J.A. Meessen
Mattie Boom
Steven Wachlin
Extract
Pas sinds kort is het oeuvre van Jacobus Anthonie Meessen bij onderzoekers en verzamelaars bekend. Het werk van deze fotograaf is tijdens zijn leven nauwelijks tot zijn recht gekomen en heeft daarna nog decennia onopgemerkt in depots gelegen. Tijdens zijn verblijf van 1864 tot 1870 in het voormalige Nederlands-Indië heeft Meessen een omvangrijke serie foto’s vervaardigd van Sumatra, Java, Borneo, Banka en Nias en deze voorzien van zijn observaties.Als Meessens foto’s eertijds al werden besproken, dan werden zij vergeleken met die van de toonaangevende firma Woodbury & Page, de bekendste fotostudio in de Nederlandse kolonie, gevestigd in Batavia. Vanaf 1857 domineerde deze firma de fotoproductie in de hele archipel en dus het beeld van het verre Nederlands-Indië.
Biografie
1836 |
Jacobus Anthonie Meessen wordt geboren op 5 december in Utrecht, als zoon va Hermanus Johannes Meessen, timmerman, en Megteld Legué. |
1858 |
Meessen vertrekt naar Nederlands Oost-Indië en is daar werkzaam als timmerman. Hij woont in Batavia. |
1862 |
Meessen keert terug naar Nederland, waar hij zich inschrijft als “buitengewoon opzigter van den waterstaat”. In hetzelfde jaar, op 11 december, trouwt hij met Johanna Alida (Jansje) Steenbeek in Utrecht. Het paar vestigt zich in deze stad. |
1864-‘70 |
Meessen maakt ‘een zesjarige reis door de Oost-Indiesche bezittingen’. |
1867 |
Hij begint een fotostudio in Batavia (Java). In mei verblijft Meessen een maand in Hotel Sumatra in Padang. In augustus bezoekt hij de Bovenlanden op Sumatra. In september keert hij terug naar Batavia en opent daar weer een fotostudio. Zijn huishoudelijke bezittingen worden daar geveild in december. |
1868-‘69 |
Meessen vestigt een fotostudio in Padang op Sumatra. Daar verkoopt hij volgens de Sumatra Courantvan 25 november 1868 albums van ‘Sumatra’s Westkust’ met ruim zestig gezichten. Samen met vrouw en kind keert hij in juni 1869 terug naar Batavia. |
1970-‘75 |
In 1870 keert Meessen met zijn gezin definitief terug naar Nederland en vestigt zich opnieuw in Utrecht. Hij laat zich dit keer inschrijven nog zonder een beroep te noemen, als ‘particulier’. Van oktober tot december 1870 woont hij aan de Lange Jansstraat G 188; van december 1870 tot mei 1872 aan de Lauwerecht M 194 en van mei 1872 tot september 1875 aan de Oude Gracht C 81. |
Op 15 december 1870 gaat hij voor de duur van vijf jaar een vennootschap aan met de Utrechtse fotograaf en kunstschilder Abraham Adrianus Vermeulen (1817-1890) onder de firmanaam “A.A. Vermeulen & Cie” met als doel het vervaardigen van Photo- en Lithographisch werk. De vennootschap wordt voortijdig beëindigd op 27 maart 1873. |
|
1871 |
Meessen schenkt in februari een rijkversierd album met zijn foto’s van Nederlands-Indië aan Koning Willem III en krijgt vergunning het predikaat ‘koninklijk’ te voeren. |
1873 |
Met vele andere zaken wordt het album door Z.M. Koning aan de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag overgedragen. |
1875 |
Meessen neemt met foto’s deel aan de aardrijkskundige tentoonstelling Exposition Géographique te Parijs. |
1875-‘76 |
De Amsterdamse uitgever De Bussy stelt eind 1875 van Meessens foto’s een fondslijst samen en plaatst advertenties in verschillende kranten en tijdschriften waarin hij een ‘Verzameling fotografien van Nederlandsch Indie’ gemaakt door J.A. Meessen aanbiedt. |
1875-‘85 |
Meessen vestigt zich eerst in Gorredijk, Friesland, en vertrekt een jaar later naar Opsterland (bij Beetsterzwaag). In beide plaatsen laat hij zich inschrijven als bouwkundig opzichter. |
1883 |
Meessen neemt met foto’s van Nederlands-Indië deel aan de Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling die van mei tot oktober in Amsterdam wordt gehouden. |
1885 |
Op 14 november overlijdt Meessen, bijna 49 jaar oud, in Opsterland. Hij is tot dan werkzaam als ‘Gemeente-architect’ en ‘Opzichter over den Kunstweg Bergum-Heerenveen’. |
Beschouwing
De fotografie was op het moment dat Meessen naar Indië vertrok nog een betrekkelijk jonge kunst. In de Notulen van het Bataviaasch Genootschap – de verslagen vormen een goede afspiegeling van allerlei wetenschappelijke en culturele activiteiten in de Nederlandse kolonie – werd in de jaren 1867 tot 1878 een keer of twintig melding gemaakt van fotografie. Het leeuwendeel van deze meldingen refereert aan de opdracht van het genootschap zelf aan de in Brugge geboren, in Batavia woonachtige Isidore van Kinsbergen (1821-1905) om ‘oudheden en monumenten’ op Java in fotografie vast te leggen, tussen 1863 en 1866. Voor het overige zijn het meldingen van schenkingen van leden van het genootschap: voornamelijk foto’s van volkstypen en gebouwen. In de periode vóór 1870 werden verder alleen de namen van de fotografen J.B. Jasper en Adolph Schaefer genoemd. De commerciële evenknie van deze fotografen was de firma Woodbury & Page die zich in 1857 op Java gevestigd had. De honderden Views die dit bedrijf maakte van allerlei steden, dorpen en landschappen in de Archipel circuleerden in deze periode al op grote schaal. Daarnaast waren er uitgaven met houtgravures en kleurenlitho’s die invulling gaven aan het beeld van de Nederlandse kolonie, zoals het door C.W. Mieling uitgegeven Javasche Oudheden uit 1852. Dat was min of meer de stand van zaken toen de Utrechtse timmerman en opzichter Meessen besloot om zich tijdens een tweede verblijf in Nederlands-Indië in het midden van de jaren zestig op de fotografie toe te leggen.
Het lijkt erop dat Jacobus Anthonie Meessen bij zijn vertrek naar Indië al ambitieuze plannen had. In de later uitgebrachte catalogus Beredeneerde catalogus van Meessen ‘s photographieën van Oost-Indische landschappen en volkstypen (1875) liet de Amsterdamse uitgever J.H. De Bussy een en ander over diens beweegredenen los. “Het was”, schreef de uitgever, “voorzeker een grootsch plan, toen de Heer Meessen het voornemen opvatte, om van verschillende landen en volken in den Oost-Indischen Archipel, fotografische afbeeldingen te vervaardigen”. Een dergelijke onderneming was niet vrij van gevaren, ging de inleider verder: “het fanatiekste bijgeloof maakte het nemen van volkstypen dikwijls bijna onmogelijk, zoo dat niet zelden zelfs van levensgevaar hierbij sprake was”.
Waar Meessen zich na aankomst in 1864 in Nederlands-Indië aanvankelijk ophield, is niet bekend. In 1867 opende hij een fotostudio in Batavia, maar kort daarna dook hij op in Padang op Sumatra. Daar vestigde hij zich tijdelijk in Hotel Sumatra voor het leveren van “Tooverphotographieën, dubbele portretten, amerikaansche familie-portretten, portretten in kleuren”. In 1868 en 1869 voerde hij er een vast atelier. Of de concurrentie van de firma Woodbury & Page op Java hem ertoe bracht zijn geluk op het naburige eiland te beproeven is niet bekend, maar zeker niet onwaarschijnlijk. De reguliere portretfotografie vormde voor Meessen blijkbaar een noodzakelijke financiële basis voor zijn ambitieuze plannen.
Het lijkt erop dat hij zich op Sumatra voor het eerst serieus richtte op de fotografie van het landschap en het stadsgezicht. In november 1868 bracht hij voor het eerst foto’s én albums onder de titel Sumatra’s Westkust op de markt. Zo’n album bestond uit ruim zestig gezichten. Men kon ook kiezen voor series/afleveringen van 12, 24 of 36 foto’s in een omslag, voor de som van respectievelijk 36, 66 of 90 guldens. In de Nederlandse verzamelingen is tot op heden geen exemplaar van een aflevering in omslag of van een album teruggevonden. Het ligt voor de hand dat Meessen de opnamen die hij in die eerste j a r en op Sumatra maakte later in zijn grote reeks Verzameling Fotografien van Nederlandsch Indië (1875) opnieuw heeft gebruikt. Een advertentie in de Sumatra Courant uit 1868 biedt een aardig overzicht van Meessens aanbod:
-
“No. 1-24. Gezichten van Padang, zoals de Moeara, de Apenberg, het Michielsplein, het Hospitaal, enz.
-
No. 25-32. Gezichten van Singkarah en langs het Meer van Manindjoe.
-
No, 33-42. Gezichten van Fort de Kock, het Karbouwengat en twee van Fort v.d. Capellen.
-
No. 43-48. Gezichten van Paija-Combo en de Kloof van Aroe.
-
No.49-54. Gezichten van Padang-Pandjang en de Kloof van Ambatjang.
-
No. 55-60. Gezichten van Priaman en later bijgekomene van Padangsch omstreken”.
Uit twee omvangrijke fotoalbums die tegenwoordig bewaard worden in de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam en in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag blijkt dat de reis nog verder ging. Het Haagse album bevat een reisverslag in beeld en woord: naast de foto’s van de volkstypen schreef Meessen zelf onderhoudende toelichtingen. De foto’s werden gemaakt op verschillende eilanden in de Archipel, te weten Java, Sumatra, Bangka, Billiton, Borneo en – nogal uitzonderlijk – Nias. Het verslag van de reis opent met tien verzamelbladen met telkens acht, met de hand ingekleurde foto’s op visitekaartformaat van ‘volkstypen’. In totaal zijn vijfenzeventig verschillende volkstypen afgebeeld. In fraai handschrift geschreven toelichtingen maken melding van bevolkingsgroepen als Javanen, Chinezen, Dajaks, Singalezen en Maleisiërs, kooplieden op Java, krijgers, soldaten, vrouwen en de concubine of njaai. “Een noodzakelijk kwaad voor den militair, bewaren zij in en buiten de kaserne de beste tucht, terwijl op expeditiën of reizen over zee deze vrouwen onschatbare diensten bewijzen, en voor geene kleinigheid vervaard zijn; ziedaar in breede trekken hen allen geschetst”, schreef Meessen over deze vrouwen. In de albums noteerde de fotograaf meer lezenswaardige observaties, zoals die over de ‘Maleitsche priesteressen’: “zij zijn een soort nonnen die zich aan de godsdienst van Mahomed gewijd hebben, en hunne wijding als zoodanig te Mekka, de heilige stad, ontvangen hebben. Zij oefenen in tegenstelling van alle andere vrouwen in den Archipel, een groot gezag uit en hebben veel invloed”. Of wanneer hij tegenover de vorst Gadawoe staat: “De zonderlinge tooi van den vorst, gepaard met het naakte onderlijf, maakte het moeijelijk ernstig te blijven”.
De landschappen en stadsgezichten in de albums moeten het helaas zonder de observaties van de fotograaf doen.
Meessens fotografiemissie had het karakter van een ontdekkingstocht. Zijn verslag van de aankomst op Nias is wat dat aangaat illustratief: “Bij aankomst liet ik een paar schoten vallen, en haalde de Hollandsche vlag in top en al spoedig kwam men hooren wat ik wilde. Na kennisgeving daarvan beloofde men mij hulp voor den volgenden dag, om mijne goederen te transporteren, en prompt om 5 uur vond ik een 60 tal krijgers aan het strand. De kampong is op een hoogen heuvel gebouwd, de weg daarheen zeer steil en goed verdedigd…”. Niets is bekend over de camera’s en apparatuur waarvan de fotograaf zich bediende. Vooral zijn landschappen, bosschages en boompartijen zijn mooi doortekend en de fotograaf koos regelmatig een hoog standpunt, boven op een heuvel voor een vogelvluchtperspectief met coulisseeffect. Boompartijen omlijsten het beeld dat hij vaak traditioneel in een rond of ovaal masker klemde. Hij fotografeerde de gebruikelijke topografische hoogtepunten zoals we die uit Nederlands-Indië kennen: het paleis van de gouverneur-generaal, de moskee, monumenten, het neogotische huis van de schilder Raden Saleh, de kerk en de Chinese huizen in Batavia. De stadsgezichten zijn soms van dichtbij genomen en geven mooie details prijs. Vooral de serie van Java valt op, niet alleen door de kwaliteit van de beelden, maar ook door de goudgetoonde afdrukken. In de reeksen van de overige eilanden is de kwaliteit soms wat minder.
De aanschaf van de camera’s en andere apparatuur, van chemicaliën, de huur van hotelkamers en atelierruimte, zes jaar reizen en een oogst van rond de 250 bruikbare foto’s: het aardige is dat wij in Meessens geval weten wat het allemaal heeft gekost. Uitgever De Bussy gaf voor in de fondscatalogus van Meessens foto’s openheid van zaken: “de finantieele opofferingen die volgens naauwkeurige aantekeningen de niet onbelangrijke som van f. 34000 – bedragen”. Op de tegenoverliggende pagina gaf De Bussy in de ‘Prijslijst’ vanzelfsprekend ook op wat de uitgever van de platen daarvoor terug wilde zien: voor de volledige verzameling, bestaande uit 175 Landschappen ‘formaat heel plaque en cabinet’ én vijfenzeventig Volkstypen, handgekleurd en op visitekaartformaat, het geheel in een notenhouten doos, diende de belangstellende het aanzienlijke bedrag van 225 guldens te betalen. Per stuk werden de landschappen voor f 1.25 verkocht en de volkstypen voor 50 cent. Een kleine rekensom leert dat de fotograaf minstens 150 sets van de complete serie van 250 foto’s zou moeten drukken en afzetten om het geld dat hij erin stak er ook weer uit te halen. In 1875 werd de serie in Parijs getoond. Kort daarna adverteerde De Bussy in de Indische Letterbode. De foto’s werden opnieuw uit de kast gehaald en geëxposeerd op de Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling in 1883 in Amsterdam naast de afdrukken die de Amsterdamse fotograaf Pieter Oosterhuis (of één van zijn medewerkers) maakte van de ‘Indische’ negatieven van H. Veen, foto’s van Woodbury & Page en kooldrukken van C. Lang, die allen werkzaam waren in Nederlands-Indië.
Van een selectie van zijn Indische foto’s stelde Meessen een bijzonder fraai uitgevoerd fotoalbum samen dat hij aan Koning Willem III ten geschenke aanbood. De titelpagina van dit album bevat een gekalligrafeerde persoonlijke opdracht van de fotograaf aan het staatshoofd: “dit album [… ] de vrucht van een zesjarige reis door de Oost-Indiesche bezittingen, eerbiedig opgedragen door de vervaardiger, Utrecht Februarij 1871”. Voordat dit pronkstuk naar Den Haag werd gebracht om te worden toegevoegd aan het koninklijke bezit, mocht het publiek het in ogenschouw nemen. Het album werd daartoe in Meessens woonplaats geëxposeerd in het atelier van zijn collega en vennoot, fotograaf Abraham A. Vermeulen. Het Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad van 21 februari 1871 was lovend: “De heer Meessen, fotograaf, heeft Neerl. Indie bezocht en een aantal fotografieën van daar overgebracht, allerlei belangrijke gezichtspunten uit die tropische gewesten teruggevende, en tevens portretten van de verschillende volksstammen, in kleuren. Deze kollektie mag men eenig in hare soort noemen. De keur uit deze verzameling is in een prachtig album bijeengevoegd, ‘t welk de vervaardiger dezer dage de eer zal hebben aan Z.M. de Koning aan te bieden.” Ook over de bijzondere vormgeving van het album was de recensent niet ontevreden: “Dit album is bewerkt door den heer Abels en met gouden en zilveren ornamenten versierd door den heer v. Kempen. De vier hoeken van zilver-oxyde dragen in goud de namen van Java, Sumatra, Borneo en Nias; in ‘t midden zijn de wapens van Nederland en Batavia in goud aangebracht, omringd door een klapper- en een pisangboom in zilver, ‘t geheel is in Hindoe-stijl keurig voltooid.” De bezichtiging van het album was niet gratis. De opbrengsten waren echter – zoals gebruikelijk in de negentiende eeuw – bestemd voor een goed doel: “De heer Meessen heeft dit album en zijne fotografieën ter bezichtiging gesteld ten huize van den heer A.A. Vermeulen, fotograaf in de Voetiussteeg, tot Zaterdag a.s. ten behoeve van het weezengesticht op den Daalschen Dijk. Wij behoeven dit doel niet als motief te bezigen ter opwekking, om album en fotografieën te gaan zien; ze zijn op zich zelven belangrijk genoeg, om tot een bezoek in het atelier van de heer Vermeulen aan te sporen.”
Volgens de Staatscourant van 3 januari 1871, no. 2, was Meessen kort daarvoor een vennootschap voor vijf jaar aangegaan met de fotograaf en kunstschilder Abraham Adrianus Vermeulen (1817-1890), onder de firmanaam van “A.A. Vermeulen & Cie”. Deze vennootschap had tot doel “Photo- en Lithographisch werk” te vervaardigen. Het is niet duidelijk wat precies de inbreng en de voordelen voor beide partijen waren. Wij kennen Vermeulen voornamelijk als portretfotograaf. Hij maakte onder andere visitekaartportretten van Utrechtse hoogleraren. Mogelijk was de voornaamste reden voor Meessen om zich zakelijk aan Vermeulen te verbinden dat hij na zijn terugkeer snel een plek en materialen nodig had om zijn set negatieven voor het beoogde album voor de koning af te drukken. Er zitten namelijk maar enkele weken tussen 3 januari, het aangaan van de vennootschap, en 21 februari, het moment dat de Utrechtse krant publiceerde over de expositie van het album voor de koning in de zaak van Vermeulen. In die tussenliggende periode moest Meessen ook de uitgebreide teksten er bij schrijven. Voor Vermeulen was de serie topografische foto’s van Nederlands-Indië wellicht een aantrekkelijke uitbreiding van zijn assortiment. Misschien ook maakte Vermeulen de afdrukken en bracht hij later de hoge kosten in rekening. Is dat de reden van de puissant hoge som geld van 34.000 guldens die wordt genoemd? Misschien bracht Meessen minder in dan Vermeulen dacht? De vennootschap bracht in ieder geval niet wat er van werd verwacht, want deze werd voortijdig beëindigd op 27 maart 1873. Met uitzondering van februari 1871 werd gedurende de twee jaar van hun samenwerking door hen beiden niet met de Indische foto’s geadverteerd noch werden zij te gelde gemaakt, totdat De Bussy eind 1875 met zijn fondslijst kwam.
In 1873 kwam het album voor de koning met de bijbehorende kist en allerlei andere zaken in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag terecht. Het bevat niet de complete serie zoals die drie jaar later door De Bussy op de markt werd gebracht, dus geen 175 maar slechts 153 foto’s. Het prachtexemplaar in de Koninklijke Bibliotheek met de ruime keuze aan Meessens Indische foto’s bleef daar niet onopgemerkt. De bibliothecaris Dr. T.H.L. van Wijnmalen zag in de schenking aanleiding om de foto’s in het Tijdschrift voor Nederlandsch Indiëte bespreken. Onder de titel Een vorstelijk geschenk vergeleek hij Meessens foto’s met tekeningen van hetzelfde onderwerp van Abraham Salm (1801-1876). Deze waren vanaf 1865 (tot 1872) in lithografie gebracht door J.C. Greive j r en uitgegeven door Frans Buffa en Zonen, Amsterdam. De vergelijking viel niet in het voordeel van de foto’s uit, ze waren “niet zoo uitstekend”. Maar het album was zeker wel aardig, haastte hij zich te zeggen en het verdient, “in zijn soort rechtmatige waardering […] eene niet geringe vergoeding voor wat ons voorstellingsvermogen bij de enkele beschrijving van het schoone rijk van Insulinde nog mist.”
Meessens foto’s kenden nauwelijks verspreiding. In slechts drie openbare instellingen zijn zijn foto’s als integrale, min of meer representatieve sets terug te vinden. In de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag wordt het eerder genoemde, door Meessen zelf samengestelde album van Koning Willem III bewaard. Een ander album, getiteld Insulinde, met op losse bladen geplakte foto’s is met een handgeschreven artikel en toelichting in de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam teruggevonden. Dit exemplaar is afkomstig van de Leidse hoogleraar P.J. Veth (1814-1895) die het in 1891 schonk aan het Koninklijk Aardrijkskundig Genootschap. Veth moet het album zelf hebben samengesteld nadat hij de reeksen foto’s – die op bruine kartons waren geplakt – van zijn echtgenote cadeau had gekregen. Hij plakte de foto’s, alle met een bruine kartonrand, op nieuwe bladen die hij nummerde en van titels voorzag (Veths handschrift is hierin te herkennen). Dit album bevat met 281 foto’s veel meer beelden dan het Haagse album en zelfs 30 meer dan in de Meessen-catalogus vermeld staan. Dat was Veth zelf ook opgevallen, zo blijkt uit zijn begeleidend schrijven: “Hiermede is rekenschap gegeven van 274 Photographiën. Er blijven er dus 7 over, waarvan ik de herkomst niet zeker kan opgeven; doch ik meen dat de verzameling Meessen zoo als ik ze van mijne vrouw ten geschenke ontving enkele photographiën bevatte, die niet in den hier bijgevoegden catalogus waren opgenomen.” Onder de foto’s is er in elk geval één, maar mogelijk meer, van Woodbury & Page. Ook van twee fraaie foto’s van Dajaks is het niet bekend of ze van Meessens hand zijn. Veth ordende de foto’s zelf per eiland. Vervolgens controleerde hij ze aan de hand van de titel in de fondslijst, schreef er een titel onder en benoemde de foto’s die hij niet in de fondslijst terugvond. Hij maakte vermoedelijk ook het titelblad ‘Insulinde’ met op groot formaat een portret van de Sultan van Djokjakarta, waarvan wij niet weten of Meessen daarvan de maker was. Veth greep de fotoreportage aan om zijn zoveelste verhandeling over de Oost ten beste te geven. Hij voegde dertig handgeschreven bladen bij met beschrijvingen en toelichtingen op wat er op de foto’s te zien was, met literatuurverwijzingen en al. Bij het Koninklijk Instituut voor Taal -, Land – en Volkenkunde in Leiden wordt een losbladig album met foto’s van volkstypen bewaard. Dit is een uitgave van De Bussy met een gedrukt titelblad “Indische Album”. Photografieën naar de natuur van J.A. Meessen. Van dit album is helaas de herkomst niet bekend. Daarnaast zijn er in dit instituut ongeveer 70 losse foto’s van Meessen, vooral landschappen. In Duitsland in de fotocollectie van de vorst zu Wied zijn enkele albums met bladen met series volkstypen aanwezig, waarschijnlijk via de Nederlandse connectie van de familie – de vorst zu Wied trouwde een dochter van de Nederlandse prins Frederik – in zijn bezit gekomen.
Meessens foto’s zijn vergelijkbaar met die van de Britse firma Woodbury & Page. Hij maakte niet alleen commerciële portretten in zijn studio’s in Batavia en Padang, maar hij bracht op zijn omzwervingen door de Archipel ook het landschap en de zogeheten volkstypen stelselmatig in beeld. Maar hoewel de foto’s van Woodbury & Page op grote schaal in de privé-albums van Indiëgangers zijn terug te vinden, hebben wij die van Meessen slechts in vier collecties teruggevonden. Het belang van zijn fotografische werk is gelegen zowel in het charmante karakter van de foto’s als in de begeleidende reisobservaties. Maar ook de omvang van de serie en de ambities die hij bij het begin van zijn onderneming tentoonspreidde, zijn interessante aspecten van een negentiende-eeuwse fotografieonderneming. In het geval van Woodbury & Page verliep deze uiterst succesvol, maar in het geval van Meessen – hij heeft altijd alleen gewerkt – was het project als onderneming bepaald niet geslaagd. De Utrechtenaar wist de weg naar de markt niet te vinden.
Documentatie
Primaire bibliografie
(eigen publicaties: tekst, eventueel met foto ‘s, maar ook fotoboeken e.d.)
(Advertentie) Sumatra Courant 4 mei 1867 (idem 11 mei, 18 mei, 25 mei en 1 juni 1867).
(Advertentie) Java Bode. Nieuws-, handelsen advertentie-blad voor Nederl. Indië 18 september 1867.
(Advertentie) Sumatra Courant 25 november 1868 (idem 2 december 1868).
(Advertentie) Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad 1 januari 1871.
A.A. Vermeulen en J.A. Meessen, [bericht oprichting vennootschap: Bij onderhandsche Acte dd. 14 December 1870, (etc.)], in Nederlandsche Staats-Courant (3 januari 1871) 2, ongepag.
(Advertentie) Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad 21 mei 1871 (idem 25 mei, 28 mei en 30 mei 1871).
A.A. Vermeulen en J.A. Meessen, [bericht ontbinding vennootschap: Bij onderhandsche Acte dd. 27 Maart 1873, (etc.) ], in Nederlandsche Staats-Courant (29 maart 1873) 76, ongepag.
“Indische Album”. Photografiën naar de natuur van J.A. Meessen, Amsterdam (J.H. de Bussy) zj. [1875].
J.A. Meessen, Beredeneerde catalogus van Meessen’s photographieën van Oost-Indische landschappen en volkstypen, Amsterdam (J.H. de Bussy) z j . [1875].
(foto ‘s in boeken, tijdschriften en ander drukwerk)
Bodo von Dewitz en Wolfgang Horbert, Schatzhauser der Photographie. Die Sammlung des Fürsten zu Wied, Keulen (Agfa-Foto-Historama) 1998, nrs. 30-33, p. 44-47, 238-239.
Secundaire bibliografie
(publicaties over defotograaf en/of zijn werk)
(Advertentie Van Vleuten & Cox) Java Bode. Nieuws-, handels- en advertentie-blad voor Nederl. Indië 14 december 1867.
(Advertentie Van Vleuten & Cox) Java Bode. Nieuws-, handels- en advertentie-blad voor Nederl. Indië 18 december 1867.
Anoniem, [kort bericht over tentoonstelling] , in Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad 21 februari 1871.
Verslag over den staat der Koninklijke Bibliotheek gedurende het jaar 1873, p. 26.
T.C.L.Wijnmalen, Een vorstelijk geschenk, in Tijdschrift voor Nederlandsch Indië, nieuwe serie, 3 (februari 1874) 1, p. 137-149.
(Advertentie De Bussy) De Indische Letterbode 1 (maart 1876) 1, p. 21.
(Advertentie De Bussy) De Indische Letterbode 1 (december 1876) 4, p. 94.
Anoniem, Berichten en mededeelingen. Een photographie-album van Ned. Indië, in De Indische Gids 2 (1880) 1, p. 111-112.
Catalogus der Afdeeling Nederlandsche Koloniën van de Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling (van 1 Mei tot uit. October 1883) te Amsterdam. Groep II, Leiden (E.J. Brill) 1883, p. 11.
Catalogus der Afdeeling Nederlandsche Koloniën van de Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling (van 1 Mei tot uit. October 1883) te Amsterdam. [Groep I], Leiden (E.J. Brill) 1883, p. 67.
Scott Merrillees, Batavia in Nineteenth Century Photographs, Richmond (Curzon Press) 2000, p. 42-43, 129, 165,219, 22 1, 238, 264-265 (met foto’s).
Tentoonstellingen
1871 (e) Utrecht, fotostudio ‘A.A. Vermeulen en Co.’, [album voor Koning Willem III].
1875 (g) Parijs, Exposition Geographique.
1883 (g) Amsterdam, Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling.
1998 (g) Keulen, Museum Ludwig/Agfa Photo-Historama, Schatzhauser der Photographie. Die Sammlung des Fürsten zu Wied.
1999 (g) Koblenz, Landesmuseum Koblenz, Schatzhauser der Photographie. Die Sammlung des Fürsten zu Wied.
2002 (g) Amsterdam, Rijksmuseum Amsterdam, Foto ‘s uit Verre Landen.
2003 (g) Utrecht, Ton Peek Photography, Fotografie uit Nederlands Indië, van Kinsbergen – Jacob Antonie Meessen – Woodbury and Page – e. a.
Bronnen
Amsterdam, Rijksmuseum.
Amsterdam, Universiteitsbibliotheek Amsterdam.
Den Haag, Koninklijk Huisarchief.
Den Haag, Koninklijke Bibliotheek.
Leiden, Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (o.a. beeldbank KITLV).
Leiden, Universiteitsbibliotheek Leiden.
Collecties
Amsterdam, Rijksmuseum.
Amsterdam, Universiteitsbibliotheek Amsterdam.
Den Haag, Koninklijke Bibliotheek.
Leiden, Koninklijk Instituut voor Taal-, Land-en Volkenkunde (KITLV).
Auteursrechten
Het fotografisch oeuvre van Jacobus Anthonie Meessen is vrij van auteursrechten. De reproductierechten berusten bij de instellingen die de foto’s beheren (zie onder Collecties).