door A.P.H. Trivelli], 1 (27 november 1908) 5, p.89.

Red. [= Adr. Boer en E.A. Loeb], Aan onze Lezeressen en Lezers, 1 (11 december 1908) 6, p. 97.

Red. [= Adr. Boer en E.A. Loeb], Kunstfotografie en publieke opinie, 1 (23 december 1908) 7, p. 118.

Red. [= Adr. Boer en E.A. Loeb], Correspondentie, 1 (23 december 1908) 7, p. 139.

E.A. Loeb, De man en zijn werk. J. Huysen, 1 (8 januari 1909) 8, p. 145-146.

Red. [= Adr. Boer en E.A. Loeb], Berner Conventie, 1 (8januari 1909) 8, p. 146.

E.A. Loeb, Wat er omgaat, 1 (15 juni 1909) 18, p. 347-348.

E.A. Loeb, De Club en haar werk. “De Hamburgers”, 1 (25 januari 1909) 9, p. 162-165.

E.A. Loeb, De man en zijn werk. D. de Jonge, 1 (2 maart 1909) 11, p. 202.

E.L. [= E.A. Loeb], Vóórtentoonstelling der Nederlandsche inzending naar Dresden. Stedelijk Museum Amsterdam, 1 (2 maart 1909) 11, p. 216.

E.A. Loeb, Bromidedruk en persoonlijk ingrijpen, 1(1 mei 1909) 14/15, p. 271-273.

Redactie [= Adr. Boer en E.A. Loeb], Van de redactie. Een laster campagne, 1 (1 mei 1909) 14/15, p. 291.

Red. [= Adr. Boer en E.A. Loeb], Correspondentie, 1 (1 mei 1909) 14/15, p. 294.

E.A.L. [= E.A. Loeb], Technische vragen, 1 (15 mei 1909) 16, p. 304-305.

E.A.L. [= E.A. Loeb], Onze voorjaarswedstrijd, 1 (15 juni 1909) 18, p. 341-343.

E.A. Loeb, Wat er omgaat, 1 (15 juni 1909) 18, p. 347-348.

E.A.L. [= E.A. Loeb], Wat er omgaat, 1 (15 juli 1909) 20, p. 380.

E.A.L. [= E.A. Loeb], Naschrift [volgend op artikel Moderne Fotografische Uitrustingen, van Fritz Schultze], 1 (15 augustus 1909) 22, p. 411.

E.A.L. [= E.A. Loeb], Fotografeeren op reis, 1(15 augustus 1909) 22, p. 415-416.

Red. [= Adr. Boer en È.A. Loeb], Onze kunst, 1 (31 augustus 1909) 23, p. 429-430.

Anoniem [= E.A. Loeb], Wat ons interesseert, 1 (31 augustus 1909) 23, p. 439.

E.A. Loeb, Onze wedstrijd, 1 (15 september 1909) 24, p. 441-442, 445-446.

E.A.L. [= E.A. Loeb], Wat ons interesseert, 1 (30 september 1909) 25/26, p. 463.

Adr. Boer en E.A. Loeb, Ingezonden stukken. Boekbeoordeeling in de Nederl. Foto-Pers, 1 (30 september 1909) 25/26, p. 471.

E.A.L. [= E.A. Loeb], Wat er omgaat, 2 (15 oktober 1909) 1, p. 1 -2.

A.B. en E.A.L.'[= Adr. Boer en E.A. Loeb], Ingezonden stukken, 2 (15 oktober 1909) 2, p. 8.

E.A.L. [= E.A. Loeb], Wat er omgaat, 2 (1 november 1909) 2, p. 11-12.

E.A. Loeb, Technische vragen. Geelfilters, maken, beproeven en gebruiken, 2 (1 november 1909) 2, p. 13-16.

Red. [= Adr. Boer en E.A. Loeb], Wat ons opviel, 2( 1 november 1909) 2, p. 16.

E.A.L. [= E.A. Loeb], Wat er omgaat, 2 (1 december 1909) 4, p. 32.

E.A. Loeb, Standontwikkelen, 2 (1 december 1909) 4, p. 38-39.

E.A. Loeb, Combinatie-druk, 2 (12 december 1909) 5, p. 45-46.

E.A. Loeb, Een mooie wedstrijd, 2 (12 december 1909) 5, p. 47-48.

Red. “C.” [= Adr. Boer en E.A. Loeb], Korte pers-revue. Aftrekken der gelatine laag van platen, 2(12 december 1909) 5, p. 48-49.

E.A. Loeb, Over compositie, 2 (28 december 1909) 6, p. 55-56.

Red. “C” [= Adr. Boer en E.A. Loeb], Korte persrevue. Een nieuwe methode om van harde negatieven normale afdrukken te maken, 2 (28 december 1909) 6, p. 57-58.

Red. “C” [= Adr. Boer en E.A. Loeb], Korte persrevue. Willekeurige veranderlijke versterking, 2 (28 december 1909) 6, p. 58-59.

E.A. Loeb, Wat er omgaat, 2 (12 januari 1910) 7, p. 64.

E.A. Loeb, Aan de Uitgevers van de “Camera”, 2 (12 januari 1910) 7, p. 64-65.

E.A.L. [= E.A. Loeb], Wat er omgaat, 2 (26 januari 1910) 3, p. 74-75.

E.A.L. [= E.A. Loeb], Over compositie II, 2 (9 februari 1910) g, p. 87-88.

Invictus [= E.A. Loeb], Onze reproducties van A. Marshall’s werk, 2 (23 februari 1910) 10, p. 98.

Invictus [E.A. Loeb], Over compositie III, 2 (31 maart 1910) 12/13, p. 119-120.

L. [= verm. E.A. Loeb], Wat er omgaat. Ons land in beeld, 2(15 april 1910) 14, p. 132.

Invictus [= E.A. Loeb], Over compositie IV (vervolg van Camera 12/13), 2 (15 april 1910) 14, p. 135-136.

Invictus [= E.A. Loeb], Wat er omgaat, 2 (15 mei 1910) 16, p. 151-152.

Invictus [= E.A. Loeb], Wat er omgaat. Invictus’ antwoord, 2 (29 mei 1910) 17, p. 162-163.

Adriaan Boer, E.A.L. [= E.A. Loeb] e.a., Een lesje in critiek. (Bij onze platen), 2 (29 mei 1910) 17, p. 166-168.

Invictus [= E.A. Loeb], Lilliputters, 2 (29 juni 1910) 19, p. 181.

Invictus [= E.A. Loeb], Over compositie V. Vervolg van Camera 14 van de vorige jaargang, 3 (1 november 1910) 1, p. 3-5.

Invictus [= E.A. Loeb], Over compositie VI. Vervolg van Camera No. 1 van den derden jaargang, 3 (15 november 1910) 2, p. 12-13.

E.A.L. [= E.A. Loeb], Een hulpmiddel, 3 (1 december 1910) 3, p. 24-25.

E.A. Loeb, Portretcompositie, 3 (1 mei 1911) 14, p. 124-126.

E.A.L. [= E.A. Loeb], Uitslag van onzen wedstrijd, 3 (15 mei 1911) 15, p. 136-137.

E.A. Loeb, Portretcompositie II, 3 (1 juni 1911) 16, p. 144-151.

E.A. Loeb, Portretcompositie, 3 (1 juli 1911) 18, p. 167-170.

E.A.L. [= E.A. Loeb], Bij onze platen (portretten uit de praktijk), 3 (1 september 1911) 22, p. 211.

E.A. Loeb, Nieuwe banen in de fotokunst?, 5 (15 februari 1913) 8, p. 73-75.

E.A. Loeb. Onze boekenkast. De auteurswet voor den fotograaf door C.M. Dewald, 5 (1913), p. 148.

in Focus:

E.A.L. [= E.A. Loeb], Inleiding tot Leonard Misonne’s werk, 1 (30 maart 1914) 9, p. 91-92.

E.A. Loeb, Onze wedstrijden, 2 (10 april 1915) 1/2, p. 5-6.

Ernst A. Loeb, Kunstfotografie voor amateurs, 2(10 mei 1915) 4/5, p. 29-30.

Ernst A. Loeb, Kunstfotografie voor amateurs (vervolg), 2 (25 mei 1915) 6, p. 43-44.

Ernst A. Loeb, Kunstfotografie voor amateurs (vervolg), 2 (10 juni 1915) 7/8, p. 54-55.

Ernst A. Loeb, Kunstfotografie voor amateurs (vervolg), 2 (25 juni 1915) 9, p. 68-69.

Ernst A. Loeb, Kunstfotografie voor amateurs (vervolg), 2 (10 juli 1915) 10/11, p. 79-80.

E.A.L. [= E.A. Loeb], Kunstfotografie voor amateurs, 2 (10 augustus 1915) 13/14, p. 100-102, 104.

Ernst A. Loeb, Kunstfotografie voor amateurs (vervolg), 2 (10 september 1915) 16/17,p. 128-131.

Ernst A. Loeb, Kunstfotografie voor amateurs (vervolg), 2 (25 september 1915) 18, p. 136-137.

Adr. Boer, E.A. Loeb en B. Zweers, Verslag der jury voor den wedstrijd “Zonlicht”, 2 (25 september 1915) 18, p. 140.

Ernst A. Loeb, Kunstfotografie voor amateurs (vervolg), 2 (10 oktober 1915) 19/20, p.146-149.

Ernst A. Loeb, Kunstfotografie voor amateurs (vervolg), 2 (10 november 1915) 22/23, p. 171-173.

Ernst A. Loeb, Kunstfotografie voor amateurs (vervolg), 2 (10 december 1915) 25/26, p. 192-194.

Ernst A. Loeb, Kunstfotografie voor amateurs (vervolg), 2 (20 januari 1916) 29, p. 220-221.

E.A. Loeb, De vijfde Delftsche fotosalon, 3 (10 april 1916) 1, p. 2-4.

E.A. Loeb, Kunstfotografie voor amateurs (Vervolg van pag. 2 21, Jaarg. II), 3 (20 april 1916) 2, p. 24-25.

E.A. Loeb, Kunstfotografie voor amateurs (Vervolg), 3 (30 april 1916) 3, p. 38-40.

E.A. Loeb, De Salon der N.A.F.V., 3 (20 november 1916) 23, p. 312-313.

E.A. Loeb, Foto versus radio, 13 (23 januari 1926) 2, p. 50-52.

E.A. Loeb, De beeldoverbrenging per radio, 15 (22 december 1928) 26, p. 690-691.

E.A. Loeb, Nog eens de Leica, 18 (19 december 1931) 26, p. 732-733.

E.A. Loeb, Photographie, philatelie en philantropie, 19 (2 januari 1932) 1, p. 8-10.

E.A. Loeb, Smalfilmpraatjes. Bioscoopgedachten, 20 (1 april 1933) 7, p. 213-214.

E.A. Loeb, Aparte club voor kleinbeeldfotografie?, 21 (3 februari 1934) 3, p. 66-67.

E.A. Loeb, Een stem uit het verleden, 33 (6 maart 1948) 5, p. 74, 88.

E.A. Loeb, Het ontwikkelen van rolfilm in tank met correx-band, 34 (5 maart 1949) 5, p. 110.

E.A. Loeb, Over de goede oude platencamera (ingezonden brief), 36 (6 januari 1951) 1, p. 18.

E.A. Loeb, Succes met kleurendia’s, 39 (1 mei 1954) 9, p. 231, 247.

(foto ‘s in boeken, tijdschriften en ander drukwerk)

Jaarboek NCvFK 1908, ongepag.

“Lux” 19 (1908), p. 480.

“Lux”19 (1908), p. 523.

“Lux” 20 (1909), voor p. 1.

De Camera 1(15 augustus 1909) 22, p. 406.

Deutscher Camera-Almanach 6 (1910), P. 173.

De Camera 2 (29 mei 1910) 17, na p. 166.

De Camera 2 (29 juni 1910) 19, na p. 181.

De Camera 3 (1 december 1910) 3, na p. 26.

De Camera 3(15 januari 1911) 6, na p.48.

The Amateur photographer & Photographic News 55 (10 juni 1912) 1446, p. 586.

De Camera 4 (1 juli 1912) 17, na p. 153.

“Lux” 23 (15 oktober 1912) 20, p. 548.

Deutscher Camera-Almanach 8 (1912/1913), p. 88.

De Camera 6 (1 november 1913) 1, p. 2.

“Lux” 24 (1 december 1913) 23, p. 522.

Focus 1 (10 januari 1914) 1, p.5, na p. 8.

Focus 1 (20 juni 1914) 17, na p. 188.

Focus 2 (10 november 1915) 22/23, na p. 170.

Focus2 (10 november 1915) 22/23, p. 171.

Focus 2 (20 februari 1916) 32, na p. 259.

Amator Fotografen [Deens tijdschrift] juni 1916.

Focus 4 (10 oktober 1917) 19, p. 281-282.

Focus 9 (24 augustus 1922) 17, p. 383.

Zij. Maandblad voor de vrouw 1922, p. 174.

Secundaire bibliografie

(publicaties over de fotograaf en /of zijn werk)

Catalogus tent. Nationale Fotografie Wedstrijd. Leiden 19-30 april 1907, Leiden (Vereeniging tot Bevordering Vreemdelingenverkeer Leiden en omstreken) 1907.

L.Th. Reicher, Internationale Tentoonstelling van Fotografische Kunst = Salon 1908, in “Lux” 9 (1 maart 1908) 5, p. 128-130.

Catalogus der Internationale Tentoonstelling van Foto-kunst, Amsterdam (Stedelijk Museum) 1908,p. 27.

Antony Guest, Dutch Photography at “the A.P. Little Gallery”, in The Amateur Photographer & Photographic News 55 (17juni 1912) 1446, p. 600.

B. Z., De Jubileums-tentoonstelling der N.A.-F.-V., in “Lux” 23 (15 oktober 1912) 20, p. 543-551.

Catalogus Jaarlijksche Nationale Tentoonstelling van Fotowerken (NAFV), Amsterdam 1913.

Alb. De Haas, kunstberichten. Uit Haarlem, in Onze Kunst 12 (1913) 1e halfjaar, deel 23, p. 43.

C. Veth, De vierde jaarlijksche Delftsche Foto-Salon in Amsterdam, in “Lux” 24 (1 december 1913) 23, p. 521-525.

C. Veth, Over critiek, in “Lux” 25 (15 januari 1914) 2 p. 45.

Adr. Boer, Onze werkers, in J.W. Boon (voorw.), Veertig jaren fotografie. Gedenkboekje uitgegeven door de Nederlandsche Amateur-Fotografen-Vereeniging ter gelegenheid van haar veertigjarig jubileum 7 sept.-5 nov. 1927, Amsterdam 1927, p. 97.

Anoniem, Uit de B.F. Donkere Kamer. Bij de platen in dit nummer. Vier platen uit den wedstrijd om de herinneringsplaquette der Ned. Club voor Fotokunst, in Bedrijfsfotografie 23 (21 maart 1941) 6, p. 81.

Aug. Grégoire, Honderd jaar fotografie, Bloemendaal (Focus) 1948, p. 28.

Anoniem, Ernst A. Loeb, in Foto 12 (juni 1957) 6, p. 230.

Claude Magelhaes, Nederlandse foto grafie. De eerste 100 jaar, Utrecht/Antwerpen (Bruna & Zoon) 1969, p. XVIII, afb. 68.

Dick Boer, Adriaan Boer. Pionier der kunstzinnige fotografie, Haarlem (Focus) 1969, p.11,34, 37.

Ingeborg Th. Leijerzapf (red.), Fotografie in Nederland 1839-1920, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1978, p. 79, 100.

Ingeborg Th. Leijerzapf en Caroline A. Rehorst-de Westenholz, Fotografie, in Catalogus tent. De tijd wisselt van spoor. [Uitgegeven ter gelegenheid van het 85-jarig bestaan van het Singer Museum te Laren (NH)], Laren (Singer Museum) 1981, p. 161, 166, 250.

Catalogus tent. Juwelen voor een Fotomuseum/ Masterpieces of Dutch pictorial photography 1890-1915. Een speurtocht naar de eerste museale fotoverzameling in Nederland, Leiden (Stichting Vrienden van het Prentenkabinet van de Universiteit Leiden) 1998, p. 1-2, 10, 19-20, 23-24.

Ingeborg Th. Leijerzapf en Harm Botman, Henri Berssenbrugge: Passie, energie, fotografie, Zutphen (Walburg Pers) 2001, p. 70-71 (idem Engelse ed.).

in De Camera:

Anoniem, Vereenigingsnieuws [Ned. Club voor Foto-Kunst], 1 (20 maart 1909) 12, p. 235.

Anoniem, Een fotografisch spreekuur, 2 (15 oktober 1909) 1, p. 2.

Anoniem, Vereenigingsnieuws [Ned. Club voor Fotokunst], 2 (31 maart 1910) 12/13, p. 118.

P. Clausing, Wat er omgaat. Geachte Redactie [ingezonden brief], 2 (29 mei 1910) 17, p. 161-162.

Anoniem, Vereenigingsnieuws, 2 (29 mei 1910) 17, p. 163-164.

Anoniem, Wat ons interesseert. Cameralezingen, 2 (29 mei 1910) 17, p. 165.

Red. [= Adr. Boer], Een lesje in critiek. (Bij onze platen), 2 (29 mei 1910) 17, p. 166.

P. Clausing, Ingezonden stukken. Mijnheer de redacteur, 2 (13 juni 1910) 18, p. 176-177.

Ant.I.J. Smits, Ingezonden stukken. Geachte redactie, 2 (13 juni 1910) 18, p. 177-178.

Anoniem, Tentoonstellingsnieuws, 3 (1 januari 1911) 5, p. 45.

A.B. [= Adr. Boer], De Salon der Nederl. Club voor Fotokunst, 3 (15 januari 1911) 6, p. 48-50.

Anoniem, De technieken op den Salon der N.C.v.F.K., 3 (1 februari 1911) 7, p. 64.

Anoniem, Nederland te Birmingham, 3 (1 april 1911) 11, p. 98-99.

Anoniem, Nederlandsche Club voor Foto-Kunst, 3 (1 april 1911) 11, p. 105.

Red. [= Adr. Boer], Van de Redactie, 3 (15 april 1911) 12/13, p. 110.

Anoniem, Nederland op “The London Salon of Photography”, 3 (15 september 1911) 23, p. 227-228.

Anoniem, Wat ons interesseert. Fotoverzameling in het Museum van K.N. te Haarlem, 4 (15 maart 1912) 10, p. 89.

Anoniem, Engelsche fotografen in Holland. The Photographic Convention of the United Kingdom, 4 (15 juni 1912) 16, p. 143-145.

Antony Guest, Hollandsche fotografie in Londen (naar een beoordeling in “The Amateur Photographer”, 4 (15 augustus 1912) 20, p. 173-174.

Anoniem, Vereenigingsnieuws, Fotografisch Museum, 5 (1912) 1, p 16.

Rs,, Salon Nederl. Club voor Fotokunst, 5 (1 december 1912) 3, p. 29-30.

Anoniem, De Delftsche Fotosalon, 5 (1912 ),p. 36-37.

Red. [= Adr. Boer], Wedstrijden. Intern. Salon van Fotografische kunst te Gent, 5 (1913) ,p. 131.

Anoniem, Vereenigingsnieuws. Ned. Club voor Fotokunst, 5 ( 1913), p. 132.

H. de Boer, De Vierde Delftsche Foto-Salon, 5 (1913), p. 207-209.

Anoniem, Nieuwe banen in de fotokunst?, 5 (1913), p. 209.

Anoniem, Tentoonstellingsnieuws. De Delftsche Salon, 5 (15 oktober 1913) 24, p. 211.

H. de Boer, De Jaarlijksche Nationale Tentoonstelling van Fotowerken te Amsterdam, 6 (1 november 1913) 1, p. 1-4.

Anoniem, Hollandsche werkers in het buitenland, 6 (1 juni 1914) 15, p. 155.

Anoniem, Een vergissing hersteld, 6 (15 juni 1914) 16, p. 163.

Anoniem, De Delftsche Fotosalon, 6 (1 augustus 1914) 19, p. 195.

Anoniem, De Delftsche Fotosalon, 8 (1915/1916), p. 43.

V., De Delftsche Salon. Een kort overzicht, 8 (1916), p. 116.

in Focus:

Anoniem, Ons matglas. De N.A.F.V. [etc], 1 (30 januari 1914) 3, p. 21.

Anoniem, Ons matglas, 1 (10 februari 1914) 4, p. 32.

Anoniem, Ons matglas, 1 (10 maart 1914) 7, p. 64.

Anoniem, Ons matglas, 1 (30 maart 1914) 9.p. 87.

F.L.V. = [F.L. Verster], Vereenigingsnieuws. Nederlandsche Club voor Foto-kunst, 1 (20 april 1914) 11, p. 117.

Anoniem, Ons matglas, 1 (20 mei 1914) 14, p. 147-148.

Anoniem, Ons matglas, 1 (20 juni 1914) 17, p. 183.

Anoniem, Vereenigingsnieuws, 1 (20 juni 1914) 17, p. 192.

Anoniem, Delftsche Fotosalon, 1 (20 juli 1914) 20, p. 225.

F.L. Verster e.a., Ned. Club voor Foto-kunst, 1 (20 februari 1915) 32/33, p. 366-367.

F.L. Verster, Ned. Club voor Fotokunst, 2 (10 april 1915) 1/2, p. 12.

Anoniem, Ons matglas. Kunstfotografie, 2 (10 mei 1915) 4/5, p. 25.

F.L. Verster, Ned. Club voor Fotokunst, 2 (10 juni 1915) 7/8, p. 64.

Anoniem, Foto-Salon Delft, 2 (24 december 1915) 27, p. 203.

Anoniem, Ons matglas. Sneeuw, sneeuw, dikke sneeuw, 2 (20 februari 1916) 32, p. 256.

F.L. Verster, Vereenigingsnieuws. Ned. Club voor Fotokunst. Algemeene vergadering, 2 (29 februari 1916) 33, p. 275.

Anoniem, De Club in Denemarken, 3 (30 juni 1916) 9, p. 117.

Anoniem, Ons matglas. Haagsche jubileumtentoonstelling, 3 (10 november 1916) 22, p. 298.

J. K. Keuning, Uit de foto-en kinoclubs, 19 (15 oktober 1932) 21, p. 637-638.

Anoniem, Uit handel en industrie, Nedifa-Fotobank systeem E.A. Loeb, 21 (9 juni 1934) 12, p. 345.

Anoniem, Ons Matglas, E.A. Loeb zeventigjaar, 33 (28 augustus 1948) 17-18, p. 308.

Dick Boer, Herinneringsplaquette der Nederlandse Club voor Fotokunst toegekend, 34 (5 maart 1949) 5, p. 100.

Anoniem, Ernst A. Loeb f, 42 (25 mei 1957) 11, p. 241.

Onderscheidingen

1909 Eerste prijs, wedstrijd voor kunstlichtopnamen, uitgeschreven door de NAFV.

1914 Certificaat, tentoonstelling van de Birmingham Photographic Society, Birmingham.

Lidmaatschappen

AAFV.

HAFV.

NAFV.

NCvFK, vanaf 1907 (medeoprichter, afwisselend secretaris en voorzitter).

Redactie De Camera, 1908-1910.

Uitvoerend comité, Internationale Tentoonstelling van Foto-Kunst, Amsterdam 1908.

Jury, Eerste Salon der Delftsche Tien, Delft 1910.

Jury, Salon der Nederlandsche Club van Fotokunst, 1911.

Bestuur ‘Vereeniging tot bijeenbrenging eener verzameling fotografieën in het museum van Kunstnijverheid te Haarlem’, vanaf 1912 (vice-voorzitter/ secretaris).

Jury, Derde Jaarlijksche Delftsche Fotosalon, Delft 1912.

Jury, wedstrijd “Zonlicht” van de Nederlandsche Club voor Fotokunst, 1915.

Keuringscommissie (jury), Nederlandsche Club voor Fotokunst, 1915.

Jury, Vijfde Delftsche Fotosalon, Delft 1916.

Jury, jubileumtentoonstelling (tienjarig bestaan) Haagsche Amateur-Fotografen Vereeniging, Den Haag april 1917.

Commissie van Bijstand, Zevende Jaarlijksche Tentoonstelling van Fotowerken (NAFV), Amsterdam 1920.

Tentoonstellingen

1907 (g) Leiden, Nationale Foto Wedstrijd (Vereeniging tot Bevordering van Vreemdelingenverkeer).

1908 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, Internationale Tentoonstelling van Fotografische Kunst (Salon 1908).

1911 (g) Amsterdam, Concordia, Salon der Nederlandsche Club voor Fotokunst.

1911 (g) Birmingham, 2 6e Jaarlijksche Tentoonstelling.

1911 (g) Londen, The London Salon of Photography.

1912 (g) Amsterdam, Gebouw “Lux”, Jubileums-tentoonstelling van fotowerken door leden van de Nederlandsche Amateur-Fotografen-Vereeniging.

1912 (g) Haarlem, Museum van Kunstnijverheid, Salon Nederlandsche Club voor Fotokunst

1912 (g) Londen, A.P. Little Gallery, (NCvFK).

1913 (g) Amsterdam, Gebouw “Lux”, Jaarlijksche Nationale Tentoonstelling van Fotowerken (NAFV).

1913 (g) Delft, Concertzaal Stads Doelen, Vierde Jaarlijksche Delftsche Foto-salon.

1913 (g Gent, Salon international d ‘Art Photographique.)

1914 (g) Birmingham, (Birmingham Photographic Society).

1916 (g) Kopenhagen, [tentoonstelling van de Nederlandsche Club voor Fotokunst bij de Kjöbenhavns Fotografische Amatör Klub].

1969 (g) Den Bosch, Noord-Brabants Museum, Nederlandse fotografie. De eerste honderd jaar (reizende tentoonstelling).

1981 (g) Laren, Singer Museum, De tijd wisselt van spoor.

1998 (g) Haarlem, Teylers Museum, Juwelen voor een Fotomuseum.

Bronnen

Amsterdam, mevr. E. Loeb (documentatie).

Amsterdam, dhr. W.M. Loeb.

Den Haag, mevr. E. Keijser-Loeb (documentatie).

Leiden, Studie en Documentatie Centrum voor Fotografie, Prentenkabinet Universiteitsbibliotheek Leiden.

Leusden, Jan Wingender (collectie nederlands fotoboek).

Linschoten, mevr. L. Suurenbroek-Loeb (documentatie).

Collecties

Leiden, Prentenkabinet Universiteitsbibliotheek Leiden.

Auteursrechten

De auteursrechten op het fotografisch oeuvre van Ernst Loeb berusten bij de erfgenamen.