Fotolexicon, 14e jaargang, nr. 28 (april 1997) (nl)

Marianne Dommisse

Roel Arkesteijn

Extract

De Haagse freelance fotografe Marianne Dommisse is in fotografiekringen bekend geworden door haar omvangrijke series kunstenaarsportretten en haar impressie van het dorp Staphorst (1959-1965).

Minder aandacht kregen de andere thema’s in haar oeuvre: foto’s van graven en grafstenen, interieurs, stillevens en landschappen, fotografische reisverslagen en experimentele foto’s.

De mens en zijn omgeving staan centraal in Dommisses werk. Met oog voor kleine, betekenisvolle details en schilderachtigheid legt zij de alledaagse werkelijkheid vast op een directe, niet-steriele en niet-geïdealiseerde wijze.

Biografie

.

1927

Wilhelmine Marianne Elisabeth (Marianne) Dommisse wordt op 5 oktober geboren in een domineesgezin in Utrecht. Zij groeit met twee jongere zussen op in het dorpje Dalem (nu gemeente Gorinchem).

1936-‘37

De ouders van Dommisse scheiden, waarna haar moeder hertrouwt met een huisarts. Het gezin verhuist daarop naar Sassenheim. Marianne werkt er enige tijd bij een aspergekwekerij. Een gelukkige jeugd heeft Marianne niet: de middelste zus, die psychisch labiel is, eist alle aandacht op.

ca. 1939-‘43

Dommisse bezoekt de Montessori-school in Oegstgeest. Zij volgt daarna tot 1943 de HBS-opleiding aan het Rijnlands Lyceum in Wassenaar maar maakt deze niet af.

1940-‘45

De ouders gaan in het verzet en bieden op de vliering van hun huis plaats aan een aantal joodse onderduikers. Marianne haalt regelmatig melk bij boeren in de omgeving en in Leiden extra bonnen. Een groot deel van de oorlog brengt zij uit veiligheidsoverwegingen alleen door in Warmond en in het Friese Winaldum, waar zij ervaring opdoet bij een biologisch-dynamische kwekerij. In de laatste jaren van de oorlog wordt Dommisse door haar ouders ingeschreven bij de land- en tuinbouwschool in Rijswijk, de enige opleiding op dit gebied in Nederland waar op dat moment meisjes worden toegelaten. Door een verslechterende oorlogssituatie vertrekt Marianne echter na enkele dagen alweer uit Den Haag.

1945-‘51

Dommisse vertrekt, ondervoed, in december per vliegtuig naar haar oom in Kopenhagen om te herstellen van een oorlogstrauma. Zij studeert land- en tuinbouwkunde in Kongens Lyngby bij Kopenhagen en werkt er bij verscheidene land- en tuinbouwbedrijven.

1951

Tijdens een korte vakantie in Nederland leert Dommisse via haar ouders de Haagse schoolfotografe Charlotte (‘Lottie’) Walkate-Grünebaum kennen, die het concentratiekamp in Auschwitz heeft overleefd. Als Walkate dringend assistentie nodig heeft in haar eenmanszaak aan de Anna Paulownastraat besluit Marianne bij te springen en in Nederland te blijven, meer uit plichtsbesef dan uit interesse voor de fotografie. Sindsdien woont zij in Den Haag.

Waarschijnlijk in hetzelfde jaar reist Marianne Dommisse voor enige tijd af naar Parijs, waar zij het vage plan heeft praktijkervaring op te doen bij een rozenkwekerij. Uiteindelijk raakt zij verzeild bij de beroemde Studio Harcourt, waar zij foto’s van filmsterren, acteurs en fotomodellen retoucheert. In het fotoatelier van Brassaï wordt zij in de gelegenheid gesteld diens foto’s te bestuderen.

1952-‘54

Vermoedelijk begin 1952, na haar terugkomst uit Parijs, begint zij aan een avondopleiding aan de Fotografenvakschool in de Haagse Jan van Nassaustraat. Mede door de vrouwonvriendelijke sfeer en het leeftijdsverschil met de andere leerlingen heeft zij het er slecht naar haar zin. Na ongeveer twee jaar legt zij examen af, dat zij echter niet haalt omdat een onbekende de resultaten van haar en van enkele anderen verknoeit door kokend water bij de ontwikkelaar te gieten. In september 1952 schrijft zij zich in voor de avondopleiding reclameontwerpen aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten te Den Haag. Dommisse rondt de studie niet af en verlaat de Academie in de zomer van 1954.

Zij portretteert, vaak al tegen betaling, schoolkinderen, bruidsparen, ‘communicantjes’ en familieleden op een glamourachtige wijze, nadrukkelijk uitgelicht en met gebruikmaking van een fijnkorrelige film.

1953

De watersnoodramp vormt de aanleiding tot haar eerste dubbeldruk, Idea (ramp). Haar eerste foto’s als freelancer worden gepubliceerd in tijdschriften en dagbladen, zoals Handel en Het Vaderland. Voor deze krant is Dommisse samen met Kobbe (pseudoniem van Helga Ruebsamen) jarenlang verantwoordelijk voor de rubriek ‘Den Haag vandaag’. Bij Dommisses foto’s van alledaagse zaken, dicht bij huis en op straat in Den Haag, levert Ruebsamen een korte aansluitende column.

1954-‘60

De eerste opnamen uit de tot circa 1960 aangroeiende documentaire reeks van vervallen kerkhoven in Nederland en Frankrijk worden gemaakt. Dommisse krijgt een grote opdracht van de Vereniging Nederlands Fabrikaat (VNF) die zij het jaar daarop voltooit. Voor deze opdrachtgever fotografeert zij industriële producten van Hollandse makelij, waaronder kinderspeelgoed, steelpannetjes en een ‘mohair fantasie’. Ook maakt zij voor de VNF opnamen van modeshows, stands van de Vereniging tijdens beurzen, werkend fabriekspersoneel, metselaars, voorname industriëlen en bestuurders. Een deel daarvan wordt met foto’s van Carel Blazer gebundeld in de brochure ‘Tien miljoen Nederlanders keken nog nooit door deze ruit’ (1955).

1955-‘62

Van Elisabeth Heskes, eigenares van de aan het Leidse Rapenburg gevestigde antiekhandel ‘Accolade’, krijgt Marianne Dommisse opdracht tot het tweewekelijks fotograferen van de telkens veranderende etalage-inrichting. Dommisse begint met het fotograferen van kunstenaars, artiesten, schrijvers en wetenschappers. Tot 1962 publiceert Vrij Nederland een aantal van deze portretten, vaak bij interviews van Bibeb. In Het Vaderland worden in de rubriek ‘Muze in ‘t Spionnetje’ regelmatig portretten van veelal Haagse kunstenaars geplaatst. Zij portretteert rond deze tijd in opdracht personeel van de Zweedse ambassade.

Op de achterpagina van De Groene Amsterdammer verschijnen tot 1960 met grote regelmaat portretten van kunstenaars van haar hand. Deze gaan vergezeld van eveneens door haar vervaardigde reproducties van hun werk en een kort signalement van de kunstenaars, geschreven door Jac van der Ster of door de fotografe zelf.

1956

In augustus laat Marianne Dommisse zich als persfotografe inschrijven bij de Kamer van Koophandel.

1957-‘58

In opdracht van het Gemeentearchief te Den Haag legt zij een aantal oorlogs- en gedenktekens in Den Haag en omstreken vast. Marianne Dommisse maakt in dit jaar en de volgende jaren een serie foto’s (vanaf 1958 ook in kleur) van de op dat moment in Den Haag wonende Jan Cremer.

1959

Dommisse trouwt met de Haagse beeldhouwer Theo van der Nahmer.

Zij verblijft enkele malen voor langere tijd in Staphorst en maakt met speciale toestemming een omvangrijke reportage in zwart-wit en kleur van het dagelijks leven in dit dorp, waar fotograferen gewoonlijk verboden is. De Staphorstserie, die in de daaropvolgende jaren gestaag wordt uitgebreid, betekent min of meer een doorbraak in de waardering voor haar werk. De aandacht die er in Nederlandse en buitenlandse kranten en tijdschriften aan wordt besteed, is groot.

Van het Hoogheemraadschap Rijnland ontvangt Dommisse een opdracht tot het fotograferen van de bezittingen en de activiteiten van het bestuursorgaan.

1960

Haar zoon Marco Alexander wordt geboren. Hij figureert op vele foto’s, die in de daaropvolgende jaren in onder meer het Eindhovens Dagblad verschijnen.

1961-ca.’63

Dommisse fotografeert modeaccessoires voor het tijdschrift Eva.

ca. 1962-‘70

In opdracht van de Voorburgse couturier Jean Louzac fotografeert zij tot ca. 1967 mode, sieraden en schoeisel. De foto’s verschijnen in diverse dagbladen en worden aangekocht door maatkledingfabrikant Gelmok. Voor de rubriek ‘De vrouw in wereldkroniek’ in de Wereldkroniek maakt zij in 1962- ’63 en 1967- ’70 series foto’s van huishoudelijke apparaten en andere gebruiksvoorwerpen. Ook ontvangt zij opdracht tot het fotograferen van het Residentieorkest.

Midden jaren zestig fotografeert Dommisse voor de Haagse Comedie toneelspelers, -regisseurs en -schrijvers, onder wie Edward Albee. In opdracht van het Haags Gemeentemuseum maakt zij voor drukwerk foto’s van kinderen op de educatieve afdeling.

1968

Ter verbetering van haar techniek en compositie volgt Dommisse enige tijd een schriftelijke cursus van de ‘Famous Photographers School’.

1971-‘72

Marianne Dommisse maakt als fotografe en redactielid voor het blad Allerhande reportages over lichamelijk gehandicapte personen die thuis kunstnijverheid vervaardigen uit afvalmaterialen. De foto’s getuigen van veel respect voor de geportretteerden.

Vanaf 1973

Zij wordt redactielid van en freelance fotografe voor de Pulchri Periodiek (vanaf 1977 Pulchri geheten), het tijdschrift van de Haagse kunstenaarsvereniging ‘Pulchri’. Na 1977 nemen haar activiteiten voor het blad toe.

Vanaf 1976

Dommisse voert gedurende enkele jaren opdrachten uit voor het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. Zo maakt zij foto’s voor onder andere de brochure ‘Museum… wat is dat?’, waarvoor zij een groot aantal gemoderniseerde museuminrichtingen vastlegt.

1977-‘80

Samen met onder anderen Liesbeth Brandt Corstius en Josine de Bruyn Kops richt Marianne Dommisse in juli in Den Haag de Stichting Vrouwen in de Beeldende Kunst (SVBK) op.

Behalve met portretfoto’s houdt zij zich in deze periode enige tijd bezig met fotocollages.

1978-‘79

Bij de Haarlemse fotograaf Hans Götze volgt Dommisse cursussen ‘Speciale fotografische technieken’, ‘Expressieve fotografie’ en ‘Donkere-kamer-techniek’. Zij perfectioneert er haar techniek van het dubbeldrukken en zij ontdekt er methoden om haar negatieven expressiever te maken in de donkere kamer.

1979-‘80

Marianne Dommisse is voorzitter van de selectie- en adviescommissie collectievorming fotografie van het Ministerie van CRM. Zij onderneemt in het voorjaar van 1980 haar eerste reis naar Egypte en keert terug met zwartwitfoto’s van architectuur, personen en landschappen.

1981

Voor de veelbesproken tentoonstelling en bijbehorende catalogus Thuiscultuur in het Haags Gemeentemuseum vervaardigt Dommisse foto’s van elf zeer ongelijksoortige Haagse interieurs.

ca.1983-‘84

Marianne Dommisse fotografeert in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken vele recepties en vergaderingen.

In 1984 maakt zij vanuit Tunesië een lange tocht door de Sahara.

1985

Theo van der Nahmer wordt ernstig ziek, zodat de fotografische activiteiten van Dommisse noodgedwongen op een lager pitje komen te staan. Ook zet zij een punt achter haar activiteiten voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

1986

In de maanden mei en juni verzorgt zij als gastdocent aan de Vrije Academie van Delft een aantal lessen fotocollagetechniek.

1989

Theo van der Nahmer overlijdt.

1990

Dommisse maakt haar tweede reis naar Egypte.

1992

Zij fotografeert in opdracht van de Haagse Artoteek een reeks van achtentwintig Haagse beeldende kunstenaars. De resultaten worden, samen met eerdere kunstenaarsportretten van haar hand, gepresenteerd op de tentoonstelling Haagse Kopstukken 1961-1992 en gepubliceerd in een catalogus met dezelfde titel. De fotografe reist voor de derde keer af naar Egypte.

1993

Marianne Dommisse maakt een fotoreportage in Polen.

1994

Dommisse onderneemt een reis naar Indonesië. Voor de tentoonstellingscatalogus Bouw & Kunst bij de gelijknamige tentoonstelling in Pulchri maakt zij een reeks kunstenaarsportretten.

1995

In opdracht van het Haagse Louis Couperusmuseum in oprichting fotografeert zij omslagen van eerste drukken van boeken van Louis Couperus. Bovendien maakt zij een reis naar Albanië.

1996

Marianne Dommisse viert haar veertigjarig jubileum als vakfotografe (gebaseerd op haar inschrijving in 1956 bij de Kamer van Koophandel).

Beschouwing

Marianne Dommisse laat zich het beste typeren als een spontane, vrijgevochten, nuchtere, maar goedlachse Hollandse die wars is van iedere vorm van dogmatisme. Zij is een levendige prater die geen blad voor de mond neemt, nieuwsgierig is, van aanpakken houdt en soms een eigenwijze opstelling kiest. Tegelijkertijd kan zij zich terughoudend opstellen en is zij sociaal voelend. De fotografe is, al loopt zij inmiddels tegen de zeventig, nog bijzonder energiek, soms haast rusteloos. Het fotografische werk van Dommisse heeft een ongedwongen karakter. De foto’s bieden meestal een ogenschijnlijk eenvoudig en sober aanzien, waaraan echter vaak een technisch ingewikkeld afdrukproces voorafgaat. Haar onderwerpskeuze is niet bijzonder complex: het gaat haar om het op een visueel aantrekkelijke, betekenisvolle manier registreren van de alledaagse werkelijkheid en dan juist de kleine, maar zinvolle aspecten daarvan. Bijna altijd staan de mens en zijn directe leefomgeving centraal, bijvoorbeeld (werkende) personen, alledaagse gebruiksvoorwerpen, interieurs, ateliers en steden, of de sporen die de mens nalaat, bijvoorbeeld in het landschap. Er valt in haar onderwerpskeuze geen enkele hiërarchie te bespeuren: van flesopener tot materieschilderij, van kinderen tot de minister van Buitenlandse Zaken, van bedoeïenen tot beeldende kunstenaars: Dommisse fotografeerde het allemaal, vanuit de nuchtere instelling dat het tot haar vak behoort. Evenmin als in haar onderwerpskeuze valt er enige structuur te ontdekken in de plaatsen en media waarin zij naar voren treedt met haar werk. Zo exposeerde zij in het Amsterdamse Stedelijk Museum, maar ook in het Rotterdamse Clara Ziekenhuis; haar foto’s verschenen zowel in tentoonstellingscatalogi van grote musea als in Libelle en Allerhande. Met haar niet-elitaire opstelling neemt Marianne Dommisse een aparte plaats in binnen de Nederlandse fotografiewereld. Haar werk geniet weliswaar een zekere bekendheid en waardering, maar toch lijkt het aan de zijlijn gebleven.

Marianne Dommisse ontwikkelde zich goeddeels als autodidact, als assistente van de Haagse schoolfotografe Lottie Walkate-Grünebaum, een vrouw die fotografie als broodwinning beoefende, maar meer interesse had in politiek. Zij zou voornamelijk bekend worden als medeoprichter van het Chilicomité. Marianne werd op de eerste werkdag bij haar nieuwe werkgeefster zonder enige kennis van fotografie in het diepe gegooid. Te laat gearriveerd moest zij het stellen met een Duitstalig techniekboek en minimale mondelinge instructies van Walkate die dringend naar een afspraak moest. Terwijl Walkate scholen langsging, drukte de leerlinge haar eerste foto’s af. Dommisse is daarna blijven hangen in de fotografie. Zij zag nauwelijks toekomst in een carrière in de land- en tuinbouw, waarvoor zij een opleiding had gevolgd, en al evenmin in het saaie ‘negen-tot-vijf-werk’ in het ‘muffe hol’ van boekhandel De Kler te Leiden dat zij tot dan toe had verricht. De keuze voor de fotografie was in feite een negatieve keuze: zij wist niets beters. Achteraf beschouwt Dommisse deze praktijk als een goede leermethode, ook al vond zij Walkates foto’s artistiek gezien niet bepaald stimulerend en heeft dat haar – in grotere mate dan zij misschien wil toegeven – geprikkeld te zoeken naar een meer artistieke methode voor het vastleggen van kinderen en andere personen. Toch was Walkates wijze van fotograferen van schoolkinderen in vergelijking tot werk van collega’s niet eens zo heel erg orthodox te noemen: zij liet kinderen niet poseren, maar fotografeerde hen tijdens het spel of in de schoolklas.

Geleidelijk ontdekte Marianne Dommisse, die nog lang assistente was van Walkate, dat er op fotografisch gebied artistiek-vernieuwende alternatieven bestaan voor de min of meer routinematige schoolfotografie. Via Walkate die vriendschappelijke banden onderhield met onder anderen Emmy Andriesse maakte Dommisse kennis met het Van Gogh-boek van deze fotografe en ook dat opende haar ogen voor andere visies.

Voor de overige opleidingen die Dommisse kreeg, gold hetzelfde: zij leerde er wel enige techniek, maar ontving er te weinig creatieve impulsen. Zij vond het tempo te laag en iedere vorm van creativiteit en artisticiteit was naar haar mening afwezig. Veel van de fotografietechniek had zij bovendien al onder de knie. Bij andere afdelingen van de Koninklijke Academie leerde zij meer dan bij die van de fotografie. Zo volgde zij bij de sectie beeldende kunst onder meer lessen compositie- en perspectiefleer van Willem Schrofer en Gerrit Kiljan. Stimulans ging ook uit van haar verblijf in Parijs, waar zij bij Studio Harcourt foto’s van filmsterren, acteurs en fotomodellen retoucheerde. In het fotoatelier van Brassaï kreeg zij enige aanwijzingen van een assistent van de fotograaf. Zij ontmoette de meester slechts een enkele maal. Soms mocht zij, met andere belangstellenden, op enige afstand van hem meelopen als hij buiten opnamen maakte. Voor Dommisse was de Parijse stage vooral waardevol omdat zij een groot aantal foto’s van Brassaï onder ogen kreeg.

Dommisse heeft weinig kennis van het werk van andere fotografen. Liever blijft zij zoveel mogelijk onbevangen. Belangstelling heeft zij behalve voor Brassaï voor het werk van Cecil Beaton, Bill Brandt en vooral voor Izis Bidermanas. Al voor haar vertrek naar Parijs kocht zij diens samen met dichter Jacques Prévert geproduceerde fotoboek Grand Bal du Printemps (Lausanne 1951). In de jaren vijftig toonde de Haagse fotografe een overeenkomstige voorkeur voor onderwerpen te hebben als de Parijzenaar: veel foto’s van kinderen die in een poëtisch-schilderachtige decor van bijzonder uitgekaderde, troosteloze, verpauperde straten vertoeven. Met haar toenmalige leraar aan de Koninklijke Academie, Gillis van Oostrom, vond Dommisse dat men in Nederland op dat moment nog nauwelijks toe was aan het werk van Izis. De sterke zwart-witcontrasten, het beperkte aantal grijstonen en het ontbreken van de gulden-snede-verhoudingen in diens foto’s en in het werk van aanhangers van de subjectieve fotografie – de richting die Otto Steinert voorstond – waren nogal ongebruikelijk. Steinerts definiëring van subjectieve fotografie betrof een hernieuwde waardering van de persoonlijke inbreng van de fotograaf, waarbij experimenteren en het zoeken naar nieuwe oplossingen een grote rol speelde. Het waren juist deze aspecten die Dommisse in haar werk overnam. In Nederland is het vooral het werk van Emmy Andriesse dat Dommisse aanspreekt.

In het korte tijd geleden fors uitgedunde en vervolgens nog ruim 50.000 negatieven omvattende oeuvre van Marianne Dommisse nemen portretten van kunstenaars, schrijvers, musici, toneelspelers, wetenschappers, kinderen, zakenlieden en ambtenaren een belangrijke plaats in. Het voordeel van het fotograferen van kunstenaars is volgens haar dat zij niet alleen vaak interessante persoonlijkheden zijn, maar ook dat ze meer open staan voor experimentele portretvormen. Een niet-gepubliceerde korte toelichting die Dommisse in 1961 schreef bij een – wel geplaatste – fotoreportage in de Amateur Photographer biedt inzicht in haar opvattingen over de portretfotografie. Tegenover het flatterend portret dat bij een groot publiek in de smaak valt – technisch perfect, feilloos belicht, eventueel nog geretoucheerd – stelt zij haar voorkeur voor het portret dat typerende karaktereigenschappen van de afgebeelde persoon en tegelijk de visie van de fotograaf toont. De fotograaf dient naar Dommisses mening de techniek zodanig te beheersen dat die een volkomen ondergeschikte rol speelt tijdens het fotograferen; de fotograaf kan zich dan volledig concentreren op het geven van een visie op de geportretteerde.

Vooral het werken in series is karakteristiek voor Marianne Dommisse. Vaak schiet zij tijdens een portretsessie een serie foto’s die of gelijkwaardig of juist complementair zijn. Gezamenlijk zouden de foto’s een karakteristiek beeld van de geportretteerde geven dat boven het tijdgebonden, incidentele moment van de opname uitstijgt. Voor het omslag van een boek over de Haagse schilder Jaap Nanninga in 1964 bestemde Dommisse een serie van zes gelijkwaardige, min of meer uitwisselbare portretfoto’s die als een filmrol naast elkaar afgedrukt moest worden. De uitgever besloot echter tot het conventionele afdrukken van een enkele foto, zodat dit experiment bij een idee bleef. De idee van een complementaire presentatie van portretten van één persoon realiseerde Dommisse wel. In 1965 stelde zij onder de titel Jan’s Cremertorium in de Amsterdamse drukkerij Sigfried veertig foto’s tentoon – uit verschillende sessies over een aantal jaren gespreid ontstaan – die gezamenlijk een inzicht wilden geven in de persoon, de leef- en belevingswereld van schilder-schrijver Jan Cremer. De expositie toonde Cremers ontwikkeling vanaf 1957, als beginnende ‘barbaristische’ schilder in Den Haag, tot aan 1965, wanneer hij als gevestigd schrijver aan de Amsterdamse Valkenburgerstraat woont. Dommisses streven om een in zekere mate tijdloos, karakteristiek portret te creëren dat boven het incidentele moment van de opname uitstijgt, lijkt een tegenstelling in te houden tot haar pogen eenzelfde persoon over meer jaren fotografisch te volgen. Het is een vruchtbare paradox die gevoed wordt door een grote belangstelling voor een aantal kunstenaars. Door haar echtgenoot, de beeldhouwer Theo van der Nahmer, heeft Marianne Dommisse een voorkeur ontwikkeld voor Haagse kunstenaars en voor beeldhouwers. Behalve van Cremer en Nanninga maakte zij omvangrijke series portretten van onder anderen Lotti van der Gaag, Jurjen de Haan, Willem Hussem, Theo van der Nahmer, Aart van den IJssel en Co Westerik.

De fotografe legt de personages meestal beeldvullend vast, centraal in het beeldvlak of juist net buiten de middenas van de foto. Een enkele keer gebruikt zij zelfs een zeer sterke close-up, zoals bij een portret van Jaap Harten, waarbij diens hoofd met een groot zwart-witcontrast het hele beeldvlak vult. Meestal echter laat Dommisse de kunstenaar in zijn of haar betekenisvolle omgeving zien, in veel gevallen het interieur van het atelier. Zo portretteerde zij recentelijk de Amsterdamse beeldend kunstenaar Joseph Semah, aandachtig verzonken boven de tekening die hij aan het maken is, vuist onder de kin, tegenover een overvolle boekenkast met de picturale en geschreven bronnen waarmee hij in zijn werk in dialoog treedt. Een kaal fittinkje met een fel brandende gloeilamp pal boven het hoofd van de geportretteerde, op een andere foto uit de reeks, completeert het beeld van de denker-schepper. Karikaturist Jaap Vegter fotografeerde zij, gereflecteerd door een spiegel, in zijn huiskamer annex bibliotheek. De symboliek is duidelijk: we hebben van doen met een ernstige man die, afstand nemend, de maatschappij een spiegel voorhoudt. Een somber in gedachten verzonken Jaap Nanninga plaatste zij in een kapelachtige nis met een crucifix aan de muur boven zijn hoofd: een voortreffelijke verbeelding van de goddelijke inspiratie van de kunstenaar. Retrospectief gezien lijkt deze bijna een onheilspellend voorteken van de vroege dood van de geportretteerde. Opvallend is dat Dommisse de vele toneelspelers van de Haagse Comedie meestal tegen de neutrale achtergrond van een kale muur afbeeldt.

Het merendeel van de geportretteerde kunstenaars is niet tijdens het werk gefotografeerd, maar is zich bewust van de nabije aanwezigheid van de camera. Hoewel Dommisse onnatuurlijke poses tracht te vermijden, stelt zij het op prijs wanneer kunstenaars hun best doen om op een bijzondere en karakteristieke wijze op de foto te komen. Vooral Jan Cremer was wat dat betreft een fotogeniek en dankbaar onderwerp. Nu eens nam hij in een slobbertrui het imago aan van vervaarlijk ‘schildersbeest’ of stoere minnaar met ontbloot bovenlijf, dan weer van James Bond gestoken in een keurig maatkostuum of van uitverkoren volksjongen met pet en een aureool op het plafond geschilderd. Dit aureool liet Dommisse overigens niet boven zijn hoofd terecht komen; duidelijk is dat zij en niet de geportretteerde de compositie bepaalt. Marianne Dommisse houdt in haar portretfoto’s van een expressief zwartwitcontrast zonder veel grijzen en van veel tegenlicht, zodat mooie contouren ontstaan. Vaak plaatst zij de figuren voor een venster, waarbij het voor haar de kunst is om hun gelaatstrekken zichtbaar te laten blijven. Van kunstmatig bijlichten houdt Dommisse niet vanwege het onnatuurlijke karakter; het aanwezige licht moet voldoen. Alleen in de modefoto’s die zij voor couturier Jean Louzac vervaardigde, stond de fotografe duidelijk poseren en sterke kunstmatige belichting toe. Tenslotte mogen de talrijke kinderportretten van Marianne Dommisse niet onvermeld blijven. Behalve van haar zoon Marco maakte zij in de jaren vijftig ook een groot aantal foto’s van kinderen op school, op straat en op kermissen, waarvan er vele gepubliceerd werden in Het Vaderland. Zij gaf hierbij blijk van een groot inlevingsvermogen in de belevingswereld van kinderen. Zo legde zij vast hoe een kleuter gespannen een kaarsje in een kerstboom bevestigt, toonde zij de verbazing van een peuter die mag meerijden op het paard van een politieagent, liet zij de eenzaamheid van een kind zien dat niet mocht meespelen met andere kinderen en fotografeerde zij de exaltatie en de intense aandacht van kinderen tijdens kermissen, bij ballonnenverkopers en voor poppenkasten. Het zijn schijnbaar onbeduidende, alledaagse gebeurtenissen, die niettemin een grote geladenheid hebben.

Ook in de ruim driehonderd foto’s omvattende serie van het dorp Staphorst neemt het portret een belangrijke plaats in. Dommisse besloot tot het fotograferen van het dorp nadat het veel negatieve publiciteit had gekregen. Een jongen die een meisje zwanger had gemaakt en weigerde met haar te trouwen, werd door de plaatselijke bevolking gedwongen om zijn jawoord te geven door hem op een mestwagen gebonden door het dorp te rijden. Om een genuanceerder beeld te geven van het dorp en de langzaam verwaterende culturele traditie vast te leggen, verbleef Dommisse in 1959 drie weken bij haar in Staphorst wonende vriendin Stien Eelsingh. Hoewel Dommisse speciale toestemming had gekregen van de burgemeester van Staphorst – fotograferen was in het dorp om godsdienstige redenen verboden – ondervond zij bij het fotograferen grote, soms fysieke tegenwerking van de lokale bevolking. Desondanks ontstond een flinke reeks zwartwitfoto’s van de interieurs en exterieurs van de boerderijen, het werk op het land, de zondagse processie en vrouwen en (spelende) kinderen in traditionele klederdracht.

Tot circa 1965 bleef Dommisse haar Staphorstserie aanvullen, niet alleen met zwartwitfoto’s maar ook met kleurenfoto’s. De voorbereidingen voor een door uitgeverij Boom te Meppel uit te geven fotoboek over Staphorst met een korte tekst waren in 1967 al in een vergevorderd stadium toen er juridische problemen ontstonden rond de plaatsing van sommige foto’s en de schrijver plotseling overleed. Van een boek is het daarna niet meer gekomen.

Van circa 1954 tot 1960 werkte Marianne Dommisse aan een serie zwartwitfoto’s van graven en grafstenen in Nederland en in Frankrijk. Door het gebruik van een grofkorrelige film, een sterk zwartwitcontrast, een soms niet geheel scherpe camera-instelling en een keuze voor vervallen, door mos en begroeiing overwoekerde graven, kregen de foto’s een ruig, desolaat aanzien. Dit effect wordt versterkt door de afwezigheid van mensen op de foto’s, een enkele rouwstoet daargelaten. Haar trof de contrastwerking van een donker, gesmeed kruis tegen een scherp afstekende bleke lucht. Soms bracht zij een groep stenen of kruizen in beeld, maar meestal concentreerde zij zich op een enkele, beeldvullende grafsteen. Enkele graven zijn zo contextloos gefotografeerd dat zij niet meer als zodanig te herkennen zijn en daardoor een haast abstract karakter krijgen. Door toevoeging van een stukje spiegel op het kruispunt van een gefotografeerd grafkruis en een presentatie van foto’s in kistjes met gras, gaf Dommisse enkele foto’s een assemblage-achtig aanzien. Haar voorliefde voor het onderwerp brengt zij in verband met haar jeugd in een protestants domineesgezin.

De sobere stillevens die Dommisse sinds halverwege de jaren vijftig maakt, zijn vaak verbonden met haar (kunstenaars) portretten. Op bezoek bij kunstenaars thuis of in het atelier, treft ze bestaande rangschikkingen van voorwerpen aan die, uitgekaderd door haar fotocamera, aantrekkelijke fotografische onderwerpen blijken te zijn. Herschikking van deze constellaties om ze mooier op de foto te krijgen is voor haar taboe. Onder meer in een catalogus van de Haagse kunstenaarsgroep ‘Verve’ (1956) publiceerde Dommisse, gekoppeld aan kunstenaarsportretten, een groot aantal van deze ‘stillevens’, zoals zij ze betitelt.

Voor de Leidse antiekhandel ‘Accolade’ maakte Dommisse in dezelfde jaren vele schilderachtige foto’s van de etalage-inrichting van de winkel. Een zakelijker aanpak tonen haar foto’s van kunstnijverheidsproducten en modeaccessoires – gefotografeerd tegen een neutrale achtergrond, met gebruikmaking van natuurlijk licht – die zij voor onder meer de Wereldkroniek, de Vereniging Nederlands Fabrikaat en de couturier Jean Louzac vervaardigde.

Opmerkelijk is de fotoserie die Dommisse maakte voor de tentoonstelling en bijbehorende catalogus Thuiscultuur in het Haags Gemeentemuseum (1981). Om enig inzicht te geven in de grote diversiteit van de woonculturen in Nederland, fotografeerde Dommisse elf zeer ongelijksoortige Haagse interieurs, van kraakpand tot luxe appartement, van Hollands eiken tot spierwit, van overdadig tot zeer sober. Behalve totaaloverzichten van de interieurs maakte zij ook detailopnamen daarvan en portretfoto’s van de bewoners.

Sinds 1980 maken reisreportages in zwart-wit en kleur een substantieel deel uit van het oeuvre van Dommisse. Egypte en het Saharagebied genieten haar voorkeur, maar daarnaast maakte zij reizen naar Albanië, Indonesië en Polen. Ook hier is het de mens, de architectuur en het in cultuur gebrachte landschap dat de fotografe in kaart brengt. Typerend voor Dommisse is, dat zij niet kiest voor in haar ogen gemakkelijk succes opleverende onderwerpen als hongerende kinderen of armoedige omstandigheden. Zij tracht juist een representatief beeld te geven van het vaak gelukkige alledaagse leven, de religie en de cultuur. Stellingname is daarbij afwezig. De bijna atmosferische kleurenfoto’s leveren met hun scala aan tinten een aanmerkelijke tegenstelling op met de contrastrijke zwartwitfoto’s.

Dommisse heeft zich nooit willen binden aan een dagblad, tijdschrift, andersoortige opdrachtgever of zelfs maar aan een kunstenaarsvereniging. Als freelancer beschikt zij over een grote mate van vrijheid om zelf haar onderwerpen te bepalen en haar opdrachten uit te zoeken. De foto’s die zij in opdracht vervaardigde, vormen dan ook geen werkelijke breuk met haar andere werk. In dat verband moeten de vele reproducties van twee- en driedimensionale kunstwerken worden genoemd, die Dommisse voor een bescheiden bedrag voor kunstenaars als Wies de Bles, Bram Bogart, Jan Cremer en Lotti van der Gaag maakte. Tot haar opdrachtenwerk mogen de vele korte artikelen worden gerekend die de fotografe nu al twintig jaar lang voor het tijdschrift Pulchri schrijft. Net als haar fotografische portretten vallen deze geschreven portretten op door een hoge mate van eenvoud, spontaniteit, toegankelijkheid en interesse in de persoon van de kunstenaar.

Eerder genoemd werden de experimenten met een hard zwart-witcontrast en de assemblages waarin Marianne Dommisse haar foto’s met andere media combineerde. Daarnaast vervaardigde zij een aantal afdrukken in spiegelbeeld, soms in combinatie met een dubbeldruk, zoals een tweeluik van Maastricht in de regen. Voor de Stichting Vrouwen in de Beeldende Kunst maakte zij een dubbeldruk van een achter haar schildersezel ontwakende vrouw. Enkele foto’s van beeldhouwwerken drukte zij af op goud- en metallickleurig papier. Uit verscheurde foto’s stelde de fotografe medio jaren zeventig collages samen, waarin veel appelvormen voorkomen. Opmerkelijker zijn de montagefoto’s die Dommisse maakte van twee afzonderlijke negatieven naar één negatief: op een oorspronkelijk blanco schildersdoek in het atelier van Theo Mooyman, bijvoorbeeld, prijkt daardoor een portretfoto van de gekweld kijkende kunstenaar.

Hoewel Marianne Dommisse gebruik maakt van beeldmiddelen en technieken uit de beeldende kunst, ziet zij haar fotografie niet als een kunstvorm. Zij verwerpt een benadering van het medium op uitsluitend esthetische gronden. Veeleer ziet zij de fotografie als een zelfstandig medium met eigen kwaliteiten dat behalve een esthetische waarde ook een nieuwswaarde, een verhalend aspect en een documentair karakter heeft.

Marianne Dommisse brengt haar onderwerpen direct en helder in beeld. Hoofdzaken zijn duidelijk van bijzaken te onderscheiden. Meestal wordt de aandacht op een enkel motief geconcentreerd. Lege vlakken nemen daarbij vaak een belangrijke plaats in op de foto’s en verlenen het beeld rust. Soms zijn de foto’s technisch imperfect: een enkele keer treedt een blur op, er wil wel eens een schaduw over het gezicht van een geportretteerde vallen, kleine onvolkomenheden die de foto’s een spontaan karakter geven en ze een zekere ambachtelijke charme verlenen. De fotografe prefereert een imperfecte techniek boven een in haar ogen statische en steriele fotografiestijl. Dommisse tracht de personen voor haar camera zo authentiek mogelijk in beeld brengen, aan het werk of in elk geval in een betekenisvolle omgeving. Enscenering, manipulatie of bijlichting van het onderwerp zijn alleen gebruikt wanneer daarvoor specifieke aanleiding bestond. Dommisse maakt gebruik van drie verschillende Rolleiflexen met groothoek-, tele- en 2,4-lenzen. Vanaf medio jaren zeventig fotografeert zij ook met een kleinbeeldcamera. Vanaf het begin gebruikt zij een – eerst nog vrij grofkorrelige – 400 ASA-film die haar in staat stelt snel foto’s te maken. De foto’s drukt zij vrijwel altijd op een rechthoekig formaat af, het liefst zo groot mogelijk.

In tegenstelling tot wat wel werd verondersteld, is Dommisse nooit lid geweest van de Nederlandse Fotografen Kunstkring of van de kunstenaarsvereniging Pulchri. De enige vereniging waarmee zij zich werkelijk geëngageerd heeft, is de Stichting Vrouwen in de Beeldende Kunst (SVBK). Deze richtte zij in 1977 samen met onder anderen Liesbeth Brandt Corstius en Josine de Bruyn Kops op in Den Haag met als doel om vrouwelijke kunstenaars een duidelijker plaats te verschaffen in een naar hun mening sterk door mannen gedomineerde kunstwereld. Door haar werk voor de Stichting raakte Dommisse betrokken bij het feministische tijdschrift Opzij, waarvoor zij enige jaren fotoreportages van vrouwelijke beeldende kunstenaars maakte. Vanwege haar foto’s in Opzij, werd zij in 1978 door Pulchri uitgenodigd om voor het tijdschrift van de vereniging fotografische èn geschreven reportages over kunstenaressen té maken. Het was het begin van een lange reeks bondige, met foto’s gecombineerde artikelen over vrouwelijke en mannelijke beeldende kunstenaars. Na enkele jaren actieve bemoeienis met de SVBK en deelname aan groepstentoonstellingen van de Stichting, verliet Dommisse deze begin jaren tachtig.

Marianne Dommisses omvangrijke oeuvre heeft naast een zekere esthetische vooral een grote documentaire waarde. Haar fotoarchief geeft een vrijwel compleet beeld van het culturele leven en het kunstklimaat in Den Haag en omstreken van ongeveer 1955 tot heden. Foto’s van bepaalde kunstenaars hebben duidelijk invloed gehad op de beeldvorming bij het publiek. Opmerkelijk zijn wat dat betreft de talrijke portretten van Jan Cremer en een dikwijls gereproduceerde foto van een enigszins onhandig schilderende Willem Hussem. Net als collega’s als Livinus van de Bundt en Gerard Fieret bood Dommisse met de originele, vrije vormgeving van haar foto’s een voorzichtig tegenwicht aan een conventionele Haagse ‘praktijk’. Dommisses betekenis lijkt vooral beperkt tot de Haagse regio. Een aantal Haagse kunstenaars heeft inmiddels echter landelijke bekendheid verworven en daarmee neemt ook het documentaire belang toe van het oeuvre van de fotograaf die hen portretteerde.

Documentatie

Primaire bibliografie

Liesbeth Brandt Corstius (tekst) en Marianne Dommisse (foto’s), Tien Nederlandse kunstenaressen, in Opzij 5 (november 1977) 11, omslag, p. 22-29.

[artikelen met foto’s], in Pulchri 1978-heden.

Fotografie is arbeidsintensief, in Stichting Vrouwen in de Beeldende Kunst. Nieuwsbulletin 2 (oktober 1979) 5, p. 23.

Ingrid van Santen en Dolf Welling (tekst) en Marianne Dommisse (portretfotografie), Haagse Kopstukken 1961-1992. 30 jaar Haagse beeldende kunst in 2×28 zelfportretten, Den Haag (SeaPress) 1992.

foto’s in:

[Folder] Nyma presenteert, Nijmegen (Nyma) z.j.

Het Vaderland 1953-1962.

Handel 8 (februari 1953) 5.

Internationale Handel 9 (mei 1954) 7.

[Brochure] Tien miljoen Nederlanders keken nog nooit door deze ruit, Den Haag (Vereniging Nederlands Fabrikaat) 1955.

Vrij Nederland 1955-1962.

Vrije Geluiden 21 mei 1955, omslag.

‘s Gravenhage 10 (december 1955) 11.

Libelle 22 (24 december 1955) 52, p. 52-55.

Catalogus tent. W.L. Bouthoorn. Schilderijen en gouaches, Voorburg (Museum Hofwijck) 1956.

Catalogus tent. Facetten 2: hedendaagse Belgische en Nederlandse schilderkunst, Den Haag (Haags Gemeentemuseum) 1956.

Catalogus tent. 5 jaar Verve, Den Haag (Postmuseum) 1956.

Catalogus tent. Co Westerik: tekeningen, aquarellen, lithografieën, Voorburg (Museum Hofwijck) 1956.

Catalogus Achttiende nationale kerstsalon van fotografische kunst van de Amsterdamsche Amateur-Fotografen Vereeniging, Amsterdam (Arti et Amicitiae) 1956, p. 23.

Groene Amsterdammer 1956-1960.

Algemeen Dagblad 21 januari 1956.

‘s Gravenhage 11 (februari 1956) 2, p. 26-29.

Haags Dagblad 18 mei 1956.

Voorburgse Gourant 2 1 september 1956.

Haagsche Courant 1 oktober 1956.

Catalogus tent. 50 jaar “Haagsche Amateur Fotografen Vereeniging”, Den Haag (Grote Kerk) 1957, p. 45.

Catalogus tent. Jan van Heel, Den Haag (Haags Gemeentemuseum) 1957.

‘s Gravenhage 12 (maart 1957) 3- Stolica. Warszawski tygodnik ilustrowany 12 (1957) 23.

Het Vaderland 30 november 1957.

Charles Wentinck, De moderne beeldhouwkunst in Europa, Zeist etc. (De Haan etc.) 1958, afb. 40 (serie: Phoenix pocket no. 12).

Eva 25 (10 mei 1958) 19, p. 18.

Düsseldorfer Zeitung 14 februari 1959.

Elegance 16 (april 1959) 4, p. 45-47.

De Telegraaf 23 april 1959.

Elegance 16 (juni 1959) 6, p. 45-47.

Elegance 16 (juli 1959) 7, p. 20-23.

Haagse Post 11 juli 1959.

Elegance 16 (augustus 1959) 8, p. 52-56.

Elegance 16 (november 1959) 11, p. 83-85.

Run-Magazine 1 (24 november 1959) 36, p. 7-9.

C. Doelman, Keuze. Een keus uit het werk van Haagse beeldende kunstenaars, Den Haag (Bert Bakker/Daamen N.V.) 1960, p. 44-46, 64-67, 70, 84, 102-103, 113, 116-117, 124, 134, 137.

Haagsche Courant 15 januari 1960.

Fugare [krant verschenen bij de oprichting van de gelijknamige kunstenaarsvereninging in ‘Pulchri Studio’], Den Haag, 26 januari 1960.

Haagse Post 5 maart 1960.

Elseviers Weekblad 2 april 1960.

Algemeen Handelsblad 22 april 1960.

Eva 17 (9 juli 1960) 28, p. 2-3.

Olie. Maandblad voor het personeel der tot de Koninklijke/Shell groep behorende maatschappijen september 1960, p. 287.

J.W. du Pon, Het eigen huis. Voorbeelden van eensgezinshuizen in Nederland, Amsterdam etc. (Kosmos) 1961.

Amateur Photographer 1961. Museumjournaal 7 (oktober 1961) 4, p. 90, 95.

New Photograms 1961, afb. 98, p. 30.

Eva 1961-1963.

Eindhovens Dagblad ca. 1961-1965.

Catalogus tent. Jaap Nanninga, Rotterdam (Museum Boymans-Van Beuningen) 1962.

New Photograms 1962, afb. 30, p. 20.

Haagsche Courant 1962-1965.

Catalogus tent. 150 Jaar Nederlandse kunst. Nationale Herdenking 1813-1963: schilderijen, beelden, tekeningen, grafiek 1813-1963, Amsterdam (Stedelijk Museum) 1963.

Paula Dietz, Schering en inslag. Een boek over zelf weven, weefgetouwen en weeftechniek, Amsterdam (Keesing) z.j. [ca. 1963].

F.L.L.M. Merckelbach, Chirurgie zonder mes, Blaricum (Bigot & Van Rossum N.V.) z.j. [1963].

Rico Bulthuis, Poëtisch Meesterschap: Don en Ly Vermeire’s marionetten, Meister des Puppenspiels (1963) 10, ongepag.

Algemeen Dagblad 5 september 1963. Gerrit Borgers e.a. (samenstelling), Louis Couperus, Den Haag (De Bezige Bij) 1963, p. 15 (serie: Schrijversprentenboek 9).

Museumjournaal 9 (september 1963) 3, p. 53.

Catalogus tent. Zuidhollandse kunstenaars van nu, Den Haag (Haags Gemeentemuseum) 1964.

George Lampe, Jaap Nanninga, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1964, omslag, afb. 6, 9, 11, 13, 16 (serie: Beeldende kunst in Nederland).

Algemeen Handelsblad 17 maart 1964.

Catalogus tent. Michel Cardena, Den Haag (Internationale Galerij Orez) 1965.

Catalogus tent. José Maria Gorris, Den Haag (Internationale Galerij Orez) 1965.

Catalogus tent. Peter Struycken, Den Haag (Internationale Galerij Orez) 1965.

Algemeen Dagblad 12 januari 1965.

Algemeen Handelsblad 2 juni 1965.

[Programmaboekje] RO. Het Residentie-Orkest. Seizoen 1965-’66, Den Haag 1965, omslag, ongepag.

Lady 1 (januari 1966) 8.

Haagsche Courant 1 maart 1966.

Algemeen Handelsblad 15 oktober 1966.

[Programmaboekje] RO. Het Residentie-Orkest. Seizoen 1966-’67, Den Haag 1966, omslag, ongepag.

Catalogus tent. De bonte wereld van het poppenspel, Den Haag (Haags Gemeentemuseum) 1967.

Het Vrije Volk 1967-1968.

De Groene Amsterdammer 4 mei 1967. [Programmaboekje] RO. Het Residentie-Orkest. Seizoen 1967-’68, Den Haag 1967, ongepag.

G.W. Sannes, Afrikaanse primitieven. Functionele schoonheid van maskers en beelden, Lochem (N.V. De Tijdstroom) 1968 (idem Eng. ed.: African ‘Primitives’. Function and form in african masks and figures, Londen (Faber and Faber) 1970).

19NU 4 (1968) 2, p. 20-23.

Eindhovens Dagblad 20 juni 1968.

Ons jonge platteland september 1968.

Circuit. A link between friends of the Netherlands throughout the world (juni 1969) 26.

F. van der Linden, De grafische technieken, De Bilt (Cantecleer) 1970, p. 89, 127-128, 130, 135, 171, 173-174, 212-213, 215.

Catalogus tent. Quirijn van Tiel, Rotterdam (Museum Boymans-Van Beuningen) 1970, omslag.

Cronica da Hollanda (1970) 45, p. 31-33.

Amateur Photographer 141 (25 februari 1970) 8, p. 8.

Allerhande 1971-1972.

Hoogheemraadschap van Rijnland 10 november 1971.

Pierre H. Dubois e.a. (bijdr.), 25 jaar Haagse Comedie. Jubileum-uitgave 1947-1972, Den Haag etc. (Nijgh & Van Ditmar) 1972.

P. Dietz, Schering en inslag. Weven -weefgetouwen – techniek, Amsterdam/Antwerpen (Uitgeverij Keesing N.V.) 1972.

A. in ‘t Veld, Littekens, Den Haag (Uitgeverij Gradivus B.V.) 1972.

Het Vaderland 3 januari 1972.

Pulchri Periodiek 1973-1976.

Catalogus tent. Joep Goeting, Parijs (Institut Néerlandais) 1973.

Catalogus tent. Berry Holslag en Henk Molenaar, Delft (De Volle Maan) 1973.

T. Cruls, 40 jaar Bodega De Posthoorn. Lange Voorhout 39a Den Haag, Den Haag (Drukkerij van der Gang) 1974, ongepag.

F.L.L.M. Merckelbach, Langer leven met minder kilo’s, Naarden (Uitgeverij Strengholt) 1974.

[Brochure] Taco Swart, Museum… wat is dat?, Den Haag (Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk) 1976.

Trefpunt oktober 1976.

Hedendaagse Haagse beeldende kunstenaars, Den Haag (Dienst voor Schone Kunsten) 1977.

Opzij 1977-1981.

Pulchri 1977-heden.

Catalogus tent. Goeting, Goeting, Goeting, Middelburg (De Vleeshal) 1977, p. 4-7.

Catalogus tent. Haagse Kunstkring: werk verzameld, Den Haag (Haagse Kunstkring) 1977, p. 137.

Els Barents (red.), Fotografie in Nederland 1940-1975, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1978, p. 96.

F.L.L.M. Merckelbach, Celtherapie volgens Niehaus? Ja!, Den Haag (Uitgeverij Gradivus B.V.) 1978.

Jan Cremer Krant (1978) 4.

Chrysallis (1979) 4, p. 205-208.

Fotocatalogus Rijksvoorlichtingsdienst, Den Haag (Staatsdrukkerij) 1979.

Catalogus tent. Kees Smits: schilderijen en tekeningen 1974-1979, Middelburg (De Vleeshal) 1979.

Catalogus tent. Textiel in progress, Rotterdam (De Doelen) 1979.

Bijvoorbeeld 11 (1979) 1, p. 12-15.

Trefpunt (oktober 1979) 9.

Bijvoorbeeld 12 (1980) 3, p. 14-16.

Catalogus tent. Haagse Aquarellisten 25 jaar, Den Haag (Pulchri Studio/Haags Gemeentemuseum) 1980, afb. 22, 32, 45, 92.

J. Huisman, Vrouwen in ‘mannenberoepen’: ervaringen, achtergronden, achterstanden, Baarn (Anthos) 1981.

Catalogus tent. Massacultuur, Den Haag (Haags Gemeentemuseum) 1981.

Catalogus tent. Thuiscultuur: elf Haagse interieurs, Den Haag (Haags Gemeentemuseum) 1981.

Foto 36 (maart 1981) 3, p. 10-11.

Lezerskrant 8 (mei 1981) 2, p. 6.

[Brochure] De post inventaris in het gezinsbudget, Den Haag (Nibud) 1982.

BZ, Maandblad voor de medewerkers van het departement van Buitenlandse Zaken ca. 1982-1986.

Catalogus tent. Wies de Bles: installatie lusthof, Middelburg (De Vleeshal) 1983.

Catalogus tent. Zien en gezien worden. Fotografische zelfbespiegeling in Nederland van ca. 1840 tot heden, Nijmegen (Nijmeegs Museum ‘Commanderie van Sint-Jan’) 1983, p. 7, 84.

Catalogus tent. Maja van Hall: beelden/sculpturen, Breda (De Beyerd) 1983, no. 2, 5, 10, 13.

Emancipatieraad Kwartaalnieuws (september 1983) 6.

Catalogus tent. Wies de Bles: sculptures, Middelburg (Culturele Raad) 1984.

VPRO-gids (26 februari 1984) 8, omslag. Guus Luijters (red.), Jan Cremer in beeld, Amsterdam (Loeb Uitgevers) 1985, p. 27, 29, 32, 35-36, 40, 59, 61, 65, 76, 146-147, 154-155, 223, 234, 240.

VPRO-gids (10 augustus 1985) 32.

Metropolis M 7 (januari/februari 1986) 5/6, p. 53.

Catalogus tent. De Nieuwe Haagse Salon, Den Haag (Pulchri Studio) 1986.

E. Slagter, Nanninga: schilder/painter/peintre, Amsterdam (Openbaar Kunstbezit) 1987, p. 31, 64.

NRC Handelsblad 20 januari 1988.

H. Overduin (red.), Het museum als obsessie, Amsterdam (AHA Books) 1988, p. 35.

S. van Faassen, H. Sleutelaar en J.Janssen (red.), De nieuwe stijl 1959-1966, Amsterdam (De Bezige Bij) 1989, p. 102.

G.J. Dröge (red.), Cremer 50. Het vriendenboek, Den Haag (SDU Uitgeverij) 1990, p. 125.

Het torentje (juli-augustus 1990) 5/6.

Geschiedkundige Vereniging Die Haghe. Jaarboek 1991, p. 277.

Catalogus tent. De jaren ’50: een Haagse Visie, Den Haag (Pulchri Studio) 1993.

Den Haag zoals het was (1993) 9, p. 219.

Den Haag zoals het was (1993) 11, p. 263.

Rooie Vrouwen Magazine 3 (december 1993) 9, omslag.

Catalogus tent. Bouw & Kunst. Een visie van 20 beeldende kunstenaars op het thema ‘bouwen’ in Pulchri Studio, Den Haag (Pulchri Studio) 1994, p. 17, 21, 25, 29, 33, 37, 41, 45, 49, 53, 57, 61, 65, 69, 73, 77, 81, 85, 89, 93.

H. Steenbruggen, Willem Hussem. Tussen schrift en leegte, Eindhoven (Stichting Plint) 1994, p. 65, 79.

Stroom journaal (maart 1994) 3, p. 5-8.

Haagsche Courant 13 mei 1995.

H.L. Wesseling, Onder historici. Opstellen over geschiedenis en geschiedschrijving, Amsterdam (Uitgeverij Bert Bakker) 1995, p. 102.

Decorum 14 (1996) 3, p. 5, 54.

Marion Bergmann, Jaap Huisman en Frank Pluym, Interieurarchitectuur: ontwerpen, indelen, inrichten, Utrecht (Stichting Teleac) 1996, p. 82.

Leidsch Dagblad 21 oktober 1996.

W. de Koning Gans, Honderd jaar Den Haag 1895-1995, Den Haag (Levensverzekeringsmaatschappij De Onderlinge van ‘s Gravenhage) 1996, afb. 72b.

in Wereldkroniek:

61 (11 oktober 1958) 41.

66 (24 september 1960) 39.

67 (1 april 1961) 13.

68 (1962) – 69 (1963).

70 (4 januari 1964) 1.

70 (18 januari 1964) 3.

70 (25 januari 1964) 4.

70 (1 februari 1964) 5.

70 (21 maart 1964) 12.

70 (28 maart 1964) 13.

70 (4 april 1964) 14.

70 (2 mei 1964) 18.

70 (16 mei 1964) 20.

70 (23 mei 1964) 21.

70 (4 juli 1964) 27.

70 (18 juli 1964) 29.

70 (1 augustus 1964) 31.

70 (22 augustus 1964) 34.

70 (29 augustus 1964) 35.

70 (12 september 1964) 37.

70 (21 november 1964) 47.

70 (5 december 1964) 49.

70 (12 december 1964) 50.

70 (19 december 1964) 51.

70 (26 december 1964) 52.

71 (9 januari 1965) 2.

71 (23 januari 1965) 4.

71 (30 januari 1965) 5.

71 (6 februari 1965) 6.

71 (20 november 1965) 47.

71 (27 november 1965) 48.

71(18 december 1965) 51.

72 (14 mei 1966) 20.

73 (1967) – 1970.

Secundaire bibliografie

Frans Dony, Haagse Postiljon, in Haagse Post 11 oktober 1958, p. 27.

Auteur onbekend, Woman in photography, in Photography 14 (mei 1959) 5, p. 62.

Auteur onbekend, “Een bijzondere reportage”. Marianne Dommisse fotografeerde (ondanks verbod) Staphorst, in Algemeen Handelsblad 22 april 1960.

J.J. Hens, Kritische speurtocht, in Foto 15 (mei 1960) 5,p. 232-237.

W. Lynch, Dutch Photography. A review of the exhibition shown in the Society’s House from 5 to 27 april 1960, in The Photographic Journal 100 (juni 1960) 5, p. 166-172.

Auteur onbekend, De vrouw in de persfotografie. Emancipatie drong ook door in wereld van celluloid. Guusje de Zoete, Marianne Dommisse, Maria Austria, in Het Binnenhof 18 november 1961.

Auteur onbekend, Drie vrouwen met een kiekkast. Zelfs voor het keiharde vak van persfotograaf is het zwakke geslacht geknipt, in Brabants Dagblad 21 november 1961.

Auteur onbekend, Taboo, in Photography 16 (december 1961) 12, omslag, p. 42-45.

Joke Fehmers, Persfotografe Marianne Dommisse: afstand nemen, in Algemeen Handelsblad 2 7 april 1965.

Auteur onbekend, Veertig maal Jan Cremer op foto’s. Opmerking leidde tot expositie, in Algemeen Dagblad 29 mei 1965.

Auteur onbekend, Hij, Jan Cremer; foto-expositie van Marianne Dommisse, in Algemeen Handelsblad 2 juni 1965.

J.P., Foto’s van Staphorst in ‘t Meyhuis, in Bisdomblad Helmond 17 september 1965.

R. Bijnen, Marianne Dommisse vindt Staphorst een plaatje, in Libelle 32 (9 oktober 1965) 41, p. 32-37 (met foto’s).

Dick Dijs, Haagse fotografe nam uitdaging aan. Toch foto’s in Staphorst, in Gooi en Eemlander 23 september 1966.

D. Dijs, Staphorst geknipt voor eerdaags te verschijnen fotoboek, in Dagblad van de Zaanstreek 24 september 1966.

D. Dijs, Eerste fotoboek van Staphorst. Marianne Dommisse: “Het is mijn recht hier normaal te werken”, in Utrechtsch Nieuwsblad 26 september 1966.

Rita Beukman, Staphorst schoorvoetend op de foto. Marianne Dommisse: “Als ik neen krijg zet ik graag door”, in Algemeen Dagblad 15 oktober 1966.

D. Dijs, Marianne Dommisse maakt fotoboek van Staphorst, in Arnhemse Courant 23 februari 1967.

Auteur onbekend, Expositie in Provinciehuis, in Het Binnenhof 12 november 1981.

Cees van den Berg, Marianne Dommisse fotografeert de wereld, in Algemeen Dagblad 12 juli 1983.

R. Groenewoud, “BZ”-fotografe Marianne Dommisse exposeert in Pulchri, in BZ 11 (oktober 1984), p. 23-24.

E. Herberts, Nederlandse kunstenaressen en de nieuwe media, in Ruimte 10 (1993) 2, p. 30-40.

A. Boersma, Marianne Dommisse veertig jaar fotografe, in Pulchri 24 (1996) 2, p. 2-4.

J. Korving, Marianne Dommisse, jaren bedacht op de andere kant, in Haagsche Courant 30 mei 1996.

Lidmaatschappen

Jury, Fotomatch. Fotowedschrijd in het kader van Monumentenjaar 1975, 1975.

Stichting Vrouwen in de Beeldende Kunst, 1977-begin jaren tachtig.

Selectie- en adviescommissie collectievorming fotografie van het Ministerie van CRM, 1979-1980 (voorzitter).

Onderscheidingen

1956 Bronzen medaille van de Bond van Nederlandse Amateur Fotografen Verenigingen, Achttiende Nationale Kerstsalon van Fotografische Kunst (AAFV), Amsterdam.

1957 Bronzen medaille van de Bond van Nederlandse Amateur Fotografen Verenigingen, tentoonstelling 50 jaar “Haagsche Amateur Fotografen Vereeniging”, Den Haag.

1957 Zilveren medaille, I Miedzynarodowa wystawa fotografii artystycznej (Première Exposition Internationale de la Photographie d’Art), Warschau.

Tentoonstellingen

1954/1955 (g) Amsterdam, Arti et Amicitiae, Zestiende Nationale Kerstsalon van Fotografische Kunst (AAFV).

1955 (g) Barretos (Brazilië), Foto Cine Club de Barretos, 4. ° Salao de arte fotografica de Barretos (internacional).

1955/1956 (g) Amsterdam, Arti et Amicitiae, Zeventiende Nationale Kerstsalon van Fotografische Kunst (AAFV).

1956 (g) Biella (Italië), Cineclub Biella, 2° Concorso Internazionale di Fotografia Artistica.

1956 (g) Den Haag, Postmuseum, 5 jaar Verve.

1956 (g) Kopenhagen, Charlottenburg, Den VII’. Internationale udstilling af billedmaessig fotografi i Danmark.

1956 (g) Londen.

1956 (g) Wervik (België), Stadhuis, 9de Internationale fotosalon.

1956/1957 (g) Amsterdam, Arti et Amicitiae, Achttiende Nationale Kerstsalon van Fotografische Kunst (AAFV).

1957 (g) Den Haag, Grote Kerk, 50 Jaar “Haagsche Amateur Fotografen Vereeniging”.

1957 (g) Warschau, Palac Kultury i Nauki, I Miedzynarodowa wyslawa fotografii artystycznej (Première Fxposition Internationale de la Photographie d’Art).

1957/1958 (g) Amsterdam, Arti et Amicitiae, 19e Nationale Kerstsalon (AAFV).

1958 (g) Antwerpen, Stedelijke Kunstsalon, 25e Internationale fotosalon (Fotografische Kring “Iris”).

1958/1959 (g) Amsterdam, Arti et Amicitiae, 20e Nationale Kerstsalon (AAFV).

1959 (g) Heerlen, Raadhuis, 20e Nationale Kerstsalon (AAFV).

1960 (e) Den Haag, Vrije Academie v.b.k., Een bijzondere reportage. Foto’s van Marianne Dommisse (‘Staphorst’ en ‘Kerkhoven in Limburg’).

1960 (g) Londen, Royal Photographic Society, An Exhibition of Contemporary Dutch Photography.

1960 (e) Rotterdam, ‘t Venster, Staphorst /foto ‘s van Marianne Dommisse.

1964 (e) Arnhem, Academie van Beeldende Kunsten, Marianne Dommisse fotografeert dertig Haagse kunstenaars.

1965 (e) Amsterdam, N.V. Drukkerij Sigfried, Jan’s Cremertorium.

1965 (g) Arnhem, Academie van Beeldende Kunsten, Jonge Haagse kunstenaars.

1965 (e) Helmond, Kunstzaal ‘t Meyhuis, Foto Marianne Dommisse. Reportage Staphorst.

1965 (g) Londen, Royal Photographic Society, Fifty-sixth Annual Exhibition The London Salon of Photography.

1975 (g) Den Haag, Pulchri Studio.

1975/1976 (e) Utrecht, Museum, wat is dat…? (rondreizende tentoonstelling: Leeuwarden, Haarlem en andere steden).

1977 (g) Rotterdam, Erasmus Universiteit.

ca. 1977 (g) Amsterdam, Centrum voor Vrouwen in de Beeldende Kunst, Interieur. 14 interpretaties.

1978 (g) Haarlem, Studio’s Galerie, Zes oud-kursisten.

1978/1979 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, Fotografie in Nederland 1940-1975.

1979 (e) Delft, Galerie Seele, Appels van Eva.

1979 (e) Haarlem, Studio Galerie, Marianne Dommisse: portretten en andere objecten.

1979 (e) Veenendaal, Kunstcentrum Scheepjeswol/Kreatief Trefcentrum Veenendaal, Textiel foto ‘s.

1980 (g) Amsterdam, Rijksacademie, Vrouwen + beeldende kunst.

1980 (e) Utrecht, Uitgeverij Kluwergroep Algemene tijdschriften, Kerkhoven en foto-collages van Marianne Dommisse.

1981 (g) Amsterdam, Stichting Amazone, Vrouwen in beeld: Catrien Ariëns, Eva Besnyö, Marianne Dommisse, Bertien van Manen, Corinne Noordenbos, Maya Pejic, Jutka Rona, Paula Vanes, Gerda van der Veen.

1981 (e) Den Haag, Haags Gemeentemuseum, Thuiscultuur: elf Haagse interieurs; Massacultuur.

1981 (e) Den Haag, Provinciehuis, Marianne Dommisse- fotografie (Pulchriportretten en Caïro-impressies).

1981 (e) Maassluis, Gemeentemuseum, Focus op Egypte.

1981 (e) Rotterdam, Galerie Clara, Focus op Egypte.

1981 (g) Zoetermeer, De Graanschuur, Marianne Dommisse en Theo van der Nahmer.

1982 (e) Gouda, Atelier De Regenboog, Marianne Dommisse.

1983 (e) Rijswijk, Openbare Bibliotheek, Fascinerend Egypte.

1983 (g) Strakonice (Tsjechoslowakije), Okresni kulturni stredisko, Mezinarodni Vystava Fotografii/International Photographic Exhibition ‘Zena’.

1983/1984 (g) Nijmegen, Nijmeegs Museum ‘Commanderie van Sint-Jan’, Zien en gezien worden. Fotografische zelfbespiegeling in Nederland van ca. 1840 tot heden.

1984 (e) Den Haag, Haags Cultureel Trefpunt, Fascinerend Egypte. Foto ’s van Marianne Dommisse.

1984 (e) Den Haag, Pulchri Studio, Hel fotografisch oog van Marianne Dommisse. Fotoportretten van beeldende kunstenaars in Pulchri Studio.

1984 (g) Huins (Friesland), Galerie Judith Boer, Een andere kijk op bloemen.

1985 (e) Scheveningen, Galerie Voorheen Bar I, Foto-impressies.

1988 (g) Den Haag, Galerie Kadans, Muziek in Kadans.

1990 (g) Monster, Scholengemeenschap Oranje Nassau, Egypte in Monster.

1992 (g) Amsterdam, Stichting Amazone, Weerzien. Zes fotografes opnieuw in Amazone: Catrien Ariëns, Eva Besnyö, Marianne Dommisse, Corinne Noordenbos, Maya Pejic, Jutka Rona.

1992 (e) Den Haag, Artoteek, Haagse Kopstukken 1961-1992. 30 jaar Haagse beeldende kunst in 2×28 zelfportretten.

1994 (g) Den Haag, Het Koorenhuis, Marianne Dommisse en Fifi van Leent.

1995 (g) Cuijk, Museum Ceuclem, Oud en nieuw brons.

1995 (g) Den Haag, Diemensie, Lente expositie.

1995 (e) Den Haag, Galerie Kadans, Marianne Dommisse. Foto ‘s Indonesië, Sumatra, Bangha en Sulawesi.

1996 (g) Den Haag, Arti et Industriae, Modern Mirror – hedendaagse fotografie.

1996 (e) Den Haag, Galerie ‘de Vrije Vogel’, 40 jaar fotografie van de Haagse fotografe Marianne Dommisse.

Bronnen

Den Haag, Marianne Dommisse, mondelinge informatie en documentatie.

Leiden, Ingeborg Leijerzapf (openingswoord bij de tentoonstelling Het fotografisch oog van Marianne Dommisse, fotoportretten van beeldende kunstenaars in Pulchri Studio, Den Haag, Pulchri Studio, 6 oktober 1984).

Leiden, Prentenkabinet, bibliotheek en documentatiebestand.

Collecties

Amstelveen, Cobra Museum voor Moderne Kunst.

Amsterdam, Stedelijk Museum.

Den Haag, Gemeentearchief.

Den Haag, Haags Gemeentemuseum.

Den Haag, Rijksdienst Beeldende Kunst.

Den Haag, Rijksvoorlichtingsdienst.

Den Haag, Schilderkunstig Genootschap Pulchri Studio (permanente portretgalerij met een wisselende samenstelling).

Leiden, Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit Leiden.

Middelburg, Culturele Raad Zeeland.

Auteursrechten

De auteursrechten op het fotografisch oeuvre van Marianne Dommisse berusten bij Marianne Dommisse te Den Haag.