Hans Sibbelee
Doreen Timmers
Wieneke Wensten
Extract
Hans Sibbelee heeft een belangrijk documentair foto-oeuvre tot stand gebracht, dat zich kenmerkt door twee richtingen: enerzijds documentaire reportagefotografie met als hoogtepunten reportages van Rusland en China, anderzijds documentaire fotografie van kunstobjecten met een duidelijke voorkeur voor architectuur en sculptuur.
Sibbelee werkte meestal in opdracht maar wist binnen de opdrachtsituatie voor zichzelf een maximale vrijheid te creëren. Zijn vakmanschap en gevoel voor schoonheid komen vooral tot uitdrukking in zijn fotografie van sculptuur.
Biografie
1915 |
Hendrik (Hans) Sibbelee wordt op 8 november geboren te Leeuwarden als enig kind van de Amsterdammer Hendrik Sibbelee en de Friezin Johanna Maria van Hylckema-Vlieg. |
Hendrik Sibbelee sr is werkzaam in de internationale handel. Hij en zijn vrouw wonen, voorafgaand aan de geboorte van Hans, in Calcutta, Brits-Indië. Speciaal voor de bevalling reist de moeder van Hans naar Nederland. |
|
1916-’24 |
Zijn jonge jaren brengt Hans Sibbelee door in verschillende steden in Nederlands- en Brits-Indië. In deze tijd wordt hij grotendeels opgevoed door een Japans kindermeisje, dat hij Noeï noemt. Voordat het gezin zich in 1924 weer in Nederland vestigt, woont het nog een jaar in Londen. |
1924 |
Hans Sibbelee is negen jaar oud, als hij met zijn familie in Tiel gaat wonen, waar vader Sibbelee directeur wordt van stomerij en ververij NV. De Linge. |
1928-‘32 |
Op dertienjarige leeftijd gaat Sibbelee naar de HBS. Hij doubleert het derde jaar en voltooit de opleiding niet. |
1932-’34 |
Na zijn HBS-tijd gaat Sibbelee in Rotterdam naar de elektrotechnische school. Het is de periode waarin de zwakstroomtechniek opkomt. Sibbelee bouwt een eigen amateurzender. |
In 1934 behaalt Hans het diploma voor elektrotechnicus met als specialisatie radiotechniek. |
|
1934 |
Sibbelee krijgt een betrekking bij Philips te Eindhoven, maar hij wordt na enkele maanden ontslagen wegens ‘verkeerde sympathieën’ (hij is betrapt op het lezen van communistische lectuur). Hij heeft weliswaar communistische ideeën en bezoekt vergaderingen van de communistische partij, maar hij wordt geen lid. Na zijn ontslag vertrekt Sibbelee naar Den Haag. Korte tijd woont hij bij een hospita. Hij werkt op dat moment bij de elektrotechnische firma Erres Radio in Den Haag. |
1935 |
Sibbelee verhuist naar Voorburg, waar hij zich met enkele vrienden in het ‘Gemeenschapshuis’ aan de Wilhelminalaan 308 vestigt. Hij woont hier samen met onder anderen de academiestudenten Emmy Andriesse, Hans IJzerman en Annetje Kupferschmid, de onderwijzer Wim de Lathouder en de student medicijnen Ben Polak. Zij vormen samen een soort kunstenaarscommune. Studenten en docenten van de Kunstacademie te Den Haag, onder wie Paul Guermonprez en Paul Schuitema, zijn regelmatige bezoekers van het pand. |
1937 |
Wim de Lathouder haalt Sibbelee over om zich in Spanje aan te sluiten bij de Internationale Brigades. In juni 1937 vertrekt Sibbelee als éénentwintigjarige naar Spanje. Hij wordt ingedeeld bij de Service Sanitaire en komt te werken als onderhoudstechnicus voor de Internationale Roode Hulp (Socorro Rojo Internacional). In verschillende ziekenhuizen moet hij technische problemen aan medische apparatuur oplossen. Een van de artsen daar geeft hem een Leica kleinbeeldcamera om de oorlog en de gevolgen ervan te documenteren. In november 1937 vertrekt Sibbelee vanuit Spanje naar Frankrijk. |
1937-‘39 |
In Frankrijk in de omgeving van Toulouse werkt Sibbelee voor de Internationale Roode Hulp. Hij helpt mensen, veelal van joodse afkomst, aan papieren en onderdak. Hij doet koerierswerk voor de verzetsgroep L’Orchestre Rouge (Het Rode Orkest). |
Nadat hij voor de Internationale Roode Hulp nog een maand naar IJsland is geweest om te waarschuwen dat de Nazi’s plannen hebben om een vliegveld aan te leggen, keert Sibbelee in 1939 terug naar Nederland. Hij neemt opnieuw zijn intrek in het Gemeenschapshuis in de Bankastraat in Den Haag en woont er ongeveer een half jaar. |
|
In 1939 volgt Sibbelee enkele lessen bij Paul Guermonprez in diens studio annex reclamebureau Co-op 2 aan de Leidsestraat 43 in Amsterdam. In deze tijd besluit Sibbelee om van fotograferen zijn vak te maken. |
|
1940-’45 |
In 1940 worden foto’s van Sibbelee gepubliceerd in het tijdschrift Wij. Ons werk ons leven. |
Vanaf 1940 woont hij afwisselend bij de moeder van Violette Cornelius en bij zijn ouders in Tiel. Kromme Waal 31 te Amsterdam wordt zijn onderduikadres; het huis is eigendom van een relatie en Sibbelee kan er gratis wonen. Ook beeldhouwer Piet Esser woont op dit adres. Vanaf begin 1944 woont Sibbelee er permanent en na de bevrijding blijft hij er wonen tot 1962. |
|
Via Piet Esser komt Sibbelee in contact met verzetsgroep KP-Linie Oost. |
|
Door de lessen bij Guermonprez en de publicaties in Wij, komt Sibbelee in contact met fotografen als Cas Oorthuys, Ad Windig, Violette Cornelius, Eva Besnyö en Carel Blazer. |
|
In die tijd leert Sibbelee ook Chris Blom en Gilles de Neve kennen, beiden werkzaam bij uitgeverij Contact. Zij concentreren zich op de uitgave van boeken “(…) ter bevordering van de waardering van het eigen land” in de serie De schoonheid van ons land. Voor het eerste deel van de nieuwe reeks fotografeert Sibbelee koorbanken. De proefdruk is in 1944 gereed, maar het duurt tot 1946 voordat het deel Koorbanken, koorhekken en kansels wordt uitgegeven. |
|
1944 |
Sibbelee trouwt met Petronella Gerdina (Petertje) van Bronkhorst. Zij is onderwijzeres in Amsterdam en lid van de communistische partij. |
Sibbelee maakt enkele illegale foto’s voor Fritz Kahlenberg (die in 1945 de groep De Ondergedoken Camera bijeenbrengt). |
|
1945 |
De Gebonden Kunstenfederatie (GKf) wordt opgericht op Kromme Waal 31 in Amsterdam. Het is onduidelijk of Sibbelee werkelijk lid wordt. |
In dit jaar reist hij op initiatief van het Britse leger naar Polen om de gevolgen van de oorlog voor de kunst te fotograferen. Hij ontmoet in Warschau de kunsthistoricus Hans Jaffé, die daar ten behoeve van de recuperatie van geroofd kunstbezit onderzoek doet; de recuperatie wordt gecoördineerd door Bob de Vries, de latere directeur van het Mauritshuis. |
|
1946 |
Sibbelee komt in het Stedelijk Museum te Amsterdam in contact met Willem Sandberg. Voor de tentoonstelling Moderne Franse Beeldhouwkunst in 1946 krijgt Sibbelee een gecombineerde opdracht te fotograferen voor zowel het Stedelijk Museum als uitgeverij Contact. Uit deze tijd dateren ook de contacten met kunsthistoricus A.M. Hammacher, die een tentoonstelling over Spaanse beeldhouwkunst in Rijksmuseum Kröller-Müller voorbereidt. Ook voor de uitgave bij die tentoonstelling maakt Sibbelee foto’s. |
1947 |
De eerste ontmoeting vindt plaats met Frits van der Meer, hoogleraar in de Kunstgeschiedenis van de Middeleeuwen en de vroegchristelijke tijd, aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen. |
1948-’78 |
Sibbelee fotografeert voor het Nijmeegs Kunsthistorisch Instituut en vooral voor de boeken van Frits van der Meer. Sibbelee gaat hiervoor veel op reis, soms samen met Van der Meer. Door de opdrachten die Van der Meer hem geeft, ligt de nadruk in het werk van Sibbelee op de architectuur. |
Na 1967 verschijnen er bij het Kunsthistorisch Instituut nagenoeg geen publicaties meer waaraan Sibbelee als fotograaf zijn bijdrage levert. |
|
Na het vertrek van Van der Meer in 1973 fotografeert Sibbelee nog slechts sporadisch voor het Kunsthistorisch Instituut. |
|
1950 |
Sibbelee maakt in opdracht van het Ministerie van OK&W een film over beeldhouwkunst: Nederlandse Beeldhouwkunst tijdens de Middeleeuwen. Op verzoek van het Ministerie doet hij dat samen met Bert Haanstra. |
1956-’59 |
In 1956 reist Sibbelee in opdracht van uitgeverij Van Loghum-Slaterus naar de USSR voor een fotoreportage. In verband met de koude oorlogssfeer gaat Van Loghum-Slaterus echter niet tot uitgave over. |
In 1957 verschijnt het boek De USSR na 40 jaar bij uitgeverij Pegasus in Amsterdam, met foto’s van Sibbelee en tekst van Theun de Vries. |
|
Uitgeverij Contact geeft inmiddels Fotopocket-reisgidsen uit en Sibbelee wordt gevraagd de fotogids van Moskou te maken. De pocket wordt wel gedrukt, maar niet uitgegeven. |
|
Uitgeverij Contact biedt de gids aan een Franse en een Duitse uitgever aan. Onder de titel Voici Moscou verschijnt de gids in 1959 in Frankrijk, met een tekst van Georges Sadoul, en in hetzelfde jaar bij Juncker Verlag in Berlijn in Duitsland, in een vertaling van H. von Gebhardt. Deze Duitse uitgave verschijnt abusievelijk onder de naam van Cas Oorthuijs. |
|
ca. 1957-’62 |
Sibbelee reist, in opdracht van uitgeverij Elsevier naar China, om daar te fotograferen. |
Zijn tweede reis, in 1959, maakt hij met de Transsiberië Express. In 1962 verschijnt China. Zevenhonderd miljoen mensen in beweging, geschreven door filosoof Kwee Swan Liat en geïllustreerd met foto’s van Sibbelee. |
|
1962 |
Sibbelee verhuist in februari van Amsterdam naar Nederhorst den Berg, Middenweg 80. |
1966 |
Het huwelijk van Sibbelee en Petertje van Bronkhorst wordt ontbonden. |
Sibbelee trouwt op 21 september met Annemarie van Tricht, lerares aan de muziekschool te Hilversum. Zij is een dochter van de neerlandicus H.W. van Tricht; diens broer Jan van Tricht is directeur van uitgeverij Van Loghum-Slaterus. |
|
Hans en Annemarie Sibbelee verhuizen naar Maartensdijk, naar de Prinses Marijkelaan 11. |
|
1973 |
Sibbelee en Annemarie laten zich dopen tot katholiek in de Sint Martinuskerk te Maartensdijk. De doopmis wordt gecelebreerd door Van der Meer. |
1996 |
Sibbelee reist in november naar Madrid, waar hij met een tiental andere ‘ex-brigadisten’ het staatsburgerschap van Spanje krijgt. |
2003 |
Hans Sibbelee overlijdt op 30 maart. |
Beschouwing
Hans Sibbelee behoort tot de fotografengeneratie van bijvoorbeeld Emmy Andriesse, Ad Windig en Cas Oorthuys. Enerzijds is hij een typische vertegenwoordiger van deze groep fotografen die, met een gemeenschappelijke achtergrond en interesse, ieder hun eigen specialisme ontwikkelden in de documentaire fotografie. Anderzijds heeft hij zich nooit volledig geconformeerd aan de tendensen van de tijd of de kringen waartoe hij behoorde. Zo was hij communist zonder ooit lid van de CPH te worden, bleef hij een ‘papieren’ GKf-lid, hoewel deze federatie, naar zijn zeggen, op zijn kamer werd opgericht en werd hij katholiek ondanks een flinke dosis kritiek op de kerk als instituut.
Als enig kind van Nederlandse ouders in buitenlandse handelsdienst bracht Sibbelee zijn prille jeugd door in verschillende plaatsen in Britsen Nederlands-Indië. Het milieu waarin hij verkeerde was liberaal, niet godsdienstig. De vrijmetselarij, waartoe vader Sibbelee behoorde, is eveneens van invloed geweest op de geestelijke vorming van Hans. Na een elektrotechnische opleiding in Rotterdam begon Hans Sibbelee als negentienjarige zijn loopbaan bij Philips in Eindhoven, waar hij echter al na een paar maanden wegens ‘verkeerde sympathieën’ werd ontslagen. Hierop vertrok hij in 1935 naar Voorburg en kwam daar in contact met linkse intellectuelen en kunstenaars die woonden in het zogenaamde Gemeenschapshuis, een kunstenaarscommune die mede op initiatief van Emmy Andriesse was opgericht. Hij ontmoette er studenten en docenten van de Haagse Academie van Beeldende Kunsten en raakte betrokken bij het ideeëngoed van deze groep, die in die tijd ook Duitse (illegale) emigranten, onder wie joden, in huis opnam. In die eerste jaren werd Sibbelee eerder politiek dan artistiek gevormd. Vanuit het Gemeenschapshuis nam hij deel aan activiteiten van het Comité Hulp aan Spanje. De internationale politieke ontwikkelingen en de idealen van een ‘werkelijke volksdemocratie’ brachten hem ertoe zelf naar Spanje te gaan om zich aan te sluiten bij de Internationale Brigades.
Sibbelee werd ingedeeld bij de Service Sanitaire (de elfde brigade). De elfde brigade was bestemd om aan het front te werken, maar zover kwam het voor Sibbelee niet. Direct na aankomst in Albacete bleek hij te zwak en hij werd naar een tot hospitaal omgebouwd huis in Benicasim gedirigeerd. Daar maakte hij zich, na te zijn aangesterkt, verdienstelijk als elektrotechnicus bij het Laboratório technico de las Brigades Internacionales. Hij loste technische problemen aan medische apparatuur op. Zo kwam hij bij het Hospital Universidad de Murcia, waar hij door de ‘directeur’, een joodse arts uit Keulen, gevraagd werd om de historische documentatie te verzorgen. Hij kreeg een Leica in zijn handen gedrukt en ging aan de slag.
Uit deze periode resteert slechts een fotootje van Sibbelee die op een ambulance staat om een militaire parade te fotograferen. De negatieven die hij uit zijn ‘Spaanse tijd’ mee terugnam naar Nederland borg hij op in een kluis van de Bank van de Nederlandse Handelsmaatschappij te Tiel. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog gingen deze bij de beschieting van Tiel door brand verloren. De foto’s zouden al eerder naar Rusland zijn gegaan en later naar de DDR, waar ze mogelijk in een archief in Oost-Berlijn terecht zijn gekomen.
Deze eerste schreden in de fotografie waren bepalend voor de verdere loopbaan van Sibbelee. Hij had in Spanje het gevoel gekregen, “(…) dat je je ogen kon gebruiken en als je wist hoe iets in elkaar zat dan kon je iets maken als fotograaf.” Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog vestigde hij zich in Amsterdam. Hij wist nu dat hij fotograaf wilde worden en om zich in het vak te bekwamen nam hij in 1939 korte tijd les bij Paul Guermonprez in diens studio Co-op 2.
Sibbelee bleef vanuit Amsterdam betrokken bij de groep van het Gemeenschapshuis. Tijdens de oorlog fungeerde zijn huis aan de Kromme Waal als onderduikadres. Sibbelee was bovendien actief bij de verstrekking van vervalste persoonsbewijzen en andere verzetsactiviteiten, maar hij fotografeerde in dit verband relatief weinig.
Dat kwam, zo zegt hij zelf, omdat hij “(…) geadviseerd was door zijn politieke familie, dat waren internationale mensen, die zeiden: ‘denk erom hè geen foto’s van je liefje en geen foto’s van jezelf en geen foto’s van wat dan ook, want dan kun je beter dag metje handje tegen ons zeggen’. Dat was in Frankrijk namelijk al zo, dus daarom was ik er weinig van gecharmeerd en heb ik er niet veel aan gedaan.” In gesprekken met hem lijkt hij zijn deelname aan de illegale fotografie tijdens de bezetting te willen relativeren, evenals zijn betrokkenheid bij de fotografengroep die na de bevrijding onder de naam ‘De Ondergedoken Camera’ bekend werd. Hij heeft, hoe dan ook, in de bezettingsjaren foto’s gemaakt. Hij zou onder meer wapenoefeningen en -instructies hebben vastgelegd van KP-Linie Oost aan de De Ruyterkade 113 en bij de firma Geveke op de Prins Hendrikkade. De opnamen hiervan zijn echter (nog) niet teruggevonden. Ook fotografeerde hij voor KP-Linie Oost twee dood aangetroffen mensen in een pand aan het Mariniersplein, die al enige tijd geleden door de honger waren gestorven. Enkele foto’s van Sibbelee uit de bezettingstijd, waaronder de hiervoor genoemde, zijn gepubliceerd in het door uitgeverij Contact in 1947 uitgebrachte boek Amsterdam tijdens de Honger winter.
Sibbelee verkeerde vanaf zijn terugkeer in Nederland, kort voor de oorlog, in het gezelschap van beeldhouwers. Zij leerden hem naar beelden te kijken. Geïnspireerd door beeldhouwster Hélène Petri ging Sibbelee kunst fotograferen, vooral omdat dat politiek ongevaarlijk was. Hij begon – met een kleinbeeldcamera – met de Sint-Janskathedraal in Den Bosch. Zijn vader had een bijkantoor in Den Bosch; zo kwam Sibbelee op het idee. Met de foto’s van de kathedraal ging hij naar Murk Daniel Ozinga, directeur van Monumentenzorg, maar hoewel deze de foto’s boeiend vond, leidde dit contact toen tot niets.
Zijn eerste serie foto’s van kunstobjecten werd gepubliceerd in de reeks De schoonheid van ons land. Nog tijdens de oorlog maakte Sibbelee foto’s voor het deel Koorbanken, koorhekken en kansels, dat vlak na de oorlog (1946) uitkwam, gevolgd door Vlaamsche Kunst (1946). Uiteindelijk werden in tien van de achttien boeken in de nieuwe reeks van de serie De schoonheid van ons land foto’s van Sibbelee opgenomen. Bij het onderwerp ‘koorbanken’ dringt zich de vraag op hoe de foto’s van Sibbelee zich verhouden tot die van Martien Coppens, die in 1941 het boek De Koorbanken van Oirschot liet verschijnen bij uitgeverij De Pelgrim in Eindhoven. Tussen beide fotografen heeft echter geen contact bestaan over dit werk.
In deze richting van documentaire fotografie zou Sibbelee zich gedurende de restvan zijn carrière in kwaliteit van anderen blijven onderscheiden. Via uitgeverij Contact leerde hij de auteurs van de boeken De schoonheid van ons land, onder wie A.M. Hammacher en M.D. Ozinga, goed kennen. Hij raakte thuis in de wereld van de kunsthistorici. Hij had in 1945 de kunsthistoricus Hans Jaffé in Warschau ontmoet en in 1947 leerde hij Frits van der Meer kennen, hoogleraar kunstgeschiedenis van de Middeleeuwen en de vroegchristelijke tijd te Nijmegen.
Even belangrijk voor zijn fotografisch gevoel voor kunst, in het bijzonder de beeldhouwkunst, waren de contacten die hij had met naoorlogse beeldhouwers, onder wie als eerste de jonge beeldhouwster Hélène Petri, leerlinge aan de Rijksacademie te Amsterdam. Voor Sibbelee was ze ‘zijn lieve vriendin’. Zijn relatie met haar is naar zijn eigen zeggen ‘de bron van alles’. Zijn eerste foto’s van beelden liet hij haar zien en zij gaf haar mening daarover. Behalve Hélène Petri was het met name Mari Andriessen van wie Sibbelee veel leerde en die hij zeer bewonderde. Dankzij deze contacten oefende Sibbelee zijn oog. Andere beeldhouwers leerden hem eveneens het driedimensionale zien, onder wie Piet d’Hont, John Raedecker, Wessel Couzijn en Shinkichi Tajiri. Ook het contact met Van der Meer moet van grote waarde zijn geweest voor zijn manier van fotograferen. Door de reizen en de gesprekken met deze kunsthistoricus – dikwijls in de vorm van privécolleges – werd Sibbelees oog op een andere manier geoefend. Hij zag nu het verschil tussen gotiek en neogotiek, leerde oorspronkelijk werk van latere toevoegingen of restauraties te onderscheiden en kreeg oog voor de religieuze betekenis van kunstwerken of onderdelen daarvan.
Het was niet alleen uit persoonlijke voorkeur dat Sibbelee zich ging richten op de fotografie van beeldhouwkunst en architectuur. De heersende mentaliteit, speciaal de koude oorlogssfeer, dwong hem in de richting van ‘liberale’ uitgevers, kunstenaars en wetenschappers. Fotograferen voor het bedrijfsleven was voor hem zo goed als uitgesloten, daarvoor stond hij vanwege zijn communistische sympathieën te zeer bekend als ‘oproerkraaier’. Toch bleven zijn emotionele betrokkenheid bij het wel en wee van volkeren en zijn geloof in de vooruitgang belangrijke pijlers van zijn fotografische activiteiten.
In de jaren vijftig, de bloeiperiode van het Nederlandse fotoboek, benutte Sibbelee de mogelijkheid zijn emotionele betrokkenheid te verbeelden in twee belangrijke reportages: een over Rusland en een over China. In 1956 nam hij zelf het initiatief een reis naar Rusland te maken en creëerde zo de mogelijkheid een reportage te maken van Rusland 40 jaar na de revolutie. Hoewel hij erheen ging in opdracht van uitgeverij Van Loghum-Slaterus, onder de voorwaarde dat hij geen communistische propaganda zou maken, bleek deze uitgeverij uiteindelijk huiverig om het boek op de markt te brengen. Het was uitgeverij Pegasus van de Communistische Partij Nederland (CPN) die de uitgave De USSR na 4 o jaar tenslotte ter hand nam. De aandacht in dit boek gaat vooral uit naar architectuur en portretten van ‘gewone’ mensen.
Ook voor zijn reportage van China nam Sibbelee zelf het initiatief. Zijn ideeën daarover wekten ditmaal enthousiasme bij uitgeverij Elsevier en dit resulteerde in het boek China. Zevenhonderd miljoen mensen in beweging. Evenals in zijn Rusland-reportage geven zijn opnamen verschillende aspecten van het leven te zien: straatbeelden, architectuur, mensen en hun werk, hun cultuuruitingen en individuele portretten.
Sibbelee maakte deze reizen en reportages in een tijd dat hij intensief contact had met Van der Meer. De fotoboeken over Rome, Chartres en de Franse kathedralen waren al verschenen. Sibbelee wist deze activiteiten moeiteloos te combineren, omdat voor hem de keuze voor communisme of christendom puur gevoelsmatig was. De twee wereldbeelden stonden in zijn beleving niet haaks op elkaar, maar lagen eerder in eikaars verlengde.
Sibbelee maakte in de eerste helft van de jaren vijftig in opdracht van het toenmalige Ministerie van OK&W twee korte films, die als voorfilms in de bioscoop werden vertoond.
De eerste film, Nederlandse beeldhouwkunst tijdens de late Middeleeuwen (1950), maakte hij samen met Bert Haanstra. De film begint, typerend voor die tijd, met een tegenstelling: een moderne scheepswerf versus gotische architectuur. Twee jaar later volgde een film over zeventiende-eeuwse schilderkunst in Nederland, getiteld De zeven provinciën. Bij deze twee films bleef het. Sibbelee werd geen cineast. Hij vond de technische mogelijkheden te beperkt, de budgetten te klein en de naijver te groot. Het benodigde teamwork was wellicht ook te veel ‘gedoe’ voor een individualist als Sibbelee.
Sibbelees maatschappelijke visie, gekenmerkt door solidariteit en liberalisme, en zijn gevoel voor religieuze emotie hebben zijn manier van fotograferen sterk beïnvloed. Zijn foto’s van Russische boeren bijvoorbeeld weerspiegelen het respect voor de werkende mens. Zijn detailopnamen van Mariabeelden leverden levensechte portretten op van een zorgende moeder of een vrouw van smarten. De kracht van zijn sculptuurfotografie staat los van zijn eigen godsdienstige overtuiging. Zijn foto’s van primitieve en Aziatische beeldhouwkunst laten de Europeaan het wezen van welke religie dan ook zien. Hij weet het ondefinieerbare, het mystieke, het ongrijpbare met de camera vast te leggen en overtuigt.
Gevraagd naar zijn techniek spreekt hij over ‘het oog’ en ‘de lichtval’. Hij fotografeerde zelden of nooit met kunstlicht en had een feilloos gevoel voor het juiste licht. Zijn voorkeur voor een natuurlijke belichting dwong hem tot het gebruik van films met een isowaarde van 400 of hoger. Sculpturen wenste hij met een telelens te fotograferen; bij zijn kerkinterieurs koos hij een standpunt dat een niet-frontaal beeld opleverde.
De keuze van apparatuur en de technische afwerking van de foto’s zijn voor Sibbelee altijd van minder belang geweest. Voor hem is techniek slechts een middel om tot de gewenste beelden te komen. Het is daarom niet eenvoudig informatie te verkrijgen over de door hem gebruikte apparatuur. In Spanje gebruikte hij in ieder geval een Leica kleinbeeldcamera. Verder is bekend dat hij kort na de bevrijding Franse beeldhouwkunst fotografeerde met een Plaubel Macina 6×9 (ook te gebruiken voor 6×6) voor een tentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Vanaf ca. 1948 werkte hij met een Linhoff 9×12 technische camera. Voor de reportages op het gebied van kerkelijke kunst en de reportages die hij in de jaren vijftig in Rusland en China maakte, gebruikte hij een 6×6 Rolleiflexcamera. Later is hij een 6×6 Bronicacamera gaan gebruiken voor dit werk. Tot zijn vaste uitrusting behoorden ook teleobjectieven. Hij maakte zijn beelduitsnede direct bij de opname via de zoeker en niet bij het afdrukken in de doka. Daar hij zich regelmatig bediende van 6×6 negatiefmateriaal bestaat er een aanzienlijk aantal vierkante afdrukken. Desondanks zijn rechthoekige afdrukken, waaraan veelal 6×9 negatieven ten grondslag liggen, in de meerderheid. Rond 1950 ging hij fotograferen op ektachrome-fïlm.
Het zwaartepunt in het oeuvre van Hans Sibbelee ligt – in ieder geval kwalitatief- bij de fotografie van beeldhouwkunst in de ruimste zin van het woord: zowel vrijstaande beelden als monumentale beeldhouwkunst en reliëfs. In deze laatste categorie neemt de edelsmeedkunst een belangrijke plaats in. Van alle kunstuitingen sprak sculptuur hem persoonlijk het meeste aan. Hij streefde er naar het driedimensionale daarvan met behulp van lichtcontrasten zo goed mogelijk in de foto te laten uitkomen. Sibbelee werd een specialist op dit gebied en was in staat in zijn foto’s van beeldhouwwerken de suggestie van tastbaarheid op te wekken.
Documentatie
Primaire bibliografie
foto’s in:
Auteur onbekend, Een scherf in de ruit! Zes man zijn nodig om een nieuwe in te zetten, in Wij. Ons werk ons leven 6 (13 september 1940) 33, p. 11.
Walter Brandligt e.a., Het Landschap, Amsterdam (Contact) 1941, geh. herz. en verm. uitg., p. 86 (serie: De schoonheid van ons land, deel 1).
Kees Hana e.a., Polder en waterland, Amsterdam (Contact) 1941, afb. 26 (serie: De schoonheid van ons land, deel 7).
Auteur onbekend, Tot op een duizendste nauwkeurig, in Wij. Ons werk ons leven 6 (3 januari 1941) 49, p. 20-21.
Auteur onbekend, Enten, in Wij. Ons werk ons leven 7 (9 mei 1941) 14, p. 6.
Auteur onbekend, Zwerftochten door het bloeiende land. Bollenland en Betuwe trokken de eerste natuurliefhebbers, in Wij. Ons werk ons leven 7 (9 mei 1941) 14, p. 10-11.
Auteur onbekend, Vis van de grote rivieren. Een bedrijf, dat een periode van bloei beleeft, in Wij. Ons werk ons leven 7 (20 juni 1941) 20, p. 4-5.
Auteur onbekend, De oogst van het rode goud. Kersenpluk in de betuwe, in Wij. Ons werk ons leven 7 (18 juli 1941) 24, p. 2-3.
Mari Andriessen (voorw.), F.J. van Hall 1899-1945. Beeldhouwwerk teekeningen, Amsterdam (De Spieghel) 1946, p. 13, 15, 17, 19, 21, 41, 43, 45, 57, 59, 63, 65, 67, 71, 73, 89, 91, 93, 95, 97, 99.
Norman Phillips en J. Nikerk, Holland and the Canadians, Amsterdam/Antwerpen (Contact) 1946, p. 11, 19, 30, 40, 48, 58 (idem Nederlandse editie: Nederland-Canada).
J.S. Witsen Elias, Koorbanken, koorhekken en kansels, Amsterdam (Contact) 1946, afb. 1-197 (serie: De schoonheid van ons land, deel 1).
AJ.J. Delen, De Vlaamsche kunst, Amsterdam/Antwerpen (Contact) 1946, afb. 2-3, 5-6, 8-9, 11-18, 20-23, 25-28, 30, 36-37, 39-41, 43, 45, 47-48, 52-58, 98, 100-101, 103-105, 134, 136, 138, 141-142, 164, 183 (serie: De schoonheid van ons land, deel 2).
Max Nord, Amsterdam tijdens de hongerwinter, Amsterdam (Contact/Bezige Bij) 1947, p. 91, 112-113.
Johan Luger (inl.) The Netherlands. Seen by the tourist/Nederland. Zoals de toerist het ziet, Amsterdam/Antwerpen (Contact) 1947, ongepag.
F. Drijver, Prijsvraag voor gedenkteken te Rotterdam, in Forum. Maandblad voor architectuur en gebonden kunst 2 (1947) 4, p. 99.
Catalogus tent. Foto ’48, Kroniek van Kunst en Kultuur 1948 (speciale editie), p. 32.
Catalogus tent. Prijsvraag Renesse. Monumenten, Amsterdam (Stedelijk Museum) 1948, afb. 7-9, 12, 18-19.
Th.P. Tromp, Verwoesting en wederopbouw/Revival in the Netherlands, Amsterdam (Contact) 1948, p. 15, 26.
Lode Baekelmans e.a., De Vlaamse steden, Amsterdam/Antwerpen (Contact) 1948, afb. 5 (serie: De schoonheid van ons land, deel 6).
M.D. Ozinga, De romaanse kerkelijke bouwkunst, Amsterdam (Contact) 1949, afb. 1-17, 19-28, 30-56, 58-67, 72-73, 79-102, 107-124 (serie: De schoonheid van ons land, deel 4).
J J.M. Timmers, Houten beelden. De houtsculptuur tijdens de late middeleeuwen, Amsterdam/Antwerpen (Contact) 1949, afb. 1-112 (serie: De schoonheid van ons land, deel 5).
Frits van der Meer, Rome. Een keur uit haar kunstwerken 300 v. Chr.-1800, Amsterdam (Contact) 1950, afb. 1-7, 11-15, 18-33, 36-41, 44-45, 48-64, 66, 72-77, 80-85, 87-80, 92-94, 96-97, 100-112 (serie: Ars Mundi, deel 1).
Carel Blazer, Rome. Een documentatie van Carel Blazer ingeleid door Mr Jan Derks, Amsterdam/Antwerpen (Contact) 1950, p. 41-42, 44, 54, 66.
Catalogus tent. Schoonheid in huis en hof, Amersfoort (Amersfoortse Gemeenschap) 1950.
Rogier van Aerde e.a. (tekst), Het grote gebod. Gedenkboek van het verzet in LO en LKP, Kampen/Bilthoven (Kok/Nelissen) 1951, deel 2, p. 307.
F. van der Meer, Atlas van de Westerse beschaving, Amsterdam (Elsevier) 1951, afb. 219, 221, 242, 263-265, 290, 300, 338-342, 344, 362-363, 367, 375-376, 419-421, 425-427, 430-431, 442, 477, 482-483, 696, 771-773, 775, 777, 779-780, 782-785,793-794, 853-854, 867-868, 873-874 (idem Franse editie 1952, Engelse editie 1954 en Duitse editie 1962).
Frits van der Meer, Chartres, Amsterdam/Antwerpen (Contact) 1951, afb. 1-80, I-IV (serie: Ars Mundi, deel 2) (idem Franse editie 1954).
J.T.P. Bijhouwer e.a., De Steden, Amsterdam/Antwerpen (Contact) 1951, afb. 8, 24-26, 123-1 24 (serie: De schoonheid van ons land, deel 10).
Riet Hylkema, National costumes in Holland, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1951, afb. 6, 21-22, 24, 26, 30, 43, 60.
L.P.J. Braat, Beeldhouwkunst in nieuwe banen, z.p. (Stichting De Getijden Pers) 1952, p. 49- 51, 53, 55, 67, 69, 71, 73, 75, 83.
Catalogus verzameling Rijksmuseum Kröller-Müller. Beeldhouwwerken, Otterlo (Rijksmuseum Kröller-Müller) 1952, (idem 2de druk 1959).
F. van der Meer, Geschiedenis eener kathedraal. Met 122 platen, waarvan 100 naar foto’s van Hans Sibbelee, Utrecht/Antwerpen (Het Spectrum) 1952, 3de herz. dr. (idem: Geschiedenis van een kathedraal, 1961, 4de herz. dr.).
M.D. Ozinga en R. Meischke, De Gotische kerkelijke bouwkunst, Amsterdam (Contact) 1953, afb. 1-13a, 14-24a, 25-42, 45-47, 50-57, 61-65, 67-82a, 83-88, 90-94, 69, 98-100, 102-103, 104b, 105a-105b, 106, 108-109, 110b-110c, 111-113, 115-120 (serie: De schoonheid van ons land, deel 12).
E.H. ter Kuile, Kastelen en adellijke huizen, Amsterdam (Contact) 1954, afb. 1-38, 40-57, 59-69, 71-92, 94, 96-123 (serie: De schoonheid van ons land, deel 13).
A.M. Hammacher, Beeldhouwkunst van deze eeuw. En een schets van haar ontwikkeling in de negentiende eeuw, Amsterdam (Contact) 1955, afb. 1-158 (serie: De schoonheid van ons land, deel 14).
W. Muensterbergen, Primitieve kunst uit West- en Midden-Afrika, Indonesië, Melanesië, Polynesië en Noordwest- Amerika, Amsterdam/Antwerpen (Contact) 1955, afb. 1-3, 10-17, 19-22, 27-29, 31-44, 46-52, 54-55, 57-72, 74-83, 86-87, 89-90, 95, 97-123, 125, 127-130, 135-136, I-II (serie: Ars Mundi, deel 3).
A.M. Hammacher (red.), Het huis der Provincie Gelderland. Ten geleide bij een bezoek aan het Huis der Provincie, Arnhem (Provinciaal bestuur van Gelderland) 1955, p. 9-12, 15-18, 21, 23-24, 27-30, 33-36, 39-41, 45-46.
Albert Boeken (red.), Nederlandse Architectuur. Uitgevoerde werken van Bouwkundige ingenieurs, Amsterdam (Argus) 1956, p. 324, 326-328.
Drukkersweekblad en Autolijn (1956) 52 (kerstnummer).
R. Blijstra, Nederlandse bouwkunst na 1900, Amsterdam (De Bezige Bij) 1957.
F. van der Meer, Uit het oude Europa. Twintig herinneringen, Amsterdam/Brussel (Elsevier) 1957, p. 112, 152 (idem Duitse editie 1958).
Theun de Vries, De U.S.S.R. na 40 jaar, Amsterdam (Pegasus) 1957, p. 7-9, 11, 13-15, 18-19, 21, 24-25, 27, 31, 39, 43-47, 53- 64-65, 81-87, 89, 110-111.
J.J. Vriend, Nieuwere architectuur. Beknopt overzicht van de ontwikkeling der architectuur van 1800 tot heden, Bussum (Moussault) 1957.
F.J. van Gooi, Wonen in de Lage Landen. Architectuur. Algemene beschouwingen, Amsterdam/Rotterdam (Scheltema & Holkema N.V./W.L. Brusse N.V.) 1957, afb. 2.
B.B. Westerhuis, Kerken moderne architectuur, in Forum. Maandblad voor architectuur en gebonden kunst 12 (maart 1957) 1/2, p. 6-9, 16-21.
W.G. Overbos, Op weg naar een protestantse iconografie?, in Forum. Maandblad voor architectuur en gebonden kunst 12 (maart 1957) 1/2, p. 52.
R. Blijstra, Nationaal monument en erebegraafplaats, in Forum. Maandblad voor architectuur en gebonden kunst 12 (april 1957) 3, p. 62, 71-75, 77-78.
Hans Redeker, John Raedecker en het Nationaal Monument, in Forum. Maandblad voor architectuur en gebonden kunst 12 (april 1957) 3, p. 89-96.
F. van der Meer (m.m.v. Christine Mohrmann), Atlas van de Oudchristelijke wereld, Amsterdam (Elsevier) 1958, afb. 32, 107, 109, 120, 123-124, 132, 136, 171-173, 185, 209, 214, 400, 448, 466, 498, 606-607 (idem Engelse en Duitse editie 1959 en Franse editie 1960).
Charles Wentinck, De moderne beeldhouwkunst in Europa, Zeist etc. (W. De Haan etc.) 1958, afb. 63.
Catalogus tent. Sonsbeek ’58. Internationale beeldententoonstelling in de open lucht, Arnhem (Sonsbeek) 1958, afb. 54, 240, 266, 335.
Drukkersweekblad en Autolijn (1960) 52 (kerstnummer), p. 76-77.
F. van der Meer, Oudchristelijke kunst, Zeist (De Haan) 1959, afb. 4 (idem Duitse editie 1960 en Engelse editie 1967).
Georges Sadoul, Das ist Moskau, Berlin (Axel Junker Verlag) 1959 (serie: Contact Fotobücher der Welt) (idem Franse editie).
J.J. Vriend, Architectuur van deze eeuw, Amsterdam (Contact) 1959, afb. 2-25, 27-31, 34-40, 42. 45-51, 5, 56, 58, 6l, 71, 72, 75, 77, 80-90, 93, 94, 95, 97, 98, 101-104, 108-111, 113, 116-125, 128, 131, 132, 143, 144, 154, 156, 157, 163, 165,176,185, 191, 195, 197, 198, 206 (serie: De schoonheid van ons land, deel 16).
J.J. Vriend, Reflexen. Nederlands bouwen na 1945, Amsterdam (Moussault) 1959, p. 19, 26, 37, 118.
Catalogus tent. Willem Reijers 1910-1958, Amsterdam (Stedelijk Museum Amsterdam) z.j. [ca. 1960].
Holland Photo Almanac 1960.
Lydia Winkel (red.), Toen 1940-1945, Den Haag (Staatsdrukkerij) 1960, p. 48.
Oscar Newman, CIAM ’59 in Otterlo. Group for the research of social and visual inter-relationships, Hilversum etc. (G. van Saane “Lectura Architectonica”) 1961, afb. 1.
Catalogus Beeldhouwkunst van de middeleeuwen tot heden. Uit het Aartsbisschoppelijk Museum te Utrecht, Amsterdam/Brussel (Agon Elsevier) 1962, pl. I-V, afb. 1-120.
Catalogus Beeldhouwwerken van het Rijksmuseum Kröller-Müller, Otterlo (Rijksmuseum Kröller-Müller) 1962, 3de druk, afb. 16.
Kwee Swan Liat, China. Zevenhonderd miljoen mensen in beweging, Amsterdam (Elsevier) 1962, afb. 1-303.
Catalogus tent. Het wonder. Miracula Christi, Utrecht (Aartsbisschoppelijk museum) 1962, afb. 9.
Wright Miller, De mensen in Rusland, Amsterdam (H.J.Paris) z.j. [ca. 1962], afb. 1-4, 6, 9, 11, 15-16, 20, 24, 29-31, 40-48, 51.
H.P.L. Wiessing, John Raedecker, Amsterdam (Meulenhoff) z.j. [1962], afb. 2, 6, 10, 15, 22 (serie: Nederlandse beeldende kunst).
Catalogus tent. Het beeld in de Nederlandse barok, Utrecht (Aartsbisschoppelijk Museum) 1963, afb. 17, 39, 74, 86-87, 91, 93.
J.J.M. Bakker, Birth of a university. Technological university of Eindhoven, Eindhoven (Technische universiteit) 1963, omslag.
Catalogus tent. 150 jaar Nederlandse Kunst. Nationale Herdenking 1813-1963, Amsterdam (Stedelijk Museum) 1963, afb. 41, 114, 155-156, 229.
W.A. Wagener (red.), Rotterdams perspectief, Den Haag/Rotterdam (Nijgh & Van Ditmar) 1963, p. 47.
(Brochure tent.) Albert Termote, Den Haag (Haagse Gemeentemuseum) 1963, afb. M32, M39, M42, M100.
F. van der Meer, Ecclesia Mater. Naar aanleiding van het kerkmozaïek van Tabarka, Utrecht/Antwerpen (Spectrum) 1964, afb. 1,3.
F. van der Meer en G. Lemmens, Kleine atlas van de Westerse Beschaving. Editie voor het onderwijs, Amsterdam/Brussel (Agon Elsevier) 1964, afb. 68, 75, 112, 134, 138, 159, 199, 216, 242.
(Brochure) Het huis der provincie Gelderland, z.p. (Provinciaal Bestuur van Gelderland) 1964, p. 20.
Marius van Beek, Mari Andriessen, Amsterdam (|. M. Meulenhoff) 1964, afb. 1, 2c, 4-6, 9-17, 19-20, 23 (serie: Beeldende kunst en bouwkunst in Nederland).
Frédéric van der Meer, Atlas de 1’ordre Cistercien, Amsterdam/Bruxelles (Elsevier) 1965, afb. 10-12, 14, 16, 18, 22, 39-47, 49-55, 61, 63-64, 71-74, 76-80, 83, 86-89, 92-102, 104-109, 113-120, 123-124, 126, 128, 136-140, 143, 146-150, 161-163, 174-179, 181-184, 203-207, 213, 214, 216-218, 222-229, 236-241, 245-253, 264, 272-275, 294-301, 303, 305, 328-341, 363-364, 366-370, 374-385,403-416, 420-429, 431,437-439, 442-449, 679-690, 694, 695, 697-708, 712-714.
Evert Werkman, Ik neem het niet. Hoogtepunt uit het verzet 1940/1945, Leiden (Sijthoff) 1965, nap. 128, na p. 224.
A.W. Reinink, K.P.C, de Bazel – architect, Leiden (Universitaire Pers) 1965, afb. 81-82.
Catalogus tent. Sculptuur in Amsterdam, Amsterdam (Vondelpark) 1965.
A.W. Reinink, K.P.C. de Bazel, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1965,
omslag, afb. 24 (serie: Beeldende kunst en bouwkunst in Nederland). (Brochure) Couzijn, Amsterdam (Prins Bernhard Fonds) 1966.
Catalogus Beeldhouwwerken van het Rijksmuseum Kröller-Müller, Otterlo (Rijksmuseum Kröller-Müller) 1966, 2de Engelse ed., afb. 20.
G.Th.M. Lemmens, De interpretatie van de scheppingscyclus aan het noorder portaal van Chartres, in Feestbundel F. van der Meer. Opstellen aangeboden aan Prof. Dr. F.G.L. van der Meer ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag op 16 november 1964, Amsterdam/Brussel (Elsevier) 1966, afb. 2.
K.E. Schuurman, Wessel Couzijn, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1967, afb. 1, 3-5, 7-11,18, 20 (serie: Beeldende kunst en bouwkunst in Nederland).
Frits van der Meer, Onbekende kathedralen in Frankrijk, Amsterdam/Brussel (Elsevier) 1967, p. 17-24, 33-40, 49-51, 53-56, 65-66, 71-72, 89, 92-96, 105-111, 129-136, 145-152, 169-176, 185-192, 209-216, 226-232, 241-248, 257-264, 273-280, 289-296 (idem Franse editie 1968).
A.B. Wigman, De Hoge Veluwe. Het Nationale Park. Gids, Otterlo (Nationaal Park De Hoge Veluwe) 1967.
F. van der Meer en G. Bartelink (vert.), Van den heiligen Johannes den Damascener. De derde verhandeling tegen hen die de heilige ikonen smaden, Utrecht/Antwerpen (Spectrum) 1968, afb. 2, 8, 14.
Catalogus Rijksmuseum Kröller-Müller, Otterlo (Vereniging tot bevordering van het aesthetisch element in het voortgezet onderwijs i.s.m. de Kröller-Müller Stichting) 1969 (4de herz. druk).
J.J. Vriend, Amsterdamse School, Amsterdam (Meulenhoff) 1970, omslag, afb. 6, 8, 10, 14b, 15, 20, 22, 30 (serie: Beeldende kunst en bouwkunst in Nederland).
Catalogus tent. Beelden uit Brabant: laatgotische kunst uit het oude hertogendom, 1400-1520, Den Bosch (Noordbrabants Museum) 1971, tekstafb. 8, afb. 1-2, 6-15, 18-20, 25-26, 31-34, 36-38, 41-47, 49-51, 54-57, 60, 62-63, 66-68, 70-78, 80-81, 86-87, 90, 94-109, 114-115, 120.
H.W. van Tricht, Frederik van Eeden. Dagboek 1878-1923, Culemborg (Tjeenk Willink-Noorduijn) 1971 (deel I), afb. 2-9, 11-13, 16-21, 23-34.
H.W. van Tricht, Frederik van Eeden. Dagboek 1878-1923, Culemborg (Tjeenk Willink-Noorduijn) 1971 (deel II), afb. 35, 37-41, 43, 45-47, 50, 54′ 56-
H.W. van Tricht, Frederik van Eeden. Dagboek 1878-1923, Culemborg (Tjeenk Willink-Noorduijn) 1971 (deel III), afb. 59-60, 64-66, 74.
H.W. van Tricht, Frederik van Eeden. Dagboek 1878-1923, Culemborg (Tjeenk Willink-Noorduijn) 1971 (deel IV), afb. 75, 83, 86, 88, 94, 96.
Auteur onbekend, Herinneringen aan het kanishuis, in Numaga tijdschrift gewijd aan heden en verleden van Nijmegen en omgeving 18 (juni 1971) 2, p. 159.
G. Lemmens, Beelden uit Brabant, in Spiegel Historiael maandblad voor geschiedenis en archeologie 6 (oktober 1971) 10, p. 533-539.
L.M.C. Banning, Twee gebeeldhouwde balksleutels uit een Nijmeegs Patriciërshuis, in Numaga tijdschrift gewijd aan heden en verleden van Nijmegen en omgeving 18 (november 1971) 3-4, p. 247.
Caroline Euwe, Sjef Teuns, Kijken naar kinderen, Amsterdam (Contact) 1972, p. 39, 106.
G. de Werd, Een onbekende Piëta ca. 1520 door Hendrik Douvermann te Afferden (Gld.), in Antiek. Tijdschrift voor liefhebbers en kenners van oude kunst en kunstnijverheid 6 (1972), afb. 1-4, 6-10.
Auteur onbekend, Het kruisbeeld van Neerbosch, in Numaga tijdschrift gewijd aan heden en verleden van Nijmegen en omgeving 19 (oktober 1972) 3, p. 144.
Catalogus Beeldhouwwerken van het Rijksmuseum Kröller-Müller, Otterlo (Rijksmuseum Kröller-Müller) 1973 (5de herz. druk), afb. 2, 77, 240, 318, 325, 328a-328b, 333, 338, 348, 359.
Wolfgang Pehnt, Die Architektur des Expressionismus, Teufen (Niggli) 1973, afb. 383-383, 447, 452, 454-455, 457, 459, 466-469, 474.
G.Th.M. Lemmens, De Nijmeegse mis van Sint Gregorius. Exit meester Peter, in Numaga. Tijdschrift gewijd aan heden en verleden van Nijmegen en omgeving 20 (september 1973) 3, p. 78, 80.
F. van der Meer en R.H.F. Hegge, De St. Nicolaaskerk te St. Nicolaasga (Fr.), z.p., z.j. [1974], afb. 5-6 (overdruk uit Publikatieband Stichting Alde Fryske Tsjerken).
Catalogus tent. Wim Schuhmacher 8 december 1974-19 januari 1975, Rotterdam (Museum Boymans-van Beuningen) 1974, afb. 88.
J.J. Vriend, Links bouwen, rechts bouwen. Aantekeningen over architectuur en politiek, Amsterdam (Contact) 1974, p. 58, 79, 109, l18, 140.
Catalogus Städtisches Museum Haus Koekkoek Kleve, Kleve (Haus Koekkoek) 1974, afb. 2, 5, 16-17, 23, 95.
M.H. Koyen, Krankzinnigenzorg St. Dimpna en Geel, in Spiegel Historiael 9 (oktober 1974) 10, p. 514.
A.F. Manning, Op zoek naar het alledaagse vaderland, Amsterdam (Contact) 1975, p. 13, 16, 20, 49, 57.
Catalogus tent. Het drieluik van de familie Kanis, Nijmegen (Nijmeegs Museum ‘Commanderie van St. Jan’) 1976, p. 10, 30-32.
Rudolf W.D. Oxenaar, Der Skulpturengarten des Kröller-Müller-Museums, in Kunst und Kirche. Blickpunkt Holland (juni 1976) 2, p. 86.
A.M. Hammacher, Lipchitz in Otterlo, Otterlo (Rijksmuseum Kröller-Müller) 1977, p. 4, 6, 8, 10, 12-13, 16, 18-22, 24, 26, 28, 30.
H.W. van Tricht, De briefwisseling van Pieter Corneliszoon Hooft, Culemborg (Tjeenk Willink/Noorduijn) 1977 (deel II), afb. 2-3.
Katharine Fremantle, Beelden kijken. De kunst van Quellien in het paleis op de Dam, Amsterdam (Koninklijk Paleis) 1977, 1. 3-5, 9, 13-14, 16, 26, 28-29, 31-35, 37-44, 46-52, 54-57, 59-60, 62-70, 73, 80-81, 88, 98.
Frits van der Meer, Apocalypse. Visioenen uit het boek der openbaring in de kunst, Antwerpen (Mercatorfonds) 1978, p. 202, 206-207, 209-211, 213, 215-219, 221-223, 225-227, 229, 230-231, 233-234 (idem Franse, Duitse en Engelse editie).
Frits van der Meer, De kleine stad. Lang geleden, Bolsward (Osinga) [1979], P- 25. 29, 33, 37, 41, 45, 49, 53, 57, 61, 65.
Els Barents (red.), Fotografie in Nederland 1940-1975, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1978, p. 9, 23.
H. W. van Tricht, De briefwisseling van Pieter Corneliszoon Hooft, Culemborg (Tjeenk Willink/Noorduijn) 1979 (deel III), afb. 30, 32-33.
J.N. van Wessem (inl.), Piet Esser. Een keuze uit de beelden, portretten en penningen, Amsterdam (Rijksakademie van Beeldende Kunsten) 1979.
Frits van der Meer, Imago Christi: Christusbeeltenissen in de sculptuur benoorden Alpen en Pyreneeën, Antwerpen (Mercatorfonds) 1980, afb. 1-210 (idem Franse: Images du Christ dans la sculpture du Nord des Alpes et des Pyrénées en Duitse editie: Christus. Der Menschensohn in der Abendländischen Plastik, Freiburg (etc.) (Herder)).
W. Halsema-Kubes, G. Lemmens en G. de Werd, Adriaen van Wesel. Een Utrechtse beeldhouwer uit de late middeleeuwen (ca. 1417/ca. 1490), Den Haag (Staatsuitgeverij) 1980, p. 14, 17, 23, 37, 85, 103, 113, 147, 153, 161, 163, 179, 187.
P. Bortier, Tongerlo: een abdij van Norbertijnen 1130-1980. Een kijk- lees- en luisterhoek, Westerlo (De Oude Linden) 1980.
Bob de Graaf en Lidwien Marcus, Kinderwagens en korsetten. Een onderzoek naar de sociale achtergrond en de rol van vrouwen in het verzet 1940-1945, Amsterdam (Bert Bakker) 1980, omslag.
H.A. Tummers, Early secular effigies in England. The thirteenth century, Leiden (Brill) 1980, afb. 34, 39, 43, 45-46, 50-51, 53, 64-66, 68-75, 113, 117, 120, 133, 135, 137, 141, 145.
Vrij Nederland Bijvoegsel (3 mei 1980) 18, p. 43.
Bernard Bro, Je cherche ton visage…, in Prier (ca.. 1980) mensuel hors-serie 2, p. 9.
Prier (ca. 1980) mensuel hors-serie 2, p. 22, 29.
Jean-Pierre Dubois-Dumée, Notre-Dame de la transparence, in Prier (ca. 1980) mensuel hors-serie 3, p. 6.
Catalogus Sculptuur. Beeldhouwwerken van het Rijksmuseum Kröller-Müller, Otterlo (Rijksmuseum Kröller-Müller) 1981, 6de druk, p. 2, 77, 240, 318, 325, 328a-b, 333, 338, 348, 359.
N.A. Hamers en G.Th.M. Lemmens, De vork van Colbert, in Numaga tijdschrift gewijd aan heden en verleden van Nijmegen en omgeving 28 (december 1981) 4, p. 101.
F. van der Meer, Die Ursprünge Christlicher Kunst, Basel/Wien (Herder Freiburg) 1982, afb. 9.
G. Lemmens en Juliette Bogaers, Nijmeegs zilver 1400-1900, Nijmegen (KU) 1983, afb. 3, 8, 10-11, 13, 17, 21-23, 31-32, 41, 44-49. 56-60, 67. 69, 71, 73-77, 79-81, 83-84, 87, 107, 109-110, 112-113, 121-122, 127, 130-131, 133-134, 136-140, 142, 154-160, 164-165, 176, 178-180, 191, IV, VI, VIII-XII, XVI-XIX, XXI-XXII, XXVIII-XXIX, XXXI-XXXIII.
Louk Tilanus, De beeldhouwer Mari Andriessen, Weesp (De Haan) 1984, p. 29, 57, 67, 80, 88, 105, 108.
Mariëtte Haveman, Nederlandse architectuurfotografie ’30/’60, in Perspektief (1986) 25, p. 16.
J.J.M. Timmers, Christelijke symboliek en iconografie, Houten (De Haan) 1987, 6de dr., afb. 27-29, 47, 51, 53, 57, 60, 63, 74, 82, 105, 130, 136, 140, 142, 145-146, 154, 164, 168, 172, 188.
Catalogus Kröller-Müller honderd jaar bouwen en verzamelen, Haarlem (Joh. Enschedé en Zonen) 1988.
Guido de Werd, St. Mariae Himmelfahrt. Die Propsteikirche St. Mariae Himmelfahrt zu Kleve, München/Berlin (Deutschen Kunstverlag) 1991, afb. 13.
Flip Bool en Veronica Hekking, De Dam 7 mei 1945. Foto’s en documenten, Leiden/Amsterdam (Primavera Pers/Focus) 1992, p. 19.
Catalogus tent. De gebeeldhouwde kop. De ontwikkeling van de gebeeldhouwde kop en het portretbeeld in Nederland van Middeleeuwen tot heden, Nijmegen (Nijmeegs Museum Commanderie van Sint-Jan) 1994, p. 34-36, 38, 43, afb. 1-3, 5-6, 19, 29, 46, 50-55, 58-59, 61, 66-674, 76, 78, 83-89, 93, 95-98, 101-105, 109, 111, 113, 115-117.
Mirjam Beerman e.a. (red.), Beeldengids Nederland. Een geschiedenis in vogelvlucht, Rotterdam (Uitgeverij 010) 1994, afb. N31.
W. Haakma Wagenaar, De schilderingen op de toren van de kerk in Westbroek, onderbouw toren, constructie schip, in St Maerten. Tijdschrift van de historische vereniging Maartensdijk speciale editie augustus 1994, p. 4, 6-7, 11, 21, 30.
Ineke Pey, De St. Willibrorduskerk te Hulst in nieuwe luister: na restitutie en restauratie (1806-1958), Nijmegen (Uitgeverij KU Nijmegen) 1996, p. 89, 91.
Catalogus tent. Piet Esser. Beeldhouwer en medailleur, Leiden (Rijksmuseum Het Koninklijk Penningkabinet) 1996, p. 162.
Jos Speekman, Zetel der wijsheid, in KU-nieuws. Weekblad voor de Katholieke Universiteit Nijmegen 27 (12 september 1997) 3.
Auteur onbekend, Keulse koningen, in KU-nieuws. Weekblad voor de Katholieke Universiteit Nijmegen 27 (17 april 1998) 30, p. 8.
in Kroniek van Kunst en Kuituur:
8 (1947), p. 222, 225.
8 (1947), p. 358.
9 (januari 1948) 1, p. 3.
9 (oktober 1948) 10, p. 293.
9 (december 1948) 12, omslagen p. 328.
10 (juni 1949) 6, p. 197.
10 (juni 1949) 6, p. 216.
10 (november 1949) 11, p. 341-342.
10 (december 1949) 12, p. 378.
10 (december 1949) 12, p. 381, 383.
11 (maart 1950) 3, p. 78.
11 (mei-juni 1950) 5-6, p. 117.
11 (mei-juni 1950) 5-6, p. 118.
11 (oktober 1950) 10, p. 251.
11 (oktober 1950) 10, p.255.
11 (december 1950) 12, omslag, extra-uitgave (juni 1951), p. 28.
12 (mei 1952) 6, p. 142.
12 (november/december 1952) 10, p. 231.
13 (juni 1953) 5 , p . 120.
15 (april-mei 1955) 4, p. 92.
15 (oktober 1955) 8, p. 191.
16 (januari 1956) 1, p. 6.
18 (1958), p. 183.
18 (1958), p.-203, 204.
19 (1959) 4, p. 37-39.
20 (1960) 7/8, p. 111.
Secundaire bibliografie
Auteur onbekend, De zeven Provinciën, in Uilenspiegel. Weekblad voor het gezin 4 (21 augustus 1954), p. 3.
Auteur onbekend, Hans Sibbelee, in De Groene Amsterdammer 81 (20 april 1957) 16, p. 14.
Flip Bool en Kees Broos, Fotografie in Nederland 1920-1940, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1979, p. 81, 96, 140.
Lin Jaldati en Eberhard Rebling, Sag nie du gehst den letzten Weg, Berlijn (Der Morgen) 1986^.341.
Willem Ellenbroek, Fotografen van de wederopbouw, in de Volkskrant 9 mei 1986.
Mattie Boom, Frans van Burkom en Jenny Smets (red.), Foto in omslag. Het Nederlandse documentaire fotoboek na 1945/Photography between covers. The Dutch documentary photobook after 1945, Amsterdam (Fragment i.s.m. Rijksdienst Beeldende Kunst) 1989, p. 15-18, 23-24, 37, 67.
Robbert van Venetië en Annet Zondervan, Geschiedenis van de Nederlandse architectuurfotografie, Rotterdam (010) 1989, p. 17, 104-105 (met foto’s).
Veronica Hekking en Flip Bool, De illegale camera 1940-1945. Nederlandse fotografie tijdens de Duitse bezetting, Naarden (V+K Publishing/Inmerc) 1995, p. 26-27, 65, 69, 79, 96, 122, 146-147, 201, 210 (met foto’s).
Lidmaatschappen
GKf (lidmaatschap onduidelijk; wel betrokken bij oprichting en deelname aan GKf-tentoonstellingen in 1948 en 1950).
Tentoonstellingen
1945 (g) Amsterdam, Atelier Marius Meijboom, De Ondergedoken Camera.
1948 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, Foto ’48.
1950 (g) Amersfoort, Amersfoortse Gemeenschap, Schoonheid in huis en hof.
1978/1979 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, Fotografie in Nederland 1940-1975.
1980 (g) Amsterdam, Paleis op de Dam, De illegale Camera.
1986 (g) Rotterdam, ‘Westersingel 8’, Nederlandse Architectuurfotografie 1930-1960.
1988 (g) Amsterdam, Verzetsmuseum, De Ondergedoken Camera.
1997 (g) Rotterdam, Nederlands Foto Instituut, Rotterdam herrijst 1945-1960, Fotografie en Film.
Films
1950 Nederlandse beeldhouwkunst tijdens de late Middeleeuwen (i.s.m. Bert Haanstra).
1952 De zeven Provinciën.
Televisieprogramma
6 mei 1996 Dokument, uitzending over De Ondergedoken Camera (NCRV).
Bronnen
Leiden, Prentenkabinet, bibliotheek en documentatiebestand.
Leusden, Jan Wingender.
Maartensdijk, Annemarie Sibbelee, mondelinge informatie.
Maartensdijk, Hans Sibbelee, documentatie en mondelinge informatie.
Rotterdam, Nederlands Fotoarchief (thans Nederlands Fotomuseum).
Utrecht, Rik Suermondt (ongepubliceerde doctoraalscriptie kunstgeschiedenis: De fotoboeken van uitgeverij Contact, Rijksuniversiteit Utrecht 1987).
Collecties
Amsterdam, Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG).
Amsterdam, Nederlands Instituut voor Oologsdocumentatie (voorheen RIOD).
Amsterdam, Stedelijk Museum.
Nijmegen, Katholieke Universiteit, Centrum voor Kunsthistorische Documentatie (CKD).
Rotterdam, Stichting Nederlands Fotomuseum.
Auteursrechten
De auteursrechten op het fotografisch oeuvre van Hans Sibbelee worden beheerd door het Nederlands Fotomuseum te Rotterdam.