FotoLexicon, 17e jaargang, nr. 33 (augustus 2000) (nl)

Winnifred Limburg

Lotte Menkman

Extract

Vanaf de jaren negentig onderscheidt Winnifred Limburg zich als fotograaf door zijn kunstmatige landschappen, waarin alles ‘echt’ gefotografeerd is maar waarvan niets in die samenstelling in de realiteit bestaat. Enerzijds vertoont zijn fotografie verwantschap met de kunstfotografie van voor 1900; anderzijds is zijn werk actueel en sluit aan op beeldtradities in het werk van bijvoorbeeld David Hockney, Ger van Elk en Jan Dibbets. Limburg heeft het fotograferen van ‘wat had kunnen zijn’ tot een ironische en ernstige opdracht gemaakt. Fotografie is zijn middel om gedachten en illusies herkenbaar en waar te maken. Technische en beeldende ontwikkelingen gaan op een eigenwijze manier hand in hand.

Biografie

.

1956

Winnifred Limburg wordt op 30 oktober 1956 in Purmerend geboren. Hij ziet zijn geboortestadje veranderen in een nieuwbouwstad die uitgroeit naar de randen van Amsterdam. Als hij 9 jaar is, krijgt hij een bril met negatieve lenzen en ontdekt dat zijn wereld die voorheen uit details en fragmenten bestond, ook een vergelegen horizon heeft.

1974

Hoewel hij aanvankelijk boswachter of beeldhouwer wil worden, gaat hij na zijn middelbare schoolopleiding als verpleegkundige in de psychiatrie werken. Hij leest en tekent veel.

Van zijn eerst verdiende geld koopt hij een fotocamera waarmee hij alles wat los en vast zit fotografeert.

1980

Na zijn militaire dienst kiest hij voor de opleiding tot fotograaf aan de Academie Sint Joost te Breda. Winnifred Limburg blijft een eenling: hij vindt geen voorbeelden in het werk van anderen en geen stimulans in lessen bij docenten.

1986

Limburg studeert af met schilderachtig en abstract ‘vrij’ werk dat het begin vormt van zijn latere fotografische ontwikkeling. Hij vestigt hij zich als ‘fotograaf in opdracht’ (landschappen en interieurs) en als ‘vrij fotograaf.

1987

Zijn inzending voor de Kodak prijsvraag wordt bekroond met een eervolle vermelding van Kodak Award Nederland. Dit werk wordt geëxposeerd in galerie K61 te Amsterdam. In datzelfde jaar maakt hij voor Randstad het fotowerk Werklust. Vanaf 1987 neemt hij deel aan verschillende groepstentoonstellingen.

1988

Limburg werkt aan zijn eerste assemblage, het fotoproject Stad, een vrije opdracht van de Raad voor de Kunst te Amsterdam.

1988-‘95

Hij voert diverse foto-opdrachten uit voor boekomslagen van uitgeverij Querido.

1989

Limburg krijgt de vrije foto-opdracht Fotografische werkelijkheid/letterlijkheid van het Amsterdams Fonds voor de Kunst.

1990-‘91

Zijn eerste grote werken ontstaan, Vliegtuig en Tafel, waarin hij vierkante delen van foto’s assembleert, die van enige afstand bekeken, de voorstelling vormen. Deze werken zijn Cibachrome-contactafdrukken van zijn assemblages.

1991

Limburg neemt deel aan Plastic Photography, de fotobiënnale te Enschede.

1992

Hij krijgt de opdracht van de Stichting Stedelijke Fotografie Utrecht om het Postkantoor Neude te fotograferen.

1993

Hij begint met het verkennen en uitwerken van het Hollandse waterlandschap, dat in de loop van de jaren uitgroeit tot zijn specialisme.

Hij krijgt dit jaar de vrije foto-opdracht Landschapsherinrichtingen/assemblages van het Amsterdams Fonds voor de Kunst.

1994-‘96

Limburg maakt een serie van acht foto’s, Mijn Tuin, waarin uitvergrote dingen uit het leven van alledag als bezwerende objecten of magische tekens verschijnen in een weids panorama.

1995

In opdracht van sieraadontwerper Ruudt Peters te Amsterdam maakt Winnifred Limburg zes foto’s van Peters’ sieraden en het omslag voor diens catalogus Ouroboros.

Limburg krijgt een eenmanstentoonstelling in Galerie Marzee, Nijmegen.

In datzelfde jaar neemt hij deel aan de tentoonstelling Een zomerlied in 30 coupletten, in het Van Reekum Museum te Apeldoorn, dat al verschillende grote fotowerken van hem heeft aangekocht.

1996

Limburg krijgt een eenmanstentoonstelling in de galerie van Barends & Pijnappel te Antwerpen. Ziekte belet hem enige tijd om door te gaan met zijn fotografie.

1998

Met drie nieuwe werken van bescheiden maat, Eiland aan Zee, Waterval aan Zee en Heuvels aan Zee, neemt hij deel aan Niet de Kunstvlaai in de Westergasfabriek te Amsterdam.

Hierna begint een nieuwe periode waarin hij experimenteert met de fotografische mogelijkheden van de digitale techniek, waardoor een allesoverheersende tonaliteit ontstaat die zijn werk op het kruispunt doet belanden van fotografie en schilderkunst.

1998

Limburg werkt met de computer aan een groot fotografisch landschap waarin de verschillende aspecten van zijn vroegere werk samenkomen.

Beschouwing

Winnifred Limburg fotografeert landschappen en maakt hiermee situaties die niet bestaan, maar die ‘waar hadden kunnen zijn’: hij mengt in zijn geassembleerde foto’s werkelijkheid en fictie tot een nieuw geheel. De discrepantie tussen het bestaande landschap en zijn visie op de natuur vertaalt hij in werk waarin fotografie op gespannen voet staat met beeldende kunst.

Aanvankelijk maakt hij het artificiële van zijn fotografie manifest door het beschilderen van negatieven en door het opzettelijk zichtbaar laten van snij- en plakranden. Met de techniek van de computer ontdekt hij dat fragmenten naadloos in elkaar kunnen vloeien, waardoor hij fantastische en toch typisch Hollandse landschappen kan maken. De perspectivische ruimten die hij zo kan laten ontstaan, biedt hij de beschouwer aan: een landschap waardoor de kijker eindeloos kan dwalen en zijn eigen waardeoordelen kan vormen. Door deze werkwijze is Winnifred Limburg wellicht als een “vrij fotograaf’ bij uitstek te typeren.

Tijdens zijn opleiding aan de Academie Sint Joost is Winnifred Limburg een eenling. Hij vindt geen voorbeelden in het werk van andere leerlingen, ook niet in het werk van studenten die later bekend worden als fotografen van de Rotterdamse School zoals Gerald van der Kaap, Bas Vroege of Ruurd van der Noord. Evenmin ervaart hij een stimulans tijdens de lessen. De academie is voor hem vooral een werkplaats met technische faciliteiten die hij volop benut. Hij maakt zich de techniek van de fotografie eigen door het werken met grootbeeldcamera’s en het experimenteren in de doka met kunstmatige kleuren. Hieruit ontstaat schilderachtig en tamelijk abstract werk: bijvoorbeeld een driehoek tegen een ingekleurde achtergrond of een zwerfkei met ingekraste texturen in een vlekkerig beschilderde omgeving. Het inkleuren en het bekrassen van de negatieven leidt na zijn academietijd tot nieuwe experimenten.

Wanneer hij zich als ‘fotograaf in opdracht’ (landschappen en interieurs) en als ‘vrij fotograaf’ heeft gevestigd, blijkt dat werken in opdracht hem niet ligt. Zijn vrije experimenten waarin hij fragmenten combineert en later negatieven aan elkaar plakt, leiden tot een onmiskenbaar persoonlijke stijl.

De foto’s die hij voor zijn eindexamen maakte, ontstonden naar aanleiding van situaties uit het leven van alledag. Hij combineerde objecten tot eenvoudige, maar monumentale composities. Het lijken kleine verhalen die net als sprookjes, tegelijk iets griezeligs betekenen. Voorbeelden zijn een opname van een mes dat een voetbal doorboort; een komkommer waarin een glasscherf de vleugels vormen en een zeppelin die in de lucht wordt aangevallen door vliegende komkommers en wortels met het loof er nog aan.

Wanneer Winnifred Limburg en zijn vriendin, beeldend kunstenares Carolein Smit, een huis kopen, wordt een grootscheepse verbouwing op stapel gezet die zowel zijn atelier als een fotostudio omvat. In de achtdelige serie Mijn Tuin plaatst hij de uitvergrote objecten uit het leven van alledag – zoals een zaklantaarn of een troffel – als magische tekens in weidse panorama’s. Het combineren van fragmenten groeit in deze serie uit tot een complexe werkwijze van talloze in elkaar gemonteerde opnamen. Na 1990 gaat hij door op deze experimenten in een aantal grotere en uit meer delen bestaande assemblages.

De foto Tafel bijvoorbeeld is een contactafdruk van een assemblage van vijfentwintig afdrukken van ingekleurde 4×5″ negatieven. De foto is opgebouwd uit stukken van gebouwen: delen van de zuilen van de Maasboulevard en van de brug nabij de Nieuwe Waterweg in Rotterdam vormen één poot; de andere poot bestaat uit een combinatie van een deel van de toren van de suikerfabriek te Zevenbergen met het topje van de vuurtoren te Willemsstad. De afzonderlijke opnamen zijn soms ondersteboven of gedraaid gemonteerd. Van dichtbij ziet men in de foto een collage van uiteenlopende opnamen, maar van enige afstand bezien vormt zich een voorstelling van een helder rode tafel die in het luchtruim zweeft. De assemblage Vliegtuig bestaat eveneens uit vijfentwintig rechthoekige delen van foto’s van gelijk formaat. In deze assemblage verwerkt hij architectuurfoto’s en andere onderwerpen: de romp is opgebouwd uit een meer dat doorloopt in een roestvrijstalen buis, vervolgens in aluminium tentstokken, een viaduct aan de A 16, een stuk pvc-buis en daarna in een opname van twee broeken en vier sokken, eindigend in een deel van een houtzaag. De vleugels zijn een compilatie van delen van een broodmes, een stoppelveld te Hellegat, de geluidswal bij Couwelaar en een gekarteld tomatenmesje. In deze twee foto’s experimenteert hij met een grote hoeveelheid mogelijkheden die hij al werkend ontdekt. De locatiegegevens van de verschillende opnamen vormen een document bij het nieuwe, samengestelde geheel.

De assemblage Postkantoor Neude (1992-93), die Limburg in opdracht maakt, is samengesteld uit circa 1000 opnamen en heeft een meer verhalend karakter. De buitenkant van het gebouw wordt als het ware opengebroken door kleine en grote geassembleerde foto’s van de binnenkant: binnen en buiten worden gecombineerd en omgedraaid, samen met portretten van de mensen die in het gebouw werken en het bezoeken.

Een interessant onderdeel van zijn werk na 1993 vormen de diverse waterlandschappen: series foto’s met titels als Meren, Rivier, Watervallen en Eilanden. Voor Watervallen heeft Winnifred Limburg honderden foto’s genomen op uiteenlopende plekken: van IJmuiden tot Borculo en van Loenen tot Roermond. Een belangrijk deel van de waterlandschappen is gemaakt langs de Veluwezoom, het landschap dat al in de negentiende eeuw vele kunstenaars inspireerde. Allerlei soorten waterpartijen, straaltjes, cascades en watergordijnen, in close-ups en in totalen, evenals delen van bosvennen, sloten, vijvers, vaarten, grachten en kanalen, die met de oevers en de weilanden het Hollandse Landschap vormen, gebruikt hij om deze landschappen te bouwen. Zijn verhalen over het Hollandse landschap zijn zowel technisch als inhoudelijk complexer geworden. Winnifred toont hierin een duidelijke voorkeur voor het panorama: het grootse vergezicht waarin de einder nooit het einde is. “Weidsheid houdt niet op bij de horizon” luidt een van zijn uitspraken. In de zelfgemaakte ruimten last hij pleisterplaatsen in – gebouwen, bruggen, boten en beestjes – die de afstanden terug brengen tot een menselijker maat. In dit complexe geheel kan de beschouwer zijn weg zoeken door de tegenstellingen groot – klein, dichtbij – veraf, boven – onder, geheel – delen, beeldmateriaal – voorstelling en werkelijkheid – fictie. Deze tegenstellingen wijzen de weg door de typisch Nederlandse landschappen die, ondanks het artificiële karakter van de foto, ‘echt’ hadden kunnen zijn. De fotograaf is kunstenaar en maakt fictieve landschappen of gefotografeerde dagdromen… Herinneringen, gebeurtenissen, dieren en objecten krijgen een plaatsje in het eigenlijke onderwerp. Hij brengt zijn liefde voor de natuur en voor dieren bij voorkeur op ironiserende wijze in beeld.

In zijn beginperiode maakte Winnifred Limburg foto’s van landschappen aan de hand van een schets. Hij knipte de schets in delen die hij op het matglas van zijn camera plakte om dat passende stukje landschap te zoeken. Hiervoor reisde hij het land door en maakte veel opnamen. In het geval van een bijzondere vondst of gebeurtenis mocht de indeling gaandeweg veranderen. Deze werkwijze lijkt achteraf tijdrovend en inefficiënt. Het resultaat is echter een bruikbaar en goed gedocumenteerd archief. Bovendien heeft hij veel kennis verworven over karakteristieke landschappen, plekken, waterpartijen, planten en dieren door studie van het Nederlandse landschap en van de daar levende flora en fauna. Op basis van zijn ervaring fotografeert hij nu op een vast formaat en zorgt hij dat het perspectief toepasbaar is in het totaal van de toekomstige assemblage. Hij houdt rekening met de breedte van het beekje en soms lijkt het alsof delen van landschappen elkaar in zijn gedachten al vastpakken. Soms drukt hij op een bepaald formaat af zodat delen van bepaalde opnamen nog beter in elkaar kunnen schuiven. Tijdens het vergroten of met de computer kan dit nog iets aangepast en verfijnd worden.

Voor zijn opnamen gebruikt hij een 4×5″ en een kleinbeeldcamera met zwart/wit negatief film. De negatieven beschildert hij met de complementaire kleuren uit de werkelijkheid waarna hij het negatief spiegelbeeldig afdrukt op kleurenpapier. Daarna verknipt hij de afdrukken en monteert deze in elkaar tot een totaalbeeld. Met transparante eiwitlazuur- en aquarelverf werkt hij bij. Het geheel wordt nu bij een fotolaboratorium op Cibachrome gecontact en opgeplakt op aluminium. Door het effect van de kleuring van de negatieven en het inkrassen, ontstaat een herkenbare stijl. De snij- en plakranden laat hij in zijn assemblages opzettelijk zichtbaar om het kunstmatige van het geconstrueerde landschap te benadrukken. In de eerste jaren zijn de delen waaruit hij de assemblage opbouwt nog min of meer rechthoekig en plaatst hij de verschillende opnamen tegen elkaar. Later verschuift de nadruk naar de wijze van monteren: hij knipt objecten – een boom, een waterval of een schaap – uit waardoor bochtige snijlijnen ontstaan en de delen als een puzzel in elkaar schuiven. De snijlijnen lopen als hoogtelijnen mee met het reliëf van het landschap.

In de fotowerken die hij met de computer maakt, kan hij een detail van een wallenkant in de digitale vergroting invoegen en overtollige delen van het donorstukje weggummen. Hierdoor kan hij vloeiende overgangen maken en verdwijnt de verbrokkeling: alle delen worden totaal geïntegreerd en er ontstaat een alles overheersende tonaliteit als in een schilderij. Dit levert een compacte instant ervaring op. Met de computer nemen de mogelijkheden toe en ontstaat bovendien een grotere speelruimte. Schaal is niet langer belangrijk omdat delen tot gigantische maten te vergroten zijn. Met de computerpen kan hij texturen laten ontstaan door bijvoorbeeld allemaal blaadjes of water te toveren. Stromend water kan hij in iedere gewenste richting laten stromen en van een zee kan hij een stroomversnelling maken of andersom.

Deze speelruimte vraagt om spelregels. De ‘beperking van het gebruik’ is zo’n regel: als een element uit een bepaalde opname verwerkt is, mag niets uit deze opname meer in een volgend werk gebruikt worden om het gevaar van herhaling te vermijden.

Uit het proces van het in gebruik nemen van de natuur is een cultuurlandschap ontstaan waarin steeds minder speelruimte over is voor de natuur zelf. Het ingrijpen in het landschap verbeeldt hij door het proces van verbranden, een van de terugkerende thema’s in zijn werk, dat verwijst naar de vergankelijkheid van het landschap. In verschillende werken zijn bijvoorbeeld opnamen van brandende watjes gemonteerd. Een belangrijk referentiepunt voor Winnifred Limburg is het “failliet van Purmerend” zoals hij de veranderingen van zijn geboortestadje bestempelt: het dempen van de gracht waar vroeger de rijnaken gesleept werden door piepkleine bootjes, de aanleg van de grote verbindingswegen en de nieuwbouwwijken die van Purmerend een slaapstad maakten. Hierdoor is een landschap ontstaan “waarin een flauwe bocht al romantisch aandoet”.

Ook komen allerlei varende dingen in verschillende waterlandschappen terug. Zowel bestaande als vreemd samengestelde boten varen in de rivier die door de weilanden naar de einder meandert. In Vliegtuig delen verschillende vogelsoorten die van oudsher het luchtruim bevolken het zwerk met moderne vliegtuigen.

Vliegen is eveneens een proces dat hem intrigeert. Het verplaatsen door de lucht gaat sneller en er ontstaat een groots panorama. Limburg wil in zijn fotowerk het abstracte begrip ‘afstand’ – het overbruggen van kilometers in tijd – terugbrengen tot de materie, tot de werkelijkheid van een visuele afstand.

Processen als varen, vliegen en verbranden komen telkens in andere vertalingen terug in zijn fotowerken en verwijzen naar tegenstellingen zoals natuur en cultuur, reizen en verblijven, de rechte lijn en de wetten van de natuur.

Hij toont het landschap niet als een statisch beeld. Een herinnering bestaat volgens Limburg nooit uit één fragment van het geziene: het “er door heengaan” is dynamisch en het favoriete landschap is niet in één beeld te vatten. Net zoals tijdens het rondkijken, rijgt hij in zijn werk plekken aaneen. Door het monteren van delen van het landschap waarin het perspectief net iets verschilt, wordt de natuur ruimtelijk ervaren.

Wisselende perspectieven en tegenstellingen -ver weg en dichtbij, noord en zuid, oost en west – maken het bekijken tot een visuele reis alsof je in het landschap staat. Zowel details als virtuele ruimtes doemen op als uitnodiging om te kiezen welk pad de beschouwer met zijn ogen wil volgen.

Het doorboren van objecten, een onderliggend thema uit zijn begintijd, vertaalt hij nu in landschappen die in elkaar schuiven: de bedachte perspectieven wijken af van het smalle pad van de werkelijkheid.

Winnifred Limburg creëert met fragmenten van opnamen een nieuw en complex geheel. Hij kent zijn klassieken en zet – bewust of onbewust – een traditie voort in het spoor van de buitenbeentjes van de fotografie uit de vorige eeuw, zoals Oscar Rejlander en H.P. Robinson. Deze montagefotografen van het eerste uur combineerden soms wel twintig verschillende negatieven om hun verhaal te verbeelden en speelden hiermee een spel met het werkelijkheidsgehalte van de fotografie. Onbedoelde effecten die ontstaan door vermenging van standpunten door montage in de vroege fotografie – zoals in de beroemde zonsondergang van Le Gray uit 1860 – gebruikt Winnifred Limburg juist opzettelijk. De vermenging van perspectieven voegt meer ruimtelijkheid toe en geeft een vervreemdend effect.

Hij gebruikt deze en andere technische mogelijkheden, zoals krassen, inkleuren en monteren om zijn spel met de werkelijkheid van de fotografie vorm te geven. De collage is bovendien van oudsher – bij kunstenaars als Paul Citroen, Hannah Hoch en Georg Grosz – een middel bij uitstek om commentaar te leveren. Winnifred Limburg gebruikt het samenvoegen van beelden voor zijn onderwerp, het vergankelijke landschap. Hij ziet sinds zijn prille jeugd het natuurlijke landschap veranderen in een door en door kunstmatige omgeving. Door zijn constructies bouwt hij landschappen op om die schoonheid, die door menselijk ingrijpen verloren gaat, opnieuw te tonen. Limburgs werk sluit bovendien aan op de vrije kunstfotografie vanaf de jaren zeventig in Europa. Verwantschappen met een aantal werken van David Hockney, Gilbert en George en ook met het vroege werk van Ger Dekkers uit het begin jaren tachtig, zijn herkenbaar.

In de jaren zeventig raakte Limburg vooral geïnspireerd door de fotografen Lee Friedlander, Franco Fontana en Ralph Gibson. Zij maken foto’s die er uitzien als abstracte schilderijen. Spiegelingen, reflecties en abstracte structuren spelen met ‘echt’ en ‘niet echt’ en esthetiseren het landschap op een bijzondere manier.

Foto’s van onder anderen Irving Penn, Joel Meyerowitz en Stephen Shore en de vroege films van Peter Greenaway zijn in zijn gedachten inspiratiebronnen. Daarnaast bewondert hij de landschapschilders door de eeuwen heen en vooral de schilder Ruysdael. Behalve fotografie en beeldende kunst, kan alles wat nieuw en verrassend is – op gebieden van toneel en muziek tot natuurwetenschap en maatschappelijke verschijnselen – hem aanzetten tot nieuwe ideeën.

Winnifred Limburg heeft een eigen vorm ontwikkeld, waarbij de door hemzelf uitgevonden techniek het antwoord geeft op zijn zelfgestelde vragen. Was eerst het reizen door Nederland op zoek naar ‘het passende stukje’ het meest arbeidsintensieve deel van zijn werk, nu is het bewerken, variëren en het maken van keuzes het meest tijdrovend. Vormgeving en inhoud gaan hand in hand en versterken elkaar. Als een beeldhouwer herschikt en reorganiseert Winnifred Limburg fragmenten van het landschap en als een boswachter bewaakt hij dit proces. Het beschilderen van de negatieven geeft de opnamen die bij verschillende lichtomstandigheden zijn gemaakt een groot verband. Winterlandschappen met kale takken, omgekapte bomen en ijskristallen krijgen door inkleuren een zomerse gloed. ‘Vroeger’ is vol mooie herinneringen en in de foto’s van Winnifred is het altijd zomer… Limburgs eerste stappen in de digitale fotografie maken dat de samengestelde landschappen vervloeien tot een schilderachtig geheel. Elementen als het mengen van verschillende perspectieven, het naar voren toveren van objecten en dieren, past hij subtieler toe. Met de spelregels die hij zich oplegt, telkens wanneer hij nieuwe mogelijkheden ontdekt, geeft hij richting aan zijn ontwikkeling die zijn visie op het vergankelijke landschap telkens op een nieuwe manier belicht. Het belang van de fotografie van Winnifred Limburg ligt in zijn eigenzinnige toepassing van de fotografie en in de persoonlijke manier waarop hij zijn onderwerp – het vergankelijke landschap – verbeeldt. Zijn werk roept het gedicht van Marsman ‘Heel Holland wordt herinnerd in een groot geheel’ in herinnering als een samenvatting van het oeuvre van Winnifred Limburg.

Documentatie

Primaire bibliografie

foto’s in:

Kalender Kodak 1988, Odijk (Kodak) 1987, afb. mei, juni, juli, augustus.

Camera Austria (1989) 29, p. 48-49.

Randstad Revue juni/juli 1989, omslag, ongepag.

Affiche Werklust, Amsterdam (Randstad) januari 1990.

Brochure behorend bij affiche Werklust, Amsterdam (Randstad) 1990.

Andreas Burnier, Een tevreden lach, Amsterdam (Querido) 1991, 10de dr., omslag.

Hellema, De maan van de vorige avond, Amsterdam (Querido) 1992, omslag.

Kees Verheul, Een jongen met vier benen, Amsterdam (Querido) 1992, 6 e dr., omslag.

Stichting Stedelijke Fotografie Utrecht. Jaarverslag 1992, p. 7.

Catalogus tent. Mesiac Fotografie 1993 [= Month of photography 1993], Bratislava 1993, p. 117.

Jan Coppens (samenst.), Een toekomst in de fotografie. Oud-studenten van de Academie Sint Joost te Breda, Breda (Stichting Brabants Fotoarchief) 1993, p. 74-79 (met foto’s).

Veronica Hazelhoff, Elmo, Amsterdam (Querido) 1993, omslag.

Alfred Kossmann, Een gouden beker/Drempel van ouderdom, Amsterdam (Querido) 1993, 2 e dr., omslag.

Doeschka Meijsing, De hanen en andere verhalen, Amsterdam (Querido) 1993, 4 e dr., omslag.

Catalogus tent. Utrecht voor later. Gefotografeerde documentaires van de stad Utrecht 1987-1993, Utrecht (Kunstzaal achter de Dom) 1994, p. 56-57.

Inez van Dullemen, Vroeger is dood, Amsterdam (Querido) 1994, 16 e dr., omslag.

Het Parool 3 oktober 1994, Uit & Thuis, p. 15.

Art editie Meteooooor 3 [uitgegeven bij de tentoonstelling in galerie Marzee], Nijmegen (Galerie Marzee) 1995, ongepag.

Catalogus Fotofestival Naarden, Naarden (Focus) 1995, p. 64.

Ruudt Peters, Ouroboros, Amsterdam (Voetnoot) 1995, omslag, ongepag. Focus 82 (mei 1995) 5, omslag, p. 64.

Tentoonstellingskrant Niet de Kunstvlaai, Amsterdam (Westergasfabriek) 1996, ongepag.

Korenbeurs NL [Catalogus fotomanifestatie Noorderlicht 1999], Groningen (Korenbeurs) 1999, p. 30-31.

Opdrachten

[na het jaar staat vermeld de opdrachtgever en tussen haakjes het onderwerp en/of doel waarvoor de foto’s zijn gemaakt]

1988-1995 E.M. Querido’s Uitgeverij (boekomslagen).

1989 Raad voor de Kunst, Amsterdam (vrije opdracht: Stad).

1989 Randstad (opdracht met als thema: Werk).

1989 Stichting Amsterdams Fonds voor de Kunst (vrije opdracht: Fotografische werkelijkheid/letterlijkheid).

1992 Stichting Stedelijke fotografie Utrecht (documentaire foto-opdracht: Postkantoor Neude).

1992 Stichting Amsterdams Fonds voor de Kunst (vrije opdracht: Landschapsherinrichtingen/ assemblages).

1995 Ruudt Peters (omslag en foto’s van 6 objecten voor de uitgave Ouroboros).

Secundaire bibliografie

Catalogus tent. Plastic Photography. Tsjechoslowaakse en Nederlandse fotografie/Czechoslovak and Dutch photography. Foto Biennale Enschede 1991, Enschede 1991, p. 58-59, 78.

Wim Broekman, Fotobiennale Enschede, in foto 46 (maart 1991) 3, p. 46-52.

Linda Roodenburg, Fotowerk.. Fotografie in opdracht 1986-1992, Amsterdam (Uitgeverij 010) 1992, p. 134, 155.

Stichting Stedelijke Fotografie Utrecht. Jaarverslag 1992, p. 8-9.

Catalogus tent. Kunst van Zaken, Tilburg (Textielmuseum) 1994, p. 128-129.

Catalogus Werk. /Work. De Randstad fotocollectie/The Randstad collection of Photographs 1988-1995, Amsterdam (Randstad Holding) 1995, p. 48-49, 100, 118.

Aernout Hagen, Ariadne in Venetië, in Catalogus tent. Archipel, kunsteilanden in het nieuwe meer, Amsterdam (Het Nieuwe Meer) 1996, p. 9-12.

Brochure tent. Holland, Antwerpen (Barends & Pijnappel) 1997.

Catalogus tent. Langs velden en wegen. Eropuit met Nederlandse kunstenaars uit de 18de en 19de eeuw, Amsterdam (Rijksmuseum) 1997, p. 2-3, 27, 36-37 (met foto’s).

Brochure tent. Wonderland [t.g.v. fotomanifestatie ‘Noorderlicht ’99], Groningen (Korenbeurs) 1999, p. 35.

Pieter Kottman, Poëzie heerst op fotomanifestatie, in de NRC Handelsblad 1 oktober 1999.

Tentoonstellingen

1979 (e) Haarlem, De Ark.

1987 (g) Amsterdam, Galerie K61, Kodak Award Nederland.

1989 (g) Amsterdam, Stadhuis Amsterdam, 25 keer Fotografie (Foto ’89).

1991 (g) Enschede, Marktzeventien, Plastic Photography. Czechoslovak and Dutch photography (Foto Biennale Enschede).

1992 (g) Amsterdam, Beurs van Berlage, Fotowerk, fotografie in opdracht 1986-1992.

1993 (g) Bratislava, Galéria Mesta Bratislavy, Mesiac Fotografie.

1993 (g) Nijmegen, Galerie Marzee, Preview.

1994 (g) Breda, De Beyerd, Een toekomst in de fotografie, oud-studenten van de Academie Sint Joost te Breda.

1994 (g) Utrecht, Kunstzaal Achter den Dom, Utrecht voor later.

1994 (g) Tilburg, Textielmuseum, Kunst van Zaken.

1995 (e) Nijmegen, Galerie Marzee, Winnifred Limburg. Fotowerken/ photography.

1995 (g) Apeldoorn, Van Reekum Museum, Een Zomerlied in 30 coupletten.

1995 (g) Naarden, Spaanse Huis, Randstad Fotocollectie 1988-1995 (Fotofestival Naarden).

1996 (g) Amsterdam, Vakbondsmuseum, Werk/Work.

1997 (e) Antwerpen, Barends & Pijnappel, Holland. Recente Fotowerken van Winnifred Limburg.

1998 (g) Amsterdam, Westergasfabriek, Niet de Kunstvlaai.

1998 (g) Apeldoorn, Van Reekum Museum, Samengestelde Beelden. Verhalen en Constructies.

1999 (g) Groningen, Korenbeurs, Landschapsassemblages (fotomanifestatie Noorderlicht 1999).

Bronnen

Antwerpen, Henrik Barends.

Apeldoorn, Van Reekum Museum, documentatiebestand.

Breda, Winnifred Limburg.

Leiden, Prentenkabinet, bibliotheek en documentatiebestand.

Collecties

Amsterdam, Randstad.

Apeldoorn, Van Reekum Museum.

Nijmegen/Luik, Swets, Dols & Heuff B.V.

Utrecht, Stichting Stedelijke Fotografie.

Artotheken, kunstuitlenen en CBK’s van onder andere: Assen, Breda, Den Bosch, Eindhoven, Gorinchem, Groningen, Hengelo, Papendrecht, Purmerend, Tilburg, Utrecht en Zoetermeer.

Auteursrechten

De auteursrechten op het fotografisch oeuvre van Winnifred Limburg berusten bij Winnifred Limburg te Breda.