Marius Meijboom
Loes van Harrevelt
Extract
Ruim veertig jaar lang leidde Marius Meijboom een van de belangrijkste fotostudio’s van Amsterdam. Meijboom was een veelzijdig fotograaf. Hij maakte naast architectuur-, portret-, mode- en reclameopnamen, reportages van bedrijven en hun personeel en fotografeerde het leven in bezettingstijd. Zijn foto’s verschenen in tijdschriften en reclamedrukwerk en in publicaties over de Tweede Wereldoorlog. Meijboom genoot faam als fotograaf van de koninklijke familie en werd door Paul Mertz ooit omschreven als de ongekroonde koning van de reclamefotografie.
Biografie
1911 |
Marius Christiaan Meijboom wordt op 11 oktober in Meppel geboren als tweede zoon van Harm Meijboom (1879-1949) en Dielia Jacoba Dirkje Croese (1880-1919). Harm Meijboom is drogist en handelaar in farmaceutica. Hij is bovendien een enthousiaste amateurfotograaf, die zijn zoon stimuleert om te gaan fotograferen. |
1928 |
Nadat Marius Meijboom de vijfjarige Hogere Burgerschool heeft voltooid, verhuist hij naar Amsterdam. Hij gaat farmacie studeren aan de Gemeentelijke Universiteit en woont aan de Willemsparkweg. |
1934 |
Tijdens zijn stageperiode bij een apotheek in de Marnixstraat maakt hij kennis met de fotograaf Godfried de Groot. Meijboom vervaardigt zijn eerste portretten. Hij breekt zijn studie af en vertrekt voor zeven maanden naar de Reimann Schule in Berlijn. |
1935 |
Op 28 oktober laat Meijboom zich uitschrijven uit het bevolkingsregister van Meppel. Hij wordt lid van de Amsterdamsche Amateur Fotografen Vereeniging (AAFV) en neemt deel aan de Tweede Amsterdamse Kerstsalon van Fotografische Kunst. |
1936-‘37 |
Meijboom vestigt zich op het adres Vossiustraat 4 en opent daar een fotoatelier. In 1936 wordt hij als kunstfotograaf in de Amsterdamse adresboeken vermeld. Meinard Woldringh is van 1 oktober 1936 tot 15 april 1937 in de leer bij Meijboom. |
1937-‘38 |
Meijboom vervaardigt portretten voor het biografisch overzichtswerk Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden […]. Veel vooraanstaande Nederlanders die hij door deze opdracht leert kennen, zullen in later tijd deel uit gaan maken van zijn klantenkring. |
1938-‘75 |
Het atelier verhuist naar het pand Keizersgracht 568, waar het tot 1975 gevestigd blijft. In een advertentie uit 1938 worden naast het specialisme portret, ook mode- en reclamefotografie, technische foto’s, kleurenfoto’s en vergrotingen genoemd. |
1940 |
Meijboom blijft in de eerste oorlogsjaren reclameopdrachten uitvoeren. Ook worden er pasfoto’s gemaakt voor persoonsbewijzen. |
1942 |
In mei moet het atelier zijn joodse werknemers ontslaan. Meijboom en zijn toenmalige echtgenote Margreet van Konijnenburg worden op verdenking van medeplichtigheid aan verzetsactiviteiten gearresteerd. Margreet van Konijnenburg wordt in augustus weer in vrijheid gesteld. |
1943 |
Meijboom wordt aan het einde van dit jaar uit zijn gevangenschap ontslagen. |
1944 |
Tijdens de hongerwinter maakt Meijboom illegale opnamen van de Amsterdamse bevolking. Deze foto’s zijn bestemd voor het Nederland Archief. |
1945 |
Onder de titel De Ondergedoken Camera worden de illegale opnamen van de fotografen die voor het Nederland Archief werkten tentoongesteld in Meijbooms atelier aan de Keizersgracht. |
1947 |
Meijboom legt een proeve van bekwaamheid af bij het Koninklijk Huis. |
1948 |
Meijboom maakt de kroningsfoto’s van koningin Juliana. |
1949 |
Meinard Woldringh, die zich bezig houdt met de organisatie van de Nederlandse Fotografen Kunstkring (NFK), benadert Meijboom voor een lidmaatschap. Deze meldt zich aan. |
1950 |
In de jaren vijftig maakt Meijboom minder portretfoto’s. Tachtig procent van zijn opdrachten bestaat uit mode- en reclamefotografie. |
1954 |
Er komt een einde aan Meijbooms lidmaatschap van de NFK, waarschijnlijk omdat hij niet voldoende creatief werk vervaardigt om kernlid te worden. |
1956 |
Henk van der Heijden (geboren 1933) wordt Meijbooms compagnon. Hij is onder meer gespecialiseerd in culinaire fotografie. |
1961 |
Na een periode van ziekte werkt Meijboom niet meer voor het Koninklijk Huis. |
1975 |
Meijboom beëindigt zijn professionele loopbaan in de fotografie, maar zal nog meer dan dertien jaar betrokken blijven bij het fotografisch vakonderwijs. Hij neemt plaats in de bestuurs- en adviescommissie van de School voor Fotografie en Fotonica in Den Haag en is later betrokken bij de afdeling voor fotografie aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten eveneens in Den Haag. Hij vestigt zich in een eigenhandig gebouwd huis in Emst op de Veluwe. De studio in Amsterdam wordt voortgezet als ‘Van der Heijden en Partners’. |
1993 |
Het archief uit de periode 1934-’55 wordt ondergebracht bij de Stichting Nederlands Fotoarchief (nu Nederlands Fotomuseum) te Rotterdam. |
1998 |
Marius Meijbook overlijdt op 11 september te Epe. |
Beschouwing
Marius Meijboom was geen fotograaf die graag voor het voetlicht trad. Hij vond het belangrijker dat het publiek zijn werk kende. Hierdoor is er weinig over de fotograaf en de geschiedenis van zijn atelier bekend. Jarenlang fotografeerde hij tot diep in de nacht. Voor contacten met andere fotografen en vakverenigingen had hij geen tijd. Fotograferen was zijn hartstocht, of zoals hij het formuleerde: “Een mooi vak. Je ligt ervan wakker, je krijgt er maagpijn van, maar je blijft het mooi vinden.”
Het negatievenarchief uit de jaren 1955-’75 is in de jaren zeventig naar een vuilverwerkingsbedrijf gebracht. Het gedeelte uit de periode 1934-’55 is grotendeels bewaard gebleven. De negatieven stonden lange tijd op de zolder van het atelier aan de Keizersgracht, waar deze ernstig werden aangetast door vocht, vuil, wisselende temperaturen en ongedierte. Documenten zijn nauwelijks overgeleverd, zodat er weinig zicht is op de totale omvang van de opdrachten die het atelier heeft uitgevoerd. Helaas zijn er in het archief vrijwel uitsluitend proefdrukken bewaard gebleven. De ‘vintage prints’ zijn verspreid geraakt.
Meijboom ontwikkelde een passie voor fotografie nadat hij had gekozen voor een farmaceutische opleiding. De combinatie van fotografie en een beroep met een natuur- of scheikundige achtergrond was niet ongewoon. Ook de vader van Meijboom was behalve drogist en handelaar in farmaceutica een bevlogen amateurfotograaf. Meijboom was in eerste instantie weinig ontvankelijk voor de pogingen van zijn vader om hem voor de fotografie te interesseren.
In Meppel bestond een amateurfotografenvereniging onder leiding van A.J. van Gelder (1889-1961), redacteur van Cosmorama. Maandblad voor Internationale Fotokunst. Waarschijnlijk onderhielden vader en zoon Meijboom contacten met deze amateurfotografenvereniging. In 1935 publiceerde Meijboom een van zijn eerste foto’s in dit tijdschrift en schreef voor dezelfde aflevering een technische toelichting in de rubriek ‘Correctie’.
Tijdens zijn studie farmacie aan de Universiteit van Amsterdam, raakte Meijboom geïnteresseerd in de fotografie. Hij ontdekte de portretten van Godfried de Groot, die in Amsterdam in vitrines werden tentoongesteld. Toevallig kreeg De Groot een door Meijboom vervaardigd portretje in handen en werd daarbij getroffen door het talent van de jonge fotograaf. De Groot gaf hem fotografische apparatuur te leen, waarmee Meijboom onder andere portretten kon maken van klanten van de apotheek. De foto’s van De Groot zouden Meijboom blijven inspireren.
Naast Godfried de Groot heeft de picturalist Johan Huijsen invloed uitgeoefend op het werk van Meijboom. Beiden waren lid van de AAFV. Huijsen zei in 1957 dat hij Meijboom tot zijn leerlingen rekende. Meijboom leerde van Huijsen om zich “(…) op levende objecten met sfeer te concentreren.” Het is ook mogelijk dat Huijsen Meijboom enkele edeldruktechnieken bijbracht. Huijsen experimenteerde graag met edeldrukprocédés. Rond 1935 maakte hij enkele kooldrukken van negatieven van Meijboom.
Meijboom besliste in 1934 om met farmacie te stoppen en fotografisch onderwijs te gaan volgen aan de Reimann Schule in Berlijn. Deze school was in 1902 opgericht door Albert Reimann (1874-1976). Werner Graeff richtte er in 1931 een afdeling voor fotografie op, waar de verworvenheden van het Bauhaus-onderwijs in praktijk werden gebracht. In 1934 was een begin gemaakt met een éénjarige fotoopleiding. Toen Meijboom de school bezocht was Graeff inmiddels vertrokken, maar de principes van de Nieuwe Fotografie waren nog steeds in het onderwijs verweven.
In het schooljaar 1934-’35 genoot Meijboom zeven maanden onderwijs aan de Reimann Schule. Hij werkte in een eigen atelier en liet zijn foto’s op school beoordelen. De Reimann Schule was ingericht volgens een werkplaatssysteem, zodat de leerlingen goed werden voorbereid op de praktijk. Deze onderwijsmethode sprak Meijboom aan. Gedurende de periode waarin hij bij het onderwijs aan de School voor Fotografie en Fotonica en de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten betrokken was, pleitte hij eveneens voor deze praktijkgerichte lesmethode.
Meijboom kreeg onder meer les van Otto Croy en Walter Kross. Met name Otto Croy was belangrijk voor Meijboom. Deze was in 1934 als docent aangesteld en onderwees de ‘Bildmassige Photographie’ en ‘Photo-Graphik’. Fotografie was volgens Otto Croy ‘Zweckkunst’ en mocht niet door picturale principes worden verfraaid.
Meijboom opende zijn eerste atelier in 1936 in het pand Vossiusstraat 4. De nabijheid van de Stadsschouwburg bezorgde het portretatelier een cliëntèle uit de toneelwereld. Zowel de studio aan de Vossiusstraat als de in 1938 betrokken studio aan de Keizersgracht 568 waren gelegen op een uitstekende locatie. De inrichting was verfijnd. In het monumentale pand aan de Keizersgracht konden klanten in een interieur dat was gedecoreerd met stucwerk en een kristallen kroonluchter kennis nemen van het werk dat de studio vervaardigde. Het atelier van Meijboom werd in 1938 in het tijdschrift Revue der Reclame omschreven als een ‘warenhuis’ voor de fotografie.
In de jaren zestig maakte Meijboom bovendien gebruik van studio’s in Bovenkerk en Sloterdijk.
Publiciteit en klantenwerving waren van groot belang voor de bloei van het atelier. Meijbooms naamsbekendheid verbreidde zich met de publicatie van de portretten in het boek Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden […] en de opdrachten van het Koninklijk Huis. De foto’s van Meijboom werden tentoongesteld in vitrines op het Centraal Station en in de etalage en wachtkamer van het fotoatelier. Hij gaf presentatiemappen met fotowerk uit en vertegenwoordigers onderhielden contacten met bedrijven. In de Revue der Reclame was Meijboom vanaf 1938 een van de weinige fotografen die door opvallende advertenties nieuwe opdrachtgevers probeerde te bereiken.
In 1938 waren er vijfentwintig personeelsleden in dienst, terwijl de staf twee jaar daarvoor slechts uit drie mensen bestond. Assistenten werden gerecruteerd onder aanstaande fotografen die binnen het atelier kennis van de fotografische techniek wilden verwerven of in aansluiting op hun studie ervaring wilden opdoen. Een van deze leerlingen was Meinard Woldringh, die in 1936-’37 in het atelier werkte. Ook Jan Schiet werkte als volontair enige tijd met Meijboom samen. Tot de laboranten van het atelier behoorden onder anderen Andrea Domburg, Hanny Graper, Wies Meertens en Johanna Strikker. De fotografen die in de loop der jaren met Meijboom samenwerkten waren Gerhard Badrian, Henk van der Heijden, Dirk Jonker, Margreet van Konijnenburg, Daan van Leeuwen, Frits Lemaire, de fotograaf en retoucheur J.J. Meun, Jaap d’Oliveira, Charles Papavoine, Ruud Posthuma, Carel Verduin en Willem Wennink.
Meijboom was al tijdens zijn studietijd in Berlijn berispt wegens het beledigen van Hitler. Ook in Nederland hielden de Duitsers hem in de gaten. Zijn atelier stond bij de bezetter bekend als ‘Judenfreundlich’, omdat Meijboom enkele joodse werknemers had en veel joodse ondernemers tot zijn klantenkring behoorden. Gerhard Badrian was een van de joodse werknemers. Hij was Duitsland ontvlucht en raakte in Amsterdam betrokken bij de PersoonsBewijzenCentrale van Gerrit Jan van der Veen en het gewapende verzet. In Meijbooms atelier werden pasfoto’s gemaakt voor vervalste persoonsbewijzen. Dit was voor de Duitsers de aanleiding om Meijboom en zijn toenmalige vrouw Margreet van Konijnenburg in 1942 te arresteren.
Meijboom en Margreet van Konijnenburg werden naar de gevangenis in Scheveningen overgebracht. Margreet van Konijnenburg kwam in augustus vrij. Meijboom werd naar kamp Amersfoort overgeplaatst, waar hij met aftrek van voorarrest tot een jaar gevangenschap werd veroordeeld. Rond januari 1943 zat hij in Vught waar hij enige tijd in de ‘Krankenbau’ werkte. Het atelier was gedurende zijn afwezigheid verzegeld. Vervolgens werd een zekere heer Jautze als ‘Verwalter’ aangesteld. Jautze vond de opbrengsten van het atelier echter niet toereikend en vertrok. Margreet van Konijnenburg was ook fotografe. In de jaren veertig maakte zij onder meer opnamen voor de Haagse firma Waldorp radio. Na het vertrek van Jautze nam zij de leiding van het atelier voor enige tijd over. Dankzij de bemiddeling van de heer Seifert – de plaatsvervangend directeur van Waldorp radio – werd Meijboom eind 1943 weer in vrijheid gesteld. Gerhard Badrian werd in 1944 verraden en dodelijk getroffen door een schot van de ‘Sicherheitsdienst’.
De foto’s die Meijboom tijdens de laatste oorlogsmaanden maakte, tonen de ondervoede bevolking van Amsterdam tijdens de hongerwinter. Over een foto van een sterk vermagerde vrouw vertelde Frits Lemaire dat Meijboom de vrouw bij de opname vroeg “even haar wangen in te zuigen”, om het effect te versterken. De opnamen waren bestemd voor het Nederland Archief en de Nederlandse regering in Londen. Onder anderen Emmy Andriesse, Carel Blazer, Charles Breijer, Cas Oorthuys, Kryn Taconis en Ad Windig maakten reportages voor dit archief. In het atelier van Meijboom werden de opnamen afgedrukt. Hiervoor werd elektriciteit afgetapt uit een naburig pand aan de Keizersgracht waarin Duitsers waren gehuisvest. Na de oorlog werden de foto’s tentoongesteld in het atelier van Meijboom. De illegale opnamen werden bekend onder de titel van de expositie: De Ondergedoken Camera. De foto’s reisden door Nederland en waren eveneens in het buitenland te zien.
Meijboom adverteerde als kunstfotograaf en maakte in de jaren dertig vrij werk, waaronder stillevens, landschappen en naakten die hij in de wachtruimten van zijn atelier tentoonstelde. De meeste foto’s werden echter in opdracht vervaardigd.
De klanten van Meijboom waren afkomstig uit de betere kringen van Amsterdam. Hij wist een select publiek aan te trekken door zijn studio in een welgestelde buurt te vestigen. Meijboom, in zekere zin een ‘society’- fotograaf, verscheen op feestjes van welgestelden en ontvangsten van buitenlandse beroemdheden. Na 1945 nam Meijboom klanten over van de in diskrediet geraakte Godfried de Groot.
Door verschillende oorzaken, waaronder de verbreiding van de amateurfotografie, werd de vraag naar portretten kleiner. De reclame vormde een nieuw werkterrein en werd samen met de modefotografie vanaf de jaren vijftig het specialisme van het atelier. Rond 1950 bestond tachtig procent van de opdrachten uit mode- en reclamefotografie. Meijboom zag de portretfotografie als een goede voorbereiding op de reclameopnamen waarin steeds vaker mensen figureerden.
Al vanaf 1938 rekende Meijboom vele reclamebureaus tot zijn opdrachtgevers. De eerste reclameopdrachten kwamen van Frits van Alphen, die gecharmeerd was van een opname van witte kopjes die Meijboom in de etalage had gezet. Het was een zeer eenvoudige foto die hij nog tijdens zijn opleiding aan de Reimann Schule had gemaakt. In de naoorlogse jaren kreeg het atelier opdrachten van geïllustreerde tijdschriften, belangrijke reclamebureaus, bedrijven en industrieën.
Een van zijn opdrachtgevers was De Bijenkorf. Voor dit warenhuis fotografeerde hij in de jaren dertig en veertig de etalages en maakte hij bedrijfsreportages. Meijbooms modeopnamen werden op groot formaat in de winkel en in de etalages geplaatst. Voor de regelmatig in de Bijenkorf georganiseerde tentoonstellingen werd ook de hulp van atelier Meijboom ingeroepen. Met De Bijenkorf bleef tot in de laatste jaren van het atelier een samenwerkingsverband bestaan. Herenmodezaak Meuwsen liet in de jaren dertig zijn modebulletin Topics met foto’s van Meijboom illustreren. Ook het tijdschrift International Textiles behoorde tot de opdrachtgevers van het atelier. De opnamen voor dit tijdschrift werden gemaakt in samenwerking met het ontwerperspaar Herbert en Vera Meyer-Ricard. In het in 1946 opgerichte damesblad Elegance verschenen regelmatig modereportages. Reclamebureau Prad liet in de jaren vijftig de modeopnamen voor modehuis Sträter bij Meijboom maken. Deze foto’s ontvingen enkele malen een onderscheiding van het Genootschap voor Reclame. Meijboom maakte ook de kindermodefotografie tot zijn specialiteit. Wehkamp was hiervoor een van de opdrachtgevers.
De studio-opnamen werden in de eerste jaren gemaakt met een Mentor- Atelier-Reflex-camera. Rond 1939 en gedurende de jaren veertig fotografeerde Meijboom eveneens met een Rolleiflex. Deze gebruikte hij voor reportages. Ook schafte hij zich een 10×12,5 Graphic View camera aan, waarmee hij kleurendia’s maakte van de koninklijke familie. In de jaren zestig fotografeerde hij onder meer met een Hasselblad-camera.
Het atelier van Meijboom werd in de jaren dertig in het tijdschrift Bedrijfsfotografie geroemd om zijn vooruitstrevende technische uitrusting. Er werd gebruik gemaakt van Philora-licht; een vorm van kunstlicht die ook Franz Ziegler uit Den Haag toepaste en die eveneens door Johan Huijsen werd gepropageerd. De Philora-lampen bevorderden de helderheid waarmee kleuren in grijstinten werden omgezet. Hierdoor was er minder retouche nodig en een foutieve kleuromzetting werd vermeden.
Als een van de eersten bezat Meijboom een atelier waar een transparant scherm als achtergrond werd gebruikt. Op dit scherm konden afbeeldingen worden geprojecteerd en het leende zich bij uitstek voor experimenten met schaduwen. Schaduw vormde een belangrijk compositorisch element in Meijbooms vroege mode- en reclamefotografie en in opnamen van dansers. In enkele portretten werd eveneens met silhouetten geëxperimenteerd. Meijboom bleef gedurende zijn hele loopbaan de mogelijkheden van verlichtingstechnieken uitbuiten. Vaak ‘schilderde’ hij tijdens de opname met licht; dat wil zeggen dat hij een lamp gedurende de belichtingstijd langs een voorwerp bewoog. Met de introductie van flitslampen werd er minder met licht geschilderd.
Meijboom maakte zijn afdrukken in de vroege jaren op bromidepapier. Een enkele maal gebruikte hij speciale papiersoorten. In de jaren veertig drukte hij met regelmaat de randen van de foto’s door, zodat er een ‘spotlight’ effect ontstond. Er werd onder meer door retouches en montages ingegrepen in het oorspronkelijke beeld. De retouche werd meestal op het negatief aangebracht en in sommige gevallen op de afdruk verder doorgevoerd. De fotomontage behoorde in de jaren dertig tot een van de specialiteiten van het atelier. Voor de themacampagnes van De Bijenkorf uit 1938 en 1939 werden bijvoorbeeld foto’s van modieus geklede modellen gemonteerd op een foto van een wereldstad of op een uitvergroting van een passagiersschip. De confrontatie van de onderwerpen en de onwerkelijke verhoudingen tussen de modellen en de achtergrond zorgden voor opvallende foto’s.
Een kenmerk van de studio-opname in het algemeen is het gebruik van attributen en decorstukken. Meijbooms portretfotografie was sober. Een enkele maal werden er attributen opgenomen, zoals een muziekinstrument, een opgerold stuk papier dat in de hand werd gehouden, of een sigaret. Soms werd de persoon in een modern vormgegeven stoel geportretteerd, veelal zat of leunde hij op een eenvoudige kubus. De achtergronden waren meestal neutraal. In de vroegste modeopnamen werden geometrische hekwerken, bijna surrealistisch aandoende kegelvormen, touwen en Rococo-decoraties als decor gebruikt. Producten werden in de jaren dertig en veertig gefotografeerd op een ondergrond van bijvoorbeeld glas, blokpatronen in zwart en wit, diagonaal geplaatst golfkarton en raffia. In de jaren vijftig werd de witte achtergrond een allesoverheersend kenmerk van de studio-opname. Vooral in de opdrachten van Prad werden voorwerpen en figuren ondergeschikt gemaakt aan de vlakverdeling, zodat zij abstracte vormen lijken.
Hét kenmerk van Meijbooms fotografie is dat deze vrijwel altijd in de studio tot stand kwam. In een kunstmatige omgeving had hij de mogelijkheid om compositie en verlichting tot grote perfectie te brengen. Zijn foto’s onderscheiden zich door de concentratie op de essentie van het onderwerp en een harmonische beeldopbouw, waardoor de opnamen een rustig, maar ook wat statisch karakter hebben. Meijboom noemde zichzelf aanvankelijk een ‘kunstfotograaf’. Hiermee volgde hij een lange traditie van fotografen die voor hun werk eenzelfde status als de schilderkunst nastreefden. Net als deze fotografen signeerde Meijboom zijn vroege foto’s met een monogram. De titels van Meijbooms geëxposeerde werken verwezen vaak naar deze picturale fotografie, zoals Ouderdom, Sfeer (1935) en Rust (1936). Zijn kunstfotografische oriëntatie bleek voorts uit het lidmaatschap van meer behoudende verenigingen zoals de AAFV, de NFPV en de NFK. De invloed van de picturale portrettraditie manifesteert zich vooral in de wijze waarop de personen werden belicht. De licht- en donkercontrasten in Meijbooms portretten vertonen overeenkomsten met de werkwijze van Godfried de Groot. Meijboom liet de retouche nooit achterwege, maar idealiseerde de portretten niet zo sterk als De Groot.
Meijboom onderscheidde zich van de oude generatie fotografen, zoals Huijsen en De Groot, door zijn beroepsopleiding. Aan de Reimann Schule werd Meijboom er in geschoold om de essentie van het te fotograferen onderwerp zo objectief mogelijk weer te geven. Zijn leraren Otto Croy en Walter Kross gaven hem een gedegen technische basis waarmee hij nieuwe vormgevingsprincipes kon nastreven. In de bedrijfs-, mode- en reclameopdrachten vonden de gepopulariseerde verworvenheden van de Nieuwe Fotografie een toepassing. De vormgeving is niet altijd vernieuwend, maar eigentijds en aangepast aan de functie die de foto als informatiedrager in drukwerk kreeg te vervullen.
Atelier Meijboom was gedurende de jaren dertig en veertig een vooruitstrevend ‘warenhuis’ voor de fotografie. In de jaren vijftig diende zich een jongere generatie fotografen aan, die door haar vernieuwende ideeën de traditionele studiofotografie naar de achtergrond verdrong. Meijboom werd bekritiseerd om zijn retouches en ging als studiofotograaf steeds meer tot de oude garde behoren. Daarom schreef Paul Mertz in 1961 niet alleen: “Marius Meijboom was een ongekroonde koning”; maar ook: “In zijn daglichtloze studio aan de Amsterdamse Keizersgracht stak hij het hoofd nog vol overtuiging onder de zwarte doek.”
Documentatie
Primaire bibliografie
“Correctie”. Neu-Coccin, in Cosmorama. Maandblad voor Internationale Fotokunst 1 (november 1935) n,p. 167.
“Correctie”, in Cosmorama. Maandblad voor Internationale Fotokunst 1 (december 1935) 12,p. 181.
De reclamefotograaf, in De Telegraaf 13 mei 1967, bijlage.
Hollands Dagboek door Marius Meijboom, in NRC Handelsblad 11 december 1982.
advertenties in:
Revue der Reclame 2 (1939), p. 11.
Revue der Reclame 2 (15 februari 1939) 2, p. 43.
Revue der Reclame 2 (april 1939) 4, p. 105.
Revue der Reclame 4 (december 1941) 12, p. 215.
foto’s in:
Cosmorama. Maandblad voor internationale fotokunst 1 (juli 1935) 7, afb. 134.
Bedrijfsfotograf ie 19 (5 maart 1937) 5, p. 89-92.
H. Brugmans (inl.), Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Nederlanders en hun werk, Amsterdam (Van Holkema & Warendorf) 1938.
Topics (Meuwsen) herfst 1938.
Kleinbeeld-foto 4 (juli 1940) 4, p. 119.
Nederlands Jaarboek voor Fotokunst 1944-’46, pl. XVII.
Norman Phillips en J. Nikerk, Holland and the Canadians, Amsterdam (Contact) zj. (1946), p. 25, 55-56.
Pro Juventute-kalenders, vanaf ca. 1947 (o.a. Prinsessen-kalender 1950, Haarlem (Pro Juventute) 1949).
M. Nord, Amsterdam tijdens de hongerwinter, Amsterdam (Contact) 1947, ongepag.
Th.P. Tromp, Verwoesting en wederopbouw/Revival of The Netherlands, Amsterdam (Contact) z.j. (1948), p. 33, 41, 45.
Het Parool 10 september 1948, p. 1.
R. Marsman, Vier koningskinderen, Baarn/Den Haag (Bosch & Keuning/Daamen) z.j. [ca. 1950], t.o. p. 4, t.o. p. 61.
Elegance 7 (maart 1950) 3, p. 45-47.
Elegance 7 (april 1950) 4, p. 32-33.
Elegance 7 (december 1950) 12, p. 17.
Elegance 8 (maart 1951) 3, p. 6-9.
(Brochure) Elektra. Tragedie van Sophokles, Nederlandse Comedie, Stadsschouwburg Amsterdam (Holland Festival 1954).
Revue der Reclame 14 (januari 1954) 1, p. 26.
Revue der Reclame 16 (maart 1956) 3, p. 103.
Lïbelle (1957) 5, p. 9.
The creative mind: Photography, in Advertising in Holland. Special I.A.A. Conference Issue of the Revue der Reclame 17 (augustus/september 1957) 8/9, p . 398-399.
FredJ. Lammers, Juliana Regina 1953-1958. De tweede vijf regeringsjaren van H.M. de koningin, Baarn (Hollandia N.V.) 1958, p. 327, 358.
Revue der Reclame 18 (mei 1958) 5, p. 227-228.
Libelle (1958) 46, p. 20.
Auteur onbekend, Heineken heeft nieuw gezicht, in Revue der Reclame 21 (april 1961) 4, p. 954.
Revue der Reclame 21 (juni 1961) 6, p. 491.
De Telegraaf 28 november 1962, p. 1.
Libelle (1965) 13.
Fred J. Lammers, Juliana Regina 1948-1980, Baarn (Hollandia) 1980, omslag, p. 26-27, 35.
Fred J. Lammers, Koningin Beatrix, Baarn (Hollandia B.V.) 1980, p. 33.
Jacques Onderwater, Prinses Irene. Een prinses als geen andere, Zwolle (La Rivière en Voorhoeve) 1983, p. 14.
Joost Dankers en Jaap Verheul, Het aanzien. Juliana 75 jaar. Uit het veelbewogen leven van een vorstin, Utrecht (Het Spectrum) 1984, p. 94, 127.
Ans Herenius Kamstra, Prinses – Koningin – Prinses. Juliana 75 jaar. Omzien in Bewondering, Ede (Zomer en Keuning) 1984, p. 156.
Fred J. Lammers, Juliana 75 Jaar. Een leven tussen twee werelden, Baarn (Hollandia) 1984, p. 117.
Kees Slager, Nienke Feis en Paul van der Gaag, Hongerwinter. Verhalen om te onthouden, Amsterdam (Link) 1985, p. 22, 75, 86, 122, 170, 188, 201, 204.
Fred J. Lammers, Het gouden huwelijksboek. Juliana en Bernhard 1937-1987, Baarn (Hollandia) 1986, p. 86.
Fred J. Lammers, Goud op Soestdijk. Het vijftigjarig huwelijk van Hunne Koninklijke Hooglieden Prinses Juliana en Prins Bernhard der Nederlanden op 7 januari 1987, Leeuwarden (Eisma B.V.) 1987, p. 16.
NRC Handelsblad 12 december 1987.
Ans Herenius Kamstra, Vier Vorstinnen, Kroniek van een eeuw, Ede/Antwerpen (Zomer en Keuning) 1990, omslag.
K.A. van den Hoek, Richard F. Kaan en Fred J. Lammers, Oranje. Ons vorstenhuis door de eeuwen heen. De eeuw van Juliana, Breda (Lekturama) 1990, p. 114-115.
René Kok, Herman Selier en Erik Somers, Fotografie in bezettingstijd. Geschiedenis en beeldvorming, Zwolle (Waanders) 1993, p. 8.
Het Parool 7 maart 1995.
Trouw 25 maart 1995.
Mark van Driel, The great one and only Pete Felleman, in Het Parool 13 april 1996, p. 55.
Belangrijkste opdrachtgevers
(zie ook: Loes van Harrevelt, Marius Meijboom professionele fotografie 1936-1975. Fragmenten van een oeuvre in de historische context, ongepubliceerde doctoraalscriptie kunstgeschiedenis Rijksuniversiteit Utrecht, 1995, bijlage 3)
(reclamebureaus)
Van Alfen
Van Alphen
Alta
Arc’s Advertentiebureau
Co-op 2
FHV
Van Gelder
Jan Hallema
Van Hees
Kastelein
Hou Maet
Janssens en Co
Keman en Co
Jaap Langereis
Lintas
De la Mar
Meerkotter
Noordervliet
Prad
Remaco
Sell More
Smits
Staal en Co
Uschi Torens
Vorm
(overigen)
Albert Heijn
Amstel
Bruynzeel
De Bijenkorf
Douwe Egberts
Elegance
De Geïllustreerde Pers (Avenue en Margriet)
Gerzon
Heineken
International Textiles (tijdschrift)
KLM
Meuwsen (herenmode)
Organon
Philips
Sträter
Unilever
Waldorp Radio
Wehkamp
Secundaire bibliografie
v. G, Titels – technische gegevens kanttekeningen, in Cosmorama. Maandblad voor internationale fotokunst 1 (juli 1935) 7, p. 103.
Auteur onbekend, Atelier H. Meyboom, Amsterdam, in Bedrijfsfotografie 18 (7 augustus 1936) 16, p. 314.
Auteur onbekend, Bij de foto’s van M.C. Meyboom, Amsterdam, in Bedrijfsfotografie 19 (5 maart 1937) 5, p. 81-82.
Auteur onbekend, De reclame, de foto en de werkelijkheid, in Revue der Reclame 1 (november/december 1938) 11/12, p. 322 (met foto’s).
Auteur onbekend, Verplaatsing atelier Meyboom, Amsterdam, in Bedrijfsfotografie 20 (18 maart 1938) 6, p. 102-103.
Auteur onbekend, Wat een werk voor een foto, in Wij. Ons werk ons leven 4 (1938) 41, p. 4-6 (met foto’s).
Auteur onbekend, Foto-atelier Meyboom, Amsterdam, in Focus 25 (12 maart 1938) 6, p. 192.
F.v.d.M., Ik verkoos de foto… Marius Meijboom camera-kunstenaar, in Elegance 7 (1950) 4, p. 32-33.
H. Kleinstra, De fotografie en de mode, in Revue der Reclame 16 (april 1956) 4, p. 157-160 (metfoto’s).
Adri de Waard, Een halve eeuw hoffotografie, in De Spiegel (25 april 1959) 30, p. 8-16, 36.
Auteur onbekend, Dit zouden ze graag gemaakt willen hebben, in Revue der Reclame 21 (oktober 1961) 10, p. 816-817, 820-825.
Paul de Casparis, Van kiekjes maken tot reclamefotografie. Marius Meijboom: ‘Het grootste verschil zit hem in de benadering van het onderwerp’, in Revue der Reclame 25 (november 1965) 11, p. 866-867 (met foto’s).
Arie Pappot, Fotograaf Marius Meijboom zegt vak vaarwel, in Ariadne 19 december 1974.
Ben Dull, Foto Meijboom voorbij, in Het Parool 28 december 1974.
Auteur onbekend, Fotograaf Meijboom begint tweede leven op de Veluwe, in Amersfoortse Courant 4 januari 1975 (idem, in Veluws Dagblad).
Auteur onbekend, Hoffotograaf Meijboom huismeubel op Soestdijk, in Zwolse Courant 4 januari 1975 (idem, in Nieuw Kamper Dagblad, Het Dagblad, Het Nieuwe Land).
Auteur onbekend, Hoffotograaf Marius Meijboom huismeubel op Soestdijk, in De Gooi en Eemlander 11 januari 1975.
Ursula den Tex, Poseren. Fotograferen uit plichtsbesef. Marius Meijboom, de hoffotograaf van de Oranjes, in Vrij Nederland 36 (18 januari 1975), p. 17.
Fred Lammers, Marius Meijboom: Fotograferen is voor mij een hartstocht geweest, in Trouw 10 februari 1975.
Auteur onbekend, Ex hoffotograaf Meijboom: ‘Een half uur voor koningin Juliana’s officiële trouwfoto’, in De Vrije Zeeuw 1 maart 1975.
Auteur onbekend, Marius Meijboom over de periode als hoffotograaf, in Winschoter Courant maart 1975.
Rinus van der Schie, De allermooiste dingen heb ik nooit gefotografeerd, in Maandblad van de Vereniging van Beroepsfotografen in Nederland BFN (1975) 1.
Auteur onbekend, Vorstin lastig op de foto. Meyboom kreeg weinig tijd voor z’n platen, in Nu. Weekblad voor Den Haag en omgeving 1(11 maart 1976) 3, p. 3.
Ursula den Tex (eindred.), De bevrijde camera, in Vrij Nederland-Bijvoegsel (15 mei 1976) 20, p. 38.
Els Barents (red.), Fotografie in Nederland 1940-1975, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1978, p. 12, 116, losse biografie.
Flip Bool en Kees Broos (red.), Fotografie in Nederland 1920-1940, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1979, p. 19-20, 154.
Brochure tent. De illegale camera, Amsterdam (Paleis op de Dam) 1980.
Peter Charpentier, Waar bleef Marius Meijboom?, in P/F- Professionele fotografie (1987) 2,p. 52.
Dirk van Ginkel, In the middle of nowhere. Marius Meijboom over de eerste jaren van de reclamefotografïe, in Nieuwstribune 10 augustus 1989, p. 18-19 (met foto’s).
René Kok en Erik Somers (red. en samenstelling) , De Ondergedoken Camera, Zwolle/Amsterdam (Waanders/RIOD) 1991, p. 1110, 1113, 1120-1121 (met foto’s) (serie: Documentaire Nederland en de Tweede Wereldoorlog, 47).
Ingeborg Leijerzapf e.a. (tekst), Het beslissende beeld. Hoogtepunten uit de Nederlandse fotografie van de 20e eeuw, Amsterdam (BIS) 1991, p. 18, 203-204.
Catalogus tent. Rock around the camera. 40 Jaar popfotografie in Nederland. Rotterdam (Kunsthal) 1994, p. 6-7.
Veronica Hekking en Flip Bool, De illegale camera 1940-1945. Nederlandse fotografie tijdens de Duitse Bezetting, Naarden (V+K Publishing/ Inmerc) 1995, p. 78-79,81, 174-175, 179, 182-183, 190, 201, 209 (met foto’s).
Loes van Harrevelt, Marius Meijboom van kunstfotograaf tot ongekroonde koning van de reclamefotografie, in Nieuwsbrief Nederlands Fotoarchief 5 (november 1995) 2, omslag, p. 2-5 (met foto’s).
Lidmaatschappen
AAFV ca. 1935-1941 (exacte periode onbekend).
NFPV.
NFK 1949-1954.
BFN ca. 1970-1975 (exacte periode onbekend).
Onderscheidingen
1941 Zilveren plaquette, Zevende Amsterdamsche Salon van Fotografische Kunst (AAFV), Amsterdam.
Tentoonstellingen
1935 (g) Amsterdam, Vereenigingsgebouw AAFV (Keizersgracht 428-430), Tweede Amsterdamse Kerstsalon van Fotografische Kunst (AAFV).
1936 (g) Amsterdam, Vereenigingsgebouw AAFV (Keizersgracht 428-430), Derde Amsterdamse Kerstsalon van Fotografische Kunst (AAFV).
1939 (g) Amsterdam, Arti et Amicitiae, Kleinbeeld ’39.
1941 (g) Amsterdam, Arti et Amicitiae, Zevende Amsterdamsche Salon van Fotografische Kunst (AAFV).
1945 (g) Amsterdam, Atelier Marius Meijboom, De Ondergedoken Camera.
1954 (g) Utrecht, Jaarbeurs, Voorjaarsbeurs.
1979/1980 (g) Den Haag, Haags Gemeentemuseum, foto 20-40.
1978/1979 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, Fotografie in Nederland 1940-1975 .
1991 (g) Amsterdam, Nieuwe Kerk, Het beslissende beeld. Hoogtepunten uit de Nederlandse fotografie van de 20e eeuw (Collectie Stichting Dutch Photography).
1994 (g) Rotterdam, Kunsthal, Rock around the camera. 40 Jaar popfotografie in Nederland.
1995 (g) Amsterdam, Amsterdams Historisch Museum, De illegale camera 1940-1945. Nederlandse fotografie tijdens de Duitse bezetting.
1995 (g) Amsterdam, Amsterdams Historisch Museum, Toen hier….
Radioprogramma’s
1974 (31 december) Mobiel (Eef Brouwers) (AVRO).
Bronnen
Amsterdam, Gemeentearchief (o.a. archief Bijenkorf en archief Meuwsen).
Amsterdam, Frits Lemaire, schriftelijke informatie.
Den Haag, Fotoarchief van de Rijksvoorlichtingsdienst.
Ernst, Marius en Peggy Meijboom, documentatie en mondelinge informatie.
Haarlem, Nederlands Foto- & Grafisch Centrum (Spaarnestad Fotoarchief).
Leiden, Prentenkabinet, bibliotheek en documentatiebestand.
Rotterdam, Nederlands Fotoarchief (o.a. negatievenarchief 1934 tot ca. 1955.
Utrecht, Loes van Harrevelt (ongepubliceerde doctoraalscriptie kunstgeschiedenis: Marius Meijboom professionele fotografie 1936-1975. Fragmenten van een oeuvre in de historische context, Rijksuniversiteit Utrecht, 1995).
Collecties
Amsterdam, Gemeentearchief.
Amsterdam, Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD).
Amsterdam, Stichting Dunhill Dutch Photography.
Den Haag, Koninklijk Huisarchief.
Den Haag, Rijksvoorlichtingsdienst.
Haarlem, Nederlands Foto- & Grafisch Centrum (Spaarnestad Fotoarchief).
Leiden, Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit Leiden.
Rotterdam, Nederlands Fotomuseum
Auteursrechten
De auteursrechten op het fotografisch oeuvre van Marius Meijboom worden beheerd door het Nederlands Fotomuseum te Rotterdam.