Fotolexicon, 16e jaargang, nr. 32 (november 1999) (nl)

Maurits Verveer

Hans Rooseboom

Steven Wachlin

Extract

Tussen 1857 en 1891 behoorde Maurits Verveer tot de bekendste portretfotografen van Den Haag. Hij had veel omgang met kunstschilders, van wie hij er zelf één was voordat hij fotograaf werd, en heeft velen van hen geportretteerd. Ook verschillende schrijvers, wetenschappers en leden van de koninklijke familie hebben voor hem geposeerd. Alleen al om die reden zijn zijn portretten interessanter, bekender en herkenbaarder dan die van de meeste andere negentiende-eeuwse portretfotografen. Het merendeel van de bewaard gebleven portretten is op carte-de-visite-formaat afgedrukt.

Biografie

.

1817

Mozes Leonardus (Maurits) Verveer wordt op 7 mei in Den Haag geboren als zoon van Leonardus Abraham Verveer en Carolina Elkan, die een winkel in manufacturen hebben. Hij heeft één oudere broer, Salomon Leonardus (1813-1876) en één jongere broer, Elchanon Leonardus (1826-1901), die beide kunstschilders worden, en vier zussen. Mozes Leonardus noemt zich later Maurits en Mauritz, maar signeert ook wel met M.L. Verveer.

1845-‘47

Verveer schrijft in juni 1847 aan de kunstenaarsbiograaf Immerzeel: “(…) tot mijn 27ste jaar werdt ik bij mijn ouders in den handel opgeleidt”. Zijn broers Salomon en Elchanon waren kennelijk niet voor de handel bestemd; zij spraken er althans niet over toen zij aan Immerzeel informatie over zichzelf verschaften. Maurits schrijft Immerzeel ook dat hij “(…) als Houtgraveur 8 maanden te Brussel gewoond [had] in 1846 voor de illustratie van Le Juif Errant en andere werken uitgegeven bij Meline et Gans”. Met Le Juif Errant wordt een roman van Eugène Sue bedoeld. Op de vraag van Immerzeel welk vak hij beoefent, antwoordt Verveer: “Houtgraveur [,] houdt mij thans bezig in ‘t schilderen te oefenen”. Daarin wordt hij door zijn broers onderwezen. In 1845 en 1847 zendt hij een ‘houtsnede-gravure’ in naar de Tentoonstelling van Levende Meesters in Den Haag.

1850

Volgens het bevolkingsregister (1850-1861) woont Maurits met zijn vader, broers en zusters op de Dunne Bierkade N70; hij is er, net als zijn twee broers, ingeschreven als kunstschilder. Hij wordt in 1850 ‘kunstlievend lid’ van de Haagse kunstenaarsvereniging Pulchri Studio.

1851

Maurits Verveer zendt een schilderij in naar de Tentoonstelling van Levende Meesters Den Haag; dit is het eerste teken van Verveer als schilder. Hij stuurt ook werk in naar een tentoonstelling in Brussel.

1852

Naar de Tentoonstelling van Levende Meesters in Den Haag zendt Verveer drie schilderijen in, naar die in Rotterdam één.

1853

Verveer wordt op een schilderijententoonstelling in Duinkerken bekroond met een ‘eerste medaille’ voor zijn schilderij een Scheveningsch strandgezigt, dat tevens door de commissie wordt aangekocht. Hij zendt naar de Tentoonstelling van Levende Meesters in Den Haag twee schilderijen in.

1854

Verveer zendt naar de Tentoonstelling van Levende Meesters in Amsterdam twee schilderijen in, waarvan één gestoffeerd is door zijn broer Salomon. Naar de Tentoonstelling van Levende Meesters in Rotterdam zendt hij één schilderij in.

1855

Hij wordt ‘werkend lid’ van Pulchri.

1856

Verveer zendt naar de Tentoonstelling van Levende Meesters in Amsterdam twee schilderijen in, waarvan één gestoffeerd door Salomon. Naar de Tentoonstelling van Levende Meesters in Rotterdam zendt hij één schilderij in.

1857

Hij wordt ontslagen als lid van Pulchri wegens het niet voldoen van de contributie. Hij verhuist naar de Eerste Wagenstraat S81 en opent hier zijn eerste fotografische atelier.

Zijn eerste advertentie als fotograaf verschijnt op 19/20 april 1857 in het Dagblad van Zuidholland en ‘s Gravenhage. Het adresboek van 1857-1858 vermeldt hem voor de eerste maal als fotograaf; in eerdere edities kwam hij niet voor. Hij zendt naar de Tentoonstelling van Levende Meesters in Den Haag drie schilderijen in (gestoffeerd door Salomon) en een portretfoto ‘sans retouche’.

1858

Verveer zendt naar de Tentoonstelling van Levende Meesters in Rotterdam een schilderij in (gestoffeerd door Salomon).

1859

Het adres Wagenstraat S81 wordt omgedoopt in 1e Wagenstraat 39. Hij zendt naar de Tentoonstelling van Levende Meesters in Den Haag een “Lijst met Fotografiën’ en twee portretfoto’s in.

1860

Verveer neemt deel aan de Tentoonstelling van Photographie, Heliografie, enz., in Amsterdam met ‘Vier Tableaux, met verschillende photographiën’.

1861

Verveer opent in juni in de Zeestraat 46 een nieuw atelier en wordt ‘gewoon’ of ‘sociëteitslid’ van Pulchri. Hij zendt twee schilderijen in naar de Tentoonstelling van Levende Meesters in Den Haag; één is gestoffeerd door Salomon. Tot 1892 is dit de laatste keer dat hij deelneemt aan een schilderijententoonstelling. Hij krijgt in september toestemming om het koninklijk wapen te voeren. Hij neemt deel aan de Algemeene Nationale Tentoonstelling van de Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering van Nijverheid in Haarlem.

1862

Verveer wordt weer werkend lid van Pulchri.

1863

Hij verhuist naar de Zeestraat 52 en opent daar op 3 augustus het atelier waar hij tot het einde van zijn fotografische carrière zal werken.

1864

Verveer fotografeert het ‘proces-verbaal der eerste steenlegging van het Nationaal Gedenkteeken voor November 1813, naar de vermaarde Calligraphie van den Heer J. Hingman’. Hij adverteert ook voor een foto van het bekroonde ontwerp voor hetzelfde gedenkteken, dat vooral bekend staat als het ‘Monument 1813’.

1865

Hij wordt benoemd tot ridder in de Orde van de Eikenkroon. In opdracht van prins Hendrik maakt hij foto’s van het in- en exterieur van paleis Soestdijk zoals het bewoond werd door de juist overleden moeder van de opdrachtgever, koningin-moeder Anna Paulowna. In het album Photographies inédites, composant le Grand Album de Soestdijk worden 27 van de foto’s opgenomen.

1866

Verveer portretteert Hans Christian Andersen tijdens diens bezoek aan Nederland.

Hij neemt deel aan de Algemeene Tentoonstelling van Nederlandsche Nijverheid en Kunst in Amsterdam en wint er een bronzen medaille. Hij weigert de prijs echter – net als de fotografen C. Rensing, H.P.N, ‘t Hooft en Th. Brüggemann – uit onvrede over de jurering.

1867

Verveer maakt een groepsportret van leden van Pulchri ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van Andreas Schelfhout. Hij neemt deel aan de Exposition Universelle in Parijs.

1868

Hij neemt deel aan de Ausstellung photographischer Arbeiten, Chemikalien und Apparate usw. in Hamburg en wint er een zilveren medaille. Op de Tentoonstelling van Nederlandsche Nijverheid en Kunst in Arnhem wint hij, met ‘photographische groepen naar het leven’, eveneens een zilveren medaille.

1869

Hij neemt deel aan de internationale Tentoonstelling van Photographie, Natuurzelfdruk en Kleurendruk in Groningen.

1870

Blijkens een bericht in het Dagblad van Zuidholland en ‘s Gravenhageheeït Verveer zich toegelegd op de net uitgevonden lichtdruk.

1873

Hij neemt deel aan de Weltausstellungte Wenen en ontvangt er een “Medaille für guten Geschmack’.

1874

In de categorie lichtdrukken op de Internationale Tentoonstelling van Photographiën in Amsterdam wint hij een ‘prijs 1ste klasse’.

1879

Hij neemt met kooldrukken deel aan de Arnhemse Nationale Tentoonstelling van Nederlandsche en Koloniale Nijverheid.

In een als welkomstgeschenk bedoeld album voor de uit Duitsland afkomstige tweede echtgenote van koning Willem III, Emma, worden twee foto’s van Verveer opgenomen, nabootsingen van zeventiende-eeuwse Hollandse genreschilderijen.

1880

Verveer krijgt toestemming om het wapen van koningin Emma te voeren en is op 18 oktober de eerste fotograaf die portretten maakt van de pas geboren Wilhelmina.

1881-’85

Verveer levert de meeste, zo niet alle portretten voor Carel Vosmaers Onze hedendaagsche schilders, dat tussen 1881 en 1885 in afleveringen verschijnt.

1890-’91

In 1890 kondigt hij de liquidatie van zijn zaak aan; op 10 juni 1891 laat hij (vrijwillig) de ‘photographische inboedel’ publiekelijk verkopen. Het huis Zeestraat 52 wordt kort daarna te koop aangeboden. Hij verhuist naar de Prinsegracht 53. Vanaf 1891 wordt hij in de adresboeken als kunstschilder vermeld.

1892-’96

Verveer zendt een schilderij in naar de Internationale Sport- Visscherij- en Paardententoonstelling in Scheveningen en maakt foto’s in de tentoonstellingszalen. Hij is lid van de jury voor de Tentoonstelling van Photografie en aanverwante Kunst-Nijverheid, die op het terrein van voornoemde tentoonstelling in Scheveningen wordt gehouden.

Hij stuurt voor het eerst sinds 1861 weer werk in naar de een Tentoonstelling van Levende Meesters, die in 1893 gehouden wordt in Arnhem. Hij zendt ook in naar schilderijententoonstellingen in Rotterdam (1894), Den Haag (1896) en Maastricht (1896).

1903

Maurits Verveer overlijdt op 23 maart in de leeftijd van bijna zesentachtigjaar.

Beschouwing

Maurits Verveer was de tweede van drie schilderende broers. Aanvankelijk, tot zijn zevenentwintigste, werd hij opgeleid in de handel bij zijn ouders, die een winkel in manufacturen hadden in Den Haag. Pas daarna, rond 1845, volgde hij zijn broers Salomon (ook wel Samuel of Sam genoemd) en Elchanon in de kunsten. In 1846 verbleef hij met Elchanon acht maanden in Brussel om als houtgraveur te werken aan een uitgave van Le juif errant van de toen mateloos populaire schrijver Eugène Sue. Een jaar later antwoordde hij op de vragenlijst die Johannes Immerzeel Jr stuurde ten behoeve van zijn lexicon De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters dat hij zich “(…) thans bezig [hield] in ‘t schilderen te oefenen (…)”. Hij werd daarin door zijn broers onderwezen. Vanaf 1845 zond hij verschillende keren in naar de jaarlijkse Tentoonstellingen van Levende Meesters, in 1845 en 1847 met houtgravures, vanaf 1851 met schilderijen. Zoals gebruikelijk specialiseerde Maurits zich in één genre; in zijn geval was dat het (meestal Scheveningse) strandgezicht met schepen en figuren. Verschillende van zijn schilderijen zijn door Salomon voorzien van figuren; dit zogenaamde stofferen werd wel vaker door een collega-schilder uitgevoerd.

Maurits, die nooit trouwde, heeft altijd in nauwe betrekking tot zijn familie geleefd: met zijn broers en zussen, die eveneens ongehuwd bleven, woonde hij het grootste deel van zijn leven samen. Dat was ook het geval in de Zeestraat 46 en 52, waar Maurits tussen 1861 en 1891 ateliers heeft gehad. Hieruit mag worden afgeleid dat op deze adressen behalve een fotografisch atelier ook tenminste één schildersatelier aanwezig was. P.A. Haaxman schreef in zijn Haagsche Schetsen. Personen en voorvallen: “Als men in het huis der gebroeders Verveer in de Zeestraat kwam, nam men een bad van geest en humor.” Vooral Salomon had de reputatie een geestige man te zijn.

Maurits’ succes als schilder bleef duidelijk achter bij dat van zijn twee broers. Met name Salomon was een gereputeerd schilder, terwijl Elchanon naam maakte als illustrator en tekenaar van karikaturen. Van de drie Verveers heeft Maurits altijd de minste aandacht gekregen. Typerend is een passage in een artikel over ‘De Haagsche Joden’ dat vlak na Maurits’ overlijden, in 1904, verscheen: “(…) De doeken van Sam en Elchanon zijn zeer gezocht. Ook Maurits’ kunstarbeid had verdienste (…)”. In openbare Nederlandse collecties komen wel schilderijen van Salomon en Elchanon voor, van Maurits niet. Veel is er bij zijn leven niet over Maurits’ schilderijen geschreven en de spaarzame berichten en feiten zijn niet eenduidig. Aan de ene kant ontving hij in 1853 op een schilderijententoonstelling in Duinkerken een medaille, aan de andere kant kreeg hij twee jaar eerder een zeer negatieve recensie in het Album der Schoone Kunsten naar aanleiding van zijn inzending naar een tentoonstelling in Brussel. De Belgische recensent sprak over een “(…) versleten genre, twintig jaren achteruit (…) Nuyen zaliger (…) in ‘t flauw” en schreef dat “(..) eene mode altoos en overal eindigt met een oude mode te worden”.

Behalve een waarschijnlijk kleiner talent is er nóg een reden te bedenken voor de geringere bekendheid van Maurits. Hij is namelijk veel korter als schilder actief geweest dan zijn broers. In 1857 opende hij in de Wagenstraat in Den Haag een fotografisch atelier. Mogelijk hoopte Maurits daarmee beter in zijn onderhoud te kunnen voorzien dan als schilder. Het kan zijn dat hij gedurende enkele jaren zijn oude en nieuwe vak combineerde. Tot 1861 nam hij namelijk deel aan de Tentoonstellingen van Levende Meesters. Naar die van 1857 zond hij drie schilderijen én een foto in.

Op zijn laatst in 1862 heeft Maurits Verveer zich geheel aan het fotograferen gewijd, zo kan opgemaakt worden uit een brief waarin zijn broer Salomon informatie verschafte aan de kunstenaarsbiograaf Christiaan Kramm: “(…) ik heb eene Broeder die schilder is, Elchanon Verveer, geboren in 1826 (…)”. Maurits kwam alleen als fotograaf ter sprake: “Indien Ued een portret verlangd voor Ueds album gelieve de groote op te geven voor de kop, als ook de geheele formaat zoo als Ued het zulks zoude verlangen, als dan zal ik het expresselijk door mijn broeder de Photographe laten vervaardigen, want het [lithografisch] portret wad Ued bedoeld by van Brederode is niets gelijkend, en daarbij zeer slecht.”

Als fotograaf heeft Verveer zich vooral toegelegd op het maken van portretten. Tot de eerste personen die luttele weken na de opening van zijn eerste atelier in 1857 voor zijn camera zaten, behoorde de schrijfster A.L.G. (Truitje) Bosboom-Toussaint. Na gegraveerd te zijn, werd dit portret afgebeeld in de almanak Aurora. Zij merkte in een brief op: “Ik hoop ter wille van wie mij liefhebben dat [de graveur] er wat leven in zal brengen want ik zie er uit als een doode”. Naderhand oogstte Verveer meer lof met zijn portretwerk.

Verveer heeft, behalve particulieren, veel bekende letterkundigen, kunstenaars, wetenschappers, geestelijken, politici en leden van het Koninklijk Huis gefotografeerd. In 1861 plaatste hij enkele malen advertenties met de namen van Tijdgenooten in Kunsten en Wetenschappen, zoals hij zijn serie noemde, onder wie Jacob van Lennep, J.A. Alberdingk Thijm, Cornelis Springer en Louis Royer. Het betrof carte-de-visite-portretten die voorzagen in de zorgvuldig door fotografen en uitgevers gecultiveerde wens van het publiek om portretten op dit formaat te bezitten van zichzelf, familie en kennissen, en van bekende figuren uit binnen- en buitenland. Zij werden vaak in speciaal daarvoor ontworpen albums bewaard. (De gedachte dat Verveer kant-en-klare portretalbums verkocht, waarvan in de fotohistorische literatuur wel eens sprake is, berust op een misverstand.) Verveer behoorde tot de eerste generatie beroepsfotografen in Nederland die zich specialiseerden in het carte-de-visite- portret, dat kleiner en betaalbaarder was dan de tot dan toe gebruikelijke formaten. Vermoedelijk is de carte-de-visite in Nederland vanaf 1860 populair geworden. Dat Verveer al begin 1861 de portretten aanbood van ruim honderd bekende tijdgenoten geeft aan dat hij al vroeg de commerciële mogelijkheden inzag van de carte-de-visite.

Verveers min of meer seriematige productie en uitgave van portretten staat in een lange traditie: sinds de zestiende eeuw is een groot aantal series portretprenten verschenen die bekende en illustere mannen en vrouwen in beeld brachten, van vorsten, bestuurders en politici tot geleerden, schrijvers en kunstenaars. Verveer was niet de enige die een dergelijke serie in fotografische vorm ging samenstellen: er zijn vele buitenlandse voorbeelden van dergelijke reeksen bekend, al dan niet vergezeld van geschreven biografieën van de geportretteerden. Zo gaf de Parijzenaar A.A.E. Disdéri tussen 1860 en 1862 een Galerie des contemporains uit in wekelijkse afleveringen van twee stuks en begon de Antwerpse fotograaf Joseph Dupont rond 1860 zijn serie L’Ecole d’Anvers, die uiteindelijk zou bestaan uit tenminste 142 carte-de-visite-portretten van kunstenaars.

Om behalve degenen die in of bij Den Haag woonden ook bekende Amsterdammers te kunnen portretteren, heeft Verveer in februari 1861 in het gebouw van de kunstenaarsvereniging Arti et Amicitiae tijdelijk een atelier ingericht. De Amsterdamsche Courant schreef op 8 maart 1861 dat tot dan toe bijna alleen buitenlandse kunstenaars fotografisch geportretteerd waren. De krant oordeelde zeer vriendelijk over Verveers portretten, die bij de Amsterdamse kunsthandelaar Frans Buffa & Zonen te zien waren. Pose en verlichting waren beter dan bij andere fotografen (“de gewone mechanische beoefenaars”) doorgaans het geval was. De Algemeene Konst- en Letterbode toonde zich kritischer. In mei 1861 schreef het blad dat Verveers serie “(…) zich in regtmatigen bijval [mocht] verheugen, daar toch vele Afbeeldingen, die daarin voorkomen, fraai te noemen zijn”. Het tijdschrift betreurde echter “(..) dat er enkele exemplaren bij gevonden worden van physionomiën, die voor eene Collectie van vaderlandsche Mannen en Vrouwen niet te missen zijn, en zich evenwel hier op eene min gunstige wijze voordoen, het gevolg van ondoordachte plaatsing en verlichting der beelden, vooral (waar het meest, ja, uitsluitend op aankomt) van het hoofd.” De recensent gaf de voorkeur aan de carte-de-visite-portretten van Verveers Haagse collega Robert Severin, die vanaf september 1860 een atelier had op het nabijgelegen Noordeinde. In deze jaren waren bijna alle Haagse fotografen in het noordoostelijke kwartier van het oude stadscentrum gevestigd, wat hen in directe concurrentie met elkaar bracht. Severin en Verveer lijken eikaars activiteiten nauwlettend in de gaten gehouden te hebben en adverteerden geregeld tegelijkertijd in het Dagblad van Zuidholland en ‘s Gravenhage. De advertenties verschenen soms onder elkaar, waarbij Severin steeds een Franstalige tekst plaatste en Verveer meestal een Nederlandstalige.

In 1866 poseerde de Deense schrijver Hans Christian Andersen voor Verveer. De kranten spraken nog steeds van diens verzameling ‘verdienstelijke tijdgenooten’ of gebruikten vergelijkbare bewoordingen. Daaruit blijkt dat Verveer zijn serie van tijdgenoten op dat moment nog steeds vermeerderde. Het Algemeen Handelsblad schreef op 30 maart 1866: “Onze photograaf Verveer heeft geen oogenblik verzuimd om den langen Noordschen bard voor zijn chambre obscure te lokken, diens welwillende trekken op het papier te vereeuwigen en daarmede zijn collectie célébrités contemporaines te vermeerderen”.

Het portretteren van bekende personen uit binnen- en buitenland diende vooral een commercieel doel. Dat het ene portret vlotter verkocht dan het andere, wordt gesuggereerd door het vervolg uit hetzelfde bericht in het Algemeen Handelsblad: “De hemel gave dat het portret van den grooten schrijver hetzelfde debiet verkrijge als die van de dominés en vogue; met die van onze Nederlandsche musici, schilders en letterkundigen waren de boekverkopers reeds lang gefailleerd, indien zij in den verkoop van orthodoxe predikanten, gedecolleteerde danseuses, moderne dominés en van den Duitschen artiste, die op het laatste concert gezongen heeft, niet ruimschoots schadeloos gesteld werden.”

Verschillende van Verveers foto’s vormden het uitgangspunt voor gravures en litho’s die los en in tijdschriften verschenen. Het portret van de schrijfster Bosboom-Toussaint, dat als voorbeeld diende voor een gravure van DJ. Sluyter in de almanak Aurora. Jaarboekje voor 1858 (uitg. A.C. Kruseman), werd hierboven al genoemd. Tot de vroegste voorbeelden behoort een groepsportret van tweeëntwintig Maleisische opvarenden van het koopvaardij schip Twenthe, die in 1856 een deel van de bemanning van dat schip vermoordden en in 1858 veroordeeld werden tot tuchthuisstraf. De oorspronkelijke foto is tegenwoordig onbekend, zodat alleen de litho resteert.

Verveer vervaardigde zijn portretten met dezelfde attributen als andere fotografen: de gebruikelijke tafels, stoelen, kleden, zuilen, balustrades en gordijnen komen veelvuldig voor. Zijn latere portretten zijn vaak borststukken, waarop niets van het decor zichtbaar is. Hij volgde de modes binnen het portretgenre: behalve het bekende, gewone rechthoekige portret zijn er van zijn hand ook ovale en gevignetteerde portretten bekend, en maakte hij zogenaamde ‘cameo’-portretten die niet vlak zijn maar iets opbollen. Op enkele portretten uit later jaren zijn geschilderde achtergronden te zien, waaruit blijkt dat hij óók deze mode volgde. Veel minder gangbaar zijn stereoportretfoto’s, waarvan er vier van zijn hand bekend zijn, die hij in de jaren 1861-1863 heeft gemaakt. Er is ook een aantal cartes-de-visite bekend waarop hij, in plaats van één portret, vier kleine afdrukte, ieder in een ovaal.

Aan erkenning van koninklijke zijde ontbrak het Verveer niet. In september 1861 kreeg hij toestemming om het wapen van koning Willem III te voeren. Waarschijnlijk had hij de koning één of meer foto’s geschonken en vervolgens toestemming gevraagd om diens wapen te mogen voeren. Verveer voelde zich op dat moment, vier jaar nadat hij fotograaf werd, kennelijk zeker van zijn zaak, zo blijkt uit de brief waarin hij de zaak aankaartte: “Bij verandering van woonplaats [= adres] zijn Etablissement uitgebreid hebbende, en op eene zoo groote schaal ingerigt dat hij zich vleijt met de eerste Photographische Ateliers te kunnen wedijveren. Wenschende nu aan zijne zaak den meest mogelijken luister bij te zetten, en zich vleijende door zijne bekwaamheid in zijn vak deze Hooge Gunst waardig te maken.” Vanaf 1863 noemde hij zich ‘Photographe van Z.M. den Koning’, twee jaar later ‘Photograaf van Z.M. den Koning en van H.M. de Koningin’. Kennelijk kreeg hij van de toenmalige koningin Sophie toestemming ook haar wapen te voeren. In 1865 werd Verveer benoemd tot ridder in de Orde van de Eikenkroon, een door koning Willem II in het leven geroepen Luxemburgse onderscheiding. Verveer dankte de onderscheiding waarschijnlijk aan de reproducties die hij had gemaakt van portretten van de juist overleden koningin-moeder Anna Paulowna (één naar een schilderij, één naar een buitenlandse foto). De waarde van de onderscheiding moet overigens niet overschat worden, gezien het gemak waarmee Willem III haar doorgaans verleende.

Verveer heeft verschillende leden van de koninklijke familie geportretteerd – maar die eer viel wel meer Haagse fotografen te beurt – en kreeg in 1865 opdracht van prins Hendrik om het in- en exterieur van paleis Soestdijk te fotograferen zoals diens kort tevoren overleden moeder, koningin-moeder Anna Paulowna, het had bewoond. Hij heeft zeker tot 1880 de gunst van het hof genoten. Het Dagblad van Zuidholland en ‘s Gravenhage meldde op 19 oktober van dat jaar dat Verveer “(…) de eer [heeft] mogen genieten, het eerste photografïsch portret van Prinses Wilhelmina der Nederlanden ten Paleize te mogen vervaardigen”. Dat was een dag eerder gebeurd. Aangezien zij op de twintigste naar Het Loo vertrok, had Verveer waarschijnlijk tot haar terugkeer naar Den Haag de primeur. Hierna heeft Verveer de eer moeten laten aan jongere fotografen als Richard Kameke, die in de jaren tachtig de meeste portretten van Wilhelmina vervaardigd heeft.

Op tentoonstellingen werden Verveers inzendingen verschillende keren bekroond, zoals in Amsterdam 1866 (waar hij zijn bronzen medaille overigens weigerde uit niet nader bekende onvrede over de jurering), Arnhem 1868, Hamburg 1868, Wenen 1873 en Amsterdam 1874. The Illustrated London News schreef over zijn inzending naar de Parijse Exposition universelle van 1867: “Virveer [sic], M., portraits large and small and groups. These pictures are all artistically arranged, and have a character very distinct from all other photographs in the Exhibition; in composition they very much resemble some of Rembrandt’s etchings.” Een jaar later beloonde de jury van de fotografietentoonstelling in Hamburg hem “(…) für Composition im Geiste der niederländischen Schule”.

Behalve erkenning als fotograaf heeft Verveer ook in zakelijk opzicht succes gehad. De bewaard gebleven belastinggegevens suggereren dat van de tegelijkertijd in Den Haag werkzame fotografen alleen Severin in grotere welstand verkeerde. Indien Verveer in 1857 inderdaad omwille van de verdiensten het schilderen verruilde voor het fotograferen, dan heeft hij een juiste beslissing genomen. In de belastingen werd hij namelijk hoger aangeslagen dan de meeste van zijn voormalige collega’s, onder wie bekende schilders als J.H. Weissenbruch, Willem en Matthijs Maris, Chr. Bisschop, Johannes Bosboom en David Bles. Ook Salomon en Elchanon Verveer bleven ver achter bij hun broer. Nu vormen negentiende-eeuwse belastingaanslagen slechts een indirecte en niet volmaakt betrouwbare indicatie van welstand en inkomsten, maar behoeftig was Verveer beslist niet, zoveel is zeker. Tussen 1864, toen Verveers naam voor het eerst opdook in de bewaard gebleven belastinggegevens, en 1885, toen het belastingsysteem ingrijpend veranderde en ten gevolge daarvan de gegevens niet meer goed vergeleken kunnen worden, vertonen Verveers aanslagen een grote gelijkmatigheid, wat een stabiele omzet en winst suggereert. Al had hij de schilderkunst vaarwel gezegd, Verveer bleef wel lid van de Haagse kunstenaarsvereniging Pulchri Studio (behalve tussen 1857 en 1862). Zijn twee broers zijn hun hele leven als schilder actief gebleven, wat er aan zal hebben bijgedragen dat hij omgang bleef houden met de Haagse schilders. Vele van hen zijn door Verveer gefotografeerd. In 1867 maakte hij het bekende groepsportret van Pulchri-leden, dat Andreas Schelfhout bij zijn tachtigste verjaardag werd aangeboden.

Het zijn niet alleen ‘werkende leden’ (dat wil zeggen: kunstenaars) die poseerden, zoals wel eens verondersteld wordt, maar ook ‘kunstliefhebbers’ als Carel Vosmaer. De groep stond opgesteld bij de kegelbaan in de tuin van de toenmalige behuizing van Pulchri, het Hofje van Nieuwkoop. Verveer is zelf ook zichtbaar, als tweede van rechts. Volgens het jaarverslag 1866-1867 van Pulchri bood Salomon Verveer, op dat moment president van de vereniging, de jarige Schelfhout “(…) eene uitmuntende fotografie aan, waarop al de leden van het genootschap, in den tuin van het lokaal bijeen, regt artistiek geposeerd zijn”. Verveer was ook de maker van de (meeste?) portretten in Carel Vosmaers Onze hedendaagsche schilders, waarvan de tussen 1881 en 1885 verschijnende afleveringen steeds voorzien waren van het portret van de betreffende kunstenaar. Onze hedendaagsche schilders behoort, mede door de woodburytypietechniek waarin de portretten zijn gedrukt, tot de interessantste en mooiste negentiende-eeuwse Nederlandse boeken die fotomechanisch zijn geïllustreerd. Verveer heeft alleen de negatieven geleverd. Een woodburytypiedrukkerij vergde zo’n grote investering dat geen Nederlander eraan begonnen is. De woodburytypieën zijn in Frankrijk gedrukt door Goupil & Cie, die tijdens de jaren waarin de serie verscheen van naam veranderde in Boussod, Valadon & Cie.

Verveer heeft zich wèl gewaagd aan twee andere fotomechanische druktechnieken, de fotolithografie en de lichtdruk. In Onze hedendaagsche schilders zijn twee van de reproducties naar tekeningen in fotolithografie gedrukt door Verveer. Er zijn verschillende lichtdrukken van Verveers hand bekend. Hij heeft zich al vroeg met deze techniek beziggehouden, zo blijkt uit een bericht in het Dagblad van Zuidholland en ‘s Gravenhage van 21 april 1870: “Geene moeite noch zwarigheid ontziende waar het den vooruitgang dier inrigting [nl. Verveers atelier] geldt, heeft hij vóór eenige maanden zelf het atelier van een der beroemdste photografen, waar dit procédé in praktijk wordt gebragt, te Munchen bezocht, om zich geheel op de hoogte dezer nieuwe methode te stellen.” Met de beroemde Münchense fotograaf moet Joseph Albert bedoeld zijn, die met Jakob Husnik uit Praag om de eer streed de lichtdruk kort tevoren te hebben uitgevonden. Verveer vatte zijn interesse in de lichtdruk niet veel later op dan Julius Schaarwächter (Nijmegen) en P.A. Mottu (Amsterdam), die de eersten in Nederland waren die de lichtdruk gingen uitproberen en daartoe Albert respectievelijk Husnik bezochten. In augustus 1873 adverteerde Verveer dat hij in lichtdruk werkte, “(…) waarvoor thans zijn Photographisch Atelier tevens is ingerigt”. Naar de Weltausstellung van 1873 in Wenen zond hij portretten in lichtdruk in; hij ontving er een ‘Medaille für guten Geschmack’ voor. Toen Verveer in 1891 zijn bedrijf sloot, bezat hij blijkens een advertentie een lithografïsche pers en drie ‘cylinderpersen’ voor lichtdruk. Afgezien van de hier genoemde voorbeelden, zijn er van zijn activiteit als drukker weinig resultaten bekend, zeker in vergelijking met lichtdrukkers als Emrik & Binger wier namen geregeld te lezen zijn onder drukwerk in negentiende-eeuwse boeken en tijdschriften.

Naast portretten heeft Verveer in bescheiden mate andere onderwerpen gefotografeerd: interieurs van paleis Soestdijk, het winnende ontwerp voor het Monument 1813 in Den Haag, marine-instrumenten, het Haagse Binnenhof, gezichten in tentoonstellingszalen en kunstwerken. Deze onderwerpen lijken, getuige het aantal bewaard gebleven en bekende voorbeelden, maar een klein deel van Verveers werk te hebben uitgemaakt.

In 1890 kondigde Verveer aan ‘zijne zaaken te liquideeren’. Naar eigen opgave bezat hij ruim 80.000 negatieven, wat, gerekend vanaf 1857, op een gemiddelde jaarproductie van ruim 2300 opnamen zou neerkomen. In juni 1891 is de inboedel van zijn atelier in het openbaar verkocht. Daaronder bevond zich onder andere een camera met vier objectieven voor carte-de-visite-opnamen. Een aantal negatieven – met portretten van kunstenaars en leden van het koninklijk huis – is door A.J.M. Steinmetz onder diens naam opnieuw afgedrukt, maar of deze stadgenoot het negatievenarchief in zijn geheel heeft overgenomen is niet bekend.

Aan fotografietentoonstellingen heeft Verveer na de sluiting van zijn atelier – voor zover bekend – niet meer deelgenomen. In 1892 was hij als ‘oud-vakfotograaf’ lid van de jury voor de Tentoonstelling van Photografie en aanverwante Kunst-Nijverheid. Deze werd gehouden op het terrein van de Internationale Sport- Visscherij- en Paardententoonstelling in Scheveningen. Hier heeft hij nog één keer de camera ter hand genomen: het Haagse Gemeentearchief bezit althans drie foto’s die op deze Internationale Sport- Visscherij- en Paardententoonstelling zijn gemaakt en de naam van Verveer dragen.

Op de ‘kunstafdeling’ van deze tentoonstelling trad Verveer voor het eerst in decennia weer als schilder op. Hij pakte het genre weer op dat hij beoefend had voor hij fotograaf werd, het strandgezicht. Het Dagblad van Zuidholland en ‘s Gravenhage schreef op 29 juni 1892 lovend over het ingezonden schilderij en meende dat Verveer “(…) na een veeljarige rustpoos het palet weer heeft opgenomen, blijkbaar zeker van zijn zaak en gedachtig aan het noblesse oblige, ‘t welk de Verveers niet mogen verloochenen. Het wil mij voorkomen, dat deze Verveer het palet nooit uit de hand heeft gelegd, al exposeerde hij niet in tal van jaren”. Verveer liet zich in de Haagse adresboeken vanaf 1891 kunstschilder noemen en zond in naar schilderijententoonstellingen in Arnhem (1893), Rotterdam (1894), Den Haag (1896) en Maastricht (1896). Of het schilderen voor de inmiddels bejaarde Verveer – in 1892 werd hij vijfenzeventig – als bron van inkomsten diende of slechts een liefhebberij was waarvoor hij nu weer tijd had, valt niet vast te stellen. Bij zijn tachtigste verjaardag, in 1897, haalde het Dagblad van Zuidholland en ‘s Gravenhage het tijdschrift Petit Bleu aan dat sprak van “(…) de uitstekende gezondheid en de verwonderlijke helderheid van geest van den jubilaris”. Die gezondheid zou hem in zijn laatste levensjaren in de steek laten. Na zijn overlijden in 1903 meldde het jaarverslag van Pulchri over dat jaar: “(…) overleed op 85 jarigen leeftijd de heer M.L. Verveer. Moge het bereiken van zulk een leeftijd een zeldzaam voorrecht worden geacht, het stemt weemoedig te moeten denken, dat de laatste jaren zijns levens een tijd van onafgebroken lijden waren. Aanvankelijk zich geheel aan de photografie wijdende, beoefende hij in navolging van zijne vóór hem overleden meer bekende broeders Samuël en Elchanon de schilderkunst; de overledene was een der oudste leden van het Genootschap”.

Verveer behoorde tot de meest succesvolle portretfotografen van zijn tijd. Zijn foto’s onderscheiden zich echter niet noemenswaardig van die van zijn collega’s/concurrenten, zeker niet wat de poses en composities betreft. Het portret was een algemeen beoefend genre; Verveer is daarvan een vaardig representant geweest. Zijn klantenkring was interessanter dan gemiddeld, wat de reden is dat zijn portretten nog geregeld afgebeeld worden. Zijn roem berustte tijdens zijn leven, maar ook nog in een artikel dat zijn latere vakgenoot C.M. Dewald in 1909 in het Fotografisch Maandschrift schreef, mede op zijn ‘groepen’. Aangezien er daarvan echter maar weinig bewaard zijn gebleven, is het moeilijk vast te stellen of deze reputatie berustte op een al te vriendelijke contemporaine pers of dat de harde hand van de geschiedenis uitgerekend zijn beste voortbrengselen heeft doen verdwijnen.

Documentatie

Primaire bibliografie

Advertenties (selectie) in:

Amsterdamsche Courant 22 maart 1861.

Algemeen Handelsblad 1 mei 1861.

Amsterdamsche Courant 1 mei 1861.

Opregte Haarlemsche Courant 23 september 1861.

NieuweRotterdamsche Courant 14 juni 1863.

Nieuwe Rotterdamsche Courant 30 juli 1863.

Nieuwe Rotterdamsche Courant 4 augustus 1863.

Opregte Haarlemsche Courant 15 maart 1865.

Nieuwe Rotterdamsche Courant 29 mei 1891.

in Dagblad van Zuidholland en ‘s Gravenhage:

19/20 april 1857.

13 oktober 1857.

10 juli 1860.

23 januari 1861.

27 februari 1861.

8 maart 1861.

30 april 1861.

16/17 juni 1861.

9/10 maart 1862.

26 mei 1862.

14/15 juni 1863.

30 juli 1863.

3/4 januari 1864.

29 juli 1864.

20 december 1864.

12/13 februari 1865.

7 maart 1865.

21 maart 1865.

29 maart 1865.

11/12 juni 1865.

14 juni1865.

1/2 oktober 1865.

6 november 1867.

16 augustus 1873.

1 november 1873.

19/20 september 1880.

3/4 augustus 1890.

17/19 mei 1891.

29 mei 1891.

3 juni 1891.

foto ‘s in:

Carel Vosmaer, Onze hedendaagsche schilders. Eerste serie, 12 afl, Den Haag (Henrij. Sternberg) 1881-1883.

Carel Vosmaer, Onze hedendaagsche schilders. Tweede serie, 12 afl, Den Haag (Henrij. Sternberg)/Amsterdam (Tj. van Holkema) 1883-1885.

L.J. van der Klooster (samenstelling) en J.J. Bouman (tekst), Oranje in Beeld. Een familiealbum uit de 19de eeuw, Zaltbommel (Europese Bibliotheek) 1966, afb. 143, 146, 312, 327, 331, 426, 428, 431.

Jan Coppens en A. Alberts, Een camera vol stilte. Nederland in het begin van de fotografie, 1839-1875, Amsterdam (Meulenhoff) 1976, afb. 201, 203, 212, 217, 219, 224-226, 243, 245, 252, 254-256, 260, 262, 264.

Pierre H. Dubois, Honderdvijfentwintig jaar Haags literair leven, in Geschiedkundige Vereniging Die Haghe. Jaarboek 1978, p. 285, 299.

Elizabeth Anne McCauley, A.A.E. Disdéri and the carte de visite portrait photograph, New Haven/Londen (Yale University Press) 1985, p. 160 (serie: Yale Publications in the history of Art 31).

Wiepke Loos, De ‘Kunst-Krans’ (1881-1904): Het vriendenalbum van het Amsterdamse kunstgezelschap Arte et Amicitia, in De negentiende eeuw 10 (1986), p. 12, 33.

Heimerick Tromp, Het huijs te Soestdijk. Het Koninklijk Paleis Soestdijk historisch gezien, Zutphen (De Walburg Pers) 1987, p. 134.

Frédéric Bastet, Met Carel Vosmaer op reis, Amsterdam (Querido) 1989, p. 29.

Ingeborg Th. Leijerzapf (red.), Het fotografisch museum van Auguste Grégoire. Een vroege Nederlandse fotocollectie, Den Haag (SDU) 1989, p. 85.

Nop Maas, De literaire wereld van Carel Vosmaer. Een documentaire, Den Haag (SDU) 1989, p. 11, 19, 24, 36, 43-44, 50, 64, 68-69, 71-73, 76-77, 83, 134.

P.W. Waldeck, Johannes Abraham Waldeck en de Haagse politie in het midden van de 19de eeuw, in Geschiedkundige Vereniging Die Haghe. Jaarboek 1990, p. 168.

Francine Püttmann e.a. (red.), De joodse begraafplaats aan de Scheveningseweg in Den Haag. Geschiedenis en restauratieverslag, Den Haag (Gemeente Den Haag. Dienst Ruimtelijke en Economische Ontwikkelijk. Afdeling Monumentenzorg) 1992, p. 55.

Albertde Lange, J.H. Gunning Jr. (1829-1905). Een leven in zelfverloochening. Deel 1 (1829-1861), Kampen (Kok) 1995, t.o. titelpagina.

Secundaire bibliografie

D. Sleeckx, Noord Nederland op de tentoonstelling te Brussel, in 1851, in Album der schoone kunsten 1852, p. 15.

Auteur onbekend, [bericht over Verveers medaille op een tentoonstelling in Duinkerken], in Rotterdamsche Courant 21 oktober 1853.

Auteur onbekend, [bericht over Verveers cartes-de-visite van bekende personen], in Amsterdamsche Courant 8 maart 1861.

W., Photographische portretten, in Algemeene Konst- en Letterbode 18 mei 1861, p. 154.

Auteur onbekend, [bericht over portret Hans Christian Andersen], in Algemeen Handelsblad 30 maart 1866.

Auteur onbekend, [bericht over deelname aan de Algemeene Tentoonstelling van Nederlandsche Nijverheid en Kunst in Amsterdam], in Algemeen Handelsblad 29 september 1866.

Auteur onbekend, [bericht over weigeren medaille op de Algemeene Tentoonstelling van Nederlandsche Nijverheid en Kunst], in Algemeen Handelsblad 15 november 1866.

Auteur onbekend, De internationale tentoonstelling van photogrammen te Parijs, in De Navorscher op het gebied der photographie2 (1867), p. 120.

Auteur onbekend, [bericht over deelname aan de Exposition Universelle in Parijs], in The Illustrated London News 24 september 1867.

Auteur onbekend, Tentoonstelling van Nederlandsche Nijverheid en Kunst, in Arnhemsche Courant 25 juli 1868.

Auteur onbekend, [bericht over Verveers zilveren medaille op de Tentoonstelling van Nederlandsche Nijverheid en Kunst in Arnhem], in Arnhemsche Courant 1 augustus 1868.

Auteur onbekend, Uitslag der Verloting, in Arnhemsche Courant 14 oktober 1868.

Auteur onbekend, [bericht over Verveers medaille op de fotografietentoonstelling in Hamburg], in Arnhemsche Courant 4 december 1868.

Auteur onbekend, Die Preisvertheilung der dritten deutschen Ausstellung photographer Arbeiten zu Hamburg, in Photographisches Archiv 9 (1868), p. 344.

Auteur onbekend, Internationale Tentoonstelling van Photographie, Natuurzelfdruk en Kleurendruk, in Het Vaderland 13 juli 1869.

Auteur onbekend [bericht over bekroning op de Weense Weltausstellung], in Nieuwe Rotterdamsche Courant 22 augustus 1873.

H.L.J. Haakman e.a., Internationale Tentoonstelling van Photographiën, in Tijdschrift voor Photographie 3 (september 1874) 2,p. 32.

P.A. Mottu, De Tentoonstelling van Photographiën in de Zalen van Arti-Amicitiae in 1874, in Tijdschrift voor Photographie 3 (november 1874) 4, p. 57-62.

Het Vaderlandsch Album, ter welkomsgroet van H.M. de Koningin der Nederlanden, te Amsterdam, op den 22sten April 1879, aangeboden [beschrijving & inhoudsopgave], z.p. [Amsterdam] z.j. [1879], p. 30.

Auteur onbekend, [bericht over Verveers deelname aan de Tentoonstelling van Nederlandsche Nijverheid en Kunst in Arnhem], in Arnhemsche Courant 19 juni 1879.

Auteur onbekend, De Tentoonstelling te Arnhem, 1879. II, in Arnhemsche Courant 27 juni 1879.

Auteur onbekend, [bericht over gravure naar Verveers portret van prinses Wilhelmina], in Apeldoornsche Courant 8 januari 1881.

Auteur onbekend [bericht over Verveers portret van wijlen prins Hendrik], in Nieuwe Rotterdamsche Courant 13 mei 1887.

Auteur onbekend, [bericht over Verveers tachtigste verjaardag], in Haagsche Courant 12 mei 1897.

Auteur onbekend, [bericht over Verveers overlijden], in Het Vaderland 24 maart 1903.

Overlijdensadvertentie, in Haagsche Courant 24 maart 1903.

Overlijdensadvertentie, in Het Vaderland 24 maart 1903.

Catalogus tent. Pulchri-Studio 1847 1897. Tentoonstelling van Schilderijen van Overleden Meesters [en] Werkende Leden, Den Haag (Mouton) z.j. [1897], p. 16.

Auteur onbekend, [bericht over Verveers overlijden], in Het Vaderland 24 maart 1903.

M. Henriquez Pimentel, De Haagsche Joden, 1800-1900, in Die Haghe 1904, p. 122.

H. [= R.L. de Haes], Van Haagsche Koffiehuizen, in Die Haghe 1906, p. 432.

R.L. de Haes, Van Haagsche Koffiehuizen II, in Die Haghe 1907, p. 215.

C.M. Dewald, Iets over de geschiedenis der kunstfotografie, in Fotografisch Maandschrift 4 (januari 1909), p. 67.

P.A. Haaxman, Haagsche schetsen. Personen en voorvallen vijftig jaar geleden, Den Haag (Van Stockum & Zoon) 1918, p. 170.

F.G. Waller, Biographisch woordenboek van noord Nederlandsche graveurs, Den Haag (Nijhoff) 1938, p. 341.

M.H.W.E. Maris, De geschiedenis van een schildersgeslacht, Amsterdam (Ned. Keurboekerij) z.j. [1943], p. 120-121.

P.A. Scheen, Honderd jaren Nederlandsche schilder- en teekenkunst. De Romantiek met voor- en natijd (1750-1850), Den Haag (Uitgeversbureau “Boek en Periodiek”) 1946, p. 326 (herdrukt als Lexicon Nederlandse Beeldende Kunstenaars. 1750-1950, in 1969 en 1981).

J.H.M, van der Marck, Romantische boekillustratie in België. Van de Voyage Pittoresque au Royaume des Pays-Bas (1822) tot La légende et les aventures héroïques, joyeuses et glorieuses d’Ulenspiegel et de Lamme Goedzak au pays de Flandres et ailleurs (1869), Roermond (Romen) 1956, p. 147.

Hans Reeser, H.C. Andersens dagboekbladen over zijn bezoeken aan Den Haag. II, in Geschiedkundige Vereniging Die Haghe. Jaarboek 1973, p. 173, 177.

Hans Reeser, Andersen op reis door Nederland, Zutphen (De Walburg Pers) i976,pp. 68, 125, 183-184.

H.M. Mensonides, Een nieuwe kunst in Den Haag. Encyclopedisch overzicht van de eerste Haagse fotografen, in Die Haghe Jaarboek 1977, p. 63, 65, 99-100.

Ingeborg Th. Leijerzapf (red.), Fotografie in Nederland 1839-1920, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1978, p. 58.

Marianne Domisse, Maurits Verveer, in Pulchri 12 (1984) 2,p. 18-19.

H. Reeser, De huwelijksjaren van A.L.G. Bosboom-Toussaint, 1851-1886, Groningen (Wolters-Nordhoff/Bouma’s Boekhuis) 1985, p. 126.

Jan Coppens, Laurent Roosens en Karel van Deuren, “… door de enkele werking van het licht…” Introductie en integratie van de fotografie in België en Nederland, 1839-1869, z.p. (Antwerpen) (Gemeentekrediet) 1989, p. 199-200.

I.B. van Creveld, De verdwenen Buurt. Drie eeuwen centrum van joods Den Haag, Zutphen (De Walburg Pers) 1989, p. 129-130.

Joost Groeneboer, In het licht van de fotograaf. Een overzicht van de Nederlandse theaterfotografie tot 1940, Amsterdam (Nederlands Theater Instituut/International Theatre & Film Books) 1991, p. 39, 71 (serie: Theater-Cahiers 2).

M.J.H, van Rooijen-Buchwaldt, De eerste eeuw hoffotografïe in Nederland: 1839-1940, in Maatstaf 40 (1992) 11/12, p. 75.

Annemieke Hoogenboom, De stand des kunstenaars. De positie van kunstschilders in Nederland in de eerste helft van de negentiende eeuw, Leiden (Primavera Pers) 1993, p. 97-98, 111, 117, 156, 165.

Hans Rooseboom, Twee portretten van Maurits Verveer. Een nieuwe voetnoot bij de geschiedenis van de fotografie, in Photohistorisch Tijdschrift 18 (1995) 2, p. 44-45.

Hans Rooseboom, Een fondsveiling in 1884. De portretten van Onze hedendaagsche schilders, in Nieuwsbrief ‘Nederlands Fotogenootschap (april 1996) 13, p. 13-16.

Mattie Boom en Hans Rooseboom (red.), Een nieuwe kunst. Fotografie in de 19de eeuw. De Nationale Fotocollectie in het Rijksmuseum, Amsterdam/A New Art. Photography in the 19th Century. The Photo Collection of the Rijksmuseum, Amsterdam, Gent (Snoeck-Ducaju) 1996, p. 61, 135, 168, 297, 301-302.

Marten Loonstra (red.), Uit Koninklijk Bezit. Honderd jaar Koninklijk Huisarchief. De verzamelingen van de Oranjes [catalogus], Zwolle (Waanders) 1996, p. 93, 215, 222-223.

Jan Coppens, Marga Altena en Steven Wachlin, Het licht van de negentiende eeuw. De komst van de fotografie in de provincie Noord-Brabant, Eindhoven (Stichting Brabants Fotoarchief) 1997, p. 81.

Hans Rooseboom, Maurits Verveer, in Sheila D. Muller (red.), Dutch Art. An Encyclopedia, New York/Londen (Garland) 1997, p. 434-435 (serie: Garland reference library of the humanities vol. 1021).

Chris Stolwijk, Uit de schilderswereld. Nederlandse kunstschilders in de tweede helft van de negentiende eeuw, Leiden (Primavera Pers) 1998, p. 231, 233-234, 239, 294, 298.

in Dagblad van Zuidholland en ‘s Gravenhage:

Auteur onbekend, [bericht over Verveers cartes-de-visite van bekende personen], 23 januari 1861.

Auteur onbekend, [bericht over foto van ontwerp voor Monument 1813], 12 december 1864.

Auteur onbekend, [bericht over ‘cameoportretten’], 12/13 februari 1865.

Auteur onbekend, [bericht over foto van schilderij door Nicaise de Keyser: portret van Anna Paulowna], 7 maart 1865.

Auteur onbekend, [bericht over fotografische kopie van portretfoto van Anna Paulowna], 22 maart 1865.

Auteur onbekend, [bericht over benoeming tot ridder in de Orde van de Eikenkroon], 5 april 1865.

Auteur onbekend, [bericht over foto van schilderij door Nicaise de Keyser: portret van Willem II als de Prins van Oranje], 14 juni 1865.

Auteur onbekend, [bericht over portret Hans Christian Andersen], 23 maart 1866.

Auteur onbekend, [bericht over weigeren medaille op de Algemeene Tentoonstelling van Nederlandsche Nijverheid en Kunst], 14 november 1866.

Auteur onbekend, [bericht over groepsportret van Pulchri-leden], 17/18 februari 1867.

Auteur onbekend, De Haagsche Industrie te Arnhem, 1 augustus 1868.

Auteur onbekend, [bericht over Verveers zilveren medaille op de Tentoonstelling van Nederlandsche Nijverheid en Kunst in Arnhem], 2/3 augustus 1868.

Auteur onbekend, [bericht over Verveers medaille op de fotografietentoonstelling in Hamburg], 1 december 1868.

Auteur onbekend, [bericht over samenkomst van Verveer en andere kunstenaars], 20 april 1869.

Auteur onbekend, Het Nijverheids-Feest te Groningen. V, 17 juli 1869.

Auteur onbekend, [bericht over lichtdrukken], 21 april 1870.

Auteur onbekend, [bericht over foto van schilderij door H.C. Waldeck: portret van prins Alexander], 30 april 1870.

Auteur onbekend, [bericht over Verveers inzending naar de Weltausstellung in Wenen], 15 maart 1873.

Auteur onbekend, Wereld-Tentoonstelling te Weenen. Uitslag der bekrooningen, 26 augustus 1873.

Auteur onbekend, [bericht over Verveers portret van de juist geboren prinses Wilhelmina], 19 oktober 1880.

Auteur onbekend, De Haagsche Tentoonstelling van 1887, 15/16 mei 1887.

Auteur onbekend, [bericht over de verkoop van schilderijen uit de collectie H.L. Enthoven Lz., waaronder een van Verveer], 9 april 1891.

Auteur onbekend [bericht over veiling inboedel Verveer], 7/8juni 1891.

Auteur onbekend [bericht over Verveers bestuursfunctie in de Vereeniging van Israëlitische handswerklieden Wederkeerige Hulp], 8 november 1891.

Auteur onbekend, De Schoone Kunsten op de Sporttentoonstelling. II, 29 juni 1892.

Auteur onbekend [bericht over Verveers tachtigste verjaardag], 11 mei 1897.

Auteur onbekend, [bericht over Verveers overlijden], 24 maart 1903.

Overlijdensadvertentie, 24 maart 1903.

Auteur onbekend, [bericht over Verveers begrafenis], 26 maart 1903. Familiebericht, 30 april 1903.

Familiebericht, 10/11 mei 1903.

Lidmaatschappen

Pulchri Studio, 1855-1857, vanaf 1862.

Mannenzangvereniging ‘Cecilia’, Den Haag.

Bestuurslid van de Vereeniging van Israëlitische handswerklieden ‘Wederkeerige Hulp’, Den Haag.

Jurylid (als ‘oud-vakfotograaf) van de Tentoonstelling van Photografie en aanverwante Kunst-Nijverheid, Scheveningen 1892.

Onderscheidingen

1861 Eervolle vermelding, Algemeene Nationale Tentoonstelling (Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering van Nijverheid).

1865 Ridder in de Orde van de Eikenkroon.

1866 Bronzen medaille, Algemeene Tentoonstelling van Nederlandsche Nijverheid en Kunst, Amsterdam (geweigerd door M. Verveer).

1868 Zilveren medaille, Tentoonstelling van Nederlandsche Nijverheid en Kunst, Arnhem.

1868 Zilveren medaille, Ausstellung photographischer Arbeiten, Chemikalien und Apparate usw., Hamburg.

1873 ‘Medaille für guten Geschmack’, Weltausstellung, Wenen.

1874 ‘Prijs 1ste klasse’, categorie lichtdrukken, Internationale Tentoonstelling van Photographiën, Amsterdam.

Tentoonstellingen

1857 (g) Den Haag, Teeken-Academie (Prinsessegracht), Tentoonstelling van Levende Meesters.

1859 (g) Den Haag, Teeken-Academie (Prinsessegracht), Tentoonstelling van Levende Meesters.

1860 (g) Amsterdam, Lokaal aan de Hooge Sluis W.664, Tentoonstelling van Photographie, Heliografie, enz.

1861 (g) Haarlem, Stadhuis en bijgelegen lokalen, Algemeene Nationale Tentoonstelling (Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering van Nijverheid).

1866 (g) Amsterdam, Paleis van Volksvlijt, Algemeene Tentoonstelling van Nederlandsche Nijverheid en Kunst.

1867 (g) Parijs, Exposition Universelle.

1868 (g) Arnhem, Tentoonstelling van Nederlandsche Nijverheid en Kunst.

1868 (g) Den Bosch, Koninklijke School voor Nuttige en Beeldende Kunsten.

1868 (g) Hamburg, Ausstellung photographischer Arbeiten, Chemikalien und Apparate usw.

1869 (g) Groningen, Academiegebouw, Tentoonstelling van Photographie, Natuurzelfdruk en Kleurendruk.

1873 (g) Wenen, Weltausstellung.

1874 (g) Amsterdam, Arti et Amicitiae, Internationale Tentoonstelling van Photographiën.

1879 (g) Arnhem, Nationale Tentoonstelling van Nederlandsche Koloniale Nijverheid.

Bronnen

Amsterdam, Rijksprentenkabinet (Vraagpunten van Johannes Immerzeel Jr en brievencollectie: brief Salomon aan Kramm).

Den Haag, Gemeentearchief (archief Pulchri Studio).

Den Haag, Koninklijk Huisarchief.

Collecties

Amsterdam, Amsterdams Historisch Museum.

Amsterdam, Koninklijk Oudheidkundig Genootschap.

Amsterdam, Rijksmuseum (Rijksprentenkabinet en afd. Nederlandse Geschiedenis).

Amsterdam, Theater Instituut Nederland.

Amsterdam, Universiteitsbibliotheek.

Amsterdam, Universiteitsmuseum Agnietenkapel.

Apeldoorn, Nationaal Museum Paleis Het Loo.

Den Haag, Gemeentearchief.

Den Haag, Koninklijk Huisarchief.

Den Haag, Letterkundig Museum en Documentatiecentrum.

Den Haag, Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie/Iconografisch Bureau.

Leiden, Prentenkabinet van de Universiteit Leiden.

Auteursrechten

Het fotografisch oeuvre van Maurits Verveer is vrij van auteursrechten. De reproductierechten berusten bij de instellingen die de foto’s beheren (zie Collecties).