FotoLexicon, 16e jaargang, nr. 32 (november 1999) (nl)

Ferry André de la Porte

Martin Harlaar

Extract

Ferry André de la Porte heeft een klassiek fotografisch oeuvre opgebouwd, dat zich niet beperkt tot één richting of genre. Op zijn foto’s staat over het algemeen niet veel. Zoals in een muziekstuk de momenten van stilte een onmisbaar onderdeel van het geheel uitmaken, zo speelt ‘afwezigheid’ in zijn foto’s vaak een niet weg te denken rol. Daarnaast ruimt André de la Porte een belangrijke plaats in voor het curieuze; hij kan zich oprecht verwonderen over zaken waar andere mensen gedachteloos aan voorbij lopen. Zijn verwondering gaat vrijwel steeds gepaard met een milde glimlach. De sfeer die veel van zijn foto’s uitstralen kan verstild genoemd worden en grenst vaak aan het surrealistische.

Biografie

.

1950

Leonard Louis Ferdinand (Ferry) André de la Porte wordt op 26 januari geboren in de Leidsestraat 78 te Amsterdam als zoon van Johan Hendrik André de la Porte (architect) en Ine van Leusden (edelsmid), dochter van de surrealistische schilder, tekenaar, etser en lithograaf Willem van Leusden (1886-1974).

1965

Ferry André de la Porte gaat voor zijn hobby fotograferen en richt op de zolderverdieping van de Leidsestraat 78 te Amsterdam een donkere kamer in.

1969-‘70

Hij slaagt voor zijn eindexamen HBS en meldt zich aan voor de Rietveld Academie en de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten. Hij wordt tot beide toegelaten, maar moet eerst in militaire dienst. Als hij al na enkele maanden de dienst verlaat, blijkt dat hij pas het volgend studiejaar aan de opleiding kan beginnen. Hij gaat als fotograaf aan de slag en ziet af van verdere studie.

1969

André de la Porte verblijft gedurende enkele maanden in New York en doet veel studiowerk bij een zekere Horowitz, reclamefotograaf aan Fifth Avenue.

1970

Hij doet een aantal klussen samen met popfotograaf Gijsbert Hanekroot.

Via grafisch vormgever Pieter Brattinga (een kennis van een oom van Ferry) komt hij als leerling terecht bij Philip Mechanicus met wie hij tot 1987 verschillende studio’s en doka’s zal delen.

1971-heden

André de la Porte fotografeert voor Dick Bruna (portret- en productfotografie).

1972

Samen met beeldend kunstenares Mary Schoonheyt werkt hij aan een monumentale opdracht van het bestuur van de Nederlandse Omroep-Zendermaatschappij om het trappenhuis van het hoofdkwartier in Lopik een nieuw aanzien te geven.

1974-‘76

Hij fotografeert voor De Tijd.

1975-‘77

Hij fotografeert voor het blad Hollands Diep.

1976

André de la Porte huurt een ruimte aan de Prinsengracht 701 te Amsterdam waar hij een studio en een doka inricht. Hij deelt deze ruimte met Philip Mechanicus en diens assistent Floris Bergkamp.

1978

Ferry André de la Porte en Philip Mechanicus verhuizen hun studio en doka naar pakhuis De Waal aan de Prinsengracht te Amsterdam.

1978-‘88

Ferry werkt samen met Pieter Brattinga aan affiches voor exposities in Rijksmuseum Kröller-Müller. (De samenwerking is, hoewel minder intensief, tot op heden blijven bestaan).

1979-‘88

Hij fotografeert voor het filmblad Skoop (portretten, werkopnamen en stills).

1981

Ferry André de la Porte richt een studio en doka in zijn geboortehuis aan de Leidsestraat te Amsterdam in. Philip Mechanicus zal daar tot 1987 blijven werken.

1983

Het ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur koopt een foto aan (vier bomen 1983 Bruxelles).

1983-‘98

Ferry André de la Porte maakt met kunsthistorica Marion Peters, zijn levenspartner, diverse reizen naar Azië (Sri Lanka, Thailand, Indonesië, Sikkim en India).

1987-‘88

Hij fotografeert voor het blad Quote.

1988

André de la Porte krijgt samen met Oscar van Alphen en Nick Sinclair een foto-opdracht van het Rijksmuseum met als thema ‘Oog voor kunst. De kunstwereld in Nederland’.

Hij maakt vrijwel alle foto’s voor het boek De activiteiten van/The activities of Pieter Brattinga.

1988-‘92

Hij wordt bestuurslid van de stichting F.J. Rotgans. Deze stichting stelt zich ten doel het werk van de fotograaf Frits Rotgans (1912-1978) te inventariseren, te doen conserveren en toegankelijk te maken. De ontsluiting van deze collectie geschiedt in 1989 en is het eerste project van het Nederlands Fotoarchief (nfa) in Rotterdam. In 1992 wordt de collectie officieel aan het nfa overgedragen. De stichting F.J. Rotgans leidt sindsdien een slapend bestaan.

1997

In januari en oktober fotografeert hij voor het vierde deel van een serie fotoboeken over het leven op Terschelling in de twintigste eeuw.

1998-heden

Hij bereidt met Marion Peters een boek en een tentoonstelling voor over de materiële overblijfselen van de Nederlandse aanwezigheid in India ten tijde van de Verenigde Oostindische Compagnie.

Beschouwing

Ferry André de la Porte werkt al sinds 1969 als freelance fotograaf. Zijn familie en ook fotograaf Philip Mechanicus, bij wie hij in 1970 in de leer kwam, introduceerden hem al direct aan het begin van zijn carrière in het culturele circuit. Daarin is hij tot op de dag van vandaag actief. Hij fotografeerde popconcerten, maakte werkopnamen en stills van Nederlandse speelfilms, portretteerde schrijvers en beeldend kunstenaars, fotografeerde hun ateliers en hun werk, verzorgde de fotografie voor tientallen catalogi, maakte in samenwerking met vormgever Pieter Brattinga de foto’s voor affiches van het Kröller-Müller museum en leverde foto’s voor boekomslagen en een enkele platenhoes. Hij heeft zich de afgelopen dertig jaar in hoofdzaak bezig gehouden met journalistieke fotografie, reproductie- en productfotografie, bedrijfsreportages en portretfotografie. Zijn oeuvre bestaat uit ca. 80.000 zwart-wit negatieven en een onbekende hoeveelheid kleurmateriaal, afdrukken in zwart-wit en kleurendia’s. Veel belangrijker dan zijn professionele fotografie vindt hij zijn vrije werk; daarin ziet hij zichzelf, ondanks zijn ervaring van dertig jaar, nog altijd als een ‘amateur’ in de ware zin van het woord, een liefhebber.

Ferry André de la Porte komt uit een artistiek milieu. Zijn grootvader van moeders zijde was de surrealistische schilder, tekenaar, etser en lithograaf Willem van Leusden. Zijn moeder had op het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs (de voorloper van de Rietveld Academie) en in Schoonhoven gestudeerd voor edelsmid. Haar zuster was fotografe. Zijn vader had op hetzelfde Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs binnenhuisarchitectuur gestudeerd en was later ook praktiserend architect. Toen André de la Porte in 1969 eindexamen HBS had gedaan, drongen zijn ouders er sterk op aan dat hij naar het HEAO zou gaan. Hij voelde daar niets voor en wilde fotograaf of vormgever worden. Buiten medeweten van zijn ouders meldde hij zich aan bij de Rietveld Academie en de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten. Tot beide werd hij toegelaten, maar hij moest eerst in militaire dienst.

Nadat hij de militaire dienst reeds na enkele maanden met een S5 (een indicatie voor ongeschiktheid voor de dienst) had verlaten, bleek dat hij pas het volgend studiejaar met zijn opleiding kon beginnen. Hij ging als fotograaf aan de slag en zou niet meer gaan studeren. Zijn eerste klussen deed hij samen met popfotograaf Gijsbert Hanekroot. Via de toen in New York woonachtige Nederlands beeldend kunstenaar Jan Henderikse, bij wie hij door de schrijver Gerard Stigter (K. Schippers) was geïntroduceerd, kwam hij in New York terecht bij fotograaf Horowitz. Deze commerciële reclamefotograaf leerde hem stillevens fotograferen. Terug in Nederland, we schrijven 1970, bracht een oom hem in contact met de vormgever Pieter Brattinga. Deze bracht hem op zijn beurt in contact met Philip Mechanicus, die een studio en doka aan het Singel had. Mechanicus, die een beetje uitgekeken begon te raken op de fotografie en meer wilde gaan schrijven, had al een assistent, Floris Bergkamp, maar als onbetaalde kracht kon André de la Porte aan de slag. Hij nam veel dokawerk van Mechanicus over en maakte daardoor intensief kennis met de fotografie van Mechanicus. Deze heeft een behoorlijke invloed gehad op de jonge André de la Porte, net als Mechanicus op zijn beurt was beïnvloed door de tijd die hij bij Ad Windig als leerling had doorgebracht. Het grote belang dat Windig hechtte aan een perfecte druktechniek heeft Mechanicus weer aan André de la Porte overgedragen. En hoewel André de la Porte nooit echte voorbeelden in de fotografie heeft proberen na te volgen, is Windig een van de Nederlandse fotografen die hij bewondert en met wie hij een zekere verwantschap voelt. Andere namen die hij in dat verband noemt zijn die van Paul Huf, Ed van der Elsken en Johan van de Keuken. De belangrijkste buitenlandse fotografen voor wie dat geldt zijn Edward Weston (1886-1958), André Kertész (1894-1985) en Diane Arbus (1923-1971). Buiten de wereld van de fotografie is hij vooral beïnvloed door grafisch vormgever Pieter Brattinga, met wie hij in de jaren 1978-1988 samenwerkte bij het maken van affiches voor tentoonstellingen in Rijksmuseum Kröller-Müller in Otterlo. Brattinga leerde hem op een andere manier kijken. De foto’s moesten bruikbaar zijn voor de vormgever, hetgeen betekende dat de onderwerpen helder in beeld moesten worden gebracht en dat er niet teveel op de foto’s moest staan, omdat er ook nog ruimte over diende te blijven voor de tekst.

Ferry André de la Porte deelde vanaf 1970 ongeveer zeventien jaar lang een studio en donkere kamer met Philip Mechanicus. De eerste drie jaar stond André de la Porte voornamelijk in de doka. Mechanicus had van zijn eigen leermeester Ad Windig te horen gekregen, dat het zeker vijf jaar kost om het afdrukken goed onder de knie te krijgen, maar André de la Porte leerde snel en kreeg van Mechanicus de bijnaam ‘tovenaarsleerling’. Mechanicus bracht André de la Porte niet alleen het afdrukken bij. In Het Parool van 20 april 1996 zegt Mechanicus hierover: “Ik heb later zelf ook een leerling gehad: Ferry André de la Porte. Die heb ik ook, net als Windig mij, leren praten, leren drinken, leren eten, leren biljarten en leren fotograferen.” Voor een aantal van deze lesonderdelen diende kunstenaarssociëteit De Kring als schoollokaal. André de la Porte bouwde hier een uitgebreide vrienden- en kennissenkring op. Deze contacten leidden in de loop van de jaren ook tot het nodige werk. Zo fotografeerde hij vele jaren voor het filmblad Skoop, voor het culturele blad Hollands Diep (onder meer portretten van schrijvers), voor het katholieke weekblad De Tijd (bijvoorbeeld een reportage over politicus Dries van Agt) en voor het economisch tijdschrift Quote (bedrijfsreportages en portretten van zakenmensen). In 1988 verzorgde hij bijna alle fotografie voor het omvangrijke boek De activiteiten van/ The activities of Pieter Brattinga. Via Pieter Brattinga werd hij ook de huisfotograaf van Mercis-Bruna, het bedrijf dat de merchandising van Dick Bruna-producten regelt.

In 1994 reisden Ferry André de la Porte en zijn levenspartner, de kunsthistorica Marion Peters, door India. In de buurt van Madras ontdekten zij een tempeltje. In de wanden en pilaren daarvan waren ruim tachtig namen van Nederlanders uitgehakt. Daaronder bevond zich ook die van Daniel Havart, de schrijver van het in 1693 gepubliceerde boek Op- en Ondergangh van Cormandel. Veel van de uitgehakte namen worden ook door Havart in zijn boek genoemd. Deze ontdekking leidde tot een omvangrijk en jarenlang onderzoek door Peters en André de la Porte naar de materiële overblijfselen (met name forten en grafstenen) van de Hollandse aanwezigheid aan de oostkust van India in de tijd van de Verenigde Oostindische Compagnie. Op de vier reizen die zij daar naar toe maakten (1994, 1996, 1997 en 1998) en die in totaal meer dan een jaar in beslag namen, schoot André de la Porte met zijn Hasselblad ontelbare rolletjes vol. De kwetsbaarheid van dit bijna vergeten Nederlands erfgoed wordt geïllustreerd door het feit, dat een deel van de tijdens de eerste reizen gefotografeerde objecten, zoals grafstenen, op latere reizen verdwenen bleek te zijn. Het verstilde karakter dat André de la Porte aan veel foto’s van deze omvangrijke serie meegaf, roept herinneringen op aan negentiende-eeuwse opnamen van fotografen als Isidore van Kinsbergen en Adolph Schafer. Van de foto’s die André de la Porte op zijn reizen in India maakte, zal in 2002 (het VOC-herdenkingsjaar) een boek worden uitgegeven en in het Rijksmuseum een tentoonstelling worden gehouden.

Al snel nadat hij begon te fotograferen, ontwikkelde André de la Porte, vooral in zijn vrije werk, een eigen stijl. Deze stijl, die nauw verband houdt met zijn ideeën over fotografie, sluit meer aan bij oudere generaties fotografen dan bij leeftijdgenoten, hoewel zijn werk in een aantal opzichten wel verwantschap vertoont met dat van de eveneens in 1950 geboren Paul den Hollander. André de la Porte houdt als estheet naar eigen zeggen van ‘nette, scherpe foto’s’. Er moet niet te veel op staan; alleen het meest noodzakelijke. Daarbij kan alles een onderwerp zijn, maar het moet op een originele manier in beeld worden gebracht, echter zonder trucs. André de la Porte is over het algemeen wars van ensceneren en van het oppeppen van minder geslaagde foto’s in de doka.

In zijn vrije werk komen over het algemeen vrij weinig mensen voor. Hij kiest veelal voor ‘simpele’ uitsneden uit de materiële werkelijkheid. Zo fotografeerde hij bijvoorbeeld in Indonesië een houten beeld van een paard. Wat valt er te zien? Een hoek die twee muren met elkaar maken en de hals en het hoofd van een paard. Het paardenhoofd staat vlak bij de muur en werpt daar een schaduw op. Meer staat er niet op de foto. Waarom laat André de la Porte niet meer zien van het paard en de omgeving? Waarom heeft hij het beeld niet verplaatst, zodat het niet zo ‘hinderlijk’ dicht bij de muur staat? Wie langer naar de foto kijkt, zal er niet aan kunnen ontkomen dat deze allerlei associaties oproept. Waarom straalt de foto zo’n eenzaamheid en treurigheid uit? Roept het herinneringen op aan het op school in de hoek moeten staan om de eigen zonden te overdenken? Doet het denken aan een paard dat zijn eigen, onafwendbare einde door de slagershand voorvoelt? De foto’s van André de la Porte geven zich pas echt bloot in de associaties van de toeschouwer (niet alleen ‘beauty’ maar ook ‘contents is in the eye of the beholder’) en dat veronderstelt dat deze bereid is er de tijd voor te nemen.

Hoewel hij, waar het zijn eigen oeuvre betreft, niet erg gelooft in thema’s (“ik ben de verbindende factor”), zien we door de jaren heen in zijn foto’s wel een fascinatie voor bepaalde beeldelementen terugkeren. Geometrische vormen duiken in diverse gedaanten in zijn foto’s op: een hoek die twee wanden en het plafond met elkaar maken, kegelvormig en rechthoekig geknipte struiken en bomen, een gigantisch eivormig rotsblok, een cilindervormige strobaal. Daarnaast keren regelmatig dierlijke vormen terug: een opgezette zwaan, de kop van een ram, een wand vol geweien, de aangevreten kop van een opgezette tijger. Ook speelt hij met patronen en opvallende uitsneden uit de werkelijkheid die zijn foto’s soms een abstract karakter geven.

André de la Porte fotografeerde op de middelbare school met een Canon. Eindjaren zestig kocht hij een Pentax en later een Nikon F2. In 1970 schafte hij zijn eerste Hasselblad aan. Hoewel hij in de loop van de jaren veel camera’s verzamelde, maakt hij voor zijn vrije werk, dat alleen uit zwartwitfoto’s bestaat, bij voorkeur gebruik van een Hasselblad met een standaard 80mm-lens. Hij houdt van een ‘eerlijke, ouderwetse’ manier van werken en is wars van kunstgrepen. Dat komt zowel tot uiting in zijn manier van fotograferen, als in zijn manier van afdrukken. Bij het fotograferen gaat hij steeds uit van de werkelijkheid zoals die zich aandient en hij grijpt vrijwel nooit in om het beeld interessanter te maken. Ook in de donkere kamer is hij zeer terughoudend. Hij heeft steeds gewerkt volgens het credo: “Fotograferen doe je met een fototoestel en niet in de donkere kamer.” Net als zijn leermeester uit het begin van de jaren zeventig is hij van mening dat afdrukken veel grijstonen dienen te bevatten. In het diepste zwart moet nog duidelijk tekening zitten en met het hoge wit worden de accenten aangegeven. Zijn afdrukken zijn over het algemeen vrij zacht en aan de donkere kant. André de la Porte maakt op een enkele uitzondering na uit principe altijd gebruik van het gehele negatief.

Naast zijn professionele carrière als freelance fotograaf bouwt Ferry André de la Porte in zijn vrije werk al dertig jaar aan een bijzonder oeuvre. In de wereld van de fotografie is hij een individualist. Hij is niet geïnteresseerd in stromingen of trends, maar gaat onverstoorbaar zijn eigen gang. Ook heeft hij nooit de ambitie gehad om zelf trendsetter te worden en school te maken. André de la Porte noemt zichzelf een klassiek fotograaf en houdt van zorgvuldig afgedrukte foto’s. Hij is een liefhebber van de fotografie, die fotografeert voor andere liefhebbers, voor mensen die de tijd nemen om zijn foto’s, die een heel eigen idioom hebben, te leren verstaan. Wie meent dat er op zijn foto’s weinig te zien is en dat maar niets vindt, kan wellicht even stilstaan bij de woorden die Philip Mechanicus in 1981 over de foto’s van André de la Porte schreef: “Niets is zo moeilijk af te beelden als afwezigheid, niets is zo moeilijk af te beelden als niets.”

Documentatie

Primaire bibliografie

(prentbriefkaart) Amsterdam (Art Unlimited) ca. 1981.

(prentbriefkaarten) Serie van 12 foto’s, Amsterdam (Poortpers/GTP) ca. 1987.

(prentbriefkaarten) Serie van twee foto’s, Rotterdam (Bébert-editions) ca. 1987.

foto’s in:

Dolf Kohnstamm, Het bijzondere van het gewone. De kinderboekjes van dick bruna, Amsterdam (Mercis b.v.) 1974.

De Tijd 12 september 1974-september 1976.

Maatstaf 23 (januari 1975).

Hollands Diep november 1975-juni 1977.

Nederlands Theater- en Televisie Jaarboek (1974/75-1975/76) 24/25.

Catalogus Mercis, Amsterdam (Mercis b.v.) ca. 1978

Ben ten Holter, Amsterdam Pubs, a pub-crawler’s delight, Amsterdam (Tiebosch) 1978.

Eveline Kerckhoven Smit, Oma weet het beter, Amsterdam (Tiebosch) 1978.

George E. Simpson en Neal R. Burger, Verdwenen in het niets, Amsterdam (Tiebosch) 1979.

Skoop 1979-1988.

Jan van der Geest en Ottakar Macel, Stühle aus Stahl. Metalmöbel 1925-1940, Keulen (Walter König) 1980, omslag.

Ben ten Holter, An Affectionate Guide to the Brown Cafés of Amsterdam (Tiebosch) 1980.

Catalogus Sculpture, Otterlo (Rijksmuseum Kröller-Müller) 1981, 4 de Engelse editie.

Eva van Schaik, Op gespannen voet. Geschiedenis van de Nederlandse theaterdans vanaf 1900, Haarlem (De Haan) 1981.

Allard Vogel, Groot Amsterdams Restaurantboek, Amsterdam (Tiebosch) 1981.

Jan Timman, Schaakwerk 1. Analyses en studies, Amsterdam (Andriessen) 1983.

Catalogus tent. Herman Makkink, Amsterdam (Wetering Galerie/Bouwfonds Nederlandse Gemeenten) 1984.

Dick Bruna News Letter [verschijnt 4.x per jaar, uitgegeven door Mercis b.v., Amsterdam] ca. 1984-heden.

NRC Handelsblad 1 november 1984.

Catalogus tent. André Volten 1:100, Otterlo (Rijksmuseum Kröller-Müller) 1985.

Marijke Gunnink, St. Hubert’s Lodge, z.p. [Otterlo] (Kröller-Müller Foundation) 1985.

Francis van der Knaap, Harry’s Cocktail boek, Amsterdam (Tabula) 1985.

Vrij Nederland 4 mei 1985.

Catalogus tent. Jacqueline de Jong, Amsterdam (Galerie Brinkman/ Editions Vincent Steinmetz) 1987.

Catalogus tent. Paul de Lussanet, Amsterdam (Galerie Quintessens) 1987.

Catalogus tent. Pieter Engels, Amsterdam (Galerie Brinkman/Editions Vincent Steinmetz) 1987.

Catalogus tent. De tien geboden. Schilderijen van Ria Rettich, Amsterdam (GTP) 1987.

Philip Mechanicus, Kookkunst in Nederland. Unieke recepten met Nederlandse produkten. Uitgave voor de Alliance Gastronomique Neerlandaise, Ede (Zomer en Keuning Boeken) 1987.

Philip Mechanicus, La Hollandes’amuse, Amsterdam (Tabula) 1987.

Quote 1987-1988.

Ella Reitsma, Dick Bruna 60 jaar, in Vrij Nederland Bijvoegsel (22 augustus 1987) 34.

Catalogus tent. Hans Verhagen. Peintures Passionelles, Amsterdam (Forum Galerie) 1988.

Catalogus tent. Simon Posthuma, Amsterdam (Galerie Brinkman/Editions Vincent Steinmetz) 1988.

Catalogus tent. Wim Elzinga en Jurriaan van Hall, Amsterdam (Galerie Brinkman/Editions Vincent Steinmetz) 1988.

R.W.D. Oxenaar e.a., Kröller-Müller. Honderd jaar bouwen en verzamelen Haarlem (Joh. Enschedé en zn.) 1988.

Ursula den Tex (tekst), Oscar van Alphen, Ferry André de la Porte en Nick Sinclair (foto’s), Oog voor kunst, Den Haag (SDU) 1988.

Geneviève Waldmann, De activiteiten van/The activities of Pieter Brattinga, Otawa/Den Haag (Kodansha/Sdu) 1988.

Catalogus Foto 89. 3 e Internationale Foto-manifestatie in Amsterdam, Den Haag (SDU) 1989, p. 158-159.

Catalogus tent. BVK. Beroepskostenvergoeding, Enschede (Rijksmuseum Twente) 1989.

Catalogus tent. De kleur van Leo Schatz, Haarlem (De Toorts) 1989 (idem 2 e gew. ed. 1995).

Kees Nieuwenhuijzen en Ella Reitsma, Het paradijs in Pictogram, Amsterdam (Mercis b.v.) 1989.

Ursula den Tex, Meer geld voor de kunst, minder voor de kunstenaar, in Vrij Nederland Bijvoegsel (8 april 1989) 14.

Willem Ellenbroek, Naast de champagne waren er ook kunstenaars, in de Volkskrant 18 april 1989, p. 15.

Trefpunt [tijdschrift van het Ministerie van WVC] (mei 1989) 5.

Theun de Winter, Vreemdgaan is zo vreemd nog niet, Amsterdam (Gerard Timmer Prods) 1989.

Dick Adelaar, Jos van Asperen en Michiel Roding, Willem van Leusden. Essays over een verhard romanticus, Utrecht (Kwadraat) 1990.

W.A.L. Beeren e.a., Cremer schilder/schrijver, Budapest (Budapest Historical Museum) 1990.

Catalogus tent. Drie beeldhouwers in klei, Den Bosch (Keramisch Werkcentrum) 1990.

Catalogus tent. Herman Brood, Amsterdam (Reflex Modern Art Gallery) 1990.

Catalogus tent. Karel Appel in Arti, Amsterdam (Reflex Modern Art Gallery) 1990.

Peter Smit, De avondjes, twintig vrolijke verjaardagen, Amsterdam (Timmer Prods) 1990.

De krant op zondag 25 september 1990, p. 11.

Catalogus tent. Herman Makkink, Amsterdam (Archief/Wetering Galerie) 1991.

Catalogus tent. Jacqueline de Jong, München (Galerie Helmut Leger) 1991

Catalogus tent. Pieter Engels. Parallel Landscape/Remembrandt, Nijmegen (Nijmeegs Museum) 1991.

Herman Makkink, De zoutcirckel in Artoteek Oost, Amsterdam (Artoteek Oost) z.j. [ca. 1991].

Herman Mock, Sauna! Een complete handleiding, Den Haag (Bzztöh) 1991.

Catalogus tent. Arman, Amsterdam (Reflex Modern Art Gallery) 1992.

Catalogus tent. Jan Rothuizen, Amsterdam (Galerie Brinkman) 1992.

Catalogus tent. Miniatuur-museum, Amsterdam (Reflex Modern Art Gallery) 1992.

Catalogus tent. O.C. Hooymeyer. Portraits, Amsterdam (Reflex Modern Art Gallery) 1992.

J.A. de Moor en P. van der Velde, De werken van Jacob Haafner. Deel 1, Zutphen (Walburg Pers/Linschoten-Vereeniging) 1992.

Peter Smit, Nooit meer gapen, Amsterdam (Gerard Timmer Prods) 1992.

Catalogus tent. Mooi Hoofd. Jef Diederen, Eindhoven (Galerie Willy Schoots) 1993

Irene Constandse (inl.), Dijkman, z.p. 1993.

Catalogus tent. Jan Paul Franssens, schilderijen en tekeningen, Franeker/Enschede (Museum ’t Coopmanshüs/Gemeentelijk Kunstcentrum Marktzeventien) 1994.

Catalogus tent. Leven in Nederland. Twintigjaar fotografie in opdracht, Arnhem (Nederlands Openluchtmuseum) 1994.

Robert Welsh, Boudewijn Bakker en Marty Bax, Mondriaan aan de Amstel, Amsterdam (Gemeentearchief) 1994.

Ed Wingen, Paul de Lussanet, Eindhoven (Kempen Publishers) 1994.

Catalogus tent. Dijkman in het natuurmuseum, Rotterdam (Natuurmuseum) 1995.

Henk Spaan, De zoon van Cruijff en andere gedichten, Amsterdam/Antwerpen (Veen) 1995.

John T. Tainsh, De vader van nijntje, Amsterdam (Mercis b.v.) 1995.

Anneke Visser e.a., Waar moet Lotje leren lopen?, Amsterdam (Lubberhuizen) 1995.

M.L. Barend-van Haeften, Op reis met de VOC. De openhartige dagboeken van de zusters Lammens en Swellengrebel, Zutphen (Walburg Pers/Linschotenvereeniging) 1996.

Catalogus tent. Evora a Luz Holandesa/Evora in Dutch Light, Evora (Museu de Evora, Instituto Português de Museus) 1996.

Daniël Rozenberg, Dadara, Amsterdam (Outland Records International) 1996.

Martin Harlaar, Terschelling 2000. De laatste jaren van de 20e eeuw fotografisch vastgelegd door Ed Overdijk en Ferry André de la Porte, Bussum (Uitgeverij Thoth) 1999.

Namiko Naruse, All about Dick Bruna, Ottawa/Amsterdam (Kodansha/Mercis) 1999.

Affiches

Panamarenko, Otterlo (Rijksmuseum Kröller-Müller) 1978.

Claes Oldenburg, Otterlo (Rijksmuseum Kröller-Müller) 1979.

Vincent van Gogh, Otterlo (Rijksmuseum Kröller-Müller) 1984.

André Volten, Otterlo (Rijksmuseum Kröller-Müller) 1985.

Wessel Couzijn, Otterlo (Rijksmuseum Kröller-Müller) 1986.

Henry van de Velde, Otterlo (Rijksmuseum Kröller-Müller) 1988.

Holland Festival, Amsterdam 1990.

Film: stills, werkopnamen, affiches

Verlies, regie Olga Madsen, 1976.

Uit elkaar, regie Herman van Veen, 1979.

Tip van de sluier, regie Frans Bromet, 1980.

Assefeest, regie Ramón Gieling, 1982.

Uit eigen beweging, regie Olga Madsen, 1982.

De Anna, regie Erik van Zuylen, 1983.

Dorst, regie Willy Breebaart, 1987.

Toneel: persfoto’s

Denis Diderot, De Paradox van de acteur, regie Paul de Lussanet, Stadsschouwburg Amsterdam, première 27 september 1988.

Hugo Claus, Het schommelpaard, regie Hugo Claus, Stadsschouwburg Amsterdam, première 6 mei 1988.

Secundaire bibliografie

Philip Mechanicus, Een foto van niets. Overpeinzingen bij het werk van Ferry André de la Porte, in Avenue (oktober 1981) 10, p. 98-102 (met foto’s).

Kees Kuil, Ferry André de la Porte, in Perspectief (sept./okt./nov. 1981) 9, omslag, p. 16-21 (met foto’s).

Jan Bart Klaster, Wisselvallig oog voor kunst in Nederland, in Het Parool 26 april 1989, p. 19.

Bas Roodnat, Kunstwereld na BKR thema Rijksmuseumfoto’s, in NRC Handelsblad 27 april 1989, p. 10.

Eddy van der Meer, KunstRAI 1995: wie gaat er solo?, in Alert (Galerieagenda Amsterdam) mei 1995.

Tentoonstellingen

1972 (e) Lopik, Monumentale Opdracht Nederlandse Omroep-Zendermaatschappij.

1978 (e) Amsterdam, Sociëteit De Kring.

1979 (e) Scheveningen, Circustheater, (foto’s m.b.t. Herman van Veen).

1980 (e) Amsterdam, Bim-huis.

1980 (e) Amsterdam, Galerie Bouma.

1981 (g) Rotterdam, Perspektief, (Ferry André de la Porte en Philip Mechanicus)

1982 (e) Amsterdam, Mazzo, (diaprogramma).

1983 (e) Amsterdam, Café ‘De Pels’, Honden in de Pels.

1983 (e) Amsterdam, Kunsthandel Van der Have, (stills van de film Assefeest van Ramon Gieling en Olga Madsen).

1984 (e) Amsterdam, Restaurant Sancerre (Eddy Wijngaarde).

1984 (g) Rotterdam, Galerie Black Gat, Broadway Project (Ferry André de la Porte en Jan Henderikse).

1985 (g) New York, John Dogg Gallery.

1986 (g) Amsterdam, Galerie Brinkman twaalf en een half jaar.

1987 (g) Amsterdam, Galerie Luce van Rooy, Museum van de continue lijn.

1987 (e) Amsterdam, Sociëteit De Kring.

1988 (g) Amsterdam, Rijksmuseum, Oog voor kunst (Ferry André de la Porte, Oscar van Alphen en Nick Sinclair) (Foto 89).

1988 (e) Amsterdam, Stichting Fonds voor de Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst, (openingstentoonstelling).

1990 (e) Amsterdam, Centrum voor Beroepsedukatie.

1990 (e) Amsterdam, Sociëteit De Kring.

1990 (g) Amsterdam, Waterlooplein, 45 jaar bevrijd, 45 jaar vrijheid.

1991 (e) Amsterdam, Stichting Ultima Thule.

1992 (e) Amsterdam, Eetcafé ‘Leg Af’.

1992 (g) Amsterdam, Galerie Reflex, Miniatuur-museum.

1993 (g) Amsterdam, Galerie Brinkman, A Room with a View.

1994 (e) Amsterdam, Suzanne Biederberg Gallery, Portraits and Places.

1994 (g) Arnhem, Nederlands Openluchtmuseum, Leven in Nederland, 20 jaar fotografie in opdracht.

1995 (g) Amsterdam, RAI, Kunst RAI (Suzanne Biederberg Gallery).

1996 (g) Évora, Museu de Evora, Evora a Luz Holandesa/Évora inDutch Light.

1998 (e) Amsterdam, Café Eylders.

1998 (e) Amsterdam, Restaurant ‘Tout Court’ (John Fagel).

1998 (e) Amsterdam, Sociëteit De Kring.

1998 (e) Amsterdam, Suzanne Biederberg Gallery.

1999 (e) Amsterdam, Eetcafé ‘Leg Af’.

1999 (g) Terschelling, De Kraak, Terschelling 2000.

Lidmaatschappen

Bestuur Stichting FJ. Rotgans 1988-heden.

Bronnen

Amsterdam, Ferry André de la Porte (documentatie en mondelinge informatie).

Leiden, Prentenkabinet, bibliotheek en documentatiebestand.

Collecties

Amsterdam, Rijksmuseum.

Amsterdam, Stedelijk Museum.

Leiden, Prentenkabinet Universiteit Leiden.

Auteursrechten

De auteursrechten op het fotografisch oeuvre van Ferry André de la Porte berusten bij Ferry André de la Porte te Amsterdam.