Fotolexicon, 14e jaargang, nr. 28 (april 1997) (nl)

De Amsterdamse fotografietentoonstellingen van 1855, 1858 en 1860

Mattie Boom

Essay

In 1855, 1858 en 1860 werden in Nederland drie grote internationale fotografietentoonstellingen georganiseerd. Om verschillende redenen is het de moeite waard de organisatie, samenstelling en het effect van deze exposities nader te onderzoeken. Een kleine vijftien jaar na de uitvinding van de fotografie maakte het Nederlandse publiek voor het eerst op een zo grote schaal kennis met de voortbrengselen van dit nieuwe medium. Het is interessant om met de wetenschap en kennis van nu naar de inzendingen te kijken, niet in de laatste plaats omdat vele belangrijke buitenlandse fotografen hun naam aan de Amsterdamse tentoonstellingen verbonden. Gustave Le Gray, Edouard Baldus en Charles Nègre stuurden hun afdrukken naar de tentoonstellingslokalen van Arti et Amicitiae en de Vereeniging voor Volksvlijt, vermoedelijk omdat zij verwachtten dat de reputatie van het toen nog tamelijk onbestemde vak van ‘fotograaf’ hierdoor zou groeien.

Een andere reden waarom deze fotografietentoonstellingen voor de fotohistoricus interessant zijn, zijn de catalogi. Dit zijn belangrijke bronnen die de gelegenheid bieden te zien hoe de fotografie zich naast en als concurrent van de andere kunsten een weg baande. Haar positie was die van nieuwkomer: ze werd aanvankelijk beoefend door vasthoudende amateurs die de ambitie hadden om de wereld te tonen welke resultaten zij met hun camera en lichtgevoelig papier wisten te behalen. Hoe groeide het fenomeen van de fotografietentoonstelling en waar en onder welke noemer toonden fotografen hun werk in de vroegste periode? Die ambitie van het ‘zich exposeren’ van de fotografie in letterlijke zin is des te curieuzer omdat de fotografie nog niet geworden was tot de afbeeldingenindustrie die zij kort daarop wel werd. Het was een nieuw medium, dat werd gekozen door zelfbewuste pioniers met kunstzinnige aspiraties in een overgangsperiode naar een nieuwe situatie. Daarna werd het beroep van fotograaf veel vanzelfsprekender. De laatste keer dat de Nederlandse fotografietentoonstellingen werden onderzocht is nu tachtig jaar geleden. Als fotohistoricus van het eerste uur wijdde G.A. Evers in zijn belangrijke serie artikelen over de geschiedenis van de fotografie in Nederland er ook een aan dit fenomeen.[[1]] Het artikel heeft lange tijd zijn dienst bewezen. Maar met behulp van de catalogi van 1858 en 1860 kunnen Evers’ bevindingen worden aangevuld. Bovendien is het van belang te onderzoeken wat de positie en de betekenis van dergelijke vaktentoonstellingen waren en ze te vergelijken met enerzijds de Tentoonstellingen van Kunstwerken van Levende meesters en anderzijds de steeds belangrijker wordende nationale en provinciale kunstnijverheidstentoonstellingen in Nederland.[[2]] De laatste boden in deze periode in enige mate een ‘podium’ voor de fotografie. Tenslotte dienen de fotografietentoonstellingen te worden bezien in hun internationale context en te worden afgezet tegen de foto-exposities die in dit decennium in het buitenland werden georganiseerd.

Bij de introductie van de fotografie in Nederland gebruikten degenen die over de nieuwe vinding schreven zowel de termen ‘kunst’ als ‘natuur en scheikundig verschijnsel’. De fotografie werd beurtelings tot een van deze terreinen gerekend. De Algemeene Konst- en Letterbode, het Tijdschrift ter bevordering van nijverheid, het Nederlandsch Magazijn en het Leeskabinet wijdden in de jaren veertig met regelmaat berichten aan het verschijnsel dat nu eens tot de concurrent van de bestaande beeldende kunsten werd uitgeroepen en dan weer werd beschouwd als een tak van techniek en nijverheid in opkomst. Het lijkt erop dat deze tijdschriften en dagbladen vooralsnog de enige plekken waren waar het nieuwe medium werd besproken en door advertenties ‘publiek’ werd gemaakt. Het is moeilijk te achterhalen hoe vaak en waar degenen die zich in de jaren veertig van de negentiende eeuw aan fotografie waagden hun resultaten aan een groter publiek konden tonen. Het bekendste voorbeeld is het werk dat de schilder Christiaan Portman in 1839 naar de Tentoonstelling van Kunstwerken van Levende Meesters in Den Haag stuurde.[[3]] Hij experimenteerde toen al met de daguerreotypie en maakte opnamen, vermoedelijk de eerste, van Amsterdam en van het Binnenhof in Den Haag. Hij stuurde ook twee foto’s van Parijs in; maar daarvan is onbekend of ze van zijn hand waren.

Daarna is lange tijd niets te vinden over foto’s en tentoonstellingen. In de catalogus van de Tentoonstelling van Inlandsche Nijverheid en Kunst in Utrecht in 1847 vinden we voor het eerst weer een vermelding van een inzending van daguerreotypieën, van de Haarlemse fotograaf Friedrich Wilhelm Deutmann.[[4]] Helaas behoorden zijn vijf foto’s – waaronder een gezicht van het stadhuis van Haarlem en een gezicht op het Spaarne – tot de nagekomen inzendingen. Daardoor valt uit de catalogus niet op te maken tot welke categorie de tentoonstellingscommissie zijn foto’s rekende: tot ‘Typographie, Steendrukwerk, Boekbinderswerk, Papeterie’ of tot ‘Schilderijen en andere voorwerpen van Beeldende Kunst’. Verder valt op dat bij de inzendingen in de categorie ‘Natuurkundige Werktuigen’ het fotografisch instrumentarium nog ontbreekt. In de catalogus van de in juli 1849 te Delft gehouden tentoonstelling van ‘inlandsche’ nijverheid voor de provincies Zuid- en Noord-Holland is zelfs geen enkele verwijzing naar fotografie te vinden: noch in de categorie drukwerk en papier noch bij de natuurkundige instrumenten. Naast de prisma’s, loepen, het cylindrisch geslepen glas, de kunstogen en een camera obscura voor het tekenen werden de werktuigen van de fotograaf niet tentoongesteld.[[5]]

In hetzelfde jaar stuurde Deutmann – echter dit keer tevergeefs – daguerreotypieën naar de Tentoonstelling van Kunstwerken van Levende Meesters van 1849 in Amsterdam. De Commissie weigerde zijn inzending en de zes foto’s werden na een week weer opgehaald.[[6]] Pas in 1852 nam er weer een fotograaf deel aan de Tentoonstelling van Kunstwerken van Levende Meesters in Amsterdam. Ditmaal viel Louis Wegner de twijfelachtige eer te beurt. Zijn foto’s werden nog tijdens de tentoonstelling van de muren gehaald na protesten van collega-kunstenaars.[[7]] Curieus is dat twee door de Franse fotograaf Maxime Du Camp ingestuurde foto’s van Egypte blijkbaar geen weerstand opriepen en wel mochten blijven hangen.[[8]] Het is maar de vraag of deze tentoonstellingen een goede graadmeter zijn voor het inschatten van de acceptatie van foto’s als exposeerbare objecten. Er werden immers voornamelijk schilderijen en maar af en toe kunstwerken op papier, zoals tekeningen en gravures, geëxposeerd.[[9]]

Aan het begin van de jaren vijftig is er beslist nog geen sprake van foto’s als tentoonstellingsobject in welke categorie dan ook. Daarvoor was het nog te vroeg. De substantiële groei van de professionele fotostudio’s, waar voornamelijk de daguerreotypie werd bedreven, had pas kort daarvoor – aan het eind van de jaren veertig – plaatsgevonden. De papierfotografie vond vooral toepassing onder amateurs. De fotografie kon nog niet worden beschouwd als een vorm van grootschalige nijverheid, noch als een vorm van kunst geschikt voor tentoonstellingen.[[10]]

De Great Exhibition die in 1851 in Londen werd gehouden, vormde een katalysator in de waardering van de nieuwe vinding. Tientallen landen lieten in het Crystal Palace zien wat zij aan producten in huis hadden. Ook de fotografie presenteerde zich – zij het op kleine schaal – op deze internationale markt van noviteiten. Er waren bijna vijftig daguerreotypieportretten van bekende Amerikanen gemaakt door Mathew Brady te zien. Gustave Le Gray stuurde achtendertig papiernegatieven in en er werden ook afdrukken op zoutpapier van Henri Le Secq, Nicolaas Henneman, Hugh Owen en Hill & Adamson geëxposeerd.[[11]] In de literatuur wordt altijd gerefereerd aan de speciale charme van de stereofotografie die er voor het eerst werd gepresenteerd. Koningin Victoria zou zich aan de stereoscoop en het driedimensionale effect van stereofoto’s hebben vergaapt.[[12]] Het is interessant om te bekijken in welke categorie de bezoeker van de tentoonstelling fotografische producten kon vinden, omdat dat enig inzicht geeft in de positie en waardering van deze afbeeldingen. De omvangrijke catalogus van de tentoonstelling werd met honderdvijftig prachtige zoutdrukken van allerlei producten geïllustreerd – in zichzelf één van de grootste ondernemingen van de fotografische boekillustratie in de negentiende eeuw- en brengt de foto’s onder in de categorie ‘Philosophical, Musical, Horological, and Surgical instruments’. Zowel afdrukken op zilver (daguerreotypieën), als op papier en glas werden tot de expositie toegelaten.[[13]] Het tentoonstellingsreglement bevatte de nadrukkelijke clausule dat alleen vormen van nijverheid en géén uitingen van kunst mochten worden tentoongesteld.

De Delftse hoogleraar chemie Samuel Bleekrode schreef een uitvoerig verslag van zijn bevindingen in het ‘kristal-paleis’ waarin hij de Nederlander in kennis stelde over dat wat op de tentoonstelling te zien was. Hij vertelde ook over de proeven van fotografie die hij er aantrof en sprak over “(…) e e n schoon scheikundig tafereel (…)” en “(…) wat de zon der Ver. Staten, de zon van Groot-Brittanje, enz. van het oosten tot het westen ge teekend heeft (…)”. Hij noemde de fotografie een vinding van groot belang die Frankrijk zoveel eer gaf en een waar ‘oeuvre de génie’, vergelijkbaar met de boekdrukkunst.[[14]]

Of men in Nederland – twee jaar later – ook las over de eerste echte fotografietentoonstelling van 1853/1854 in Londen, is de vraag. Vooralsnog zijn hierover in de Nederlandse pers geen berichten gevonden. In de zalen van de Society of Watercolour Painters presenteerden de leden van de net opgerichte Londense Photographic Society bijna negenhonderd foto’s met een grote diversiteit aan thema’s: landschappen, stillevens, architectuurfoto’s, portretten, sculptuurfoto’s en talloze kunstreproducties, alle op papier. De reisfoto’s die Roger Fenton dat jaar in Rusland maakte, waren er te zien en Hugh Diamonds portretten van geesteszieken. Er namen voornamelijk Engelse inzenders deel en enkele Franse. Bij de expositie was een kleine catalogus beschikbaar waarin achthonderdnegenendertig titels werden vermeld, gegroepeerd per fotograaf. Achter het volgnummer en de titel werd de techniek genoteerd: natte-collodiumglasplaat, ‘gewast’ papiernegatief, calotypie, talbotypie, daguerreotypie dan wel albumineglasnegatief. Vervolgens werd de naam van de fotograaf en in de volgende kolom de ‘exhibitor’ vermeld. Deze laatste categorie toonde de namen van degenen die de fotografen vertegenwoordigden, zoals dat ook in de prenthandel gebruikelijk was. De organisatie berustte bij de Photographic Society van Londen. Vanaf dat moment hield deze vereniging elk jaar een expositie.[[15]]

Na Londen was eerst Amsterdam aan de beurt, waar in Arti et Amicitiae in mei en juni van het jaar 1855 een grote internationale fotografie- expositie werd georganiseerd. Ook bij deze tentoonstelling verscheen een catalogus die een goed inzicht geeft in het bereik van het medium en de verspreiding van buitenlandse fotografie in Nederland op dat moment.[[16]] Het boekwerkje gidst ons door een tentoonstelling uit de vroege tijd van de fotografie, waar menig liefhebber van negentiende-eeuwse foto’s zich maar al te graag verbeeldt rond te lopen. Bij zijn eerste kennismaking met de nieuwe afbeeldingen zag de Nederlander enkele van de mooiste fotoseries uit de geschiedenis van de fotografie. De muren van Arti moeten van onder tot boven met foto’s bedekt zijn geweest. Het organiserend comité ontving meer dan zevenhonderdtien foto’s van circa vijfenzestig verschillende inzenders: van individuele fotografen, firma’s en van hun vertegenwoordigers, boek- en prenthandelaren.[[17]] De meeste deelnemers kwamen uit Frankrijk – – achtentwintig inzenders. Charles Nègre zond vijftien papierfoto’s van collodiumnegatieven in. Daarbij waren veel architectuuropnamen van Franse monumenten en genrefoto’s van straattypen. Zijn collega’s Edouard Baldus, Henri Le Secq en de gebroeders Bisson exposeerden eveneens architectuuropnamen. Baldus werkte met papiernegatieven, Bisson met natte-collodiumnegatieven, en Le Secq met beide.

Olympe Aguado exposeerde zes landschappen en Charles Marville toonde evenveel foto’s ‘naar de natuur’, alle van papiernegatieven. Na Frankrijk had Nederland met circa twintig inzenders de grootste vertegenwoordiging. De amateurfotograaf Mr. Jan Adriaan van Eijk (1808-1887) – tevens secretaris van de Vereeniging voor Volksvlijt – nam deel. De Amsterdamse fotografen Edouard Isaac Asser & Marie Eugène Bour en Louis Wegner stuurden foto’s in, evenals de Rotterdammers C.F. Kellenbach jr. en Peter Wotke en de gebroeders Charles en H. Mouhot uit Den Haag. De in Engeland door William Henry Fox Talbot opgeleide Nederlander Nicolaas Henneman had een bijzondere serie opnamen ingezonden: foto’s van zoeloes die hij in Londen had gefotografeerd. Ook fotograferende Nederlandse kunstenaars waren vertegenwoordigd, zoals D.F. Jamin met acht daguerreotypieportretten.[[18]] Voorts waren er inzendingen van fotografen uit Hamburg, Dresden en Berlijn. Opvallend is dat er uit Engeland – die andere bakermat van de fotografie – van slechts enkele inzenders foto’s werden ontvangen. Een van hen was de Comte de Montizon, die dertig van zijn beroemde dierenfoto’s uit de Londense Zoo instuurde.[[19]]

Er waren verscheidene bijzonderheden op de eerste Nederlandse fotografie-expositie te zien. Claus Pruter uit Hamburg – hij zou zich later als fotograaf in Nederland vestigen – stuurde twee ‘photografiën’ in, vervaardigd in 1834 (sic!) ver vóór de officiële vinding en introductie van de fotografie, door een zekere Halgraff.[[20]] Ruime aandacht was er ook voor fotomechanische toepassingen: de fotolithografie en heliogravure. De Vereeniging voor Volksvlijt toonde onder andere een heliogravure naar een ets van Rembrandt die zij van de Franse fotograaf Nègre aankocht.[[21]] Andere toepassingen waren de toen nog met ingeplakte foto’s geïllustreerde boeken: een uitgave van de fotoboekenuitgever Louis-Désiré Blanquart-Evrard met tweeëntwintig foto’s.[[22]] De uitgever J.H. Laarman uit Amsterdam zond foto’s in van Louis Wegner die hij gebruikte als illustratie voor een boek. De Duitse Baron Alexander von Minutoli zond verschillende voorbeeldboeken in met circa honderdvijfenzeventig foto’s van glasmodellen voor kunstenaars en fabrikanten.[[23]]

Tevens was er het instrumentarium van de fotograaf te bezichtigen: camera’s, objectieven, thermometers, papier, chemicaliën, flesjes, negatiefhouders, opbergkastjes en fotopapieren. Op dat punt onderscheidde deze expositie zich van de Engelse en Franse tentoonstellingen waar alleen afdrukken te zien waren. Het lijkt erop dat Frederik Martin Billroth – spiegelfabrikant, vergulder, kunsthandelaar en leverancier van schilderijlijsten – in Amsterdam een belangrijke distributeur was van camera’s, lenzen en allerlei andere fotografische benodigdheden.[[24]] Zijn firma was ook het Nederlandse verkooppunt voor La Lumière.

Een kleine optelsom leert dat circa vijfhonderd ingelijste foto’s op papier verreweg het grootste aandeel in de tentoonstelling hadden. Het waren architectuurfoto’s, stadsgezichten en landschappen van onder andere Frankrijk, Engeland, de Duitse staten, Spanje, Griekenland en uit eigen land stadsgezichten van Den Haag, Amsterdam en Rotterdam. De bezoeker zag daarnaast vele portretten en kunstreproducties: van de etsen van Raimondi en Rembrandt tot de schilderijen van Rosa Bonheur en Cornelis Kruseman. Het aantal daguerreotypieën bleef beperkt. Zeventien fotografen, onder wie tien Nederlanders, exposeerden bij elkaar ongeveer zeventig daguerreotypieën. De helft hiervan bestond uit portretten, de andere helft uit kunstreproducties en stadsgezichten. Een bijzondere daguerreotypie was een opname van de Niagarawatervallen, ingestuurd door Deutmann en vermoedelijk geïmporteerd uit de Verenigde Staten. De stereofotografie – in daguerreotypie, op papier en glas – was eveneens goed vertegenwoordigd.[[25]] Verschillende stereoscopen en enkele tientallen voorbeelden van stereofotografie waren er te bewonderen. Over de inrichting in het gebouw van Arti et Amicitiae is weinig bekend, behalve dat alle werken ingelijst waren en enkele lijsten meer foto’s bevatten. De daguerreotypieën hingen op twee schotten en de stereofoto’s en kijkers stonden op een tafel.[[26]] Men mag aannemen dat deze tentoonstelling niet zal hebben afgeweken van de inrichting van andere tentoonstellingen in deze periode: de lijsten met foto’s hingen erg dicht op elkaar, de muren waren van onder tot boven bedekt.

Doordat bij de brand van het Paleis voor Volksvlijt in 1929 ook het archief van de Vereeniging voor Volksvlijt verloren ging, zal vermoedelijk nooit helemaal duidelijk worden hoe de eerste Amsterdamse fotografietentoonstelling werd geïnitieerd en vorm kreeg. De notulen van de kunstenaarssociëteit Arti et Amicitiae, de gastheer van de tentoonstelling, tonen de initiërende rol van de Vereeniging voor Volksvlijt. Deze organiseerde hiermee haar tweede expositie: de eerste had in 1853 plaatsgevonden en was gewijd aan bouwmaterialen. In de bestuursvergadering van Arti et Amicitiae van 20 maart 1855 kwam het verzoek van Volksvlijt ter sprake om ruimte ter beschikking te stellen. Het algemeen bestuur van Arti besloot na overleg met de ‘commissie voor de kunstzaal’ zijn expositieruimten zes weken aan de Vereeniging ter beschikking te stellen “(…) en wel onder beding van de helft van de zuivere winst en 5 p.et van de verkochte voorwerpen voor het Weduwen en Weezenfonds (…)”.[[27]] Een andere voorwaarde was vrije toegang voor de leden van de kunstenaarsvereniging. Uit de notulen van Arti blijkt geen verdere betrokkenheid. In de vergaderverslagen worden in elk geval geen namen van organisatoren van de kant van Arti genoemd.[[28]] Wel hadden drie van haar bestuursleden zitting in de jury. Het vermoeden bestaat dat de amateurfotograaf Van Eijk – als toenmalig secretaris van de Vereeniging voor Volksvlijt – in de organisatie de meest cruciale rol heeft gespeeld.[[29]] Ook bij latere fotografietentoonstellingen is hij steeds de woordvoerder. De actieve rol van de Vereeniging voor Volksvlijt wordt nog eens bevestigd door de ruime aandacht die zij – onder de bezielende redactie van dezelfde Van Eijk – in haar tijdschrift De Volksvlijt besteedde aan de fotografie als nieuwe tak van nijverheid.[[30]] In de buitenlandse fotografietijdschriften Bulletin de la Société Francaise van 16 maart 1855 en La Lumière van 17 maart 1855 waren de eerste aankondigingen verschenen. In het Bulletin werd melding gemaakt van een schrijven van de Nederlandse consul in Parijs.[[31]] Namens de Vereeniging richtte hij zich tot “(…) tous les artistes, amateurs et fabricants français (…)” en nodigde hen uit tot deelname. Er kon worden ingezonden in de categorieën “(…) plaques, papier, verre, etc, gravures héliographiques, appareils, produits chimiques, etc.” Het reglement werd te laat toegezonden om het op tijd af te drukken, maar inlichtingen waren verkrijgbaar bij het secretariaat.

De Franse kunstenaars, amateurs en fabrikanten werden aangemoedigd mee te doen en bij te dragen aan de progressie en popularisering van het nieuwe medium. De onkosten en de transportkosten kwamen voor rekening van de Vereeniging voor Volksvlijt.

Pas enkele weken later verscheen er een aankondiging in een Nederlands tijdschrift. De Algemeene Konst- en Letterbode van 7 april meldde onder het kopje ‘Kunstberigten’ dat de Vereeniging voor Volksvlijt een in het Frans gesteld reglement had verspreid.[[32]] De te exposeren voorwerpen werden daarin heel precies benoemd. Het ging om vier categorieën:

épreuves photographiques sur plaque, papier, toile, verre et toute autre matière,

gravures obtenues sur plaques, acier, pierre etc, par Ie procédé héliographique,

appareils et produits chimiques servant à obtenir les épreuves et gravures susdites et autres accessoires, tels que stéréoscopes etc. et

tout ce qui peut servir à éclaircir 1’histoire de la découverte, les progrès et 1’état actuel de 1’application des propriétés chimiques de la lumière dans un but artistique et industriel.

De kleine lettertjes in de catalogus van de tentoonstelling bevatten meer interessante wetenswaardigheden over de organisatievorm.[[33]] De werken moesten ingelijst worden verstuurd. De inzender moest zijn techniek en methode vermelden. Bij apparatuur diende een gebruiksaanwijzing te worden meegestuurd. Wanneer geretoucheerde of gekleurde foto’s werden ingezonden moest daarbij ook ‘eene niet opgeteekende’ afdruk worden gevoegd. Hoe het versturen verliep werd niet vermeld. Mogelijk kwamen de Franse foto’s via Alexis Gaudin, een Parijse fotograaf en uitgever van foto’s naar Nederland, zoals dit later ook gebeurde voor de tentoonstelling van 1858. De Amsterdamse handelaar en distributeur Billroth – tevens inzender op de tentoonstelling – kan daarbij behulpzaam zijn geweest. Niet alleen fotografen, maar ook handelaren zonden in. De foto’s waren te koop voor de prijs die de inzender zelf bepaalde. Tien procent van de verkoopprijs kwam ten goede aan de organisatie: de helft daarvan ging naar Arti. De buitenlandse fotografen werden vrijgesteld van invoerrechten, die blijkbaar doorgaans bij verkoop van hun foto’s in Nederland wel betaald moesten worden. Alle onverkochte foto’s werden teruggestuurd.

De bezoekers betaalden ’25 cents’ en kinderen beneden de zes jaar hadden geen toegang. De tentoonstelling werd geopend op 30 april en duurde tot en met 25 juni.[[34]] De opbrengst in de week van 8 mei was ƒ105,50.[[35]] In totaal zullen de verdiensten voor Arti et Amicitiae op ongeveer het zesvoudige daarvan zijn gekomen. Het jaarverslag van 1855 meldde: “Deze tentoonstelling, zoo belangrijk als nieuw, mogt in hooge mate de aandacht trekken van het beschaafd publiek, daar, behalve het groot getal leden der Vereeniging voor Volksvlijt en der Maatschappij, die natuurlijk vrijen toegang hadden, die door 4128 personen werd bezocht. Het doel dezer tentoonstelling was de bevordering van een industrievak, dat van onberekenbare gevolgen voor de beeldende kunsten worden kan.”[[36]] Daarna was de tentoonstelling in dezelfde samenstelling in de Haagse Teekenakademie te zien.[[37]] De inzendingen werden door een jury beoordeeld zoals dat ook bij kunstnijverheidstentoonstellingen gebruikelijk was. De jury bestond uit enkele leden van de Vereeniging voor Volksvlijt: Van Eijk, Samuel Sarphati, chemicus en verzamelaar van Amsterdamse stadsgezichten, en de eerder genoemde Delftse hoogleraar chemie Samuel Bleekrode. Zij werden bijgestaan door de kunstenaars Pierre Louis Dubourcq, Charles Rochussen en Johan Willem Kaiser, bestuursleden van Arti et Amicitiae. Dezen kregen de taak te beoordelen welke van de ingezonden werken uitmuntten door “(…) deugdelijkheid, sierlijkheid en vinding (…)”.[[38]] De argumentatie van de jury is helaas niet meer te achterhalen, zodat we nooit zullen weten waarom Wegner als enige in Nederland werkzame fotograaf – naast de Fransen Baldus, Disdéri, Le Secq, Aguado, Bisson, Nègre – een zilveren medaille verdiende.[[39]] De overige Nederlandse medailles waren voor Kellenbach, Wotke en Rensing: zij kregen een bronzen medaille. Asser & Bour, Billroth, Jamin en Deeleman [[40]] kregen een eervolle vermelding. La Lumière maakte trots melding van de eenentwintig medailles voor de Franse fotografen. Dit tijdschrift zwaaide de Vereeniging voor Volksvlijt en Arti alle lof toe. Dankzij de protectie van de koning en diens broer prins Frederik kregen de uitingen van fotografie de erkenning die zij verdienden “(…) dans la patrie des Ruysdaël, des Rembrandt, des Gerard Dow, des Paulus Potter et de tants des peintres illustres.”[[41]]

De catalogus met het programma en de tentoonstellingsreglementen geeft inzicht in de motivatie van de organisatoren. Daarin constateerden Van Eijk en Kaiser dat de Nederlander nodig kennis moest nemen van de voortgang op dit terrein: “De belangrijke vorderingen, welke sints een paar jaren in de Photographie en Heliographie in het Buitenland zijn gemaakt, waar deze kunsten een belangrijke tak van volksbestaan zijn geworden, en de gewigtige resultaten, die zij bij toenemende volmaking en uitbreiding, voor kunst en nijverheid zullen opleveren (…)”. Zij spraken de hoop uit “(…) dat hunne pogingen om de schoonste voortbrengselen van bekwame beoefenaars uit verschillende plaatsen van Europa alhier ter bezigtiging bijeen te brengen, en der vaderlandsche volksvlijt en kunstzin van nut te zijn, met belangstelling door hunne landgenooten zullen worden ontvangen en erkend.”[[42]]

De doelstelling inzicht te geven in de geschiedenis van de uitvinding en de progressie van het nieuwe medium bevestigt het bij de organisatoren aanwezige besef van de historische betekenis van de fotografie. De Nederlandse situatie verschilde nogal van die in Frankrijk en Engeland. In Nederland was geen fotografenvakvereniging. Daarom stond de behartiging van de belangen van de beoefenaars van het nieuwe vak hier nog in de kinderschoenen. Ook het denken en schrijven over het medium was lang niet zo specialistisch als in voornoemde landen. Sommige Nederlandse tijdschriften, zoals de Kunstkronijk, publiceerden nauwelijks over de nieuwe kunst. Maar andere bladen en kranten – bijvoorbeeld de Amsterdamsche Courant, het Algemeen Handelsblad en de Algemene Konst- en Letterbode- bevatten toch met enige regelmaat korte en lange berichten over de fotografie en de daarop betrekking hebbende tentoonstellingen en publicaties. Het valt op dat de tentoonstelling van 1855 in Arti in de Amsterdamsche Courant in zeer specialistische en in uitgesproken esthetisch-technische bewoordingen werd besproken in twee artikelen.[[43]] De anonieme criticus had veel oog voor de kwaliteit en diversiteit van de fotografische afdrukken. “De toon van de stukken van Lesecq, volgens den katalogus op zogenaamde negatieven van papier ciré vervaardigd, is zeer bevallig en van een uitmuntend effekt. En wie heeft niet met ons de schoone tafereelen van Bilordeaux bewonderd. Welk eene heerlijke werking van licht en bruin, welke diepten worden in deze photographiën opgemerkt. Men kan zich niet verbeelden platte teekeningen te zien, maar meent onwillekeurig verheven werk te aanschouwen (…) de photographische proeven door de hh. mr. Asser en Bour ingezonden bevielen ons zeer goed door den aangenaamen toon (…)”, schreef de criticus met veel aandacht voor de uitvoering van de afdrukken. Toon, tint en effect waren noties waarvan hij zich blijkbaar bewust was. Het is alsof wat op de foto’s was afgebeeld minder belangrijk was dan de beheersing van negatief- en afdrukmethode. De kwaliteit van de aftekening van de voorstelling was de eerste verdienste.

De verandering van de techniek was eveneens tot de Amsterdamsche Courant doorgedrongen: de schrijver van het artikel constateert dat de daguerreotypie door de fotografie op papier was verdrongen. De foto’s op zilver konden nog altijd bekoren door haar “(…) eigenaardige fijnheid en zachtheid, iets zilverachtigs van toon (…) voor portretten aanbevelenswaardig (…)”. Maar de eigenschappen van het natte-collodiumprocédé werden daarnaast uitgebreid geprezen. De essentie van het fotografische – namelijk de weergave van een veelheid van details en de stofuitdrukking – werd onderkend: “Maar wat aller aandacht in hooge mate moet boeijen zijn de afbeeldingen van gebouwen, basreliefs en dergelijke voorwerpen. Wat de photographie daarvan in kundige handen levert, kan door geen schilder-penseel verbeterd worden. Het licht schildert zoo getrouw en nauwkeurig de fijnste bijzonderheden af, geeft zoo volkomen de natuur der stoffen terug, dat men, voor deze photographiën staande een volmaakt overzigt van het geheel verkrijgt; ja wij zouden haast durven zeggen, beter, dan door de aanschouwing van het oorspronkelijke zelf, dat bij eenige uitgebreidheid slechts op een afstand die niet toelaat de détails waar te nemen, kan bezigtigd worden.” Baldus was hiervan de exponent bij uitstek, volgens de Courant. Het is jammer dat niet meer is te achterhalen wie de schrijver van deze rake observaties was.

De fotografiekritiek in Frankrijk en Engeland was op dat moment verder dan die in Nederland. In de zomermaanden van 1855 werd in Parijs de Exposition Universelle gehouden waarop de fotografie goed was vertegenwoordigd. De Exposition Universelle was voor Ernest Lacan, de hoofdredacteur van La Lumière, de aanleiding om een lange reeks artikelen te schrijven, waarin hij alle genres en methoden van dat moment de revue liet passeren. Deze tentoonstelling kende geen aparte sectie fotografie, maar verspreid over de inzendingen van de deelnemende landen waren foto’s te vinden.[[44]] De fotografie was daar onderdeel van een veel breder scala aan afbeeldingen waartoe ook industriële ontwerptekeningen, gravures, boeken, geografische kaarten en litho’s behoorden.[[45]] Toch wenste Lacan de foto’s in ‘kunsthistorische’ termen te benoemen en te beoordelen. Zijn reflecties resulteerden in 1856 in het boek Esquisses Photographiques, één van de belangrijkste fotografiekritieken uit de periode.[[46]]

Lacan besprak de resultaten die de fotografen behaalden met de verschillende negatiefmethoden: talbotypie, ‘papier ciré’, albumineglasnegatief en natte-collodiumglasnegatief. Hij ging uitvoerig in op de verschillende genres die werden beoefend en het specifieke karakter daarvan: wetenschappelijke fotografie, monumenten en landschappen, kunstreproducties, portretten, genrefotografie en fotografie van gebeurtenissen. Daarbij keek hij naar de talenten van de verschillende beoefenaars en hun beheersing van negatiefmethode en de uitvoering van de afdrukken. De ‘gravure heliographique’ en de fotolithografie behandelde hij apart, met hun toepassingen.

Het Nederlandse kunsttijdschrift de Algemeene Konst- en Letterbode wenste zich niet te verliezen in een dergelijke benadering. Het fotografisch realisme was voor haar een groot struikelblok. Naar aanleiding van de in 1855 in Amsterdam geëxposeerde stereodaguerreotypieën van Antoine Claudet prees het blad de fotografie maar in één opzicht, namelijk dat zij een rijke en voorbeeldige tak van industrie was. Een uiting van kunst zag de schrijver er niet in. De kunst kon er wel iets van leren, namelijk “(…) dat men meer algemeen leert begrijpen en waarderen, wat zij en zij alleen te geven heeft.”[[47]] Deze gedachten sluiten aan bij het in de tweede helft van de negentiende eeuw onder andere in dit blad gevoerde debat over het al dan niet realistische gehalte van de kunst.[[48]]

Nog geen jaar later sprak de Algemeene Konst- en Letterbode naar aanleiding van de fotografietentoonstelling van de Photographic Society in 1856 in Londen over het onderscheid tussen schilderen en nabootsen. De tentoonstelling bracht het tijdschrift nu tot een positiever oordeel: “Sinds eenigen tijd is te Londen eene tentoonstelling van photographiën geopend, welke twee maanden zal duren, en die ten bewijze strekt van de reuzenschreden, waarmede deze jonge kunst gedurende het laatste jaar wederom is vooruitgegaan. Zoo als zij thans wordt beoefend en aanschouwd, is zij rijk aan lessen voor de kunstenaars, wien zij de geheimen van licht en bruin op eene verrassende wijze mededeelt (…). Waarlijk, er behoort tijd en moed toe, de snelle ontwikkeling en de honderdvoudige toepassing dezer vereeniging van kunst, wetenschap en industrie tot in bijzonderheden te volgen. Een handboek dat heden nog volledig mag heeten, loopt gevaar morgen reeds verouderd te zijn.”[[49]] De weinige recensies geven een opvallende kijk op de ontvangst van de internationale fotografie in ons land: deze werd zonder meer in zijn verschillende nuances bekeken en beoordeeld.

De tentoonstelling van 1858 liep van 19 mei tot en met 31 juli. Het werd uiteindelijk een veel kleinere tentoonstelling dan de voorgaande.[[50]] Meer dan tweehonderddertig foto’s hingen in één bovenzaal van het lokaal aan de Bloemmarkt. Van Eijk, Peter Wotke en Pieter Oosterhuis exposeerden er enkele daguerreotypieën en portretten ‘op glas’, vermoedelijk ambrotypieën. De stereofotografie was goed vertegenwoordigd.[[51]] Pieter Oosterhuis stuurde verscheidene stereofoto’s op zilver, glas en papier in. De uitgever Andries Jager deed hetzelfde, net als de Amsterdamse handelaar A.Jacobs, die ook weer in de catalogus van 1860 voorkomt en in de hoofdstad een belangrijk leverancier was van allerlei fotografie-artikelen. Van een Engelse fotograaf hingen er foto’s van Amsterdam, ingezonden door de boekhandelaar W.H. Kirberger. Deze Engelse fotograaf moet Benjamin Brecknell Turner zijn geweest, die in 1857 ons land bezocht en een serie stadsgezichten van Amsterdam maakte.[[52]] De Volksvlijt meldde waarom de Vereeniging na drie jaar opnieuw foto’s wilde tonen: “(…) vooral in het belang der vaderlandsche photographie (…) opdat ieder daardoor in de gelegenheid zoude worden gesteld om den trap van ontwikkeling in een tijdvak van driejaren bereikt op te merken en de vruchten te leeren kennen van zoo vele ijverige studiën (…)”.[[53]]

In hetzelfde artikel werden de medaillewinnaars genoemd: Louis Wegner, Henri Lowenstam, Carl Rensing en J. Schaarwächter kregen zilveren medailles. De buitenlanders die een zilveren medaille in de wacht sleepten waren Delehaye & Sluyts uit Antwerpen “(…) voor copiën van schilderijen en photographie op hout”, De Béranger “(…) voor photographie op gewast papier” en Niepce de St. Victor “(…) voor wetenschappelijke onderzoekingen omtrent de scheikundige eigenschappen van het licht”, de laatste twee afkomstig uit Parijs. C.F. Kellenbach, F.W. Deutmann, J. Vrolijk, Victor Plumier, Dr. Wotke en Caro & Van Loo ontvingen bronzen medailles. Eervolle vermeldingen waren er voor Mastenbroek & Deeleman en Groote & Romeny. De jury had vrijwel dezelfde samenstelling als in 1855: Van Eijk, Sarphati, Dubourcq en Kaiser bleven. Alleen Rochussen werd vervangen door P.F. Greive.

De Franse fotografen – in 1855 nog in groten getale aanwezig – reageerden nu met onverschilligheid. Na afloop van de tentoonstelling publiceerde La Lumière een brief van Van Eijk waarin deze het betreurde dat niet ruimer was ingezonden: “Quoique regrettant fort que votre obligeance accoutumée à nous être agréable n’ait pas été couronné d’un succès plus étendu, quant à la quantité des épreuves envoyées par votre intermédiaire et par les bons soins de M. Gaudin.” Lacan die een reactie bij deze briefschreef, verontschuldigde zich daarvoor. De Franse fotografen hadden de Nederlandse expositie, net als de provinciale tentoonstellingen in hun eigen land, onterecht genegeerd.[[54]]

Het is onduidelijk waarom deze tentoonstelling zoveel kleiner was en minder succesvol dan die van 1855. Een oorzaak kan zijn dat er iets aan de organisatie schortte, of dat de Franse en Engelse fotografen nu elke twee jaar in verenigingsverband konden exposeren. Er werden daarnaast met regelmaat allerlei specialistische fotografietentoonstellingen georganiseerd, zoals die van de Architectural Photographie Association in Engeland. De tweede helft van de jaren vijftig gaf een overvloed aan fotografie-exposities te zien en de tentoonstellingsmarkt raakte wellicht verzadigd. Over het land van Rembrandt en Ruisdael als waardige plek voor de fotografie werd in elk geval niet meer gesproken.[[55]]

De Amsterdamse tentoonstelling van 1860 – dit keer ingericht in het lokaal van de Vereeniging voor Volksvlijt aan de Hoogesluis – was daarentegen veel omvangrijker.[[56]] De bezoeker kon er tussen begin januari en 18 maart meer dan vijfhonderdtien foto’s op papier bewonderen.[[57]] Er waren achtenveertig inzenders, van wie zestien Fransen en zeventien Nederlanders. De Franse fotograaf Gustave Le Gray exposeerde vier foto’s – een reproductie van de Mona Lisa en drie van zijn befaamde zeegezichten – terwijl Henri Le Secq onder andere ‘zes photographiën naar dood wild’ inzond. De gebroeders Bisson uit Parijs toonden hier onder meer hun gezichten op de Alpen. De heliogravures op groot formaat van Charles Nègre – opnamen van onder meer het portaal van de kathedraal van Chartres – waren er te zien. Na zijn afwezigheid op de expositie van 1858 liet Eduard Isaac Asser enkele proeven zien van de door hem ontwikkelde fotolithografische methode. De Engelse fotograaf Charles Clifford stuurde gezichten van Spanje in, net als E.K. Genisson. De gebroeders Alinari, C. Cuccioni, Pietro Dovizielli en Frédéric Flacheron exposeerden Italiaanse stadsgezichten. Van Gabriel de Rumine waren drieëndertig afdrukken te zien, wellicht de foto’s die hij in 1859 in Jeruzalem maakte. Als toegift kon de bezoeker in het midden van de tentoonstellingszaal even verwijlen bij een houten schaalmodel van de beoogde nieuwe tentoonstellingsruimte van de Vereeniging: het Paleis voor Volksvlijt. Op deze tentoonstelling werden voor het eerst foto’s op visitekaart aan het Nederlandse publiek getoond, evenwel van slechts één inzender, de Brusselse fotograaf Louis Ghémar. Dr. Johannes Theodorus Munnich exposeerde dertien stadsgezichten er werd niet vermeld of dit de Haarlemse of de Amsterdamse series betrof die tegenwoordig bekend zijn.[[58]] De Amsterdamse uitgever Andries Jager concentreerde zich op reproducties naar kunstprenten, waarvan hij er zevenentwintig liet zien. Daaronder waren er verscheidene die Pieter Oosterhuis vervaardigde voor de uitgave Photographisch Kunst-Album (1860), onder meer van het schilderij Christus Consolator van Ary Scheffer. Maar ook foto’s naar populaire kunstprenten als Did you ring Sir? en Oh!! behoorden tot zijn assortiment. Van de achtenveertig inzenders waren er tweeëntwintig die één of meer reproducties van veelal gravures exposeerden. Van de Nederlanders waren dat behalve de eerdergenoemde firma Jager: de uitgevers G.Th. Bom en J.J. Weeveringh en de fotograaf Van Eijk. Dit keer schreef Van Eijk na afloop van de tentoonstelling opnieuw een brief aan La Lumière.[[59]] Deze had een veel vrolijker toon dan in 1858. De directeur van de Vereeniging voor Volksvlijt kon melden dat bijna alle vijfhonderd ingezonden foto’s verkocht waren. De Vereeniging had daarin zelf ook een aandeel gehad. Door de verkoop van loten creëerde zij een fonds om tentoongestelde voorwerpen te kunnen aankopen. Ook deze interessante collectie is vermoedelijk in 1929 bij de brand van het Paleis voor Volksvlijt in vlammen opgegaan.

De eerste Nederlandse fotografietentoonstellingen waren een proeve van métier, artisticiteit, techniek en handel tegelijk. Voor een reconstructie van de verspreiding van de fotografie en foto’s in Nederland is kennis over de eerste exposities van groot belang. De tentoonstellingscatalogus is een interessante bron die inzicht geeft in de oeuvres van fotografen, de fondsen van uitgevers en de verspreiding en de technische ontwikkeling van de fotografie. In de drie behandelde tentoonstellingen zien we de opkomst van het natte-collodiumprocédé ten koste van de methode met papiernegatieven. De neergang van de daguerreotypie is ook af te lezen. Van zeventig daguerreotypieën in 1855 ging het naar één in 1860.[[60]] Het medium was zichzelf steeds aan het vernieuwen en verbeteren. De opkomst van de grootschalige toepassingen in Nederland vond ook in deze vijf jaar plaats: eerst de stereofotografie en, vanaf de tentoonstelling van 1860, het carte-de-visite. Het fenomeen van de vertegenwoordiging van fotografen door boek- en prenthandelaren is een ander aspect dat uit de catalogi gedestilleerd kan worden. Op de tentoonstelling van 1858 stuurde de Amsterdamse boekhandelaar W.H. Kirberger foto’s in van Benjamin Brecknell Turner en de firma Buffa & Zonen afdrukken van Alinari uit Florence. In 1860 vertegenwoordigde Andries Jager de fotograaf Pieter Oosterhuis en J.J. Weeveringh Robert Bingham uit Parijs. Wat tenslotte bij het doornemen van de catalogi intrigeert is dat er zoveel leemtes schuilen in onze kennis: naast bekende komen er ook vele onbekende fotografennamen en fotoseries in voor.[[61]] De initiatieven van de Vereeniging voor Volksvlijt blijken voor de acceptatie en de ontwikkeling van de fotografie in Nederland van groot belang te zijn geweest. Haar bestuurders hadden het niveau van deze nieuwe tak van nijverheid in Nederland met succes opgetrokken en haar professioneler gemaakt. In de tweede helft van de jaren vijftig was op kunstnijverheidstentoonstellingen steeds vaker fotografie te zien, zoals op de Tentoonstelling van Provinciale Nijverheid en Kunst te Amsterdam in 1859.[[62]] Op de Algemeene Nationale tentoonstelling van Nijverheid in Haarlem in 1861 zonden opnieuw verschillende fotografen en firma’s hun producten in.[[63]]

Ook de volgende fotografietentoonstelling, in Amsterdam in 1862, kwam op naam van de Vereeniging voor Volksvlijt te staan.[[64]] De daaropvolgende tentoonstelling waarop de fotografie prominent was vertegenwoordigd, werd alweer door haar georganiseerd. Deze Internationale Tentoonstelling van Schoone Kunsten toegepast op Industrie vond in 1865 plaats in het pas opgetrokken Paleis voor Volksvlijt in Amsterdam, het Nederlandse ‘Crystal Palace’.[[65]] Mede als gevolg hiervan werd de beoefening van de fotografie aan het begin van de jaren zestig steeds professioneler en het vak en de handel bloeiden op.

De kunsttentoonstellingen bleven nog altijd moeilijk te veroveren podia. Dat ondervond bijvoorbeeld de miniatuurschilder C. Hamburger toen zijn foto’s in 1858 uit de kunstzaal van Arti et Amicitiae geweerd werden.[[66]] Voor de artistieke ontwikkeling van de fotografie waren natuurlijk de door de fotografenverenigingen in Frankrijk en Engeland geïnitieerde tentoonstellingen belangrijker dan de Amsterdamse. Op de in Nederland werkzame fotografen zullen de exposities echter grote invloed hebben uitgeoefend en zeer zeker aan de erkenning van het nieuwe medium hebben bijgedragen.

Documentatie

Inzenders zoals vermeld in de catalogi van 1855, 1858 en 1860

(Alfabetische lijst van deelnemers aan de door de Vereeniging van Volksvlijt georganiseerde fotografietentoonstellingen te Amsterdam in 1855, 1858 en 1860; na de naam van de inzender volgt het jaar van deelname en in dat betreffende jaar ingezonden objecten)

Aguado, De Graaf (Parijs)

(1855) 43. Zes landschappen

Alinari, Gebroeders (Florence)

(1860) Drie gezigten in Italië: 1. Fresco van S. Martini te Pisa; 2. Fresco van Gozzoli te Pisa; 3. Fresco van Raphael te Florence; 406-408. Drie gezigten te Italië

Asser, Mr. E. en E. Bour (Amsterdam)

(1855) 1. Twee Lijsten met Photographische Studiën

Asser, Mr. E.J. (Amsterdam)

(1860) 4-5. Verschillende proeven van met drukinkt bewerkte photographiën. (Zie de Volksvlijt 1859)

Baldus zie: Baldus, E.

Baldus, E. (Parijs)

(1855) 2. Photographiën volgens negatieven, op papier: 2a. De Mont d’Or, 2b. De kerk Nôtre Dame te Parijs; 2c. De brug la Sainte; 2d. Le Tron de 1’Enfer; 2e. 4 Heliographische gravuren; 46. 2 Photographiën van negatieven op papier: 46a. Gezigt op de Louvre, Pavillon de 1’Horloge; 46b. Arc de Triomphe; 46c. De Arena te Arles; 46d. 5 Photographiën van verschillende gezigten

(1858) 14. 5 Photographiën van Gebouwen te Parijs

(1860) 6-12. Zeven verschillende photographische landschappen (Droog en nat collodion); 409. Pavillon Richelieu, te Parijs

Barboni, A. (Brussel)

(1855) 45a. 15 Photographiën, naar negatieven op collodion, met en zonder retouche; 45b. 3 Lensstelsels voor donkere kamer (chambres noires) van heele, halve en kwart grootte; 45c. 12 Flacons collodion

Belloc.A. (Parijs)

(1855) 6. Elf Portretten, op papier van negatieven op collodion (zonder retouche), gefixeerd met goudechlorure, en encaustique van De Lahaye

Béranger, De Markies de zie: Béranger, Markies de

Béranger, Markies de (Parijs)

(1855) 7. Vier Photographische afbeeldingen van negatieven, op papier ciré

(1858) 37. Photographiën, volgens negatieven op droog gewast papier (papier ciré)

(1860) 13. Brug te Chaix bij Grenoble, (papier ciré sec); 14. Chêne de bon Secours, Forêt de St. Germain (collodion); 15. Hommage de la ville de Paris au Roi Louis XIV; 16. Jan Graaf van Nassau, volgens eene gravure van Lucas Vorsterman, naar de schilderij van van Dijck; 17. David Teniers en familie, gravure van Lucas, naar Teniers; 18 Pifferari; naar de natuur; 19. Idem, zittende; naar de natuur

Berchtold Frères & Bin (Parijs)

(1855) 3. Vier heliographische gravuren op staal, zonder retouche

Bérenger, De Burggraaf de zie: Béranger, Markies de

Billroth, F.M. (Amsterdam)

(1855) 5a. Een volledige Toestel tot het vervaardigen van Photographiën op zilver en papier, in heele, halve en kwart grootte, met alle benoodigdheden en scheikundige praeparaten; 5b. Een dito Toestel voor Photographiën op zilver, halve grootte; 5c. Een dito dito, kwart grootte; 5d. Een dito dito, van Palisanderhout, halve grootte; 5e. Een dito dito, van Palisanderhout, kwart grootte; 5f. Een dito dito, van Palisanderhout, zesde grootte; 5g. Een dito, met enkelvoudige bus, zesde grootte; 5h. Traité de Photographie sur collodion par D. van Monckhoven; 5i Verschillende soorten van passe-partouts, lijsten enz.; 5j. Eenige chemische praeparaten; 5k 3 acromatische lensstelsels van Voigtlander te Weenen voor heele, halve en kwart grootte; 5I. Een prisma van kristal ter omkeering van de beelden in de donkere kamer; 5m. Twee jodium- en bromiumdoozen, voor 1/2 en 1/4 platen (boites jumelles.); 5n. Een Hoofdleun met leden; 50. Balanzen met Gewigten; 5p. Eene Flesch met glaskraan; gq. Een Polijstplaatje voor glasplaten; 5r. Een Sekondeklepper; 5s. Een pak gezuiverde Watten

Bilordeaux, A. zie: Bilordeaux, Adolphe

Bilordeaux, Adolphe (Parijs)

(1855) 4. Collodion: 4a. De Onderwerping, volgens een beeld van Chatrousse; 4b. De Kruisiging, naar een bas-relief van Justin; 4c. De Opstanding, naar een bas-relief van Chatrousse; 4d. Héloise en Abeillard, naar eene groep van denzelfden

(1860) 20. Drie grootte portretten; 21. La fête flamande; 22. Ecce Homo; 23. Mater dolorosa; 24. De alchymist; 25. La halte et 1’arrivée; 26. Jésus rencontre les filles saintes; 27. Jésus dépouillé; 28. Saint Jérôme; 29. Sainte Madelaine; 30. Toilette de matin

Bingham (Parijs)

(1860) 31. Drie photographiën, naar moderne schilderijen; 32. Faust en Margaretha, naar de schilderij van Ary Scheffer; 410. Dante en Beatrice, naar de schilderij van Ary Scheffer

Bisson Frères (Parijs)

(1855) 44. 4 Photographiën, volgens negatieven op collodion: 44a. Pavillon de 1’Horloge du Louvre; 44b. Ingang van de Bibliotheek van de Louvre; 44c. Trap van het Kasteel te Blois; 44d. Frontispice der zuidelijke deur van de kerk Nôtre Dame

(1858) 15a. Frontespiece eener deur van de Kerk Nôtre Dame; 15b. Pavillon Turgôt van de Tuileriën; 15c. Pavillon Richelieu van de Tuileriën

(1860) Collodion: 33. Afneming van het kruis, naar Rubens; 34. De kruisdraging; 35. Reizende Muziekanten, naar Teniers; 36. Vierge Marthe; 37. Oude vrouw uit Normandye; 38. Bonne femme a la tulipe; 39. Concert de familie, naar Schalcken; 40. Grand’mère et l’enfant; 41. Portret van de fransche keizerin; 42. Gezigt op den Montblanc; 43. Aiguille du Drù et Aiguille verte; 44. Le grand St. Bernard; 45. Gezigt van den Montblanc, vue du jardin; 46. Mer de Glacé; 47. Vallée de Chamouny; 48. Domkerk te Antwerpen; 49. Stadhuis te Leuven; 50. Geregtshof te Rouen; 51. Beklimming van den Montblanc; 52. Het klooster St. Trophimus te Arles; 53. Gezigt te Freiburg; 54. Klooster te Moissac, gaanderij; 55. Bibliotheek van de Louvre; 411. Palais de Justice, Rouen

Blanquart-Evrard (Rijssel)

(1855) 8. Eene lijst en portefeuille met 22 Photographische afbeeldingen, verkregen op de Photographische drukkerij der bovengenoemde firma, op eene bijzondere wijze, waardoor de duurzaamheid verzekerd is

Boer, H.G. de (Amsterdam)

(1855) 9a. Photographie op zilver (daguerréotype), naar eene schilderij; 9b. Eene lijst met Photographiën, op papier en glas

Bom, G. Theod. (Amsterdam)

(1860) 51-61. Zes gezigten op oude gebouwen, te Bourges; 62-70. Negen photographiën naar schilderijen, platen, enz.

Borin, Charles (Parijs)

(1860) 71. Eene verzameling stereoscopische voorwerpen op papier; 72. Eene dito op glas; 73. Twee megaloscopen met voorwerpen

Brockmann, F. & O. (Amsterdam)

(1855) 10a. 6 Lijsten met Photographische afbeeldingen, naar schilderijen en aquarellen van negatieven op collodion; 10b. 6 Portretten van negatieven, op collodion (zonder retouche)

Buffa & Zonen, F. (Amsterdam)

(1858) 3a. 7 Afbeeldingen van Gebouwen, Landschappen en Prenten, door Fratelli Alinari; 3b. 1 gezigt van Venetië, door Michele Kier; 3c. 1 Photographie naar eene schilderij; 3d. 3 dito naar gravuren

Caro & van Loo (Rotterdam)

(1858) 5a. 1 Portret; 5b. 1 dito van een honderdjarige Man; 5c. 2 Photographiën naar bas-reliefs

Castro, D.H. de (Amsterdam)

(1858) 31. Een Toestel om in het daglicht Glasplaten in het zilver- en ijzerbad te dompelen

Claudet, A. (Londen)

(1855) 11a. 6 Stereoscopen, op voet, met 18 gekleurde stereospische afbeeldingen op zilver (daguerréoptypen); 11b. Zakstereoscope; 11c. 6 Portretten op zilver (daguerréotypen)

Claudet, Henri en Frantz (Londen)

(1855) 47. 4 Photographiën, naar negatieven op collodion

Clifford (Madrid)

(1860) 74-76. Drie gezigten in Spanje

Cohen, J. (‘s Gravenhage)

(1860) 412-417. Zes portretten van groepen. Collodion; 418. Daguerrotype, voorstellende de onthulling van het Standbeeld van Z. M. Willem II in 1854

Colliau, E. (Parijs)

(1860) 77. Silenus, naar van Dijck, volgens eene gravure (collodion); 78. Copie eener schilderij vanViger D. (collodion); 79. Straat te Rouen (papier ciré sec); 80. Harfleur (Seine inferieure; – papier ciré)

Cuccioni (Rome)

(1860) 81. Gezigtop het Coliseum te Rome

Delahaye, N.B. (Parijs)

(1855) 52a. 4 Glastroggen met voetstukken en glashaken ter indompeling van platen met collodion bedekt; 52b. 1 glazen kannetje ter opgieting van het pyrogallus-zuur; 52c. 1 doos met encaustique om de positieve copiën te lustreren; 52d. 2 Fleschjes collodion van Delahaye; 52e. 2 dito met vernis voor negatieve en positieve collodion-platen; 52f. 3 Fleschjes zuiver gesmolten salpeter-zuur-zilver; 52g. 1 Flesch met bromure de cadmium; 52h. 1 dito met chloro-bromure d’jode granulé; 52i 2 dito metceroleine praeparaten; 52j. Flesschen met verschillende stoffen voor Photographisch gebruik

Delehaye & J. Sluijts zie: Delehaye & J. Sluyts

Delehaye & J. Sluyts (Antwerpen)

(1858) 38a. Photographiën op hout vervaardigd; 38b. Photographiën naar beroemde Schilderijen van Rubens, Quinten Metzy’s, Van Dijk, enz.; 38c. Vier photographische Portretten, waarvan een op glas; 38d. Photographiën naar de natuur

Delesserd, Benjamin zie: Delessert, Benjamin

Delesserd, Eduard zie: Delessert, Edouard

Delesserd, M. Benjamin zie: Delessert, Benjamin

Delessert, Benjamin (Parijs)

(1855) 49. Photographische afbeeldingen van het werk van Antoine Raimond. 6 Afleveringen

(1858) 25. Photographiën naar etsen van Mare Antoine Raimondi

Delessert, Edouard (Parijs)

(1855) 50. 40 Photographische gezigten van het eiland Sardinië

Deutman zie: Deutmann, F.W.

Deutman, F.W. zie: Deutmann, F.W.

Deutmann, F.W. (Amsterdam)

(1855) 12a. Photographie, naar eene schilderij van C. Kruseman, volgens eene negatief op collodion; 1 2b. 2 dito gezigten naar de natuur. (De tuinen van Natura Artis Magistra te Amsterdam); 51a. 5 Photographiën naar het leven volgens negatieven op collodion, waarvan één geretoucheerd; 51b. Photographie op zilver (daguerreotype), voorstellende de Watervallen van den Niagara, naar de natuur door een Amerikaansch kunstenaar vervaardigd; 51c. 2 Portretten met en zonder retouche volgens negatieven op collodion; 51d. 1 dito; 51e. Het Paleis te Amsterdam, volgens eene negatieve op collodion; 51f. Een stereoscopisch portret op zilver; 51g. Gezigten van Amsterdam op zilver voor den stereoscoop

(1858) 11a. 3 Stéréoscopen op voet; 11b. 12 photograph. portretten (1 op glas); 11c. Een photographische Toestel tot het vervaardigen van stéréoscopische voorwerpen, van mahoniehout, op daartoe ingerigten drievoet; 11d. Stéréoscopische Afbeeldingen; 34. 1 Toestel voor Photographie (zoogenaamde halve plaat)

(1860) 82. Een portret, sans retouche; 83. Een idem, avec retouche, van dezelfde persoon; 84. Een idem, gekleurd, van dezelfde persoon; 85. Drie verschillende portretten; 86-87. Twee stéréoscopen op voet, met sterk vergrootende achromatische lensen; 88. Een dito; 8g. Photographische portretten voor den stereoscoop; 477. Een photographische toestel met voet voor stereoscoop

Deutmann, W.F. zie: Deutmann, F.W.

D’hoy, Ch. (Gent)

(1855) 14. Zeventien Photographiën, volgens negatieven, op collodion

Disderi (Parijs)

(1855) 13. Vier Photographiën: 13a. 1 mansportret, levensgroot, eene positief collodion; 13b. 2 portretten, volgens negatieven op collodion; 13c. 2 lijsten met verschillende Photographiën, volgens negatieven op collodion

Disderi & Co. (Parijs)

(1860) 90. Photographiën in email

Dovizielli (Rome)

(1860) 91-92. Twee gezigten te Rome

Dupont (Antwerpen)

(1855) 48. Twee lijsten met Photographie

Emden, A. van (Amsterdam)

(1860) 93. Microscopische photographiën

Emden, J. van (Amsterdam)

(1858) 24a. Eene volledige photographische Toestel voor halve Plaat, met chemische praeparaten; 24b. Eene Stéréoscoop met 12 photographische voorstellingen; 24c. Microscopische Photographiën

Eijk, Mr. J.A. van (Amsterdam)

(1855) 15a. Eene Photographie op zilver (daguerreotype), naar het marmeren standbeeld de trouwe Vriendschap van den Heer L. Royer; 15b. Eene dito, naar eene teekening in sapverf; 15c. Proeve van Photographie op zilver, door electrisch licht; 15d. Photographie (het Huis met de Hoofden te Amsterdam), naar eene negatief op papier (zonder retouche); 15e. Photographisch portret op zilver

(1858) 21. Photographische proeven volgens de laatste ontdekking van Niepce de St. Victor: 21a. Eene Photographie met salpeterzuur uraniumzilver, (zie de Volksvlijt, pag. 169); 21b. 2 dito met salpeterzuur uranium-zilver en chloorkwik; 21c. Eene dito met salpeterzuur uranium-zilver en chloorgoud; 21d. Eene dito met salpeterzuururanium en chloorgoud; 21e. 2 Photographiën op droog gewast papier; 21f. 2 Photographiën op zilver; 21g. 1 dito collodion

(1860) 94. Huis met de Hoofden (op vochtig papier); 95. Gezigt uit Flora op het Tentoonstellingsgebouw der Vereeniging voor Volksvlijt (papier ciré); 96. Spaansche dames, Copie eener gravure (collodion); 97. Overvloed, Copie eener gravure (collodion); 98. De waarzegster, Copie eener gravure (collodion); 99. De Sunamitische, Copie eener gravure (collodion); Proeven van gekleurde photographie volgens Niepce de St. Victor: 100. Huis met de Hoofden, als rood krijt (pierre sanguine) (uranium en bloedloogzout); 101. Overvloed als boven (uranium en bloedloogzout) 419. Les offres réciproques, naar eene gravure van Wiener; 420. La Maitresse d’école, naar idem; 421. Zoo d’ouden songen, zoo pepen de jongen, naar eene gravure; 422. Afbeeldingen voor de theorie van het stereoscopisch zien. Zie de Volksvlijt 1859, bl. 152

Fierlants, Edmond (Brussel)

(1860) 102-104. Reliquiënkast der H. Ursula, in het hospitaal St. Johannes te Brugge. Naar Memling; veertien stuks, waarvan tien in natuurlijke groote en vier op 1/9 daarvan; 105. Twee vleugels van de Aanbidding der drie Koningen in het hospitaal St. Johannes. Naar Memling; 106. Sybille persique. Naar idem. In het lokaal als boven; 107. Portret van Nieuwenhove. Naar idem. In het lokaal als boven; 108. Madonna. Naar idem. In het lokaal als boven; 109. Dood van Maria. Naar idem. In het lokaal als boven; 110. Doop van Christus, toegeschreven aan Memling, in de Akademie te Brugge; 111. Photographie naar eene teekening van Jan van Eijck. Akademie te Brugge; 112. Dood van Maris, naar H. v. der Goes. Als boven; 113-114. Twee portretten, naar Rubens, in de collectie van de Gravin de Beaufort; 115. Portret, naar Rubens, in de collectie van Saceghem; 116. De dame met den handschoen, naar van Dijck, in het kabinet van den Graaf Dubus; 117. De dame met den handschoen, als boven, in natuurlijke grootte van de schilderij; 118. Portret, naar Th. de Keijser, in het kabinet van den Graaf Dubus; 119. Jeugd van Maria, naar de Crayer, museum te Brussel; 120. Landschap, naar Hobbema, in de collectie Pieron te Antwerpen; 121. Het studeervertrek van Erasmus, naar Leys, in de collectie van Baron Goethals; 122. Luthersjeugd, naar Leys; 123. Portret, naar A. Robert; 124. Portret van Duquesnoy, naar van Dijck, in de natuurlijke grootte van de schilderij, in de galerij van Koning Leopold; 125. Acht photographiën van hoofden, uit de schilderij van Memling, “de doop van Christus,” in de natuurlijke grootte van het origineel; 126. Twee photographiën van hoofden, uit de schilderij van Memling, “de heilige Christoffel” 127. Optogt der genoodigden naar de Bruiloft, naar Leys, (Iets kleiner dan het origineel). Al deze photographiën zijn in een kleurbad met phosphorzuurgoud behandeld, volgens Maxwell Lyte

Flacheron, F. (Rome)

(1860) 128. Gezigt op het Coliseum te Rome

Gaudin & Frère, Alexis (Parijs)

(1855) 18a. Eene donkere Kamer, met achromatische lens voor 1/4 plaat, ingerigt tot het vervaardigen van Photographiën op zilver, papier en glas; 18b. Eene Steresocoop van rozenhout, met ivoren oogbuizen, beweegbaren standaard in een kistje van magahonyhout; 18c. Een magahonykistje met 12 zilverplaten voor Stereoscoop; 18d. Een dito met 12 glazen platen voor idem; 18e. Een Flacon, inhoudende 45 wigtjes goudzout van Engler en Gaudin

Geissler, W. (Amsterdam)

(1858) 12a. Stéréoscopen; 12b. Stéréoscopische Afbeeldingen

Genisson, E.K.

(1860)129-130. Twee gezigten op Spanje

Ghémar, Gebroeders (Brussel)

(1860) 131-142. Twaalf photographiën, naar teekeningen van Madou; 143. Twee idem, naar standbeelden; 144. Photographie, naar eene schilderij; 145. Portret van de Hertogin van Braband; 146. Twee-en-dertig portretten; 147. Negentien visitekaartjes

Gouin (Parijs)

(1855) 17a. 1 Lijst met 4 Photographiën op zilver (daguerréotypen); 17b. 2 Photographiën (akademische studiën) naar negatieven, op collodion; 17c. 1 Stereoscoop met 6 voorwerpen; 17d. 1 Doosje met kleuren

Graaf Jhz., T.C. de (Amsterdam)

(1855) 53. Eene lijst met Photographische studiën op papier

Groote &Romeny [of Romenij] (Amsterdam)

(1858) 9. 1 Etagère met 55 chemische Praeparaten, voor photographie

(1860) 150. Eene étagère, met eene verzameling van chemicaliën voor photographisch gebruik; 481. Een kistje met photographische chemicaliën

Gudendag (Amsterdam)

(1855) 54. 1 Stereoscoop met oogbuizen, welke door een rondsel kunnen in- en uitgeschoven worden Henneman & Co. (Londen)

(1855) 19. Photograhiën, volgens negatieven, op collodion: 19a. 1 Lijst, waarin portretten van Zoeloe-Kaffers, naar het leven; 19b. 2 gekleurde portretten; 19c. Verschillende photographische gravuren op staal (zie de Volksvlijt, 1855, pag. 5); 19d. 1 Spiegel-stereoscoop, met 4 gezigten van de tentoonstelling te Londen in 1851

Hennemann & Co. zie: Henneman & Co.

Hooft, H.P.N, ‘t (Rotterdam)

(1860) 151. Microscopische photographiën; 152. Microscopen ten gebruike van bovenstaanden

Horn, W. (Praag)

(1855) 55. Een exemplaar van het Photographisches Journal, door den inzender uitgegeven

Jacobs, A. (Amsterdam)

(1858) 35a. 2 Stéréoscopen, waarvan een met verzetbare lenzen; 35b. 2 Getahpertsja Bakken; 35c. 1 Doos met drooge Verwen; 35d. 7 Passepartouts van verschillende soort; 35e. 3 ovale Lijsten; 35f. 7 Photographische Medaillons; 35g. 12 Stéréoscopische Voorwerpen

(1860) 153. Een volledige photographische toestel a soufflet; 154. Een volledige photographische toestel (heele grootte); 155. Een volledige photographische toestel (halve dito); 156. Een volledige photographische toestel (vierde dito); 157. Een photogr. toestel voor den stereoscoop; 158. Een photogr. toestel voor microscopische photographiën. Allen met daarbij behoorende drievoeten; 159. Een iconometer; 160. copieërramen; 161. glasdoozen; 162. liggende porseleinen bakken; 163. staande dito; 164. liggende getah-pertsja bakken; 165. staande dito; 166. glazen dito; 167. Twee pieds à câler; 168. Glasplaathouder van getahpertsja; 169. Poetsplanken; 170. Een ijzeren hoofdleun; 171. Een houten dito; 172. Getah-pertsja bakje voor pyrogalluszuur; 173. Trechters van getahpertsja; 174. Trechters van glas; 175. Maatcilinders in wigtjes verdeeld; 176. Schaal met gewigt; 177. Tangetjes voor baden; 1 78. Drooghoutjes; 179. Verfdoozen voor het retoucheren; 180. Diamant om glas te snijden; 181. Spirituslampen; 182. Verschillende lijsten; 183. Verschillende passepartouts; 184. Verschillende portretdoosjes; 185. Stereoscopen; 186. Stereoscopische voorwerpen op glas en papier; 187. Enveloppen voor stereoscopische voorwerpen; 188. Chemicaliën voor photographisch gebruik; 189. Geprepareerde photographische papieren; 190. Ongeprepareerde photographische papieren; 191. Opzetpapieren voor photographiën

Jager, A. (Amsterdam)

(1858) 41a. 2 Stéreoscopen; 41b. Stéreoscopische voorwerpen op papier; 41c. dito dito op zilver; 41d. dito dito transparante op glas

(1860) Proeven van photographiën naar de volgende kunstprenten: 192. Paardenmarkt, naar Rosa Bonheur; 193. Het verbond der Edelen, naar de Bièfre; 194. Le retour au chateau, naar de Dreux; 195. Seul au rendez-vous, naar Idem; 196. Joies d’une mêre, naar P. la Roche; 197. Le petit mendiant, naar Idem; 198. Birthday, naar Dubasty; 199. Mothers grave, naar T. Brooks; 200. Mothers blessing, naar Idem; 201. Mothers dream, naar Idem; 202. Le bonheur de la familie, naar Hunin; 203. Lecture de la bible, naar Idem; 204. The past and the future, naar Miss Margareth Gillies; 205. The bouquet of beauty, naar C. Baxter; 206. Thine is the kingdom, the power and the glory, naar S.W. Reynolds; 207. L’oubli des douleurs, naar Gallait; 208. Derniers moments du comte d’Egmond, naar Idem; 209. Christus consolator, naar Ary Scheffer; 210. Christus remunerator, naar Idem; 211. Jezus Christus, naar Idem; 212. Die Katzchen; 213. Die Geschwister; 214. Vindange in the south of France; 215. Die besorgte Mutter; 216. Did you ring Sir?; 217. Cherry Sir?; 218. Oh!!

Jamin, D.F. (Amsterdam)

(1855) 20. Acht Photographische portretten op zilver (daguerréotypen)

Johnson, David (North-Gatt-Blackburn)

(1855) 21. Zes Photographische afbeeldingen op papier, van negatieven op collodion: 21a. Waterval en brug; 21b. De geboorteplaats van Sir Robert Peel; 21c. Het Boschpad; 21d. Een gedeelte van de Bolton-Abdij; 21e. Gezigt op eene werf; 21f. Een portret

Kayser, F. (Utrecht)

(1858) 32a. 1 Photographie positief op glas; 32b. 3 Photographiën op papier

Kellenbach jr., C.F. (Rotterdam)

(1855) 23a. 8 Photographiën, volgens negatieven, op collodion; 23b. 2 dito, naar het leven; 28c. Eene Photographie op zilver (daguerreotype); 23d. 3 afbeeldingen voor de stereoscope (Allen zonder retouche)

(1858) 1a. 4 Portretten; 1b. 1 Kopij naar eene Schilderij in olieverf; 1c. 1 Stadsgezigt (de Beursbrug te Rotterdam)

Kirberger,W.H. (Amsterdam)

(1858) 4. 8 Stadsgezigten van Amsterdam, door een ‘Engelsch’ Kunstenaar

Kolk, B. van der (Brussel)

(1860) 219. Christus aan het kruis, naar de schilderij van A. van Dijck, door Radoux; 220. De nachtwacht, volgens eene teekening van Craayvanger, naar de schilderij van Rembrandt, door Fierlants; 221. De Siciliaansche Bruid, naar de schilderij van Portaels, door Fierlants. Bovengenoemde photographiën zijn uitgegeven door den inzender

Krone, H. zie: Krone, Hermann

Krone, Hermann (Dresden)

(1855) 22a. 4 Portretten op zilver (daguerréotypen); 22b. 2 dito, naar schilderijen in olieverf; 22c. 5 Photographiën op papier, naar negatieven, op jodium en bromiumhoudend collodion (zonder retouche); 22d. 1 dito (geretoucheerd); 22e. 1 dito. Brouwenbeeld; 22f 1 dito, Maskeradegroep van het Dresdensche kunstenaarsfeest; 22g. 6 dito, Gezigten te Dresden; 22h. 6 dito, Gezigten in der Sachsischen Schweiz; 22i 3 dito, met olieverf (geretoucheerd); 22j. 1 dito, Stilleven, naar de natuur; 22k 1 Zakstereoscoop, met 7 voorwerpen

(1860) op collodion: 222.Dewijnkooper, naar de natuur; 223. Een landschap, Neurathen; 224. Idem, geretoucheerd; 225. Een landschap, Steinschlender; 226. Idem, geretoucheerd; 227. Een landschap, de Amselfall; 228. Idem, geretoucheerd; 229. Copie van een carton, 1/3 der grootte; 230. Een photograaf; 231. Eene portretgroep; 423-438. Zestien verschillende gezigten in Duitschland; 439-464. Zes-en-twintig idem, kleiner formaat; 465. Afscheid van Koenraad van Zwaben, naar een carton

Laarman, J.H. (Amsterdam)

(1855) 24. Photographische afdrukken van negatieven op collodion, door den Heer Wegner, te Amterdam, in 1853, ter illustratie van een boekwerk, vervaardigd

Lamiche, F.B. (Parijs)

(1860) 232. Amor en Psyche, naar Pradier

Laurent, J. & Casthelaz (Parijs)

(1855) 27a. Een kistje met eene volledige verzameling van schekundige praeparaten voor Photographie op glas en papier; 27b. Verschillende praeparaten voor dito

Le Gray zie: Le Gray, G.

Le Gray, G. (Parijs)

(1860) 148. La Gioconda, naar de schilderij van L. daVinci, in de Louvre; 149. Gezigt op zee, naar de natuur (instantané); 479-480. Twee zeegezigten, op collodion intantané

Le Mercier, Lerebours, etc (Parijs)

(1855) 57. Zes Photographiën op steen (Litho-Photographiën)

Le Mercier, Lerebours, Barreswill et Davanne (Parijs)

(1858) 36. 3 Lithophotographiën. (Photographiën op steen)

Lemkowich, Edward (Batignolles bij Parijs)

(1855) 16. Tien Photographische portretten van negatieven, op collodion, zonder retoucheop zilver en papier, van negatieven op collodion

Lesec, H. zie: Le Secq, H.

Le Secq, H. (Parijs)

(1855) 25. Zeven Lijsten met Photographiën, naar negatieven, op papier (procédé sec et humide)

(1860) 233. Venster van de hoofdkerk te Reims; 234-239. Zes Photographiën naar dood wild

Liesegang, Eduard (Elberfeld)

(1860) 466-472. Zeven landschappen op collodion; 473-475. Drie portretten op collodion; 476. Een photographisch toestel met dubbellens voor halve plaat

Lovell Reeve (Londen)

(1858) 16. Teneriffe, een Boekwerk, geïllustreerd met photo-stéréographiën met stéréoscoop, door Prof. Piazzi Smyth, te Edinburg

Lowenstam, H. (Amsterdam)

(1858) 6a. 1 Photographie naar eene Schilderij van Metzu, in het kabinet van Mevr. Douair. van Loon; 6b. 1 Passe-partout met miniaturen; 6c. 17 Portretten (allen zonder retouche)

Lutze & Witte (Berlijn)

(1855) 26. Photographiën: 26a. 2 Stadsgezigten, van negatieven, op collodion; 26b. 5 Portretten, dito dito; 26c. 1 kistje met chemicaliën voor Photographie; 26d. 1 dito, met 7 negatieve collodions

Lijte, J.M. (Londen)

(1855) 56. Eene lijst met 4 gezigten

Marion (Parijs)

(1855) 60a. Eene lijst met verschillende soorten van papier, geschikt en bereid voor de vervaardiging van Photographische afbeeldingen; 60b. De berg Kalvarie, Photographie naar een basrelief van Revillon, door Bisson Frères, op papier Marion

Marville, Charles (Parijs)

(1855) 58.6 Photographiën naar de natuur van negatieven op papier (Papier sec)

Mastenbroek & Deeleman (Amsterdam)

(1858) 7. 1 Etagère met 29 fleschjes Chemicaliën, voor photographie en 1 vel gelatine

(1860) 242. Eene étagère met eene verzameling van chemicaliën voor photographisch gebruik

Michelez (Parijs)

(1860) 248. Photographie, naar de schilderij van Lazerges

Michiels J.F. (Brussel)

(1860) 243-246. Vier gezigten in België; 247. Het heiig avondmaal, naar de gravure van R. Morghan, naar L. da Vinci

Millet (Parijs)

(1855) 61a. 3 Photographiën op zilver (daguerréotypen), met en zonder retouche; 61b. 1 dito studie naar het leven; 61c. 3 dito gezigten te Parijs; 61d. 1 dito zoogenaamde instantanée of plotseling verkregen

Minutoli, Alex. Baron von (Liegnitz)

(1855) 28a. Twee Boekdeelen, getiteld: Vorbilder für Handwerker und Fabrikanten, u.s.w., erhaltend 152 Photographiesche Tafeln; 28b. 25 Photographiën uit het Album für Künstler, enz. De Photographiën, sub a en b, zijn allen naar de natuur afgenomen van negatieven, op collodion, en nagenoeg allen zonder retouche; 28c. 3 positieve copiën, zooals zij van de negatieven zijn afgenomen; 28d. Eene Photographie als boven, opgezet, doch zonder appretuur

Montizon, De Prins de (Londen)

(1855) 47bis. 30 verschillende Photographiën van negatieven op collodion, voorstellende Dieren naar de natuur afgenomen

(1858) 30. 6 Photographische Afbeeldingen van Dieren, naar het leven

Motte, Ph.H. de la (Manchester)

(1858) 23. 13 photographische Afbeeldingen van de Tentoonstelling in Manchester

Mouhot, C. zie: Mouhot, Charles

Mouhot, Charles (‘s Gravenhage)

(1855) 31. Elf Stereoscopische portretten op zilver (daguerréotypen), meten zonder retouche, met 2 stereoscopen; 59a. 10 Photographische studiën, volgens negatieven op collodion (zonder retouche); 59b. 2 dito geretoucheerd

Mouhot, H. (‘s Gravenhage)

(1855) 29a. 1 Lijst met verschillende Photographiën op zilver (daguerréotypen); 29b. Eene Photographie op zilver (daguerreotype) naar eene teekening met krijt van Johnson; 29c. 7 verschillende portretten, op zilver. (No. 2, 5 en 15, volgens eene eigene methode der inzenders)

Moulin (Parijs)

(1855) 30a. 16 Photographische afbeeldingen naar negatieven, op collodion; 30b. 2 Idem; 30c. 24 Idem, op bristol papier; 30d. 12 Stereoscopische afbeeldingen op papier; 30e. 12 Stereoscopische afbeeldingen, gekleurd; 30f. 12 Dito, Zeegezigten; 30g. 12 Dito, op glas, gekleurd; 30h. 6 Dito, op glas, met eiwit; 30i 6 Dito, op dito, met dito; 30j. 6 Flacons collodion; 30k. 6 Dito, met vernis, ter bewaring van de negatieven op collodion

(1860) 249-290. Eene verzameling van twee-en-veertig photographiën, meerendeels naar de natuur in Algerië, op collodion genomen

Münnich, Dr. J.T. zie Munnich, Dr. J.T.

Munnich, Dr.J.T. (Haarlem)

(1860) op droog collodion: 291-303. Dertien verschillende stadsgezigten; 304. Een kastje met transparente photographiën op glas

Muquard (Brussel)

(1860) 240-241. Twee photographiën uit 1’Oeuvre de Rubens, door Leba. Brussel. Dit werk wordt uitgegeven door den Inzender

Nègre, Charles (Parijs)

(1855) 32. Vijftien Photographiën, naar negatieven, op collodion: 32a. De kerk Nôtre Dame te Parijs; 32b. Het Stadhuis te Parijs; 32c. De Louvre te Parijs; 32d. De Bibliotheek van de Louvre; 32e. Een orgelspeler van Arles; 32f. Savoyards en Napolitanen; 32g. Verschillende Onderwerpen; 32h. De Invaart der Haven van Marseille; 32i Het Pauselijke Paleis te Avignon; 32j. De St. Gilleskerk te St. Gilles (bij Nimes); 32k. Portaal der St. Trophimekerk te Arles; 32l. Hetzelfde, de regterzijde; 32m. Hetzelfde, de linkerzijde; 32n. Het Kasteel van Tarscon; 32o. De Rhône-oevers bij Arles; 32p. Eene lijst met verschillende Héliographische figuren (zie de Volksvlijt, 1855, bladz. 7)

(1860) Heliographische gravuren op staal, met drukinkt op de gewone wijze gedrukt: 305. Gezigt op Hesdin, naar eene oude teekening met de pen; 306. Cathèdrale de Chartres, porte royale; 307. Idem, Tympan van eene deur ten W.; 308. Détails van de porte royale; 309. Gezigt van de Cité (oude stad Parijs), naar eene teekening met O.I. inkt; 310. Photographie, naar eene schilderij 1’Homme, van C. Nègre

Niepce de St. Victor (Parijs)

(1858) 43. 3 verschillende proeven van Positiven met uranium-zilver, nieuw Procédé door den inzender uitgevonden

Oosterhuis, P.C. (Amsterdam)

(1858) 29a. Stereoscopische Portretten en Gezigten op zilver; 29b. Idem op papier; 29c. Idem trasparante op glas; 29d. Photographische Gezigten; 29e. Photographiën op zilver

Oosterwijk van Baak, J. van en HJ. van Baak (Amsterdam)

(1858) 27. Proeven van Photographie op gewast Papier: 27a. Stadsgezigten (negatief en positief); 27b. 2 Portretten met positive collodion

Oppenheim, F.A. (Dresden)

(1855) 33. Photographische afdrukken van afbeeldingen op papier (procédé sec et humide), naar de natuur, (zonder retouche): 33a. De Akropolis van Athene; 33b. Het oostelijk front van het Atheensche Parthenon; 33c. Het oostelijk front van Erechtheion; 33d. De tempel van Nike (Athene), uit N.O. gezien; 33e. De Carryatiden; 33f. Twee vakken uit het fries van het Parthenon (Athene); 33g. Nike met de sandalen (Athene); 33h. Tempel van Theseus en Herakles (Zuidwestelijk front) te Athene; 33i De nieuwe Agora (Athene); 33j. Monument van Lysikratus (Athene); 33k. Tempel van den Olympischen Jupiter (Noordoostelijk front) te Athene; 33l. De Alhambra (Ingang der Leeuwenplaats) te Granada; 33m. Patio de los Liones (Westelijk polygoon) te Granada; 33n. Patio de la Alberia, sala de los ambajadores te Granada; 33o. Nis in de Sala de los ambajadorca te Granada; 33p. Puerta alta (Westelijk portaal der Hoofdkerk) te Burgos; 33q. Puerta Sarmental (Oostelijk portaal der Hoofdkerk) te Burgos; 33r. Hospital del Rey te Burgos; 33s. Puerta de la entrada in Jerusalem te Sevilla; 33t. Monument voor Hendrik de Leeuw op de Burgplaats te Brunswijk; 33u. Oud Houten Gebouw te Brunswijk; 33v. De Zwinger te Dresden

(1858) 13. Een Gezigt in de Alhambra te Granada

(1860) 311. De Zwinger te Dresden; 312. Het Oude Raadhuis te Praag; 313 Standbeeld van Karel IV, idem; 314. De Ring, idem; 315. Hoofdkerk te Regensburg; 316. Koor van de Hoofdkerk te Regensburg; 317. Zijdeportaal van de Hoofdkerk te Regensburg; 318. Stadhuis te Regensburg; 319. Hoofdkerk te Ulm; 320. Stadhuis te Ulm; 321. De Vrouwekerk te Esslingen; 322. De Stiftskerk te Stuttgart; 323. De Toren van Goetz van Berlinchingen te Heilbronn; 324. Stadhuis te Heilbronn; 325. Het Slotportaal te Tubingen; 326. Het Heidelberger Slot; 327. Gezigt van het Klooster te Maulbronn van binnen; 328. Freyburg in Breisgau; 329. De Hoofdkerk te Freyburg; 330. Zes verschillende voorstellingen van de Dom te Straatsburg, op verschillende afstanden genomen; 331. Het Zijportaal van den Dom; 332. Twee Zijvleugels van den Dom; 333-344. Twaalf Bronnen in Duitschland. De St. George- en Ringbron te Praag. De Schöne-Tugend-Rathhausbron te Neurenberg. De Mercur-Augustus-bron te Augsburg. De overigen zonder bijzondere namen te Ulm, Rottenberg, Urach, Freyburg, Dresden; 345. De verwonde Cupido, naar een afgietsel in gips, aanwezig in het Mengsche Museum te Dresden (het origineel van Raphael Sanzio is verloren geraakt); 346. Copie eener teekening van Raphael, volgens de koperplaatdruk in het Museum te Dresden; 347. Eene Engelergroep, naar de teekening van Raphael, als boven; 348. De kindermoord te Bethlehem, naar de teekening van Raphael, in het bezit van de Koningin-weduwe van Saksen

Photo-Galvanographic Society (Londen)

(1858) 17. Proeven van Heliographie, volgens de uitvinding van Pretsch

Plumier, Alphonse (Brussel)

(1855) 62. Eene lijst met 6 Photographiën volgens negatieven op collodion, met en zonder retouche

Plumier, V. zie: Plumier, Victor

Plumier, Victor (Parijs)

(1855) 34a. Vier Photographische portretten, op papier, van negatieven op collodion (zonder retouche); 34b. Photographie op zilver (daguerreotype)

(1858) 19. Portret van Niepce de St. Victor; 40. Photographiën met uranium-zilver, volgens de uitvinding van Niepce de St. Victor

Pruter, C. (Hamburg)

(1855) 35a. 6 Photographiën naar negatieven op collodion; 35b. 3 dito naar het leven (zonder retouche); 35c. 1 dito naar eene lithographie; 35d. 2 Photographiën op zilver (daguerréotypen); 35e. 2 Transparanten op collodion; 35f. 2 Photographiën, in 1834 door Halgraff vervaardigd

Radoux (Brussel)

(1860) 349-351. Drie gezigten in België

Renard, F.A. (Bourbonne sur Bains)

(1855) 37. Eene Lijst met Photographische afbeeldingen van negatieven op collodion (zonder retouche)

Rensing, Carl (Deventer)

(1855) 38a. 5 Photographiën op zilver (daguerréotypen), naar het leven; 38b. 5 Photographiën, vergroote microscopische voorwerpen, voorstellende de vlerken van insekten; 38c. Toestel tot het polijsten van platen (1858) 10. 12 Photographiën

Richebourg (Parijs)

352-358. Zeven photographiën, naar schilderijen van moderne Meesters; 359. Slapende Kat, naar de natuur

Riffaut, Mr. en Mad. (Parijs)

(1855) 36. Heliographische Gravuren op staal, volgens de uitvinding van Niepce de St. Victor: 36a. Jaks of Chinesche ossen, volgens eene potloodteekening van Rosa Bonheur; 36b. La Conversation, naar eene prentteekening van Portail; 36c. Gezigt van de Louvre, Pavillon de 1’Horloge; 36d. Portret van Keizer Napoleon III, naar eene Photographie; 36e. De Bibliotheek van de Louvre; 36f. Portret van Mad. Arsène Houssaye (zie de Volksvlijt, 1855, bladz. 7)

(1858) 18. 2 Heliographische Gravuren op Staal, volgens de uitvinding van Niepce de St. Victor: 18a. Jaks of Chinesche Ossen; 18b. La Conversation Rumine, de (Parijs) 360-392. Drie-endertig photographiën (procédé Taupenot, droog collodion met eiwit)

Sassenberg, G. van (Amsterdam)

(1860) Droog Collodion: 393- 399- Zeven verschillende stadsgezigten

Saugrin (Parijs)

(1855) 63a. 2 Stereoscopen voor ver- en bijzienden; 63b. 1 Photographie op zilver (daguérrotype), geretoucheerd

Schaarwachter, J. zie: Schaarwachter, Julius

Schaarwachter, Julius (Nijmegen)

(1858) 28a. 1 Photographie zonder retouche; 28b. 1 dito met dito; 28c. 33 Flacons, chemische praeparaten; 28d. 1 stuk Perkament Wasdoek

(1860) 400. Eene étagère met eene verzameling chemicaliën voor photographisch gebruik; 401. Een staande glazen bak voor zilver met haak (halve plaat); 478. Een sekondewijzer voor photographisch gebruik

Schakel, C. (Amsterdam)

(1858) 33. Glazen Bakken voor photographisch gebruik

Schauer (Berlijn)

(1858) 22. 3 Photographiën naar Schilderijen en Prenten

Schuijt tot Castricum, H.C. (‘s Gravenhage)

(1855) 39a. 1 plattegrond op steen, met afdruk volgens eene photolithographische bewerking, door den inzender uitgevonden, waarbij het calqueren en decalqueren wordt vermeden; 39b. 1 gezigt te ‘s Gravenhage, bewerkt als boven; 39c. 3 gezigten te ‘s Gravenhage, afgenomen op papier ciré; 39d. 1 portret van eene negatief op collodion (zonder retouche); 39e. 10 ongekleurde en gekleurde portretten volgens eene nieuwe manier op zilver (daguerréotypen); 39f. 1 gezigt met beeldjes op zilver (naar de natuur); 39g. 1 fleschje met bi-chloro-de-chaux, voor zilverplaten

Staatsdrukkerij, K. K. (Weenen)

(1858) 39a. Photographie van de St. Stephanuskerk te Weenen; 39b. Microscopische Photographie met 4000 malige vergrooting

Staatsdrukkerij, De Keizerlijke (onder Bestuur van den Regerings-raad Dr. Auer) (Weenen)

(1855) 64a. Acht Photographiën naar negatieven op collodion, in portefeuille; 64b. Photographische kaarten der omstreken van Weenen, in verkleinde en vergrootte schaal, door middel van doorvallend licht met de negatieven op collodion verkregen; 64c. Photographische copiën, naar origineele gravuren van verschillende meesters; 64d. Microscopische Photographiën, met eene vergrooting van 4 000-10 000 maal; 64e. g lijsten met verschillende Photographiën

Tillinger (Parijs)

(1855) 40. Vijf Lijsten met Photographiën, naar negatieven op papier ciré

Torres, J. (Amsterdam)

(1858) 8. 6 Portretten

Vereeniging voor Volksvlijt (Amsterdam)

(1855) 41a. Eene staalplaat, waarop eene Heliographische gravure (naar eene ets van Rembrandt) door den Heer Charles Nègre, te Parijs; 41b. Afdruk van bovenstaande plaat, verkregen ter Plaatdrukkerij van de Wed. A. Koning & J.F. Brugman, te Amsterdam; 41c. Geëmailllerde ijzeren Bakken voor Photographie

(1858) 26a. 4 Gezigten van de Tentoonstelling te München; 26b. 7 Microscopische Photographiën; 26c. Verglaasde ijzeren Bakken voor photographisch Gebruik

Verveer, Maurits (‘s Gravenhage)

(1860) 402. Vier Tableaux, met photographiën

Vrolijk, J. (Amsterdam)

(1858) 2. 6 Portretten

Weeveringh, J.J. (Haarlem)

(1860) Als uitgever: 404-405. Twee photographiën, door Bingham te Parijs, uit het werk Nederlandsche Kunst

Wegner zie: Wegner, Louis

Wegner, F. zie: Wegner, Louis

Wegner, Louis (Amsterdam)

(1855) 42. Vijf Photographiën, naar negatieven op collodion, met en zonder retouche

(1858) 20a. Photographiën zonderretouche; 20b. dito geretoucheerd

(1860) 403. Eene verzameling van portretten

Weveringh, J.J. zie: Weevering, J.J.

Wotke, Dr. (Rotterdam)

(1858) 42a. Photographiën op zilver. Daguerréotypen; 42b. 1 dito op papier

Tentoonstellingen

30.04-25.06.1855 Amsterdam, Arti et Amicitiae, Tentoonstelling van Photographie en Heliographie.

12-31.07.1855 Den Haag, Teekenakademie aan den Boschkant, Tentoonstelling van Photographie en Heliographie.

19.05-31.07.1858 Amsterdam, Lokaal Vereeniging voor Volksvlijt op de Bloemmarkt, Tentoonstelling van Photographie en Heliographie.

circa 01.01-18.03.1860 Amsterdam, Lokaal aan de Hooge Sluis W.664, Tentoonstelling van Photographie, Heliographie, enz.

Collecties met catalogi

Amsterdam, Gemeentearchief Amsterdam (1855, exemplaar zonder bijvoegsel afkomstig van P.F. Greive).

Amsterdam, Kunsthistorisch Instituut van de Universiteit van Amsterdam (1855, exemplaar zonder bijvoegsel, 1858 en 1860, alle drie afkomstig van J.P. Six).

Den Haag, Koninklijke Bibliotheek (1855).

Leiden, Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit Leiden (1860, exemplaar zonder supplement).

Leiden, Universiteitsbibliotheek Rijksuniversiteit Leiden (1855).

Bronnen

Amsterdam, Arti et Amicitiae.

Opmerking bij de afbeeldingen

Slechts van afbeelding 8 is bekend dat deze foto werkelijk op de tentoonstelling van 1855 is geëxposeerd. De overige illustraties zijn gekozen als voorbeelden van het werk van fotografen die hebben deelgenomen aan de beschreven tentoonstellingen. Er is gekozen voor gelijksoortig werk in dezelfde technieken als in de catalogi vermeld, dan wel voor exemplaren die afkomstig zijn uit de beschreven series.

Noten

[1] G.A. Evers, Hoe de fotografie in Nederland kwam. VI. De eerste tentoonstellingen (1855 en 1858), in “Lux”. Foto-tijdschrift 26 (1 september 1915) 17, p. 331-339.

[2] Zie voor een algemeen overzicht van de nationale tentoonstellingen voor kunstnijverheid in de negentiende eeuw Titus M. Eliëns, Kunst Nijverheid Kunstnijverheid. De nationale nijverheidstentoonstellingen als spiegel van de Nederlandse kunstnijverheid in de negentiende eeuw, Zutphen (Walburg Pers) 1990.

[3] De inzending was niet in de catalogus of supplementen opgenomen. De Algemeene Konst- en Letterbode 49 (8 november 1839), p. 334-335, maakt er onder andere melding van. Zie voor Christiaan Portman verder G.A. Evers, Hoe de fotografie in Nederland kwam. II. De eerste daguerreotypist, in “Lux”. Foto-tijdschrift 25 (15 september 1914) 18, p. 422-423 en Jan Coppens, Laurent Roosens, Karel van Deuren, “…Door de enkele werking van het licht…”. Introductie en integratie van de fotografie in België en Nederland 1839-1869, Gent (Gemeentekrediet) 1989, p. 30-32.

[4] Catalogus der voortbrengselen van inlandsche nijverheid en kunst, ingezonden voor de tentoonstelling te Utrecht in 1847, nr. 316.

[5] Wel is op de tentoonstelling een inzending te vinden van Munnich, Beeke en Comp. Een van de firmanten was Johannes Theodorus Munnich. De onderneming nam deel met voorwerpen van guttapercha. Ruim tien jaar later zou Munnich zich samen met zijn partner Ermerins vestigen als niet onverdienstelijk fotograaf. Zie Catalogus der voortbrengselen van inlandsche nijverheid ingezonden voor de Tentoonstelling voor de Provinciën Zuid- en Noord-Holland, Delft 1849, nr. 79, p. 20.

[6] Gemeentearchief Amsterdam, Archief 64 (Tentoonstellingen van Kunstwerken van Levende Meesters), inv.nr. 7, met dank aan Hans Rooseboom die mij hierop wees. Uit deze stukken blijkt dat de foto’s van Deutmann op 26 augustus werden gebracht en op 2 september weer werden opgehaald door Billroth. De laatste was vermoedelijk F.M. Billroth die als handelaar en distributeur van onder andere fotografische artikelen ook deelnam aan de fotografietentoonstelling van 1855.

[7] Zie Hans Rooseboom, Louis Wegner, in I.Th. Leijerzapf (red.), Geschiedenis van de Nederlandse fotografie, Alphen a/d Rijn (Samson)/Amsterdam(Voetnoot) 1984 -, afl. 25 (1995).

[8] Gemeentearchief Amsterdam op. cit. ([noot 6]), inv.nr. 19.

[9] Zie Annemieke Hoogenboom, De stand des kunstenaars. De positie van kunstschilders in Nederland in de eerste helft van de negentiende eeuw, Leiden (Primavera Pers) 1993, p. 147-156 (proefschrift) en Chris Stolwijk, De Tentoonstelling van Levende Meesters in Amsterdam en Den Haag 1858-1896, in De Negentiende Eeuw 19 (4 december 1995), p. 193-221.

[10] Vgl. voor de Franse situatie in de jaren veertig Hélène Bocard, Les critiques des expositions de photographie à Paris sous le second empire, D.E.A. Université Paris Sorbonne 1995, p. 15. Zij refereert aan de voorlopers van de fotografietentoonstellingen, nl. de kunstnijverheidstentoonstellingen van 1844 en 1849. Een goed overzicht van de Duitse situatie biedt Ulrich Pohlmann, Harmonie zwischen Kunst und Industrie. Zur Geschichte der ersten Photoausstellungen (1839-1868), in Catalogus tent. Silber und Salz, Keulen (Agfa Fotohistorama) 1989, p. 496-513. Over de Engelse tentoonstellingen biedt het artikel ‘Exhibiting Photographs’ in AnthonyJ. Hamber, “A Higher Branch of Art”. Photographing the Fine Arts in England, 1839-1880, Amsterdam 1996, p. 251-298 de beste informatie. Hamber levert een indrukwekkende hoeveelheid nieuwe gegevens en betrekt zowel de tentoonstellingen van de Photographie Society en de wereldtentoonstellingen van 1851, 1855 en 1862 in zijn betoog.

[11] Zie Exhibition of the Works of Industry of All Nations, 1851; Reports by the Juries on the subjects in the 30 classes into which the exhibition was divided, Londen (Spicer Brothers) 1852, Vol. II, p. 520-525, 594-608. Inzenders waren Mathew Brady, Antoine Claudet, Richard Beard, Hippolyte Bayard, David Octavius Hill, Nicolaas Henneman, Gustave Le Gray, Henri Ie Secq, Hugh Owen. Zie voor een bespreking A.R., Exposition universelle, in La Lumiere 1 (20 juli 1851), p. 26-27.

[12] Zie Frances Dimond and Roger Taylor, Crown & Camera. The Royal Family and Photography 1842-1910, Harmondsworth (Penguin) 1987, p. 14.

[13] Zie Official Descriptive and illustrated catalogue of the Great Exhibition of the works of industry of all nations, Vol. 2, London 1851, p. 394.

[14] S. Bleekrode, De Tentoonstelling der Nijverheid van alle Volken te Londen, ‘s Gravenhage (Belinfante) 1853, p. 70. Zie verder p. 156 en 158-159.

[15] Zie Catalogus Exhibition of Photographs and Daguerreotypes, Londen, 1853/1854, 1855, 1856, 1857, 1858, 1859. De Engelse catalogi bevatten geen reglementen of voorwaarden. Bij de Franse tentoonstellingen werden de voorwaarden vooraf vermeld in het Bulletin de la Société Française de Photographie.

[16] Zie Catalogus der Tentoonstelling van Photographie en Heliographie, gehouden door de Vereeniging van Volksvlijt, Amsterdam 1855. De catalogus telt 64 nummers: 42 nummers staan vermeld in het eerste gedeelte en nog eens 22 nummers in het bijvoegsel. Er waren 65 inzendingen (onder nummer 47 staan twee inzendingen vermeld). De catalogi van 1855 in de collecties van de Koninklijke Bibliotheek en de Universiteitsbibliotheek te Leiden zijn complete exemplaren. Ook de nagekomen inzendingen worden erin vermeld. De exemplaren in het Kunsthistorisch Instituut en het Gemeentearchief te Amsterdam zijn anders vormgegeven en vermelden de nakomers niet. Van deze exemplaren is wel de herkomst bekend: de catalogus in het Gemeentearchief was ooit in het bezit van de kunstenaar, en bestuurslid van Arti et Amicitiae, PJ. Greive, die in de bibliotheek van het Kunsthistorisch Instituut is afkomstig van J.P. Six.

[17] Het Engelse tijdschrift The Athenaeum (7 juli 1855) 1445, p. 794 sprak over 1000 inzendingen. Dat aantal klopt dus niet. Het genoemde aantal van 675 foto’s is een schatting. Er waren meer inzenders dan in de catalogus vermeld staan en onder één nummer werden in sommige gevallen een onbekend aantal foto’s tentoongesteld.

[18] De overige Nederlandse deelnemers waren H.G. de Boer, F.M. Billroth, Deeleman, F.W. Deutmann, Gudendag, T.C. de Graaf, Laarman, Carl Rensing en H.C. Schuijt tot Castricum, Vereening voor Volksvlijt en Wotke.

[19] Deze foto’s werden geschonken aan Arti et Amicitiae. Ze zijn noch teruggevonden in het archief van deze vereniging, noch in haar bibliotheek – die nu berust bij het Rijksmuseum Vincent van Gogh.

[20] De naam ‘Halgraff’ is niet bekend (mededeling Ulrich Pohlmann).

[21] Mr. J.A van Eijk, Heliographie of Gravure door het licht, in De Volksvlijt. Tijdschrift voor Nijverheid, Landbouw, Handel en Scheepvaart, uitgegeven door de Vereeniging voor Volksvlijt, te Amsterdam 2 (1855), p. 9-11. De facsimile van de ets van Rembrandt is als plaat bij het tijdschrift gevoegd. Ook een door de Vereeniging voor Volksvlijt verworven heliogravure van Baldus is afgebeeld. Dit artikel wordt altijd als een recensie van de tentoonstelling opgevoerd, maar is hoogstwaarschijnlijk al daarvoor tot stand gekomen. Van Eijk refereert namelijk niet aan de tentoonstelling.

[22] Waarschijnlijk stuurde deze uitgever het – niet in de catalogus vermelde – album Le Nil. Monuments et Paysages van John Beasley Greene in. In de Bibliothèque nationale de France te Parijs bevindt zich een monumentaal album met foto’s van John Beasley Greene, getiteld Le Nil. Monuments – Paysages Exploration Photographiques par J.B. Greene, Lille 1854. Voorin staan alle medailles vermeld, waaronder één van de Vereeniging voor Volksvlijt te Amsterdam: ‘medaille Société de Volksvlijt Amsterdam 1855’.

[23] Zie voor meer gegevens over Minutoli: Bernd Vogelsang ‘Das Museum im Kästchen oder Die Erfmdung des Kunstgewerbemuseums als Photosammlung durch den Freiherrn von Minutoli (1806-1887), in Catalogus tent. Silber und Salz op. cit. ([noot 10]), p. 522-547. Een deel van de foto’s is toegeschreven aan Ludwig Belitski.

[24] Zie Catalogus tent. De Lelijke Tijd, Amsterdam (Rijksmuseum) 1996, p. 303.

[25] Zie Mattie Boom, “Een waarlijk volkomen begoocheling”. Stereofotografie in Nederland, in Jong Holland 2 (1986) 3, p. 2-13.

[26] Zie Auteur onbekend, Een Blik op de Tentoonstelling van Photographie en Heliographie gegeven in de zalen der Maatschappij Arti et Amicitiae I, in Amslerdamsche Courant 31 mei 1855.

[27] Notulen Arti et Amicitiae 20 maart 1855.

[28] Wel werd van vice-voorzitter P.L. Dubourcq gezegd dat hij zich voor de fotografietentoonstelling ingezet zou hebben en voor zijn verdiensten een medaille van de Vereeniging voor Volksvlijt zou hebben ontvangen, zie C. Kramm, De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders enz. dl II, Amsterdam (Gebroeders Diederichs) 1858, p. 374. Voor deze veronderstelling zijn echter geen concrete aan wijzigingen gevonden.

[29] Zie Jan Coppens, Mr. Jan Adriaan van Eijk (1808-1887), Amateurfotograaf, in Jaarboek Amstelodamum 70 (1978), p. 344-359.

[30] Vanaf 1854 verschenen met regelmaat artikelen over nieuwe methoden van de hand van Van Eijk, maar ook van Samuel Bleekrode en Julius Schaarwachter.

[31] Zie Bulletin de la Société Francaise de la Photographie 16 maart 1855.

[32] De Algemeene Konst- en Letterbode 67 (7 april 1855) 14, p. 110. Er verscheen ook een korte aankondiging in de Amsterdamsche Courant van 10 april 1855.

[33] Catalogus op. cit. ([noot 16]). Deze bevat het ‘Programma der Tentoonstelling van Photographie’ en een ‘Reglement van Orde’.

[34] Zie Verslag en Naamlijst der Leden van de Maatschappij “Arti et Amicitiae”, gevestigd te Amsterdam, 1855, p. 11. Van de ophanden zijnde activiteiten werd ook al melding gemaakt in het verslag van 1854, p. 17.

[35] Notulen Arti et Amicitiae 8 mei 1855. In dezelfde notulen wordt de fotograaf Louis Wegner door de schilder Nicolaas Pieneman als kunstlievend lid voorgedragen en aangenomen. Er wordt tevens melding gemaakt van een geschenk van de Franse consul aan de bibliotheek van de Vereeniging, namelijk het Bulletin de la Société Francaise de Photographie.

[36] Verslag 1855 op. cit. ([noot 34]), p. 11-12. Onder de bezoekers was de broer van koning Willem III, Prins Frederik der Nederlanden, met zijn gevolg.

[37] Evers op. cit. ([noot 1]), p. 337. De tentoonstelling in Den Haag duurde van 12 tot en met 31 juli.

[38] Catalogus op. cit. ([noot 16]), p. 6.

[39] De enige vermelding van medailles heb ik gevonden in La Lumière 5 (23 juni 1855) 25. Ernest Lacan reikte de eenentwintig Franse medailles uit.

[40] Deeleman was fabrikant of handelaar in chemicaliën. Hoewel hij een medaille won is hij niet in de catalogus opgenomen, netzomin als Wotke die daguerreotypieën inzond.

[41] La Lumière op. cit. ([noot 39]).

[42] Zie Catalogus op. cit. ([noot 16]), p. 4.

[43] Auteur onbekend, Een Blik op de Tentoonstelling van Photographie en Heliographie gegeven in de zalen der Maatschappij Arti et Amicitiae I en II, in Amsterdamsche Courant 31 mei en 5 juni 1855.

[44] Zie Catalogus Exposition des produits de 1’Industrie de toutes les Nations 1855. Catalogue Officiel publié par ordre de la Commission Impériale, Parijs 1855.

De tentoongestelde producten waren ingedeeld naar twee hoofdcategorieën. In deene hoofdcategorie ‘Oeuvres d’Art’ die was gelocaliseerd in het Louvre, werden de belangrijkste inzendingen van de Salons opnieuw aan het publiek getoond. Onder de noemer ‘schone kunsten’ kwamen overigens ook tekeningen, litho’s en gravures aan bod, maar géén foto’s. De andere hoofdcategorie vormden de ‘Produits de l’Industrie’ die werden tentoongesteld in het nieuwgebouwde Palais de l’Industrie. Daar vond men in de 26ste ‘Classe’ in de vierde categorie onder de noemer ‘Dessin et plastique appliqués a l’Industrie, Imprimerie en caractères et en taille-douce, Photographie, etc.’ de inzendingen van tal van fotografen. Die scheiding tussen kunst en industrie was niet strikt. De tentoonstellingsreglementen melden dat ook ‘Epreuves artistiques’ tot ‘Classe 26’ werden toegelaten. Zie ook Catalogus Exposition Universelle. Oeuvres d’Art, Parijs 1855.

[45] De Nederlandse fotografen die kort daarvoor voor het eerst hun resultaten aan het publiek toonden, ontbraken op de Parijse wereldtentoonstelling. Aan de oproep van de Société Francaise de Photographie in de AlgemeeneKonst- en Letterbode 6 (2 juni 1855) 22, p. 175 was door de Nederlandse fotografen geen gehoor gegeven.

[46] Ernest Lacan, Esquisses Photographiques a propos de 1’Exposition Universelle et de la Guerre d’Orient, Parijs 1856 (herdruk 1986). In de tweede helft van de jaren vijftig verschenen in La Lumière, het Bulletin de la Société Française de Photographie en The Photographie News meer grote exposés onder andere naar aanleiding van de Franse en Engelse fotografietentoonstellingen. Lacans essays en de artikelen in deze tijdschriften verwoorden de theorieën van het eerste uur. De in 1854 in Frankrijk opgerichte Société Française de Photographie organiseerde in juni en juli 1855 haar eerste tentoonstelling, helaas zonder catalogus. Van elke tweejaarlijkse tentoonstelling daarna, te beginnen in 1857, zijn de catalogi wel bewaard gebleven, zie Jean Michel Place, Catalogues des Expositions Organisées par la Société Française de Photographie 1857-1876, Parijs 1985. In Hélène Bocard op. cit. ([noot 10]) wordt een uitgebreid overzicht van de vele besprekingen van al deze tentoonstellingen in de Franse (vak) tijdschriften en kranten gegeven. Zie ook André Jammes en Eugenia Parry Janis, The Art of French Calotype, Princeton (Princeton University Press) 1983, p. 42-43 en p. 270-271.

[47] Algemeene Konst- en Letterbode 67 (12 mei 1855) 19, p. 150. Een jaar later werd opnieuw een bericht over Claudets foto’s opgenomen, waarin bezwaar werd aangetekend tegen het realistisch karakter daarvan: “(…) voortbrengselen waarin de illusie de plaats van de zuiver artistieke navolging heeft ingenomen (…)”, zie Algemeene Konst- en Letterbode 68 (13 september 1856) 37, p. 295.

[48] Zie Toos Streng, ‘Realisme’ in de kunst- en literatuurbeschouwing in Nederland tot 1875, Amsterdam (Amsterdam University Press) 1995, p. 76-96, 154, e.a.

[49] Algemeene Konst -en Letterbode 68 (26 januari 1856) 4, p. 31.

[50] Zie Catalogus der Tentoonstelling van Photographie, Heliographie, enz. gehouden door de Vereeniging voor Volksvlijt, Amsterdam 1858. Dit exemplaar wordt bewaard in de bibliotheek van het Kunsthistorisch Instituut der Universiteit van Amsterdam. Ik ben veel dank verschuldigd aan Eugène Langendijk die deze catalogus en die van 1860 aanvankelijk niet in het archief van Arti et Amicitiae aantrof, maar later wel voor mij opdiepte uit de bibliotheek van het Kunsthistorisch Instituut der Universiteit van Amsterdam. Dit exemplaar bevat, net als de catalogus van 1860, in het handschrift van Jan Pieter Six het opschrift ‘Six’. Jan Pieter Six was een van de bestuursleden van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap.

[51] Bij het onderzoek voor mijn artikel over de stereofotografie in de negentiende eeuw in Nederland (Boom op. cit. [noot 24]) zijn de catalogi van 1858 en 1860 niet geraadpleegd. Deze catalogi werpen toch weer een nieuw licht op de ontwikkeling van dit genre in Nederland dat tussen 1855 en 1858 kennelijk bloeitijden beleefde. De productie en verspreiding van stereofoto’s rond 1858 door F.W. Deutmann, J. van Emden, W. Geissler en A.Jacobs – allen in Amsterdam gevestigde fotografen – was mij bij het schrijven van dat artikel niet bekend. Twee jaar later, op de tentoonstelling van 1860, werden nauwelijks meer stereofoto’s tentoongesteld.

[52] Zie ook Auteur onbekend, Tentoonstelling van Photographie in het lokaal der Vereeniging voor Volksvlijt, in Amsterdamsche Courant 27 juli 1858. Dat artikel maaktook melding van ingestuurde stereofoto’s van Nederland, vervaardigd door een buitenlandse fotograaf: wellicht de serie Hollande van uitgever Alexis Gaudin. De foto’s voor deze serie werden vervaardigd door de Fransman Henri Plaut.

[53] Auteur onbekend, Tentoonstellingen in Nederland. Tentoonstelling van Photographie en Heliographie, in De Volksvlijt 5 (1858), p. 402-403.

[54] Ernest Lacan, Exposition de la Société Internationale d’Industrie d’Amsterdam, in La Lumière 14 augustus 1858.

[55] Nederlandse fotografen konden in elk geval in 1859 hun foto’s kwijt op de tentoonstelling van de Société Française de Photographie in Parijs. In het Algemeen Handelsblad verscheen op 2 maart 1859 een aankondiging met een oproep aan de Nederlanders om hun foto’s in te sturen voor deze tentoonstelling. Alleen de fotografen Asser, Van Eijk, Rensing en Wegner gaven aan deze oproep gehoor.

[56] Zie Catalogus der Tentoonstelling van Photographie, Heliographie, enz. gehouden door de Vereeniging voor Volksvlijt, Amsterdam 1860. Er zijn twee exemplaren bekend van deze catalogus, één in het Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit Leiden en een ander exemplaar – met supplement – in het Kunsthistorisch Instituut van de Universiteit van Amsterdam.

[57] Met dank aan Steven Wachlin die mij inzage gaf in zijn onderzoeksgegevens over de Nederlandse tentoonstellingen. Het is niet duidelijk wanneer deze tentoonstelling begon, maar mogelijk al in december 1859. Op 7 oktober en 14 november 1859 verschenen aankondigingen in het Algemeen Handelsblad waarin werd gemeld dat de tentoonstelling in de loop van december open ging. De eerstvolgende aankondiging verscheen op 18 januari: toen was de tentoonstelling al open. De catalogus is overigens ook 1860 gedateerd.

[58] Met zijn partner Robbert Carel Ermerins zou Munnich in 1861 aan de tentoonstelling van de Société Française de Photographie in Parijs deelnemen.

[59] La Lumière 1860, p. 49-50.

[60] Deze daguerreotypie dateerde uit 1854: het was een foto van de onthulling van het standbeeld van koning Willem II in Den Haag door de fotograaf J. Cohen. De daguerreotypie is nooit teruggevonden, een litho naar de foto wordt bewaard in het Gemeentearchief Den Haag en is afgebeeld in I.Th. Leijerzapf (red.), Fotografie in Nederland 1839-1920, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1978, p. 58, afb. 152.

[61] Veel van de oorspronkelijke tentoonstellingsdrukken, die ooit hun weg vonden naar Nederlandse afnemers, zijn verloren gegaan of houden zich op onbekende plekken schuil. Een deel van de geëxposeerde foto’s – of althans de series waaruit ze afkomstig zijn – is wel bekend, bijvoorbeeld van de series van Comte de Montizon,Minutoli, Bisson, Le Gray, Fierlants en De Rumine. Van Baldus, Nègre, Asser en Disdéri (het ‘grandeur naturelle’ portret van Silbermann) zijn een of meer geëxposeerde foto’s bekend.

[62] Zie Catalogus der Tentoonstelling van Provinciale Nijverheid en Kunst te Amsterdam, 1859.

[63] Zie Catalogus der Algemeene Nationale Tentoonstelling van Nijverheid, Haarlem 1861. (Een exemplaar van deze catalogus bevindt zich in de bibliotheek van het Rijksmuseum te Amsterdam). Op deze tentoonstelling werden foto’s geëxposeerd door W. Tinker, M.R.C. Ermerins (Firma Munnich en Ermerins), Dr. P. Wotke, G. Hoogwinkel, H.P.N, ‘t Hooft; A.J.H. Böeseken; Caro & van Loo; M. Verveer, H.Janssen en L.W. Vollers. Verder stelden F.W. Rinck en de Weduwe Muller fotoalbums tentoon.

[64] Er is tot nu toe geen catalogus van deze tentoonstelling teruggevonden. In het Algemeen Handelsblad van 1 mei, 8 en 2 1 september 1862 stonden aankondigingen. De expositie werd gehouden in het lokaal aan de Hoogesluis en liep van 1 mei tot 21 september. Volgens de genoemde annonces in het Algemeen Handelsblad was er ook een catalogus verkrijgbaar. Dit stond ook vermeld in een recensie in het Franse tijdschrift Revue Photographique (1862, p. 182-184). Volgens dit artikel ‘Exposition de photographie à Amsterdam’ telde de catalogus 721 nummers van 60 exposanten: 24 Fransen, 23 Nederlandsers, 5 Belgen, 4 Duitsers, 3 Engelsen en 1 Italiaan. De recensent besprak het werk van de volgende fotografen: Wegner, Binger, Bisson, Collard, Le Gray, Maxwell Lyte, Bingham, De Bérenger, Van Eijk, Liesegang, Lorent, Burbach, Maes, Michaux, Fierlants, Michiels, Simonau et Toovey, Nègre. Met dank aan Adri Verburg die mij deze recensie bezorgde.

[65] Deze kunstnijverheidsexpositie had een internationaal karakter. Het in 1864 opgerichte Tijdschrift voor Photographie besteedde er onder andere bij monde van haar redacteur Eduard Isaac Asser, ruim aandacht aan. De fotografie had hier in elk geval de status van aparte categorie, namelijk de laatste van dertien sectoren van kunst en toegepaste kunst die op deze tentoonstelling waren vertegenwoordigd. Zie voor de Reglementen en aankondiging van deze tentoonstelling: Tijdschrift voor Photographie 2 (1865), p. 189-192. De 13 categorieën waren, in deze volgorde: Bouwkunde, Beeldhouwwerk, Snijwerk, Schilderwerk en teekenkunst, Meubelwerk, Bronzen, Goud en zilver, Geschilderd Porcelein, Glaswerk, Kunstbloemen, Verschillende kunstvoortbrengselen, Kleedingstukken, Photographie.

[66] Notulen Arti et Amicitiae 5 januari 1858. Een groot deel van de vergadering werd besteed aan de vraag of Hamburgers ‘geretoucheerde photografie-portretten’ door de kommissie der kunstzaal geweigerd hadden mogen worden en op grond van welk artikel. Het ging erom tot welke categorie diens vak gerekend diende te worden: “De heer Hamburger verklaart, dat hij vermeent dat het retoucheeren van photographien tot het werk van den kunstenaar behoort. Hij bezigt een model en maakt er miniaturen van, alleen bedient hij zich van den photographischen aanleg.”

Bibliografie

Catalogus der Tentoonstelling van Photographie en Heliographie, gehouden door de Vereeniging van Volksvlijt, Amsterdam 1855.

[aankondiging tentoonstelling 1855], in Bulletin de la Société Française 16 maart 1855.

[aankondiging tentoonstelling 1855], in La Lumière 5 (17 maart 1855) 11, omslag.

Auteur onbekend, Kunstberigten, in AlgemeeneKonst- en Letterbode 67 (7 april 1855) 14, p. 110.

[aankondiging tentoonstelling 1855], in Amsterdamsche Courant 10 april 1855.

Auteur onbekend, Kunstberigten, in Algemeene Konst- en Letterbode 67 (12 mei 1855) 19, p. 150.

Auteur onbekend, Een blik op de Tentoonstelling van Photographie en Heliographie gegeven in de zalen der Maatschappij Arti et Amicitiae I, in Amsterdamsche Courant 31 mei 1855.

Auteur onbekend, Een blik op de Tentoonstelling van Photographie en Heliographie gegeven in de zalen der Maatschappij Arti et Amicitiae II, in Amsterdamsche Courant 5 juni 1855.

Auteur onbekend, Fine-art gossip, in The Athenaeum 7 juli 1855, p. 794.

Auteur onbekend, Exposition Photographique à Amsterdam, in La Lumière 5 (23 juni 1855) 25, omslag.

Catalogus der Tentoonstelling van Photographie en Heliographie, gehouden door de Vereeniging voor Volksvlijt, Amsterdam 1858.

C. Kramm, De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders enz. dl II, Amsterdam (Gebroeders Diederichs) 1858, p. 374.

Auteur onbekend, Tentoonstellingen in Nederland. Tentoonstelling van Photographie en Heliographie, in De Volksvlijt 5 (1858), p. 402-403.

Auteur onbekend, Tentoonstelling van Photographie in het lokaal der Vereeniging van Volksvlijt, in Amsterdamsche Courant 27 juli 1858.

E.L. [= Ernest Lacan], Exposition de la Société Internationale d’Industrie d’Amsterdam, in La Lumière 8 (14 augustus 1858) 33, omslag.

[aankondiging tentoonstelling 1860], in Algemeen Handelsblad 7 oktober 1859.

[aankondiging tentoonstelling 1860], in Algemeen Handelsblad 14 november 1859.

Catalogus der Tentoonstelling van Photographie, Heliographie, enz. gehouden door de Vereeniging voor Volksvlijt, in het Lokaal aan de Hooge Sluis, W.644, Amsterdam 1860.

[aankondiging tentoonstelling 1860], in Algemeen Handelsblad 18 januari 1860.

J.A. van Eijk, Exposition Photographique d’Amsterdam, in La Lumière 10 (31 maart 1860) 13, p. 49-50.

G.A. Evers, Hoe de fotografie in Nederland kwam. VI. De eerste tentoonstellingen (1855 en 1858), in “Lux”. Foto-tijdschrift 26 (1 september 1915) 17, p. 331-339.

Aug. Grégoire, Honderd jaar fotografie, Bloemendaal (Focus) 1948, p. 17-18.

Jan Coppens, Mr. Jan Adriaan van Eijk (1808-1887), Amateurfotograaf, in Jaarboek Amstelodamum 70 (1978), p. 344-359.

Ingeborg Th. Leijerzapf, Fotografie in Nederland 1839-1920, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1978, p. 35, 68.

Mattie Boom, “Een waarlijk volkomen begoocheling”. Stereofotografie in Nederland, in Jong Holland 2 (1986) 3, p. 2-13.

Mattie Boom, Een geschiedenis van het gebruik en verzamelen van foto’s in de negentiende eeuw, in Leids Kunsthistorisch Jaarboek 10 (1995), p. 273-294.