Fotolexicon, 14e jaargang, nr. 29 (november 1997) (nl)

Nicolaas Henneman

Saskia E. Asser

Extract

Nicolaas Henneman woonde en werkte het grootste deel van zijn leven in Engeland. Als persoonlijke bediende van William Henry Fox Talbot stond hij aan de wieg van de fotografie. Aan het hoofd van Talbots fotografische drukkerij in Reading en in zijn eigen portretstudio in Londen, kreeg hij de mogelijkheid om met diverse fotografische technieken en toepassingen te experimenteren. Hij vervaardigde onder andere de afdrukken voor de eerste met foto’s geïllustreerde boeken. Hij genoot in een nog vroeg stadium aanzien als een van de weinige portretfotografen die succesvol met het natte collodium procédé werkten.

Biografie

.

1813

Nicolaas Henneman wordt op 8 december geboren als zoon van Arie Henneman, een dagloner te Heemskerk, en Petronella Klaasdochter Wagemeester.

1827-‘35

Henneman is als bediende in dienst bij Jacob Boreel, de Nederlandse gezant aan het Portugese hof, en diens zuster Petronella. Jhr. Boreel is getrouwd met Maria Joanna de Lemos Willoughby da Silva en heeft een pied-à-terre achter de stallen aan het Smidswater in Den Haag waar Henneman voor hem werkt. In 1833 overlijdt Boreel waarna Henneman met diens weduwe naar Parijs vertrekt.

1938

Henneman zou in Parijs koerier voor Lady Elisabeth Feilding zijn geweest, de moeder van William Henry Fox Talbot. In haar adresboekje is de naam ‘Nicole’ [zo werd Henneman door Talbot en zijn moeder genoemd] te vinden bij de notitie “Keemskerk, Mes de Haarlem, Hollande”. Waarschijnlijk moet dit worden gelezen als “Heemskerk, pres de Haarlem”.

1839-‘40

Op 31 januari 1839 maakt Talbot zijn uitvinding van de fotografie (photogenic drawing) aan de Royal Society bekend nadat Daguerres uitvinding op 7 januari al was aangekondigd in Parijs. Henneman moet rond dezelfde tijd in Lacock als Talbots persoonlijke bediende in dienst zijn getreden.

Op 23 september 1840 vindt Talbot de calotypie – ook wel Talbotypie genoemd – uit.

1841

Talbot maakt op 16 maart zijn eerste portret van Henneman die hout zaagt voor een schuur. Henneman wordt bij Talbots fotografische experimenten betrokken, samen met diens vrouw Constance, zoals uit enkele brieven blijkt.

1842

Van 20 mei tot en met 19 juni is Henneman met Talbot op reis in België en Duitsland. In Hennemans kasboekje, genaamd Nicholl’s Account, is de reis goed te volgen. Via Oostende, Mechelen en Luik reizen ze naar Keulen, Bonn, Godesberg, Mainz, Frankfurt a.M., Darmstadt, Heidelberg, Sinsheim, Stuttgart, Ulm, Augsburg, München en Holzkirchen. Ze maken op hun reis ook foto’s.

1843

Henneman reist met Talbot van 12 mei tot en met 21 juli door Frankrijk. Ze fotograferen er onder andere verschillende straten en kerken in Parijs, de kathedraal te Rouen en de brug van Orléans. Talbot heeft plannen om in Parijs een commerciële studio te vestigen, geleid door de Marquis de Bassano. Deze onderneming mislukt echter. Ook een plan voor een met foto’s geïllustreerde publicatie over de Franse kathedralen zal nooit verwezenlijkt worden. Dit plan komt voort uit Talbots nieuwe octrooi van 1 juni 1843 waarin hij zich de productie van foto’s ten behoeve van de boekillustratie ten doel heeft gesteld.

1844

In januari begint Henneman in Reading in opdracht van Talbot met de voorbereidingen voor de inrichting van een fotografische drukkerij waar foto’s in grote oplagen kunnen worden gedrukt. Deze drukkerij wordt gevestigd aan 8 Russell Terrace (tegenwoordig 55 Baker Street) en zal later in de literatuur bekend worden onder de naam ‘Reading Establishment’.

Henneman vestigt zich in maart definitief in Reading. Talbot geeft hem de leiding over de drukkerij.

Op 31 mei maakt Henneman een foto van een marmeren buste van Catherine Mary Walter, de op 16 januari overleden dochter van John Walter, hoofdredacteur van The Times. Deze foto verschijnt als frontispice in een boekje dat de familie ter nagedachtenis aan haar heeft laten maken: Record of the Death Bed of C.M. W.

In juli kijgt Antoine Claudet, de in Londen gevestigde Franse glashandelaar en daguerreotypiefotograaf, les in het calotyperen van Henneman. Met Talbot is Claudet tot een overeenkomst gekomen om in licentie calotypieportretten te mogen maken en verkopen. Henneman meldt op 5 september in een rekening aan Talbot dat hij tienduizendvierhonderd foto’s heeft vervaardigd in Reading.

Van 25 september tot en met 2 november gaat Henneman met Talbot mee naar Schotland om foto’s te maken die later in de uitgave Sun Pictures of Scotland worden gepubliceerd. Ze bezoeken er onder andere Kelso, Dryburgh Abbey, Melrose Abbey, Jedkirk, Glasgow, Callander, Stirling, Falkirk en Edinburgh.

1844-‘46

Op 24 juni verschijnt aflevering één van The Pencil of Nature, de eerste met foto’s geïllustreerde publicatie vervaardigd door Talbot en Henneman in Reading. De zesde en tevens laatste aflevering verschijnt in april 1846.

1845

Eind april houdt Henneman in Reading een lezing voor de Reading Literary and Scientific Institution over de uitvinding van de fotografie.

Hij reist in juli met Talbot en Calvert Richard Jones, die hij heeft leren fotograferen, naar York en Bristol en door Devon om er te fotograferen. Rond dezelfde tijd verschijnt Sun Pictures of Scotland met drieëntwintig calotypieën van plaatsen in Schotland die voor de schrijver Sir Walter Scott belangrijk waren.

Calvert R. Jones vertrekt in oktober richting de Middellandse Zee waar hij onder andere in Italië en op Malta een serie foto’s maakt. Henneman drukt zijn negatieven af.

In november krijgt Henneman de opdracht een portret van de ‘Prince of Wales’ en van een van de prinsessen te maken. Deze portretten zijn nooit teruggevonden.

In de New Rooms, een gebouw in Reading, wordt in december een Polytechnic Exhibition and Bazaar gehouden, gesponsord door The Reading Mechanics Institution. Op deze tentoonstelling zijn ook enkele door Henneman vervaardigde calotypieën te zien.

1846

In januari stelt Talbot in Reading Benjamin B. Cowderoy als accountant aan. Deze gaat de zakelijke kanten van de drukkerij waarnemen.

George Bridges krijgt lessen in het calotyperen van Henneman waarna hij naar Malta en Sicilië afreist om er te fotograferen. Henneman drukt diens negatieven af.

Talbot en Henneman tekenen op 6 juni een contract met betrekking tot Hennemans

werkzaamheden in Reading. In augustus wordt in Reading een klein boekje met drie calotypieën van tekeningen naar hiëroglyfen-inscripties vervaardigd met de titel: The Talbotype Applied to Hieroglyphs.

Henneman trouwt in september met de weduwe Sarah Price.

Met de instrumentmakers John Newman & Co. tekent Talbot op 10 december een huurcontract voor de bovenste verdiepingen van hun pand aan 122 Regent Street in Londen met het doel daar een fotografische portretstudio in te richten.

1847

Talbot besluit in het voorjaar de Reading Establishment te sluiten. Hij stuurt daarop Henneman naar Londen om een studio aan Regent Street op te zetten. Op de valreep maakt Henneman in Reading nog zesenzestig calotypieën van werken van Spaanse kunstenaars voor het supplement van Sir William Stirlings Annals of the Artists of Spain. Het zal het eerste boek met fotografische kunstreproducties worden.

In The Times verschijnen advertenties van ‘Nicholas Henneman’s Talbotype or Sun Picture Rooms’ waarin hij zijn nieuwe studio en koopwaar aanprijst.

Dankzij de invloed van Talbots halfzuster Caroline Mt Edgcumbe, een van koningin Victoria’s hofdames, wordt Henneman op 13 oktober benoemd tot “Photographer in Ordinary to Her Majesty”.

Op 1 december vraagt Talbot aan Henneman of hij er iets voor voelt om de studio in eigen beheer te gaan voeren met als partner Thomas Agostine Malone, een chemicus die in Reading voor Henneman heeft gewerkt.

1848

Hennemans vrouw Sarah Price overlijdt op 8 maart.

Henneman en Malone accepteren het aanbod van Talbot een eigen portretstudio te beginnen. Op 16 en 17 juni sluiten zij een overeenkomst met Talbot.

1849

Henneman en Malone maken een uitgave van fotografische reproducties van zeventiende-eeuwse gegraveerde portretten door Spaanse kunstenaars. Het boekje wordt vervaardigd in een oplage van vijftig exemplaren.

In mei associëren Henneman en Malone zich korte tijd met een zekere Kuhn, een Duitse portretfotograaf.

Talbot en Malone verkrijgen in december gezamenlijk een octrooi: “Improvements in Photography, nr. 12906”. Voor dit octrooi onderzoekt Malone of porselein een goede drager voor een gevoelige emulsie is. Talbot betaalt het octrooi, de firma Henneman & Malone neemt de experimenten voor zijn rekening waarvoor ze £100 ontvangt.

1850

Op 9 maart adverteren Henneman en Malone in The Literary Gazette en op 13 maart in The Times. Ze maken volgens deze advertenties portretten – ook bij slecht weer -, reproduceren daguerreotypieën, fotograferen beeldhouwwerken, gravures en zeldzame boeken, verkopen apparatuur en chemicaliën, en bieden een collectie foto’s van Frankrijk, Italië, Duitsland en Amerika te koop aan.

1851

Henneman en Malone nemen deel aan de Great Exhibition in Hyde Park. Niet lang daarna trekt Malone zich terug uit de firma in Regent Street. Henneman gaat verder onder de naam Henneman & Co.

In november maakt Henneman een portret van de Hongaarse vrijheidsstrijder Lajos Kossuth die op dat moment in Londen verblijft. Op 31 december adverteert Henneman met dit portret in The Times. De opbrengst van de foto die 15 shilling kost, komt ten goede aan Hongaarse vluchtelingen.

1852

Op 24 juli hertrouwt Henneman met Sarah Ann Carver.

In december stelt hij enkele portretten, gedrukt van collodium glasnegatieven, tentoon op de Exhibition of Recent Specimens of Photography in Londen. Dit is de eerste fototentoonstelling die ooit in Engeland is gehouden.

1853-‘56

Henneman wordt docent fotografie aan het Royal Panopticon of Science and Art. Voor 5 guinea geeft hij een cursus van zes lessen. In 1856 sluit dit instituut zijn deuren wegens slecht zakelijk beleid.

juli 1853

Hennemans zoon Charles Nicholl wordt gedoopt in St. Mary’s Church, Willesden.

1854

Op de Exhibition of Photographs and Daguerreotypes in de Gallery of The Society of Water Colour Painters in Londen is Henneman met acht portretten een van de deelnemers.

Op 21 juli adverteert Henneman in The Journal of the Photographic Society met zijn nieuwe fotodrukkerij die hij in Kensal Green aan de rand van Londen heeft geopend. Hier gaat het afdrukken van de foto’s plaats vinden.

1855

In januari en februari is Henneman een van de deelnemers aan de Exhibition of Photographs and Daguerreotypes in de Gallery of The Society of Water Colour Painters met diverse portretten en reproducties van prenten.

Op de Tentoonstelling van Photographie en Heliographie, georganiseerd in juni door de Vereeniging voor Volksvlijt in het Paleis voor Volksvlijt in Amsterdam, stelt Henneman foto’s van enkele Zuid-Afrikaanse zoeloes tentoon.

Hennemans zoon George wordt aan het eind van de zomer geboren.

1856

In januari en februari neemt Henneman voor de laatste keer deel aan de Exhibition of Photographs and Daguerreotypes in de Gallery of The Society of Water Golour Painters met enkele ingekleurde portretten.

In de zomer wordt het duidelijk dat zijn studio slecht loopt en beter kan worden gesloten. Talbots advocaat Bolton voert de onderhandelingen die nodig zijn voor de ontmanteling. Als eerste wordt het pand te Kensal Green verkocht. Verder bespreekt Bolton met Henneman diens plannen voor de toekomst. Zonder dat Henneman daar weet van heeft, neemt Talbot een groot deel van de schulden op zich.

1857

Hennemans derde zoon, Theodore, wordt in het voorjaar geboren. Waarschijnlijk heeft Henneman met zijn familie Kensal Green al verlaten en wonen ze weer op Regent Street 122.

1858

Henneman vraagt Talbot of hij een baan kan krijgen in een bedrijf voor ‘photoglyphic engraving’ dat Talbot van plan is op te zetten. Talbots plannen zullen echter geen doorgang vinden.

1859

Talbot probeert tevergeefs voor Henneman een baan te regelen bij William Crookes, de hoofdredacteur van de Photographic News.

1863-‘67

Op uitnodiging van Napoleon Sarony, de broer van de fotograaf Oliver Sarony te Scarborough, komt Henneman naar Birmingham. Sarony heeft tussen 1864 en 1866 een bedrijf met Robert White Thrupp op 66 New Street, Birmingham, waar Henneman werkzaam zou zijn geweest.

1868

In 1868 heeft Henneman Talbot al laten weten dat hij niet tevreden is met zijn situatie als ‘operator’ in Birmingham. Hij keert terug naar Londen.

1872-‘97

Henneman houdt samen met zijn vrouw een pension, 18 Half Moon Street, Londen.

In 1877 overlijdt Talbot. Hennemans zoon Theodore overlijdt in 1891, zijn zoon George in 1897.

1898

Nicolaas Henneman overlijdt op 18 januari. Zijn zoon Charles is bij zijn overlijden aanwezig.

Beschouwing

Het is niet waarschijnlijk dat Henneman fotograaf zou zijn geworden als hij in Nederland was gebleven. Hij had geen blijk gegeven van een grote scheppingsdrift of een uitgesproken artistiek talent toen hij op zesentwintigjarige leeftijd in dienst kwam van Talbot. Bovendien verhinderde zijn afkomst uit een arm daglonersgezin dat hij kennis kon nemen van de chemie en de optica. Henneman beschikte echter wel over een avontuurlijke geest die hem via Parijs naar Engeland voerde waar hij de persoonlijke bediende werd van William Henry Fox Talbot (1800-1877). Het is niet duidelijk wanneer hij precies in Engeland aankwam, maar Henneman was hoogstwaarschijnlijk in Lacock toen Talbot op 31 januari 1839 zijn ‘Account of The Art of Photogenic Drawing’ voorlas aan The Royal Society. Uit de bewaard gebleven correspondentie van Talbot blijkt dat deze ‘Nicole’, zoals Henneman werd genoemd, al in een vroeg stadium bij zijn fotografische experimenten betrok. Hij leerde Henneman ‘photogenic drawings’ [fotogrammen] maken en later calotypieën en zoutdrukken. Henneman vergezelde Talbot ook op diens reizen door Duitsland (1842), Frankrijk (1843) en Schotland (1844).

Talbot toonde een groot vertrouwen in Hennemans capaciteiten. In 1844 stelde hij hem aan als hoofd van een fotografische drukkerij die in Reading, ten westen van Londen, werd gevestigd. Het was een van Talbots eerste eigen pogingen om de calotypie commercieel te exploiteren. In 1841 had Talbot een licentie verkocht aan de miniatuurschilder Henry Collen die in Londen de eerste calotypieportretstudio ter wereld opende. Maar diens sterk geretoucheerde en beschilderde portretten konden niet concurreren met de haarscherpe daguerreotypieën die bijvoorbeeld Richard Beard en Antoine Claudet in hun portretstudio’s vervaardigden. Claudet, die enkele jaren later ook een licentie van Talbot kreeg om calotypieën in zijn studio te mogen maken, was daar overigens even weinig succesvol in als Collen.

Hoewel de daguerreotypie aanvankelijk meer succes had, vooral op het gebied van de portretfotografie, realiseerde Talbot zich al vroeg dat zijn eigen positief-negatiefprocédé op papier veel meer mogelijkheden bood. Een van de nieuwe doelstellingen in zijn octrooi van 1 juni 1843 was dan ook de productie van stabiele en uniforme foto’s ten behoeve van de boekillustratie. Dat wil zeggen foto’s die niet snel verbleekten en alle min of meer dezelfde toon hadden. Het was met dit doel dat hij Henneman in 1844 een fotografische drukkerij liet opzetten in Reading die onder de naam Reading Establishment bekend zou worden. Talbot nam de dagelijkse leiding over de drukkerij niet zelf op zich omdat het in de vorige eeuw niet gebruikelijk was dat een ‘gentleman’ werkte. Bovendien had Talbot het veel te druk met zijn andere bezigheden en interessen. In 1844 schreef hij in een brief aan William Jerdan, hoofdredacteur van de Literary Gazette, dat het complexe karakter van de fotografie een goede werkverdeling vereiste: de een zou zich moeten bezig houden met de ontwikkeling van nieuwe fotografische procédés terwijl de ander de bestaande procédés zou moeten gebruiken en exploiteren. Daarmee had Talbot zijn motivatie voor de drukkerij in Reading niet duidelijker kunnen verwoorden. Omdat Henneman als bedrijfsleider van de Reading Establishment de commerciële kant van de calotypie behartigde, kon Talbot zich vrijelijk over de verbetering van die techniek buigen.

Henneman werkte in de Reading Establishment aan de publicatie van The Pencil ofNature waarvan de eerste aflevering in juni 1844 uitkwam. Het zou het allereerste met foto’s geïllustreerde boek worden, met in totaal vierentwintig afbeeldingen. Talbot had voor deze publicatie niet speciaal opnamen gemaakt, maar hij koos deze zorgvuldig uit zijn negatievenbestand. De onderwerpen van de foto’s varieerden van plaatsen en gebouwen die Talbot na aan het hart lagen zoals Lacock Abbey, Oxford en Parijs, tot stillevens van glas, porselein, leren boekbanden en reproducties van gravures. Met deze keuze wilde hij tevens de verschillende mogelijkheden laten zien die het medium bood. Tenminste één negatief is door Henneman gemaakt: Plate XXII, Westminster Abbey, in de laatste aflevering. In de eveneens door Talbot geschreven begeleidende teksten kwamen technische, historische en esthetische aspecten van de fotografie aan bod.

Henneman trok er na zijn aankomst in Reading met zijn camera in de omgeving op uit. Zijn foto’s laten zien hoe Reading er in die tijd uitzag. Ook de drukkerij is op de gevoelige plaat vastgelegd. Daardoor krijgen we een idee hoe Henneman te werk ging bij de productie van de afdrukken. Een groot deel van het werk gebeurde buiten omdat Henneman afhankelijk was van het zonlicht. In de achtertuin stelde hij rekken op met een groot aantal drukramen waarin lichtgevoelig gemaakt papier in contact met een negatief werd belicht. Op deze wijze wist hij tot september 1844 zeker tienduizend afdrukken te vervaardigen. Alleen al voor de eerste aflevering van The Pencil of Nature, die in een oplage van tweehonderdvierenzeventig stuks verscheen, maakte hij ruim dertienhonderd afdrukken. Dit werk deed Henneman niet alleen, maar hij recruteerde assistentie bij de plaatselijke middenstand, zoals bijvoorbeeld Thomas A. Malone die leerlingdrogist was in de apotheek waar Henneman ook zijn chemicaliën haalde.

Henneman maakte in Reading ook de afdrukken voor Talbots hommage aan Sir Walter Scott: Sun Pictures in Scotland. Tevens werkte hij in opdracht van anderen. Een van de eerste particuliere opdrachten die hij uitvoerde was voor John Walter, de hoofdredacteur van The Times. Ter herinnering aan diens jong gestorven dochter Mary Catherine Walter liet hij een klein boekje verschijnen met daarin een door Henneman gemaakte foto van een marmeren buste van haar. Voor Sir William Stirling maakte Henneman in 1847 een supplement met foto’s voor diens Annals of the Artists of Spain. Dit supplement bestond uit ruim zestig reproducties van prenten, tekeningen en enkele olieverfschilderijen. Stirlings boek was daarmee de eerste met foto’s geïllustreerde kunsthistorische beschouwing en Henneman dus de eerste reproductiefotograaf. Zoals uit correspondentie blijkt beschouwde Henneman deze opdracht als een uitdaging omdat het fotograferen van tweedimensionale kunstwerken technische vaardigheid vereiste. Het resultaat was naar Stirlings volle tevredenheid. Ook nu nog blijken deze foto’s van goede kwaliteit.

Uit de inventarislijsten die bewaard zijn gebleven na de ontmanteling van de drukkerij in 1847 blijkt dat Henneman in Reading ook een soort fotospeciaalzaak dreef. Hij verkocht er apparatuur, chemicaliën, papier en licenties aan amateurfotografen, bijvoorbeeld aan Nevil Story Maskeline. Deze fotografen konden tevens bij Henneman terecht voor lessen in de fotografische techniek die bij de licentie aangeboden werden. Voor sommige van deze fotografen zoals Calvert R. Jones en George Bridges drukte Henneman in Reading ook de negatieven af. Jones en Bridges fotografeerden vooral in landen rond de Middellandse Zee en de foto’s die ze er maakten werden door Henneman gedistribueerd naar boek- en prenthandelaren in heel Engeland. Weliswaar had Henneman de dagelijkse leiding over de drukkerij in Reading, maar toch was zijn precieze status onduidelijk totdat hij op 6 juni 1846 een contract met Talbot ondertekende. Dit had vermoedelijk te maken met de komst van een accountant in januari 1846, Benjamin B. Cowderoy. Deze ging de zakelijke kanten van het bedrijf behartigen terwijl Henneman zorg bleef dragen voor de artistieke aspecten. Talbot was de eigenaar van de drukkerij en bepaalde in grote lijnen het beleid. Talbot hoopte met Cowderoy een professionelere koers in te slaan en van de drukkerij een winstgevende onderneming te maken. Het contract met Henneman vormde een onderdeel daarvan. Er kwam onder andere in te staan dat Henneman een salaris van £150 per jaar zou ontvangen en tevens 1 shilling per goedgekeurd negatief en 1 shilling per honderd goedgekeurde positieven. Voor die tijd bestond Hennemans inkomen uit de commissie die hij van Talbot kreeg op het aantal afdrukken dat hij produceerde, ongeacht de kwaliteit.

Hoewel Talbot met de komst van Cowderoy de Reading Establishment een nieuwe kans leek te willen geven, speelde hij ook met de gedachte om een portretstudio in Londen te beginnen. Het eerste wat Talbot Cowderoy namelijk liet doen was het maken van een berekening om te zien hoeveel een dergelijke portretstudio zou gaan kosten. Ook Henneman had er in zijn brieven al meer dan eens op gewezen dat het maken van portretten wel eens lucratiever zou kunnen zijn dan het maken van boekillustraties en foto’s voor de prenthandel. Het publiek voor portretfoto’s was immers veel groter dan de elitaire groep van prentverzamelaars en kunstenaars die Talbot in Reading als potentiële kopers van zijn foto’s voor ogen had. Daarbij kwam nog het probleem dat er klachten kwamen over de houdbaarheid van de foto’s die de neiging hadden snel te verbleken. Bovendien bleken de uitgaven toch hoger te blijven dan de inkomsten. Uiteindelijk sloot Talbot in december 1846 een huurovereenkomst met de instrumentenmakers Newman & Co. voor de bovenste verdiepingen van hun pand op Regent Street 122 te Londen. In de zomer van 1847 ging de Reading Establishment definitief dicht en Henneman verhuisde naar Londen. Daar zette hij zijn werkzaamheden voort. Hij liet er tevens een glazen portretstudio op het dak bouwen.

Aanvankelijk stond ook deze studio onder beheer van Talbot. Maar omdat hij met de drukkerij in Reading veel geld had verloren en zich realiseerde dat hij vanuit Lacock nauwelijks toezicht kon houden, bood hij Henneman de studio in eigen beheer aan: “I wish to know whether you would like to set up business on your own account as a Photographer if I were to lend you some money to begin with & were to give you a license upon easy terms. I wish you to turn it over in your mind, & let me know if you are to do so I think you might do well to enter into partnership with Malone as I think you two might do a good business in Regent Street”. In Reading was gebleken dat Thomas A. Malone een gedegen technische en chemische kennis bezat.

De uitgebreide correspondentie met Talbot doet vermoeden dat Malone zich vooral bezig hield met experimenteren terwijl Henneman de studio leidde. Helaas zijn er nauwelijks foto’s bewaard gebleven die Henneman en Malone in Regent Street maakten. Het enige portret dat door het stempel achterop met zekerheid aan hen toegeschreven kan worden is dat van de schilder William Henry Hunt. Hunt is vereeuwigd terwijl hij zijn gezicht naar de camera heeft toegedraaid. Dit geeft de foto een dynamisch karakter. Het fijne raster van potloodlijntjes op het portret zou er op kunnen duiden dat Hunt de foto voor een zelfportret heeft gebruikt. Het portret is niet geretoucheerd wat Talbot een plezier moet hebben gedaan. Deze beklaagde zich namelijk dikwijls over de wijze waarop de miniatuurschilders, die Henneman & Malone in dienst hadden, de foto’s verpestten met hun zware retouches.

In 1851 beëindigde Malone zijn werkzaamheden voor de studio in Regent Street. Nadat hij nog met Henneman samen had geëxposeerd in het Crystal Palace ter gelegenheid van de wereldtentoonstelling, ging hij les geven aan The Royal College of Chemistry. Henneman ging verder onder de naam Henneman & Co.

In september 1851 zag het er naar uit dat Henneman met hulp van Talbot de grote opdracht van de Royal Commissioners van de wereldtentoonstelling zou krijgen om de foto’s voor de juryrapporten te vervaardigen. Deze waren echter zo ontevreden over de kwaliteit van de eerste foto’s die Henneman voor ze maakte in verhouding tot de prijs (3 guinea per negatief) dat ze de overeenkomst met Henneman en Talbot wilden verbreken. De negatieven en afdrukken zouden niet krachtig genoeg zijn en snel verbleken – een verwijt dat Henneman overigens wel vaker te horen kreeg. In een briefwisseling met de Royal Commissioners probeerde Talbot hen te overtuigen van hun ongelijk. Hij verweet hen dat ze onmogelijk een goed oordeel konden hebben aangezien ze geen verstand van fotograferen hadden. Het laatste woord was aan Henry Cole, voorzitter van de Royal Commissioners, op 14 november 1851: “In fact at no price whatever would it be worth while having Mr Henneman’s printing. They are too dark, not at all artistic and already show serious defects”. De Engelsman Hugh Owen, de Fransman Claude-Marie Ferrier en de vermoedelijk uit België afkomstige Friedrich von Martens vervaardigden uiteindelijk de negatieven en Robert Bingham kreeg de opdracht de benodigde twintigduizend afdrukken in Zuid-Frankrijk te maken.

Meer profijt wist Henneman te trekken van Scott Archers uitvinding van het natte collodium glasnegatief uit 1851. Hij was in 1852 een van de eerste beroepsfotografen die met deze techniek negatieven maakten. En niet zonder succes: de volgens deze methode gemaakte portretten oogstten veel bewondering zoals in een verslag in het Franse fotografietijdschrift La Lumière te lezen valt. Het portret van een oude man in een cape roept bijvoorbeeld associaties op met de portretten die de Franse fotograaf Nadar omstreeks dezelfde tijd in Frankrijk begon te maken. Het portret straalt een zekere grandeur uit wat een verklaring kan zijn voor het feit dat er lange tijd is gedacht dat het hier een portret van de Hongaarse vrijheidsstrijder Lajos Kossuth betrof die in 1851 eveneens voor Hennemans camera poseerde. Kossuth was echter in dat jaar een stuk jonger dan de hier geportretteerde oude man. Bovendien wordt er in de collectie van The National Museum of Photography, Film and Television in Bradford nog een portret van deze man bewaard – maar dan en profil – waarop in spiegelbeeld de naam Signor Sentura te lezen is. 1853 was een zeer succesvol jaar voor Henneman die toen achthonderddrieëndertig portretten maakte. In datzelfde jaar beschreef een redacteur van Charles Dickens’ tijdschrift Household Words Hennemans studio, waarin hij de fotograaf behendig een glasnegatief zag prepareren. Ook de in Engeland wonende Zweed Oscar Gustav Rejlander (1813-1875) wist Regent Street 122 te vinden toen hij op zoek was naar een goede fotograaf die hem het vak kon leren: “In 1853, having inquired in London for a good teacher, I was directed to Henneman. We agreed for so much for three or five lessons; but, as I was in a hurry to get back to the country, I took all the lessons during one afternoon! – three hours in the calotype and waxed-paper process, and half-an-hour sufficed for the collodion process!!”. De Franse fotografiecriticus Ernest Lacan wijdde een uitgebreid artikel aan Henneman in La Lumière waarin hij diens serie foto’s van zoeloes uitbundig prees. Henneman moet de gave hebben gehad om zijn modellen goed op hun gemak te kunnen stellen waardoor zijn portretten nooit een geforceerde indruk maken. Hoewel het bezoek van de zoeloes aan Londen, waar ze tentoongesteld werden, ongetwijfeld een beangstigende gebeurtenis voor hen moet zijn geweest, is het Henneman toch gelukt om hen een redelijk ontspannen en natuurlijke pose aan te laten nemen. Een punt van kritiek betrof de verzorging van de afdrukken. Volgens Lacan zou Henneman zijn afdrukken niet goed fixeren en afwerken waardoor die aanmerkelijk aan kracht en toon inboetten.

Naast de grote portretstudio opende Henneman in 1853 opnieuw een drukkerij, die hij in Kensal Green, toen een buitenwijk van Londen, had laten bouwen. De bedrijfsvoering verliep volgens een fabrieksmatige aanpak, vergelijkbaar met Blanquart-Evrards Imprimerie Photographique in Lille die rond dezelfde tijd in werking was. Voor elk stadium in het productieproces – van de preparatie van de negatieven tot het opzetten van de afdrukken op karton – waren aparte ateliers ingericht die op elkaar aansloten. De drukkerij heeft echter nooit grote opdrachten gekregen.

Na 1853 daalde het aantal opdrachten voor Henneman snel. Dit was het gevolg van de gestaag toenemende concurrentie. Omdat het natte collodium procédé van Scott Archer niet werd beschermd door een octrooi kon iedereen het zich leren en het exploiteren. Dit in tegenstelling tot de calotypie waarbij beroepsfotografen een aanzienlijke som geld aan Talbot moesten betalen voor een licentie (voor amateurs rekende Talbot een lagere prijs). Henneman wist zich nauwelijks te weren tegen de niet altijd even eerlijke concurrentie. In 1856 tenslotte begon Talbots advocaat Bolton met de onderhandelingen die de sluiting van de studio en de drukkerij in 1858 inleidden. Talbot nam daarbij ruimhartig een groot deel van Hennemans schulden voor zijn rekening. Hun wegen scheidden zich definitief toen Henneman met zijn gezin naar Birmingham vertrok om zijn geluk als operateur bij Napoleon Sarony en diens partner Robert White Thrupp te beproeven. Zonder succes zoals uit een laatste brief aan Talbot in 1866 blijkt: “I am here in a situation till July. I was obliged to take it as London is overwashed with photographers. They advertise themselves as first rate artists at 30 shilling a week. I do get four pounds here but I am sorry to say it does not suit my health. I am pretty well shut up for 8 hours in a room by stretching my arms out I can touch the walls both ways so I can’t call it a room but a closet.” Niet lang daarna begon hij als pensionhouder in Londen een tweede carrière.

Hennemans schreden op het pad der fotografie waren niet altijd een onverdeeld succes, zoals wel vaker het lot was van pioniers. Dat betekent geenszins dat zijn activiteiten niet interessant waren. In tegendeel, als assistent van Talbot in diens fotografische drukkerij en met zijn eigen portretstudio was hij een van de eerste beroepsfotografen. Hij kon niet bouwen op de ervaring van voorgangers maar moest veelal op eigen initiatief proberen wat de beste manier was om het nieuwe medium te exploiteren. Hoewel Henneman in Londen een eigen weg leek in te slaan, is hij nooit helemaal onafhankelijk van Talbot geworden. Zeker in financieel opzicht is de laatste hem altijd blijven steunen. Het kleine oeuvre dat Henneman heeft nagelaten weerspreekt in zijn helderheid en eenvoud veel van de kritiek die hij soms te verduren kreeg. Kritiek die vaak betrekking had op de nog verre van perfecte fotografische techniek.

Documentatie

Primaire bibliografie

foto’s in:

William Henry Fox Talbot, The Pencil of Nature, Londen (Longman, Brown, Green & Longmans) 1844-1846.

John Walter, Record of The Death Bed of C.M.W., z.p. [Reading] (The Talbotype Establishment) z.j. [1844].

William Henry Fox Talbot, Sun Pictures in Scotland, z.p. [Reading] (The Talbotype Establishment) z.j. [1845].

William Henry Fox Talbot, The Talbotype Applied to Hieroglyphics, z.p. [Reading] (The Talbotype Establishment) z.j. [1846].

William Stirling, Talbotype Illustrations to the ‘Annals of the Artists of Spain’, Londen (Ollivier) z.j. [1848].

Exhibition of the Works of Industry of All Nations, 1851; Reports by the Juries on the subjects in the 30 classes into which the exhibition was divided, Londen (Spicer Bros) 1852.

Secundaire bibliografie

Gustave Le Gray, Nouveau Traité théorique et pratique de Photographie sur papier et sur verre, contenant les publications antérieures et une nouvelle methode pour opérer sur un papier sec restant sensible huit a dixjours, Parijs z.j. [1850].

Paul Jeuffrain, Héliographie sur papier, in La Lumière 1 (1851)9, p. 33-34.

Francis Wey, Nouvelles diverses, in La Lumière 1 (1851) 33, p. 131.

N.P. Lerebours, Plaque, papier ou verre?, in La Lumière 2 (1852) 15, p. 58-59.

Fry, Nouvelles d’Angleterre. Sir David Brewster et M. Claudet, in La Lumière 2 (1852) 24, p. 95.

Ernest Lacan, Correspondence, in La Lumière 3 (1853) 6, p. 22-23.

Henry Morley en W.H. Wills, Photography, in Household Words 7 (19 maart 1853) 156, p. 55-61.

Société photographique de Londres, in La Lumière 3 (1853) 14, p. 54.

Frank Scot, La photographie en Angleterre, in La Lumière 3 (1853) 20, p. 77-78.

Ernest Lacan, Réunion photographique, in La Lumière 3 (1853) 22, p. 87-88.

Ernest Lacan, Revue Photographique, Artistes Anglais, M. Henneman, in La Lumière 3 (1853) 52, p. 207-208.

Ch.G., Exposition Photographique, in La Lumière 4 (1854) 8, p. 29-30.

Ernest Lacan, Galerie photographique de M. Disdéri, in La Lumière 4 (1854) 45, p. 179-180.

Ernest Lacan, Exposition Photographique d’Amsterdam, in La Lumière 5 (1855) 25, p. 97.

Ernest Lacan, La photographie en Angleterre, in La Lumière 5 (1855) 25, p. 97-98.

O.G. Rejlander, An Apology for Art-Photography, in British Journal of Photography 10 (16 februari 1863) 184, p. 76-78.

Uit het verleden, in Lux 4 (februari 1893) 5, p. 136-139.

John Spiller, Obituary. Benjamin Brecknell Turner, in The Photographic Journal 19 (1895), p. 159.

J. Dudleyjohnston, William Henry Fox Talbot F.R.S. Material towards a biography, in The Photographic Journal 87 (januari 1947) l, p . 3-13.

Helmut en Alison Gernsheim, The History of Photography from the earliest use of the camera obscura in the eleventh century up to 1914, Londen etc. (Oxford University Press) 1955, p. 125, 128-130, 165, 178 (idem revised and enlarged ed.: The History of Photography from the camera obscura to the beginning of the modern era, Londen (Thames and Hudson) 1969, p. 170-171, 174-175, 231, 246).

J. Geselschap, Een Hollandse jongen hielp Fox Talbot, in Focus 45 (12 november 1960) 23, p. 765.

D.B. Thomas, The First Negatives. An account of the discovery and early use of the negative-positive photographic process, Londen (Her Majesty’s Stationary Office) 1964.

V.F. Snow en D.B. Thomas, The Talbotype Establishment at Reading 1844-1847, in The Photographic Journal 106 (februari 1966) 2, p. 56-67.

Claude Magelhaes, Nicolaas Henneman, een 19e eeuwse Nederlandse fotograaf in Engeland, in Foto 22 (mei 1967) 5, p. 216-217.

J. Dudley Johnston, William Henry Fox Talbot, F.R.S. Material towards a biography, in The Photographic Journal 108 (december 1968) 12, p. 361-371.

Claude Magelhaes, Nederlandse fotografie. De eerste 100 jaar, Utrecht/Antwerpen (Bruna & Zoon) 1969, p. XI, afb. 21.

William Henry Fox Talbot, The Pencil of Nature. [Facsimile van de 1844-1846 editie met een nieuwe introductie door Beaumont Newhall], New York (Da Capo Press) 1969.

D.B. Thomas, Science Museum Photography Collection, Londen (Her Majesty’s Stationery Office) 1969.

Claude Magelhaes, Uit de geschiedenis van de fotografie. 2. Over Talbot, de eerste fotografische drukkerijen en de eerste kalotypisten, in Foto 25 (december 1970), p. 657-659.

Edgar Yoxall Jones, Father of Art Photography: O.G. Rejlander 1813-1875, Newton Abbot (David & Charles) 1973, p. 1.

Arthur T. Gill, The Reading Establishment, in The Photographic Journal 114 (december 1974) 12, p. 610-611.

Arthur T. Gill, Record of C.M.W., in The Photographic Journal 115 (oktober 1975) 10, p. 490-491.

H.J.P. Arnold, William Henry Fox Talbot. Pioneer of Photography and Man of Science, Londen (Hutchinson Benham) 1977.

Jan Coppens, Uit de historie van de fotografie. W.H. Fox Talbot, 100 jaar geleden stierf de uitvinder van het negatief-positief procédé. Klaas Henneman Talbot’s Nederlandse assistent, in Foto 32 (november 1977) 11, p. 74-79.

Robert Lassam, Fox Talbot. Photographer, Tisbury 1979.

Gail Buckland, Fox Talbot and the Invention of Photography, Londen (Scolar Press) 1980.

P.A.M, van der Helm, Nicolaas Henneman 1813-1898, de uit het oog verloren oom, in Gedenkboek Afdeling Kennemerland van de Nederlandse Genealogische Vereniging, Haarlem 1978, p. 20-30.

Arthur T. Gill, Nicholas Henneman 1813-1893, in History of Photography 4 (oktober 1980) 4, p. 313-322.

Arthur T. Gill, Nicholas Henneman. Correspondence from Arthur T. Gill, in History of Photography 5 (januari 1981) 1, p. 84-86.

Helmut Gernsheim, The Origins of photography, New York (Thames and Hudson) 1982, 3de dr., p. 186, 199-210, 237.

Nancy B. Keeler, Illustrating the ‘Reports by the Juries’ of the Great Exhibition of 1851; Talbot, Henneman, and Their Failed Commission, in History of Photography 6 (juli 1982) 3, p. 257-272.

Jabez Hogg and Mr. Johnson, in The Photographic Collector 4 (1983) 1, p. 8-9.

Helmut Gernsheim, Incunabula of British Photographic Literature 1839-1875, Londen/Berkeley (Scolar Press) 1984, p. 8, 15-16.

Mike Weaver, Henry Fox Talbot: Conversation Pieces, in Mike Weaver (ed.), British Photography in the Nineteenth Century. The Fine Art Tradition, Cambridge etc. (Cambridge University Press) 1985, p. 14.

Mark Haworth-Booth, Benjamin Brecknell Turner: Photographic Views from Nature, in Mike Weaver (ed.), British Photography in the Nineteenth Century. The Fine Art Tradition, Cambridge etc. (Cambridge University Press) 1985, p. 80.

Anne Kelsey Hammond, Aesthetic Aspects of the Photomechanical Print, in Mike Weaver (ed.), British Photography in the Nineteenth Century. The Fine Art Tradition, Cambridge etc. (Cambridge University Press) 1985, p. 164.

Larry J. Schaaf, Catalogue Three, Sun Pictures. The Harold White Collection of Works by William Henry Fox Talbot, New York (Hans P. Kraus jr, Fine Photographs) 1987.

Larry J. Schaaf, Catalogue Four, Sun Pictures. The Harold White Collection of Historical Photographs from the Circle of Talbot, New York (Hans P. Kraus jr, Fine Photographs) 1987.

Hubertus von Amelunxen, Die aufgehobene Zeit. Die Erfindung der Photographie durch William Henry Fox Talbot, Berlijn (Nishen) 1988.

Jan Coppens, Nicolaas Henneman, assistent van Talbot en leider van de eerste fotografische drukkerij, in Els Barents en Jaap Lieverse (samenstelling), Fotografie opnieuw belicht. Geschiedenis en actualiteit van de Nederlandse en Belgische fotografie, Amsterdam (Nicolaas Henneman Stichting) 1989, p. 9-15.

Jennifer Lloyd Cowherd, The Silkworm and the Fly in ‘Actinographic’ Prints; by Nicolaas Henneman, in History of Photography 13 (1989) 2, p. 133-134.

LarryJ. Schaaf, H. Fox Talbot’s The Pencil of Nature, Anniversary Facsimile, New York (Hans P. Krausjr., Fine Photographs) 1989.

A.V. Simcock, Photography 150. Images from the First Generation. A small exhibition of treasures from the Museum’s celebrated collection of early photographs (1839-1859), to mark the 150th anniversary of the invention, Oxford (Museum of the History of Science) 1989.

Rollin Buckman, The Photographic Work of Calvert Richard Jones, Londen (Science Museum/Her Majesty’s Stationary Office) 1990, p. 9, 12, 24, 28.

Graham Smith, Disciples of Light. Photographs in the Brewster Album, Malibu (The J. Paul Getty Museum) 1990, p. 37-38, 153-154.

LarryJ. Schaaf, Out of the Shadows. Herschel, Talbot & the invention of Photography, New Haven/Londen (Yale University Press) 1992, p. 86, 115, 125, 140-142, 158.

Mike Weaver (red.), Henry Fox Talbot, Selected Texts and Bibliography, Oxford (Clio) 1992.

Maria Morris Hambourg (e.a.), The Waking Dream. Photography’s First Century. Selections from the Gilman Paper Company Collection, New York (The Metropolitan Museum of Art/ Harry N. Abrams) 1993, p. 265-266, 268-269.

Michael Pritchard, A Directory of London Photographers 1841-1908, Watford/Londen 1994.

Pam Roberts, The Royal Photographic Society Collection, Bath (The Royal Photographic Society) 1994.

Larry J. Schaaf, Selected Correspondence of William Henry Fox Talbot 1823-1874, drawn from the Talbot Collection of the National Museum of Photography, Film & Television, Londen/Bradford (Science Museum/National Museum of Photography, Film & Television) 1994.

Anthony J. Hamber, ‘A Higher Branch of Art’. Photographing the Fine Arts in England, 1839-1880, Londen (Gordon and Breach Publishers) 1996, p. 70-78.

Tentoonstellingen

1845 (g) Reading, New Rooms, Polytechnic Exhibition and Bazaar.

1851 (g) Londen, Crystal Palace, Exhibition of the Works of lndustry of All Nations.

1852 (g) Londen, Society of Arts, Exhibition of Recent Specimens of Photography.

1853/1854 (g) Londen, Gallery of The Society of Water Colour Painters, Exhibition of Photographs and Daguerreotypes.

1855 (g) Amsterdam, Paleis van Volksvlijt, Tentoonstelling van Photographie en Heliographie gehouden door de Vereeniging van Volksvlijt.

1855 (g) Londen, Gallery of The Society of Water Colour Painters, Exhibition of Photographs and Daguerreotypes.

1856 (g) Londen, Gallery of The Society of Water Colour Painters, Exhibition of Photographs and Daguerreotypes.

Bronnen

Amsterdam, Saskia E. Asser (ongepubliceerde doctoraalscriptie kunstgeschiedenis: Nicolaas Henneman 1813-1898. Een vroege Nederlandse fotograaf in Engeland, Rijksuniversiteit Leiden 1996).

Amsterdam, Rijksprentenkabinet, bibliotheek.

Bath, The Royal Photographic Society.

Bradford, The National Museum of Photography, Film and Television (correspondentie).

Geldrop, dhr. P.A.M, van der Helm (documentatie en mondelinge informatie).

Lacock, The Fox Talbot Museum (correspondentie).

Leiden, Prentenkabinet, bibliotheek en documentatiebestand.

Londen, The Public Records Office.

Oxford, The Bodleian Library.

Collecties

Amsterdam, Rijksprentenkabinet.

Austin, Gernsheim Collection.

Bath, The Royal Photographic Society.

Bradford, The National Museum of Photography, Film and Television.

Lacock, The Fox Talbot Museum.

Malibu, The J. Paul Getty Museum.

Oxford, The Bodleian Library.

Oxford, The Museum of the History of Science.

Windsor, Windsor Castle. The Royal Archives.

Auteursrechten

Het fotografisch oeuvre van Nicolaas Henneman is vrij van auteursrechten. De reproductierechten berusten bij de instellingen die de foto’s beheren (zie onder Collecties).