Adriaan Boer
Ingeborg Th. Leijerzapf
Hedi Hegeman
Extract
Adriaan Boer is vooral bekend geworden als oprichter, redacteur en uitgever van diverse tijdschriften, waarvan Focus en Bedrijfsfotografie de belangrijkste zijn. Begonnen als portretfotograaf leidde hij succesvolle ateliers in Nijkerk, Baarn en Bloemendaal. Als voorvechter van een autonome fotokunst in Nederland hield hij zich bezig met de edeldrukprocédés, zowel in de praktijk als ook in tijdschriftartikelen. Boer was een begenadigd spreker en schrijver die alle aspecten van het fotografisch medium onder de aandacht van een groot Nederlands publiek heeft gebracht.
Biografie
1875 |
Adrianus (Adriaan) Boer wordt op 11 maart geboren in Rotterdam, als oudste zoon in het gezin van Dirk Boer en Alida Jeannetta Timmers. Dirk Boer drijft samen met zijn zwager in Rotterdam een oliehandel onder de naam Boer en Timmers. |
1883 |
De achtjarige Adriaan krijgt met Kerstmis een stereokijker met afbeeldingen cadeau. Dit geschenk wekt zijn interesse voor de fotografie. |
1892 |
Na de dood van zijn vader moet de zeventienjarige Adriaan als oudste zoon voor zijn moeder en haar vijf kinderen zorgen. Besloten wordt de toekomst van het gezin veilig te stellen door Adriaan als drogist te laten opleiden. Hij gaat als knecht werken in de drogisterij van een oom in Baarn, een amateurfotograaf. |
1893 |
Het gezin Boer verhuist naar Nijkerk. Adriaan begint hier een eigen drogisterij. Daarbij opent hij een eenvoudig fotoatelier. |
1894 |
Boers eerste bijdragen over fotografie worden geplaatst in het Weekblad voor Fotografie. Deze gaan over problemen als het maken van joodstijfsel, retoucheren van negatieven, platinapapieren en petroleumlicht. |
1896 |
Boer biedt het Weekblad voor Fotografie zijn diensten aan als medewerker en gaat schrijven voor de rubrieken ‘Voor de critiek’ en ‘Vragenbus’. |
1897-1912 |
Adriaan Boer vestigt zijn atelier in Baarn: eerst in de Hoofdstraat en later in de Teding van Berkhoutstraat F20. De familie verhuist mee. In het bevolkingsregister wordt Adriaan als kostwinner geregistreerd, met als beroep fotograaf. Tot 1912 heeft Boer in Baarn een goedlopend portretatelier en krijgt daarnaast topografische en reclameopdrachten. |
Voor atelieropdrachten gebruikt Boer regelmatig de kooldruktechniek. Ten behoeve van zijn vrije werk experimenteert hij met diverse edeldrukprocédés. |
|
Zijn zus Johanna (Anna) Boer opent in Amersfoort een atelier aan de Jacob van Campenstraat, als filiaal van het Baarnse atelier. |
|
In zijn woonplaats Baarn is Boer actief in het kerkelijk leven als diaken van de Nederlands Hervormde kerk en is hij – ten behoeve van zijn kinderen – medeoprichter van de christelijke lagere school dr. Astro. |
|
1898 |
Boer fotografeert in Baarn het bloemencorso en de stoet van koningin Wilhelmina en koningin-moeder Emma op weg naar de kroning in Amsterdam. |
1903 |
Boer treedt in het huwelijk met Alida Gerarda van Kempen. Zij is de oudste van drie dochters van dominee G. van Kempen, die met zijn gezin in de zomermaanden regelmatig als pensiongast bij Adriaans moeder verbleef. Adriaan en zijn vrouw krijgen vier kinderen: Alida, Jo, Dick en Ad. |
1907 |
Boer wordt voorzitter van de op 10 december in Amsterdam opgerichte Nederlandse Club voor Foto-kunst (NCvFK). Medebestuursleden zijn onder anderen Ernst A. Loeb (secretaris) en Johan Huijsen (penningmeester). |
1908 |
In oktober richt Boer samen met Ernst Loeb het tijdschrift De Camera op. Beiden nemen zitting in de redactie. De niet bij name bekende uitgever is gevestigd in Den Haag. |
In augustus neemt Boer deel aan de Internationale Tentoonstelling van Foto-kunst in het Stedelijk Museum te Amsterdam. |
|
1909 |
Vanaf dit jaar zendt Boer regelmatig in naar buitenlandse tentoonstellingen. Op de Internationale Photographische Ausstellung in Dresden wint Boer een gouden medaille met zijn combinatiegomdruk De open deur. Na Dresden bezoekt hij ook Berlijn. In ditzelfde jaar gaat hij naar Londen, waar hij onder meer de heliogravuretechniek bestudeert bij de fotograaf P.M. (?) Laws. |
Hij krijgt de opdracht een staatsieportret te maken van koningin-moeder Emma. |
|
vanaf 1912 |
Boer zet zich in voor de op 16 mei opgerichte ‘Vereeniging tot bijeenbrenging eener verzameling fotografieën in het museum van Kunstnijverheid te Haarlem’. Hij blijft vanaf 1913 jarenlang penningmeester van deze vereniging, kortweg Het Nederlandsch Fotografisch Museum genoemd. |
Tevens wordt Boer gevraagd les te geven aan een op te richten afdeling fotografie van de aan het Museum van Kunstnijverheid verbonden School voor Bouwkunde, Versierende Kunsten en Kunstambachten. Met het oog op deze functie verhuist het gezin Boer naar Bloemendaal, maar om financiële redenen gaat het docentschap niet door. Bij zijn inschrijving in de gemeente Bloemendaal geeft Boer als beroep op: redacteur. |
|
Boer woont vanaf mei op de Bloemendaalseweg 113b (Huize Liquenda); later verhuist hij achtereenvolgens naar Rustenburgerweg 1, Brederodeweg 9b en Duinwijckweg 1. |
|
In Huize Liquenda vestigt hij zijn portretatelier. Ter kennismaking stuurt hij de brochure Ik heb mijn vak lief naar vooraanstaande en kapitaalkrachtige families. |
|
Het Baarnse atelier wordt overgedragen aan L. Breebaart. |
|
Tijdens een bezoek aan Londen oriënteert Boer zich op de vakfotografie en de fotografische organisaties aldaar. |
|
1914 |
Boer verlaat de redactie van De Camera. Meteen richt hij Focus op, een tiendaags studieblad voor amateur- en vakfotografen. Om advertenties te werven maakt Boer – een maand voor de Eerste Wereldoorlog uitbreekt – een succesvolle reis langs Duitse fotografische fabrieken. Hij legt hier veel contacten. |
Ook bezoekt hij in Keulen de Deutsche Werkbund Ausstellung. |
|
1917 |
Samen met Ernst Loeb ontwerpt Boer de Focus-belichtingsmeter. |
1919 |
Een hartkwaal schakelt Boer een half jaar uit. Na zijn herstel richt hij op 9 juni Bedrijfsfotografie op. Boer neemt ook zitting in de redactie van dit algemeen technisch vakblad voor fotografie, reproductietechnieken en de fotohandel. Bedrijfsfotografie wordt verenigingsorgaan van de NFPV. |
1920 |
Boer verzorgt een cursus fotografie aan de Volksuniversiteit te Hilversum. |
1921 |
Met amateurfotograaf Jos C. Mol (mededirecteur tot 1923) richt Adriaan Boer de N.V. Uitgeverij Focus op. |
Boer bezoekt de portretfotograaf Karl Schenker, gevestigd aan de Kurfürstendamm in Berlijn. Hij interviewt Schenker voor Focus en wordt door hem geportretteerd. |
|
1922 |
Focus en Bedrijfsfotografie nemen zoveel van Boers tijd in beslag, dat hij besluit het Bloemendaalse portretatelier te verkopen. Het wordt overgenomen door Aug. Oepkes, die het in Huize Skylge, Hartenlustlaan 11, voortzet. |
1927 |
Boer richt Fotovreugd op, “een maandblaadje dat foto-amateurs wil kweeken”. Dit populaire propagandablad zal vanaf de derde jaargang door zijn zoon Dick Boer worden geredigeerd. |
Voor de Volksuniversiteit te Den Haag herhaalt Boer zijn cursus uit 1920. |
|
1929 |
Fotohandel, een voorlichtingsblad voor fotohandelaren, wordt door Boer opgericht. |
1931 |
Boers vrouw Alida van Kempen overlijdt. |
1932 |
Samen met zijn zoon Dick richt Boer Het Veerwerk op, een tijdschrift voor smalfilmers. |
Voor de tentoonstelling Klank en Beeld in de Amsterdamse RAI verzorgt Boer de afdeling fotografie. |
|
1935 |
Boer organiseert de eerste Internationale Focussalon, in Arti et Amicitiae in Amsterdam. |
1937 |
Adriaan Boer hertrouwt met Greet Heymens Visser, een Larense bloemenschilderes. |
Hij trekt zich gedeeltelijk uit de uitgeverij terug. |
|
1940 |
Het laatste door Adriaan Boer geschreven boek, Foto’s met inhoud, verschijnt. |
Dick Boer wordt voor militaire dienst opgeroepen, zodat Adriaan nog even voor zijn opvolger moet waarnemen. |
|
Op 24 april sterft Boer op vijfenzestigjarige leeftijd in Bloemendaal. |
|
Vier maanden later zet Dick Boer het werk van zijn vader definitief voort. |
Beschouwing
Adriaan Boer heeft in zijn werkzaam leven een ongeëvenaarde inzet, werkdrift en liefde voor de fotografie tentoongespreid. Toepasselijk is de tekst van zijn Ex libris uit 1925: “Altijd Bereid”.
Allereerst was hij een man van de praktijk. Hij was van huis uit gezegend met zakelijkheid, gevoel voor efficiënt handeldrijven en technisch vakmanschap. Daarnaast was hij een gedreven idealist en decennia lang een persoonlijk raadgever van velen. Door zijn stellige meningen en het aandurven van conflicten kwam hij dikwijls autoritair over. Ondanks zijn ambities en pretenties bleef Boer een eerlijk en openhartig man.
Na het overlijden van zijn vader werd Adriaan Boer als oudste zoon op zeventienjarige leeftijd kostwinner van de familie. Om zo snel mogelijk betaald werk te hebben, ging hij als leerling-knecht het drogisterijbedrijf in. Waarschijnlijk leerde hij daar bij zijn oom, die amateurfotograaf was, de fotografie kennen. Dikwijls konden (amateur) fotografen voor fotochemicaliën en vaak ook voor ontwikkelen en afdrukken bij drogisterijen terecht. Om de fotografie beter te leren kennen bestudeerde Adriaan in 1893 in zijn vrije tijd een tiendelige Amerikaanse schriftelijke cursus: Self-instruction library of practical photography.
Toen hij definitief had gekozen voor het financieel onzekere bestaan van vakfotograaf, maakte Boer – ter aanvulling op de bestudeerde internationale vakliteratuur – studiereizen naar belangrijke Europese centra voor fotografie als Berlijn en Londen. Hij was zeer gretig in het vergaren van kennis, maakte overal en bij iedereen aantekeningen en correspondeerde met talloze amateur- en vakfotografen in binnen- en buitenland over fotografische technieken en stijlkwesties. Praktijkervaring verkreeg hij door voortdurend te experimenteren in de donkere kamer.
In 1893 opende Adriaan in Nijkerk zijn eerste portretatelier naast het werk in de drogisterij. Zijn zuster Anna Boer assisteerde hem bij deze eerste schreden op het professionele fotografische pad. Succesvolle jaren volgden in Baarn van 1897 tot 1912. Boer vond daar een vermogende cliëntèle, van wie hij meer artistieke en uitdagender opdrachten kreeg. Uit de inkomsten bekostigde hij de dure ingrediënten voor de edeldrukprocédés die hij voor zijn vrije werk gebruikte.
Zijn zuster Anna leidde in deze periode aan de Van Campenlaan in Amersfoort een filiaal. Iedere zaterdagavond bezocht zij haar broer in Baarn ter beoordeling van het gemaakte werk. Langdurige ziekte leidde uiteindelijk tot overdracht van haar atelier aan Fritz Fikenscher. In Baarn produceerde Boer naast talloze visitekaartportretjes en kabinetfoto’s ook topografische opnamen (Historische Kring Baerne) en reclamefotografie. Zo fotografeerde hij in opdracht van een gerenommeerde Baarnse kweker, Dirk Hornsveld, nieuwe soorten dahlia’s op speciaal kleurgevoelig gemaakte platen.
In zijn atelier hield Boer zo nu en dan kunsttentoonstellingen. Een catalogus uit 1903 vermeldt onder andere schilderijen, pastels en aquarellen van M.J. Nefkens en houtskooltekeningen van Sara Hense en J.D. Belmer. Schilder-schrijver Jacobus van Looy wandelde regelmatig vanuit zijn woonplaats Blaricum naar Baarn om de verkoopexposities te bezichtigen en heeft zich ook door Boer laten portretteren. In 1904 maakte Boer zijn klanten per brief attent op zijn besluit om deze exposities te beëindigen, vanwege de zich voortdurend uitbreidende werkzaamheden op fotografisch gebied.
In 1909 kreeg Boer opdracht tot het portretteren van H.M. de koningin-moeder op Soestdijk. Interieurfoto’s van het paleis en portretten van de hofhouding maakten deel uit van deze opdracht. Boer beschreef hoe hij een schilderij op de achtergrond van Emma verving door een portret van Wilhelmina. Zo toonde het portret niet alleen Emma in haar paleis, maar visualiseerde ook symbolisch het erfelijk koningschap via deze in één beeld samengebrachte relatie tussen moeder en dochter. Het sprak voor Boer als vanzelf dat hij voor dit ambitieuze staatsieportret de kooldruk als ‘onvergankelijke’ techniek zou kiezen.
In Bloemendaal, waar hij zich vanaf 1912 als portretfotograaf had gevestigd, richtte hij zich evenals in Baarn op vermogende villabewoners die hij het liefst in hun eigen omgeving portretteerde. Hij streefde naar licht, ruimtelijkheid en een ontspannen sfeer. Het ‘heimportret’ was voor hem een ideale uitweg uit het afgeschermde atelier als onpersoonlijke plaats van opname. In de eigen huiskamer, temidden van het eigen meubilair, werden de poses natuurlijker. De mooie diffuse verlichting van de Bloemendaalse serres verminderde de noodzaak van retoucheren. De villa’s zelf waren ook goed voor talloze opdrachten. Dick Boer, destijds in de leer in het atelier van zijn vader, spoelde naar eigen zeggen honderden interieuropnamen.
Nadat hij in 1922 zijn atelier had verkocht, bleef Boer in Focus en Bedrijfsfotografie nog regelmatig over de voetangels en klemmen van de vakpraktijk schrijven.
Boer maakte voor het eerst kennis met de ‘kunstfotografie’ – zoals hij de picturalistische stroming wenste te noemen – voor de Rotterdamse etalage van Carl Emil Mögle. Hier stond hij als schooljongen met zijn neus tegen de ruit gedrukt, vol verlangen ook zulke mooie foto’s te kunnen maken. Volgens eigen zeggen leerde hij van deze nestor van de Nederlandse fotokunst de eerste beginselen van het ‘fotografisch zien’. Uit zijn atelieropdrachten kreeg Boer de revenuen die hij nodig had om in zijn levensonderhoud te voorzien, maar eigenlijk leefde hij voor zijn vrije werk.
De landschaps- en genrefotografie trokken hem het meest. Op zijn tochten door Nederland – met een voorliefde voor Zeeland, het Gooi, Brabant, maar ook dicht bij huis de duinen rondom Bloemendaal – maakte Boer de opnamen die hij afdrukte in vele technische variaties voor verschillende doeleinden (tentoonstellingen, publicaties, kalenderbladen, etc). Zowel in De Camera als in Focus schreef hij ten behoeve van de reislustige fotoamateur over de fotografische mogelijkheden in diverse regio’s. Hij legde op zijn tochten contacten met lezers en beschreef na thuiskomst de sfeervolle plekjes en het typerende van een streek. Ook besteedde hij regelmatig aandacht aan praktische aspecten zoals vervoer en horecagelegenheden.
Kenmerkend voor zijn foto’s is zijn oog voor de verschillen in atmosfeer in de seizoenen en de vertaling daarvan in de fotografische technieken. Bij het fotograferen van landschappen gebruikte hij veelal aan de beeldende kunst ontleende compositieregels. Door zijn oriëntatie op de internationale fotografie zijn invloeden aanwijsbaar van Engelse fotografen als Alfred Horsley Hinton, James Craig Annan, Alexander Keighley en David Octavius Hill.
Genrefotografie bestond voor Boer vooral uit opnamen van het gezinsleven op het platteland. Vaak liet hij voor dit onderwerp figuranten poseren in klederdracht. In de donkere binnenhuisjes was de belichtingstijd soms lang en dat dwong Boer tot bewuste keuzen van pose en positie van zijn modellen. Zijn composities zijn evenwichtig, meestal met fors zijlicht. Interieurs waren in de schilderkunst aan het eind van de negentiende eeuw zeer populair. Boer meende dat door deze schilderkunstige overvloed aan boerenerfjes en vissershuisjes een afkeer van de genrefotografie dreigde te ontstaan. Dat speet hem des te meer daar hij interieurfotografie juist zag als een spiegel van het leven. Kernwoorden voor een goede uitwerking van dit onderwerp waren volgens Boer: rust, intimiteit en eenvoud.
Boer was in zijn vroege werk vooral op de Angelsaksische fotografie georiënteerd. Zo bezocht hij de Londense fotograaf P.M. (?) Laws, bij wie hij vermoedelijk de heliogravuretechniek leerde, en was hij bevriend met F.J. Mortimer, redacteur van The Amateur Photographer & Photographic News. Maar vooral in Duitsland legde Boer talloze contacten met vak- en amateurfotografen, met de foto-industrie en de fotohandel. Hij wierf in deze kringen abonnees, auteurs voor zijn tijdschriften (professor Otto Mente), maakte er vrienden en verzamelde informatie voor eigen bijdragen over de buitenlandse fotografie. Zo bezocht hij in 1909 Berlijn, waar hij vakfotografen interviewde voor De Camera. In 1914 deed hij in Focus verslag van de fotografische afdeling van de Deutsche Werkbund Ausstellung te Keulen. De oliedruk domineerde deze expositie, maar het bedoelde effect van het op een hoger plan brengen van het handwerk werd door een teveel aan ‘maniertjes’ naar Boers mening niet bereikt.
Boers contacten met Franse collega’s waren het minst talrijk. In 1914 schreef hij in Focus, dat Nederlanders zelden exposeerden in Parijs en dat ze weinig wisten van de Franse ontwikkelingen. Naast het taalprobleem zag hij het ontbreken van aantrekkelijke tijdschriften als voornaamste oorzaak.
Boer was een veelzijdig technicus die experimenteerde met vrijwel ieder procédé, vooral met de zogenoemde edeldrukprocédés. Hij gaf bekendheid aan deze procédés in heldere lezingen en enthousiasmerende demonstraties, die hij overal in het land hield. Naast liefde voor het handwerk speelde ook Boers mening een rol dat het handwerk de fotograaf ruimte gaf voor persoonlijke inbreng. Met dit standpunt volgde Boer rond de eeuwwisseling de opvattingen van buitenlandse fotografen als Hugo Henneberg, Hans Watzek, Robert Demachy en van leden van de Britse Linked Ring. Vanaf de jaren twintig nam Boer meer afstand van de edeldrukken: “(…) ik voor mij heb die gaarne steeds met kracht gepropageerd, wellicht zonder voldoende aandacht te schenken aan de groote gevaren daaraan verbonden voor het gros der beoefenaars. De duizenden totaal mislukte gomdrukken en de tienduizenden dito’s in het olieverfprocédé hebben tot voorzichtigheid gemaand”, schreef hij in 1924 in het oktobernummer van Focus. Toch bleef hij de amateurfotografen in vele reeksen artikelen informeren over vooral de gomdruk en de (broom) oliedruk [voor deze techniek had de term pigmogravure eigenlijk zijn voorkeur].
Boer gaf in het eerste decennium van deze eeuw de voorkeur aan de gomdruk vanwege haar uitdrukkingskracht en de mogelijkheid van grote formaten. Een hoogtepunt van zijn oeuvre was de gouden medaille die hij won in Dresden (1909) met een combinatiegomdruk van een binnenhuisje, getiteld De open deur.
Ook de (broom-) oliedruk lag hem na aan het hart. De eerste jaargang van Focus startte met een serie over de broomoliedruk. Het succes van het blad achtte Boer hiervan een direct gevolg. Zelf had hij een zware etspers in huis, speciaal voor het maken van broomolie-overdrukken in grote aantallen op klein formaat.
Boer had in zijn professionele werk een voorkeur voor de kooldruk, vanwege de subtiele variaties van toonwaarden die in deze techniek mogelijk waren. Een edeldrukprocédé in strikte zin was de kooldruk echter niet. Meer vrijheid tot ingrijpen bood het zilverpigmentprocédé dat in 1919 via Engeland onder de naam carbrodruk bekend werd. Boer hield de kooldruk in ere vanwege de vrijheid van kleurgebruik, het plastisch reliëf en de goede houdbaarheid.
Nadat Boer in Londen de heliogravure had leren toepassen, gebruikte hij deze techniek regelmatig voor zijn vrije werk. Ook maakte hij reproducties in heliogravure van eigen werk. In 1912 was het, naast de oliedruk, zelfs zijn meest frequent gebruikte techniek, hetgeen onder picturalistische fotografen eerder uitzondering was dan regel. Rudolf Dührkoop en James Craig Annan behoorden tot de weinigen die hun foto’s eveneens in heliogravure drukten.
Volgens Boer moest een goede fotograaf niet streven naar een (mechanische) reproductie van de realiteit, maar naar de verzoening van ideaal en werkelijkheid in één beeld. Hij sloot daarmee aan bij de in de jaren negentig van de negentiende eeuw ontstane internationale beweging binnen de amateurfotografie, die evenals in de kunstnijverheid het ambacht herwaardeerde en naar essenties zocht. Een artikel van Boer in Elseviers Geïllustreerd Maandschrift (1907) was aanleiding tot heftige polemieken met andersdenkenden die zijn hooggespannen verwachtingen voor de kunstfotografie niet deelden. Hij had in dat artikel geschreven over de nieuwe uitdaging van het goed tot uitdrukking brengen van het karakter van de geportretteerde en over de vooruitgang die dit bracht in de professionele portretfotografie. Hij veroordeelde echter het daarbij achter blijven van de wil van het publiek om voor de betere producten beter te betalen.
Boer verloochende het picturalistische schoonheidsideaal nooit, maar van de tot weinig resultaat leidende discussie of fotografie al dan niet kunst was, werd ook hij toch een beetje moe. Hij plaatste zich min of meer tussen twee opvattingen in: die van de manipulatie toestaande denkrichting en die van de puristische. De laatste stond een zuiver gebruik van fotografische technieken en middelen voor, zonder handmatige ingrepen. Boers vrije werk was romantisch en uitgevoerd in met de hand bewerkte edeldrukken. Desondanks zag hij zichzelf vooral als ‘zuivere’ kunstfotograaf. Deze zuiverheid bleek dan vooral uit de houding van de fotograaf ten opzichte van de natuur. “De fotografie brengt den mensch terug naar de natuur, ze leert hem zich in de schoonheid van het volle leven te verdiepen en brengt daardoor de diepste en meest edele gevoelens tot uiting”, schreef hij op 16 juni 1921 in Focus.
Boer riep de Focus-lezers in dezelfde jaargang op, om in het kader van een prijsvraag eens hoger te reiken dan uiterlijkheden alleen: “Gevraagd: een gedachte.” De redactie ontving veel negatieve reacties op de bedoeling en zwaarte van deze prijsvraag. Boer benadrukte vervolgens, geen voorschriften te willen geven. Wel gaf hij ter indicatie van zijn bedoelingen een paar voorbeelden: een vaas dorre zonnebloemen met als titel ‘Vergankelijkheid’, of roggeschoven als ‘Ons Dagelijksch Brood’.
Typerend voor Boers kijk op zijn collega’s is zijn waardering voor wat hij noemde de dichterlijke ziel van Léonard Misonne en voor het ‘vergeestelijkte’ werk van Dirk Blank. Vermoedelijk verklaart het feit dat Blank vooral door Boers publicaties over de broomoliedruk op het spoor van dit procédé was gezet het enigszins paternalistische toontje waarmee Boer in Focus schreef: “Zoo beoefend, zoo geïdealiseerd is de fotografie levend gemaakt en bevrijd uit hare kluisters.”
Ook berichtte Boer regelmatig in Focus over modernere stromingen binnen de fotografie. Door een demonstratie van de Duitse fotograaf Erwin Quedenfeldt in 1913 in Hotel Americain te Amsterdam werden Boers ogen geopend voor het principe van de fotografie als vlakversiering zonder dieptewerking. Vanaf 1920 namen echter zijn afwijzende opmerkingen toe over de fotografieken van Quedenfeldt en zijn leerling Henri Berssenbrugge. Hij ging deze vorm van fotokunst beschouwen als een onzuivere imitatie van futurisme en kubisme. In 1907 noemde Boer de landschapsfotografie het nog nauwelijks ontgonnen, maar schoonste en edelste gebied voor de fotografie, waarin zo zuiver mogelijk de toon, kleur en stemming in de natuur moest worden naverteld. Gewaakt moest worden voor klakkeloze imitatie van schilderkunstige thema’s. In 1910 schreef Boer dat de formele aspecten – vorm en lijn -juist het helderst tot hun recht kwamen in onderwerpen die “(…) niet staan in een reuk van mooiheid”.
Boer gaf als redacteur aandacht aan vernieuwingen in de fotografie zoals de nieuwe zakelijkheid. Zijn waardering voor moderne stromingen wisselde nogal. De hernieuwde zuiverheid van Jan van der Pant beviel hem beter dan ‘expressionistische’ vormen van fotografie. Toen hij in 1918 Alvin Langdon Coburns ‘Vortographs’ als fotofuturisme beschreef, noemde hij ze een moeilijk te begrijpen experimentele oplossing van “(…) het probleem van vormenschoonheid vrij van naturalistische vormen.”
In reactie op buitenlandse vakliteratuur besprak Boer nieuwe vormgeving – overtekeningen en combinatiedrukken – zoals van Man Ray en die van het Berlijnse Atelier Yva. Duitse fotogrammen en het werk van de Nederlander Jan Kamman noemde hij “Nieuwe wegen in de kunstfotografie” (1928). Vooral het fotogram zag Boer als een gezond product van de geest.
Boer was in vele opzichten een perfectionist. Dat gold zeker voor zijn fotografische apparatuur. In zijn atelier gebruikte hij statiefcamera’s, op fietstochten nam hij 18×24 cm reiscamera’s mee. Hij had ook een 6×6 cm vouwcamera, een Rolleidoscoop stereocamera en later de kleinere Patent Etui-camera, de Ica Picolette en een Mentor-reflex (6×9 cm). De steeds perfecter wordende vergrotingsapparatuur en instellingsmogelijkheden van lensscherpte maakten grote camera’s overbodig. In Boers nalatenschap bevinden zich 539 glasnegatieven, een aantal diapositieven die waarschijnlijk werden gebruikt als tussenstappen in zijn edeldrukprocédés en een aantal stereonegatieven. Als ontwikkelaar gebruikte hij bij voorkeur het zacht werkende pyrogallol. De verspreiding van zijn eigen werk vond op grote schaal plaats via prentbriefkaarten die door Weenink en Snel werden uitgebracht. Ook verschenen enkele kalenders in diepdruk en in heliogravure. Adriaan Boer had veel succes met zijn Focus-belichtingsmeter, die vanaf 1917 jarenlang geproduceerd werd en die hij beschreef in zelfbouwvarianten. Het principe bestond uit de chemische registratie van de hoeveelheid licht op een strookje fotopapier. De uitslag was op een kartonnetje met schaalverdeling afleesbaar.
Boer hield zich goed op de hoogte van de ontwikkeling van de kleurenfotografie. In 1909 leidde een bezoek aan de Duitse fotograaf Josef Rieder (Neue Photografische Gesellschaft Steglitz-Berlin) tot eigen proefnemingen met de Askaudruk en de verslaggeving hiervan in De Camera. Ook komen in zijn nalatenschap kleurenafdrukken op zink voor. Maar hij hield zich lang niet zo intensief met kleur bezig als Bernard Eilers, wiens meerkleurenprocédés hij zeer bewonderde. In een artikel in 1909 over zogenaamde Rembrandt-verlichting onderscheidde Boer het vaak oppervlakkige “(…) tegenlichtje der fotografen (…)” van het indringende licht van de beroemde zeventiende-eeuwse schilder. Fotograaf Martin Kaufmann Jr was in zijn ogen de enige die zich op integere wijze op deze dramatische verlichting toelegde. Het licht in Boers eigen werk is doorgaans zonniger en minder dramatisch. Dat geldt ook voor zijn binnenhuisjes die in recensies echter ook het predikaat Rembrandtiek kregen.
In de foto’s van Adriaan Boer is de compositie altijd zeer overwogen. De amateurfotografen onder zijn lezers wilde hij eveneens doordringen van het feit, dat de beeldhoek, de keuze van lenzen en het afsnijden van het beeld grote invloed hebben op de weergave van het onderwerp. Studie van de oude meesters in de schilderkunst bleef volgens Boer actueel, al had de moderne kunst zich al gedistantieerd van deze traditie.
Bij lezingen propageerde Boer de motiefzoeker: een kartonnetje van 9×12 cm met een opening van 6×9, dat de amateur in staat stelde zijn motief te isoleren. Veel regels werden bovendien overbodig wanneer men de kernwoorden rust en eenvoud in het oog hield.
Onder invloed van de film signaleerde Boer een groeiende aandacht voor vlakverdeling. Juist de fotografie, die statischer was dan film en doorgaans gebonden aan zwart-wit, moest haar kracht ontlenen aan de vlakverdeling. In samenhang met licht en stofuitbeelding droeg de constructie van een foto de geestelijke kwaliteiten en de stemming ervan. Boer hield zich in zijn rubriek ‘Fotocritiek’ in Focus regelmatig bezig met het “(…) uitrafelen van een mooi stukje kantwerk (…)”. Met dergelijke analyses toonde hij zijn medefotografen uit welke beeldelementen schoonheid kon worden opgebouwd.
Na zijn eerste bijdragen aan het Weekblad voor Fotografie werd de uitgave van een lange reeks tijdschriften uiteindelijk het levenswerk van Boer. Hij maakte zijn eigen vrije werk ondergeschikt aan het publiceren en redigeren. Tenslotte verkocht hij in 1922 zijn atelier om een uitgeverij te kunnen beginnen. Boer was initiatiefnemer en redactielid van De Camera, Focus en Bedrijfsfotografie, zonder twijfel zijn drie belangrijkste tijdschriften. Daarna verschenen bij uitgeverij Focus nog bladen als Fotovreugd, Fotohandel en Het Veerwerk. In 1941 moest de uitgeverij N.V. Focus, onder leiding van Dick Boer, de uitgave van de meeste tijdschriften op last van de bezetter stopzetten. Alleen Het Veerwerk mocht tot mei 1943 doorgaan.
Adriaan Boer ontwikkelde zich door het schrijven van velerlei artikelen over allerlei onderwerpen tot een autoriteit op zowel technisch als artistiek gebied. Bewerkingen van zijn artikelen in boekvorm werden zeer populair: De fotografie vereenvoudigd, Portretfotografie voor den amateur, Foto-critiekjes, Het vergrooten. Een practische handleiding, Foto ‘s met inhoud. De erkenning van zijn autoriteit zien we terug in zijn onderscheidingen, jurylidmaatschappen en lezingen.
De Camera verscheen vanaf 1908 als “veertiendaagsch modern fotografisch tijdschrift” onder redactie van Adriaan Boer en Ernst A. Loeb. Doel van het blad was een orgaan te zijn voor iedere vak- of amateurfotograaf op alle gebieden van de fotografie: een zeer breed perspectief. Tegelijkertijd moest het vooral met zijn tijd meegaan – modern zijn – en de door de redactie waargenomen nieuwe interesse in het medium stimuleren. Boer was onder meer verantwoordelijk voor de rubrieken: ‘Van de redactie’, ‘Voor den beginner’, ‘Onze chemicaliënkast’ en ‘Technische vragen’. In zijn stukjes waarschuwde Boer voor technische en vormgevingsfouten en zette de beginselen van de fotografie duidelijk uiteen. Daarnaast introduceerde hij in deze rubrieken technieken als de kooldruk en verschillende edeldrukprocédés, vaak voor het eerst in Nederland. In Boers bijdragen aan de series ‘Verborgen krachten’ (1909) en ‘De man en zijn werk’ besprak hij vooraanstaande vakfotografen, onder wie Tollens, Mögle, Clausing en Bersenbrugge, naast ‘eenzame werkers’ als bijvoorbeeld Jan R. van Nijendaal. De rubriek ‘Voor den vakman’ ging regelmatig over boekhouding, want “(…) een fotograaf is iemand die ook koopman is (…)”. De Camera-studieportefeuille, de Camera-lezingen voor talloze amateurfotografische verenigingen en Boers individuele besprekingen van ingezonden foto’s stonden alle in het teken van smaakopvoeding.
Vanaf de tweede jaargang nummer 7 voerde Boer alleen de redactie over De Camera. Collega Ernst Loeb had afscheid genomen om zich volledig aan zijn eigen fotografische werk te kunnen wijden. Met ingang van 1 januari 1914 kreeg Boer zijn ontslag. C.M.J. Hermelink werd benoemd tot waarnemend redacteur. De uitgever motiveerde deze omslag als een keuze voor andere schouders, nuttig voor de lezers. Boer kwam in brochures en in Focus enkele keren terug op deze kwestie. Hij had zijn eigen ideeën onvoldoende kwijt gekund, vanwege meningsverschillen met de uitgeverij.
Op 10 januari 1914 verscheen te Bloemendaal het eerste nummer van Focus, tiendaagsch fotoblad voor Groot Nederland, zelfstandig geredigeerd door Adriaan Boer en officieel orgaan van de AFV Rotterdam, HAFV, NCvFK (tot de vijfde jaargang) en NAFV (vanaf de vierde jaargang). Groot Nederland stond voor Nederland, België en Nederlands-Indië. Met fotografen in deze landen en met de in Nederlands-Indië gevestigde zendeling prof. Kraemer had Boer een goed persoonlijk contact.
In het eerste nummer schreef Boer: “Het groote doel van mijn streven blijft bij alles: de verheffing van het artistiek peil der Nederlandsche lichtbeeldkunst. (…) uitgaande van het beginsel, dat fotografie, hoewel in zich zelf een onpersoonlijke techniek, tot kunst worden kan in handen van een de techniek beheerschend, artistiek aangelegd werker.” Hij streefde ernaar met zijn tijd mee te gaan, zonder oude waarden opzij te zetten.
In ‘Ons matglas’ plaatste Boer de actualiteiten. Ook voor andere rubrieken was hij verantwoordelijk, zoals ‘Raad en daad’, ‘Ons vakhoekje’ en ‘Fotocritiek’.
In 1921 werd de Focus uitgeverij omgezet in een Naamloze Vennootschap, met J.C. Mol tot 1923 als mededirecteur. Het kantoor van de uitgeverij was niet langer in Boers eigen woning gevestigd. De staf groeide gestaag.
Om zijn lezers aan zich te binden schreef Boer prijsvragen uit met thema’s als: Aan den arbeid, Bejaarde personen, Ons interieur, Landschappen met wolken en Gedachte.
Vanaf de jaren twintig verschenen regelmatig bijdragen over film. De eerste smalfilmwedstrijden in Nederland werden georganiseerd door Focus. Boer steunde ook het ontstaan van de Nederlandse Smalfilmliga. Hij was commissaris bij de oprichting van de filmmaatschappij Polygoon.
Het in 1919 opgerichte tijdschrift Bedrijfsfotografie richtte zich, zoals de naam al aangeeft, meer op de vakfotograaf dan op de amateur. Het was aanvankelijk de bedoeling dat het tijdschrift het vakorgaan zou worden van de Nederlandsche Fotografen Patroonsvereeniging (NFPV), maar het bestuur van de NFPV besloot op de valreep een eigen orgaan op te richten. Desondanks zette Boer de oprichting van Bedrijfsfotografie door en zag enkele jaren later alsnog kans de NFPV aan zich te binden. Het blad geeft veel aandacht aan vaktechnische aspecten, zoals belichtingsfouten, kunstlichtopnamen, gevoeligheid van opnamemateriaal en optiek, verder aan economische onderwerpen, vakonderwijs, wetgeving, tentoonstellingen en personalia. Ondanks een andere doelgroep vindt men in dit vakblad echter ook regelmatig overlappingen met artikelen in Focus.
Ernst Loeb noemde het eerste decennium van de twintigste eeuw – de tijd van De Camera – een zeer inspannende periode. “Eindelijk dan had de jonge beweging [de fotopicturalisten van vooral de NCvFK] een eigen orgaan en Boer was in z’n element. Helpen, richting geven, aanmoedigen was immers z’n leven en dat kon nu geschieden.”, schreef hij in een biografie over Boer in het nummer van 9 februari 1920 van Focus. Het organiseren van wedstrijden was daarbij heel belangrijk. Ook als medeoprichter in 1907 en actief bestuurslid van de NCvFK ondersteunde Boer de belangen van de nieuwe fotokunst. Na zijn definitieve keuze voor de journalistiek legde hij het voorzitterschap van deze club echter neer. Hij wilde onafhankelijk kunnen oordelen. Vooral in Focus, het orgaan van talloze amateurfotografische organisaties, besteedde Boer regelmatig aandacht aan het nut van het verenigingsleven. De oprichting van fotoclubs werd gestimuleerd door een kleine reeks artikelen (gepubliceerd in september en oktober 1916) waarin Boer schreef over het nut, het oprichten en leiden van dergelijke clubs. Hij bedacht zelfs conceptagenda’s. Vaak was hij persoonlijk op verenigingsavonden aanwezig.
Met de Eerste Wereldoorlog begon echter de malaise voor de fotokunst. In 1919 pleitte Boer voor de verkoop van kunstfoto’s, om de interesse van het publiek te laten toenemen en de (amateur-) fotograaf wat financiële verlichting te bieden. Door een voorstel tot het afschaffen van jurering probeerde Boer het tentoonstellingsleven wat te activeren. Dit principe van vrije inzending werd echter in 1922 weer verlaten. Het peil van de in 1908 in het Stedelijk Museum van Amsterdam gehouden Internationale Tentoonstelling van Foto-kunst was volgens Boer in 1920 nog onovertroffen. Nieuwe talenten had hij nog niet ontdekt. Alleen uit de groei van de fotoclubs putte hij hoop. De organisatie van vooral de amateurfotografen vond hij van vitaal belang voor verbetering van de positie van de fotokunst. Zij moesten elkaar steunen en groeien in hun opvattingen en techniek.
Boer was de organisator van de vereniging Het Nederlandsch Fotografisch Museum te Haarlem, dat uit historisch besef was opgericht om een fotografische collectie tot stand te brengen in het Museum voor Kunstnijverheid: “voor tentoonstellingen verlangen we – en terecht – dat onze werkers hunnen vooruitgang door telkens nieuw werk bewijzen. En zoo raakt het oude, hoe goed en belangrijk het ook was en van hoeveel beteekenis voor de ontwikkeling van den fotograaf en van de fotografie, ten slotte verloren.”
De collectie was internationaal van opzet en bevatte – door schenkingen en aankopen -voorbeelden van de vroegste procédés, waaronder daguerreotypieën, tot en met het werk van eigentijdse (kunst-) fotografen. Boer verwachtte dat de verzameling voor het publiek een belangrijke wegwijzer in fotografische kennis en smaak zou zijn en een stimulans tot het maken van fotokunst. De inning van contributies werd echter vanwege de oorlogsjaren gestaakt. De huisvesting bleef problematisch: opslag in het Museum voor Kunstnijverheid. Boer bracht de collectie en haar problematiek regelmatig in Focus onder de aandacht. Bij de sluiting van het Museum voor Kunstnijverheid in 1926 werd de collectie waarschijnlijk her en der gehuisvest, waardoor een deel verloren ging. Het restant kwam in 1955 in het Leidse Prentenkabinet terecht.
Fotografisch vakonderwijs bestond in Nederland nog niet in geïnstitutionaliseerde vorm. Dit was vooral een kwestie van gebrek aan financiën. In 1912 leek het er even op dat er voor Boer in het vakonderwijs toekomst zou zijn, toen hij werd uitgenodigd door directeur E.A. Saher om op de School voor Bouwkunde, Versierende Kunsten en Kunstambachten in Haarlem les te geven. Boer verhuisde naar Bloemendaal en bereidde zich er op voor een afdeling fotografie aan de Haarlemse instelling te gaan leiden. Uiteindelijk bleek de functie echter niet gehonoreerd te kunnen worden.
Zijn didactische gaven heeft Boer als journalist kunnen ontplooien door zijn publiek in schriftelijke vorm wegwijs te maken in fotografische vormgeving en technieken.
Het fotografisch oeuvre van Adriaan Boer is veelzijdig en technisch perfect uitgevoerd. Opdrachten en vrij werk lagen in eikaars verlengde. Zijn strenge opvattingen over kwaliteit en vakmanschap zijn in beide onderdelen van zijn werk terug te vinden. Sprekend over fotografie in talloze lezingen, artikelen en boeken, bleef hij trouw aan wat hij in zelfstudie en praktijk had geleerd. Zijn denkbeelden waren niet vrij van academische opvattingen, afkomstig uit de schilderkunstige traditie. Mede door deze, op den duur wat behoudende visie op fotografie bereikte Boer met tijdschriften als Focus en Bedrijfsfotografie tot zijn dood in 1940 zeer vele liefhebbers van fotografie. Door zijn sterke, persoonlijke uitstraling, zijn technische veelzijdigheid en zijn principiële stellingnamen wist hij zijn lezers aan zich te binden.
Documentatie
(selectie; niet opgenomen zijn onder andere redactionele artikelen en verslagen van congressen, groepstentoonstellingen en wedstrijden)
Primaire bibliografie
Fotografie bij petroleumlicht, in Weekblad voor Fotografie 1 (6 januari 1894) 1, p. 165.
De Tentoonstelling te Groningen, Geïllustreerd Weekblad voor Fotografie 8 (22 juni 1901) 24, p. 195-197.
De Internationale Fotografie-Tentoonstelling te Amsterdam, Geïllustreerd Weekblad voor Fotografie 9 (6 september 1902) 36, p. 281-284.
L’art pour 1’art, in Geïllustreerd Weekblad voor Fotografie 11 (22 oktober 1904) 43, p. 339-340.
Een chroomdruk procédé met olieverf, in Geïllustreerd Weekblad voor Fotografie 12 (7januari 1905) 1, p. 4-7.
Ozobromide. Een belangrijk nieuw procédé, in Geïllustreerd Weekblad voor Fotografie 13 (1906) 37, p. 289-291; 13 (1906) 39, p. 305-307.
Sepia “Japine” platina papier, in Geïllustreerd Weekblad voor Fotografie 13 (1906) 48, p. 381-382.
De ontwikkeling der fotografie in onzen tijd, in Elseviers Geïllustreerd Maandschrift 17 (december 1907) 12, p. 365-371.
Fotografie als kunst, in De Prins der geïllustreerde bladen 7 maart 1908 (met foto’s).
The pictorial possibilities of Holland, in The Amateur Photographer & Photographic News 10 juni 1912, p. 584-587 (met foto’s).
Pictorial photography in Holland, in Photograms of the Year 1912, p. 26-27; 1917-1918, p. 31-32; 1918, p. 31; 1920, p. 23; 1921, p. 32.
(circulaires) Mijn breuk met De Camera, 1 en 11, 1914.
De fotografie als kunst-uiting, in Natuur en Vernuft 1918.
Foto-critiekjes verzameld en gerangschikt door Frits Gerhard, Bloemendaal (Focus) 1922.
Het pigmogravure procédé, in Ernst A. Loeb, Kunstfotografie voor den amateur, Bloemendaal (Focus) 1922, p. 74-105.
Portretfotografie voor den amateur, Bloemendaal (Focus) 1922.
De fotografie vereenvoudigd, Bloemendaal (Focus) 1923.
Het vergrooten. Een practische handleiding, Bloemendaal (Focus) 1925.
De vrije procéde’s in de fotografie, in J.W. Boon (voorw.), Veertig jaren fotografie. Gedenkboekje uitgegeven door de Nederlandsche Amateur-Fotografen-Vereeniging ter gelegenheid van haar veertig jarig jubileum 7 sept.-5 nov. 1927, Amsterdam 1927, p. 56-68.
Onze werkers, in J.W. Boon (voorw.), Veertig jaren fotografie. Gedenkboekje uitgegeven door de Nederlandsche Amateur-Fotografen-Vereeniging ter gelegenheid van haar veertig jarig jubileum 7 sept.-5 nov. 1927, Amsterdam 1927, p. 85-103.
Photography in Holland, in Photograms of the Year 1930, p. 18-19.
Holland, in Photograms of the Year 1933, p. 19.
Fotografie, in Winkler Prins Encyclopedie, Amsterdam (Elsevier) 1935.
Foto’s met inhoud, Bloemendaal (Focus) 1940.
in Bedrijfsfotografie:
Het broomolieprocedé voor den vakman, 1 (9 juni 1919) 1, p. 3-5 t/m 1 (27 oktober 1919) 9, p. 101-102.
De alleen werkende vakfotograaf, 1 (21 juli 1919) 2, p. 17-18 t/m 1 (27 oktober 1919) 9, p. 100-101.
Vergrooten met reflexlicht, 1 (13 oktober 1919) 8, p. 88-90.
De combinatie-gomdruk, 1 (8 december 1919) 12, p. 139-140 t/m 1(12 april 1920) 21, p. 245-247.
Oud en nieuw over den kooldruk, 2 (5 augustus 1920) 3, p. 28-29 t/m 3 (26 mei 1921) 11, p. 189-190.
De geellichtontwikkeling naar Lüppo Cramer, 3 (2ojanuari 1921) 2, p. 20-22.
Een beroeps-commissie voor de portretfotografie, 3 (3 maart 1921) 5, p. 81, 83.
De kwestie F. Kramer, Licht en Schaduw, Bedrijfsfotografie en nog wat, 3 (14 april 1921) 8,p. 128-129, 131.
Een mooi nieuw atelier, 3 (7 juli 1921) 14, p. 238.
Iets over oliedruk en olieoverdruk, 3 (4 augustus 1921) 16, p. 262-264.
Een pigmogravure variant, 3 (1 september 1921) 18, p. 304-306.
Fotografisch vakonderricht in Duitschland, 3 (24 november 1921) 24, p. 407-410 t/m 3 (22 december 1921) 26, p. 446-448, 453.
Allerlei over het vergrooten voor den vakman, 42 (19 januari 1922) 2, p. 25-28, 31 t/m 4 (13 april 1922) 8, p. 173-176.
Nieuwe inzichten, 4 (30 maart 1922) 7, p. 146, 149-152, 155-156.
De economische kant, 4(13 april 1922) 8, p. 168, 171-173.
Het inrichten van een kunstlicht atelier, 4 (13 april 1922) 8, p. 176-180.
Het fotografisch bedrijf in onzen tijd, 4 (27 april 1922) 9, p. 192-194 t/m 4 (7 december 1922) 25, p. 556, 559-561.
De heimfotografie, 4 (8 juni 1922) 12, p. 263-264, 267-268 t/m 4 (31 augustus 1922) 18, p. 400-401.
Het groote negatief, 4 (28 september 1922) 20, p. 452,455-457.
Fotografische toestanden in Duitschland, 4 (23 november 1922) 24, p. 535-538.
Het radeeren van negatieven en positieven, 4 (21 december 1922) 26, p. 588-591.
Het vraagstuk der halatie in de vakpraktijk, 5 (18 januari 1923) 2, p. 34-38.
C.M. Dewald †, 5 (1 maart 1923) 5, p.96.
Het ontwikkelen in de warmte, 5 (2 augustus 1923) 16, p. 370-374.
Een nieuw procédé voor kunstfotografie, 5 (13 september 1923) 19, p. 439-442.
Gevoeligheidsverhooging van platen, 5 (8 november 1923) 23, p. 549-550, 553-554.
Prof. G.H. Emmerich †, 5 (8 november 1923) 23, p. 556-557.
Het maken van directe positieven, 6 (10 april 1924) 8, p. 175-178, 181-183.
Amidol voor kortbelichte platen, 6 (23 oktober 1924) 22, p. 531-533.
De toestand der vakfotografie in Duitschland, 6 (4 december 1924), 25 p. 604, 607-608.
Reclame voor het portret in Duitschland, 6 (18 december 1924) 26, p. 629-632.
De weeldebelasting en de fotografie, 7 (28 februari 1925) 5, p. 97-98.
Jos-Pe kleurenfotografie op papier, 7 (14 maart 1925) 6, p. 134-137.
Een mooi nieuw positiefprocédé met stuifverven, 7 (29 augustus 1925) 18, p. 395-397.
Nieuwe gezichtspunten in het pigmo overdrukprocedé, 8 (27 februari 1926) 5, p. 114-117.
Gevoeligheidsverhooging van platen, 8 (22 mei 1926) 11, p. 249-251.
Electrische negatiefretouche. Ervaringen met het Vibro Electro Retoucheerapparaat, 8 (22 mei 1926) 11 , p . 255-256.
Het maken van groote negatieven zonder behulp van diapositieven, 8 (14 augustus 1926) 17, p. 395-397; 8 (28 augustus 1926) 18, p. 431-433.
De practische cursus van collega A.M. Schein, 8 (23 oktober 1926) 22, p. 509.
Het fotografeeren van zilveren voorwerpen, 8 (20 november 1926) 24, p. 560-561.
Een nieuw middel voor het plaatselijk verzwakken van ontwikkelingsbeelden, 8 (18 december 1926) 26, p. 609-610.
Technische details voordracht broomolieprocedé, 9 (12 februari 1927) 4, p. 81-83.
De pigmogravure-overdruk, 9 (21 mei 1927) 11, p. 263-268; 9 (4 juni 1927) 12, p. 288-290.
Een mooie, goedkoope en vlugge sepiakleuring, 9 (21 mei 1927) 11, p. 273-275.
Atelier W. Bleuzé, Rotterdam, 9 (4 juni 1927) 12, p. 301-302.
Atelierverplaatsing P. Brandsma, Amsterdam, 9 (4 juni 1927) 12, p. 302-303.
Losmaken van de beeldlaag van negatieven, 9 (18 juni 1927) 13, p. 315-319.
Het redden van onderbelichte platen door sluiering, 9 (27 augustus 1927) 18, p. 456-457.
Propaganda voor de portretfotografie, 9 (19 november 1927) 24, p. 608-609.
Bepaling van brandpunt en lichtsterkte van optiek, 9 (3 december 1927) 25, p. 620-623.
Over kunstlichtopnamen met een zich verplaatsende lichtbron, 10 (28 januari 1928) 2, p. 37-40.
Een en ander uit de geschiedenis van het gebruik van kunstlicht voor de portretfotografie, 10 (28 januari 1928) 2, p. 45-49.
Een en ander over het gebruik van kunstlicht voor de portretfotografie, 10 (11 februari 1928) 3, p. 63-67.
De practijk der fotografie bij electrisch gloeilicht, 10 (25 februari 1928) 4, p. 92-95 t/m 10 (19 mei 1928) 10, p. 266-268.
Het zichtbaar maken van onzichtbare dingen door fotografie, 10 (25 februari 1928) 4, p. 101-104.
Opnamen met een zich verplaatsende lichtbron, 10 (10 maart 1928) 5, p. 134-136.
Dubbellaag pigmo-overdruk, 10 (7 april 1928) 7,p. 184-185.
Fotomaton perspectieven, 10 (19 mei 1928) 10, p. 256-259.
Het fotografeeren van winkelétalages, 10 (19 mei 1928) 10, p. 269-271.
De grootte van de zilverkorrel bij verschillende ontwikkelaars, 10 (30 juni 1928) 13, p. 341-343.
Het trekvrij opplakken van groote foto’s, 10 (28 juli 1928) 15, p. 397-399.
Hoe verzekert men de houdbaarheid van foto’s onder ongunstige omstandigheden, 10 (11 augustus 1928) 16, p. 424-425.
Reproductie naar blauwdrukken, 10 (25 augustus 1928) 17, p. 447-449.
Gomdruk voor de vakpractijk, 10 (22 september 1928) 19, p. 488-490 t/m 10 (29 december 1928) 26, p. 673-676, 681.
Vergroote negatieven, 10 (22 september 1928) 19, p. 491-493.
De Fotomaton, 10 (17 november 1928) 23, p. 594; 10 (1 december 1928) 24, p. 617-620.
Vensters in interieurs, 10 (15 december 1928) 25, p. 659-661.
Tentoonstelling moderne fotokunst te R’dam, 11 (17 januari 1929) 2, p. 21-23.
Een vereenvoudigd pigmogravure procédé, 11 (14 februari 1929) 7, p. 77-80.
Hoe staat het met de gevoeligheid onzer platen bij groote koude?, 11 (21 februari 1929) 8, p. 87-88.
De organisatie der vakfotografen in Duitschland, 11 (21 februari 1929) 8, p. 90-92 t/m 11 (21 maart 1929) 12, p. 139-141.
Bij den zestigsten verjaardag van Cornelis G. Leenheer, 11 (18 april 1929) 16, p. 185-189.
Fotografisch vakonderricht in Nederland, 11 (9 mei 1929) 19, p. 226 t/m 11 (23 mei 1929) 21, p. 244-249.
Portretten met groote koppen, 11 (30 mei 1929) 22, p. 257-258.
Atelier Schreurs, Den Bosch, 11 (13 juni 1929) 24, p. 286-287.
Vakonderricht in de fotografie, 11 (20 juni 1929) 25, p. 291-292.
Ons vakonderwijs, 11 (4 Juli 1929) 27, p. 319-322.
Zilveren jubileum F. de Haas, Arnhem, 11 (5 september 1929) 36, p. 422-424.
Lectoraat en vakschool voor fotografie, 11 (31 oktober 1929) 44, p. 518-519.
Silhouetten, 11 (31 oktober 1929) 44, p. 520-522.
Welke lichtkleur is het best voor portretopnamen?, 11 (31 oktober 1929) 44, p. 524-527.
Collega H.A. van Santen zestig jaar, 11 (7 november 1929) 45, p. 536-538.
Reimert Kehlet te Kopenhagen en zijn werk, 12 (24 januari 1930) 2, p. 36-39.
Een fotografische herinnering aan Jac. v. Looy, 12 (7 maart 1930) 5, p. 86-88.
De etalage en de auteurswet, 12 (4 april 1930) 7, p. 121-122.
De verbouwing bij W. Bleuzé Jr. te Leiden, 12 (2 mei 1930) 9, p. 162-164.
Een naaldeprik als lens, 12 (22 augustus 1930) 17, p. 312-314.
Een zeldzaam jubileum. R. Ziegler, vijftig jaar fotograaf, 12 (26 december 1930) 26, p. 482-483.
Veertigjarig jubileum Jan Amesz, 13 (9 januari 1931) 1, p. 4-5.
Mevrouw E. Lendvai-Dircksen, Charlottenburg, 13 (9 januari 1931) 1, p. 6.
Vergrooten zonder hinder van korrel, 13 (20 maart 1931) 6, p. 102.
Tentoonstelling van portretten van Franz Ziegler bij Kleykamp, 13 (15 mei 1931) 10, p. 190-191.
Aanval of verdediging?, 13 (15 mei 1931) 10, p. 191.
Het nieuwe atelier van J. Bleuzé, Rotterdam, 13 (26 juni 1931) 13, p. 239-240.
Het fotografisch atelier van F. Geveke, Amsterdam, 13 (10 juli 1931) 14, p. 254-255.
De kleine camera in de vakpractijk, 13 (18 september 1931) 19, p. 346-350.
Afdrukken met de lens, 13 (2 oktober 1931) 20, p. 365-369.
Atelierverbouwing W. Bleuzé Sr., Rotterdam, 13 (2 oktober 1931) 20, p. 370.
Het nieuwe atelier Van Maarseveen, Den Haag, 13 (27 november 1931) 24, p. 441.
Het vraagstuk van ons positiefmateriaal, 13 (11 december 1931) 25, p. 461-464.
A.S. Weinberg †, 14 (29 januari 1932) 2, p. 25-26.
Tentoonstellingwerk J.J. Kok, 14 (11 maart 1932) 5, p. 87.
De heliogravure, 14 (9 september 1932) 18, p. 334-336 t/m 14 (16 december 1932) 25, p. 472-474.
Practische wenken voor het aanbrengen van cellophaan op bromide- en andere gelatinefoto’s, 14 (9 september 1932) 18, p. 347-348.
Het herbouwde atelier van Franz Ziegler, 14 (4 november 1932) 22, p. 414-415.
Een hulpmiddel voor het maken van reproducties zonder reflectie, 15 (19 mei 1933) 10, p. 197-198.
Godfried de Groot en zijn nieuwe atelier, 15 (3 november 1933) 22, p. 423-424.
Gedachten over vakscholen en kunstfotografie, 15 (17 november 1933) 23, p. 459-451.
Opmerkingen over portretfotografie in verband met Lerski’s boek “Köpfe des Alltags”, 15 (17 november 1933) 23, p. 451-453.
Het maken van foto’s in teekenmanier, 15(15 december 1933) 25, p. 476-478 t/m 16 (1 juni 1934) 11, p. 184-186.
Vijf en twintigjarig zakenjubileum J.J. Kok, Hilversum, 16 (23 maart 1934) 6, p. 103-105.
Bij Koningin Emma als fotograaf, 16 (6 april 1934) 7, p. 112-114.
De vakfotograaf en de fotohandel, 16 (6 april 1934) 7, p. 122-125.
“Portrat-Photographie” von Franz Fiedler, 16 (27 juli 1934) 15, p. 259-260.
Carl Emil Mögle †, 16 (7 september 1934) 18, p. 316-318.
Het verzwakken van negatieven volgens verschillende methoden, 16 (21 september 1934) 19, p. 334-337.
Tentoonstelling H. Berssenbrugge, Amsterdam, 16 (21 september 1934) 19, p. 338.
Snel-fotografie voor den actieven vakman, 16 (19 oktober 1934) 21, p. 372-375.
Vervaardiging van broomzilverfoto’s in het groot. Een bezoek aan de N.V. Jos Pé te Arnhem, 16 (19 oktober 1934) 21, p. 383.
J. Bockstart. Veertig jaren in de fotografie, 16 (2 november 1934) 22, p. 389-390.
Kleeflak voor filmmontage, 16 (16 november 1934) 23, p. 412-414.
Allerlei over droog opplakken, 17 (11 januari 1935) 1, p. 15-19.
Vorderingen in driekleurenfotografie. Belangrijke resultaten van Bern. F. Eilers, 17 (25 januari 1935) 2, p. 26-28.
Het herstellen van oude verbleekte foto’s, 17 (8 februari 1935) 3, p. 42-45.
Lieven Gevaert †, 17 (22 februari 1935) 4, p. 62-64.
Jan Stokvis’ vestiging te Den Haag, 17 (19 april 1935) 8,p. 156.
Over de toepassing van nieuwe lichtbronnen, 17 (28 juni 1935) 13, p. 247-248.
Het nieuwe Kodak gebouw in Den Haag, 17 (12 juli 1935) 14, p. 259-260.
Fotodruk Industrie L. van Leer & Co, 17 (1 november 1935) 22, p. 418.
Het vraagstuk der korrelgrootte bij portretnegatieven, 17 (1 november 1935) 22, p. 423-426; 17 (15 november 1935) 23, p. 443-445.
Het pigmogravure of broomolieprocedé, 17 (29 november 1935) 24, p. 459-462.
Andere methoden van kleurenfotografie, 18 (1 mei 1936) 9, p. 174-175.
Het fotografeeren van bloemen en planten, 18 (21 augustus 1936) 17, p. 324-326; 18 (4 september 1936) 18, p. 349-351.
De duurzaamheid onzer foto’s, 18 (11 december 1936) 25, p. 483-487.
Proefatelier fa. Boonen & Co, 19 (30 april 1937) 9, p. 162-163.
Het nieuwe atelier van Franz Ziegler, Den Haag, 19 (14 mei 1937) 10, p. 180-181.
De N.V. E. Fischel Jr. bestaat 1 mei 70 jaar, 20 (29 april 1938) 9, p. 166.
Ons vakonderwijs, 20 (14 oktober 1938) 21, p. 395-398.
Eeretentoonstelling Bern. F. Eilers, 21 (13 januari 1939) 1, p. 5-7.
Getrouwe reproducties van teekeningen, prenten enz., 21 (11 augustus 1939) 16, p. 298-300, 305; 21 (25 augustus 1939) 17, p. 325-326.
“Psychologische Photografieën, 21 (3 november 1939) 22, p. 416-418.
Frans Ziegler †, 21 (17 november 1939) 23, p. 445-447.
in De Camera:
De man en zijn werk. C.E. Mögle, 1 (14 november 1908) 4, p. 58-61.
De man en zijn werk. P. Clausing Jr., 1 (11 december 1908) 6, p. 101-102.
De man en zijn werk. H.J. Tollens C.Hz., 1 (23 december 1908) 7, p. 121-122.
Technische vragen. Het droog opplakken van foto’s, 1 (23 december 1908) 7, p. 131-133.
Uit de praktijk. Ensyna papier, 1 (2 maart 1909) 11, p. 215-216.
De man en zijn werk. Alb. Kapteijn, 1 (15 april 1909) 13, p. 242-245.
De man en zijn werk. G.S. de Veer, 1 (1 mei 1909) 14/15, p. 247.
Technische vragen. De askau-druk, 1 (15 april 1909) 13, p. 247-248.
Ons jachtterrein, 1 (15 mei 1909) 16, p. 297-301 (met foto’s).
De man en zijn werk. W.J. van Zanen, 1 (1 juni 1909) 17, p. 317-318.
De man en zijn werk. J. Meyer te Meppel, 1 (1 juli 1909) 19, p. 359-360.
Voorname Duitsche fotografen 1. Hugo Erfurth, Dresden, 1 (15 juli 1909) 20, p. 373-374, 377-378.
“Rembrandt”-verlichting, 1 (31 augustus 1909) 23, p. 421-427.
Over kinderportretten, 1 (30 september 1909) 25/26, p. 457- 458, 461-464.
Voorname Duitsche fotografen. C.J. von Dühren, Berlijn, 2 (15 november 1909) 3, p. 21-22.
De man en zijn werk. A.J. Weinberg, 2 (12 december 1909) 5, p. 43-44.
Verborgen krachten, 2 (28 december 1909) 6, p. 56-57.
De “Neue Photografische Gesellschaft”. Steglitz-Berlijn, 2 (26 januari 1910) 8, p. 77-78.
Onze Kunst. Nachtfotografie, 2 (12 maart 1910) 11, p. 107-108.
Enige beschouwingen over gomdruk, 2 (29 april 1910) 15, p. 148-149; 2 (15 mei 1910) 16, p. 156-157.
De man en zijn werk. H. Berssenbrugge, 2 (13 juni 1910) 18, p. 172-173.
Over Helena Goude en haar werk, 2 (15 september 1910) 24, p. 228-229.
Een eigenaardige toepassing van bromide papier, 2 (15 september 1910) 24, p. 233.
Een opmerking over de techniek der gomdruk, 3(1 november 1910) 1, p. 9.
Over fotografie in natuurlijke kleuren, 3 (1 juni 1911) 16, p. 152 t/m 3 (15 juli 1911) 19, p. 184-186.
Een nieuwe verzwakkingsmethode, 3 (1 juli 1911) 18, p. 174.
Fotografisch vakonderricht, 3 (1 september 1911) 22, p. 216-217.
Zilverpigmentdruk in de practijk, 3 (1 oktober 1911) 24, p. 233-235.
Over standontwikkelen, 4 (1 april 1912) 11, p. 98-99.
Het portret, 4(15 september 1912) 22, p. 197-198; 4 (1 oktober 1912) 23, p. 204-205.
Het werk van wijlen W. Husselman, 4 (1 oktober 1912) 23, p. 203.
Een aardige en practische donkere kamer, 5 (15 december 1912) 4, p. 41-42.
1863-1913. Een gouden jubileum. J.C. Reesinck Zutphen, 5 (1 april 1913) 11, p. 99-99.
“Lichtvlek” bij objectieven, 5 (15 mei 1913) 14, p. 128.
Landschapstochten voor den fotograaf in eigen land. Zuid-Beveland en Walcheren, 5 (1 juni 1913) 15, p. 142-143 (met foto’s).
P. Clausing (in memoriam), 5 (15 augustus 1913) 20, p. 175.
Nieuwe banen, zonder?, 6 (1 november 1913) 1, p. 7-8.
Een prachtige nieuwe kleurenplaat, 6 (1 december 1913) 3, p. 25-26.
in Focus:
Het Broomolie procédé, 1 (30 januari 1914) 3, p. 29 t/m 1 (10 maart 1914) 34/35. p. 380-381.
Nachtfotografie, 1 (28 februari 1914) 6, p. 57-58.
Het zelfvervaardigen van mooi afdrukpapier, 1 (30 augustus 1914) 24, p. 271- 273.
Het zelf maken van een betrouwbaren fotometer voor opnamen, 1 (10 november 1914) 26, p. 299-301; 1 (20 februari 1915) 32/33, p. 361-362.
De kooldruk 1 (30 december 1914) 28/29, p. 320-322 t/m 2 (10 september 1915) 16/17, p. 131-132.
Stereoscopische lichtbeelden, 2 (10 april 1915) 1/2, p. 3-5.
Het beinvloeden van het beeldkarakter van bromidevergrootingen ten bate van het broomolieprocede, 2 (25 oktober 1915) 21, p. 159-160.
Het werk van Alb. Kapteijn, 2 (25 oktober 1915) 21, p. 161.
Diapositieven in chromaat-zilver gelatine, 2 (31 januari 1916) 30, p. 234-237; 2 (20 februari 1916) 32, p. 262-263.
De enkelvoudige gomdruk, 3 (10 april 1916) 1, p. 4-5; 3 (20 april 1916) 2, p. 18-20 (met foto).
Een mooie, goedkoope en vlugge sepiakleuring, 3 (10 mei 1916) 4, p. 43-44.
Wandelingen door mijn werkkamer, 3 (20 juni 1916) 8, p. 105-107 t/m 4 (10 mei 1917) 4, p. 55-56, 61.
De pigmogravure procede’s, 3 (10 november 1916) 22, p. 301, 306-307 t/m 4 (10 mei 1917) 4, p. 62-63.
Een en ander over nachtfotografie, 3 (10 december 1916) 25, p. 349-351.
Het bepalen van den vertragingsfactor van geelfilters, 4 (10 juni 1917) 7, p. 100-101.
Het beoordelen van het effect van geelfilters, 4 (20 juni 1917) 8, p. 116, 121.
De anilin-sensibilisatie voor pigmentprocedé’s, 4 (20 september 1917) 17, p. 244-247.
De pigmogravure procede’s, 4 (10 november 1917) 22, p. 314-316 t/m 4 (30 november 1917) 24, p. 343-345.
Een nieuw versterkingsrecept, 4 (30 november 1917) 24, p. 338-339.
Lichtgevoeligheidsmeting en kleurgevoeligheisbepaling van fotografische platen, 4 (20 december 1917) 26, p. 369-370 t/m 4 (28 februari 1918 ) 33, p. 456-457.
De “Focus” belichtingsmeter in de practijk, 4 (20 maart 1918) 35, p. 480-482.
De pigmogravure procédés, 5 (30 april 1918) 3, p. 46-47.
Kooldruk met anilin sensibilisatie, 5 (30 mei 1918) 6, p. 88, 90, 92 t/m 5 (10 juli 1918) 10, p. 159-161.
Pigmogravure, 5 (10 juli 1918) 10, p. 151, 153, 155 t/m 5 (30 oktober 1918) 21, p. 318-320.
Gedachtenwisseling. De gevaren van pigmo, 5 (30 juli 1918) 12, p. 187.
Ontwikkelaars zonder natrium sulfiet, 5 (10 november 1918) 22, p. 331-332.
Bromidepapier en wat daarmee te doen is, 5 (10 februari 1919) 31, p. 470-473 t/m 6 (11 april 1919) 1, p. 5-6.
Portretfotografie voor amateurs, 6 (2 juni 1919) 5, p. 96-98 t/m 6 (6 oktober 1919) 14, p. 298-299.
Gomdruk op bromidebeelden, 6 (22 september 1919) 13, p. 277-278.
De Quedenfeldt map, 6 (17 november 1919) 17, p. 352-353.
Focus portret galerij. Ignaz Bispinck, 6 (12 januari 1919) 21, p. 438-439; Alb. Kapteyn, 6 (26 januari 1919) 22, p. 460-461; G.O. ‘t Hooft, 6 (23 februari 1920) 24, p. 502-503; D. Blank, 7 (19 april 1920) 2, p. 23-24; H. Berssenbrugge, 7(17 mei 1920) 4, p. 64-65.
Het zilver-pigment-procedé, 7 (5 april 1920) 1, p. 3-5.
Interieurfotografie, 7 (21 oktober 1920) 15, p. 281-283 t/m 8 (24 februari 1920) 4, p. 71-72.
Ontwikkeling bij geel licht, 8 (16 december 1920) 19, p. 353-354.
De Salon Léonard Misonne, 8 (21 april 1921) 8, p. 152-153.
Het opplakken van foto’s, 8 (28 juli 1921) 15, p. 331-334.
Het pigmogravure procédé, 8 (22 september 1921) 19, p. 416-419; 8 (29 oktober 1921) 21, p. 460-462.
Fotografisch leven in Duitschland, 8 (3 november 1921) 22, p. 481-482 t/m 8 (1 december 1921) 24, p. 527-529.
De wetenschappelijke grondslagen der pigmogravure, 9 (23 februari 1922) 4, p. 72-74.
Een bond van Nederlandsche fotoclubs, 9 (4 mei 1922) 9, p. 202-205.
Lichtconcentratie. Hare beteekenis in de kunstfotografie en de verschillende middelen om haar te bereiken, 10 (31 mei 1923) 11, p. 258-260; 10 (14 juni 1923) 12, p. 285-287.
Directe positieven, 10 (26 juli 1923) 15, p. 372-374.
In memoriam J.H. Duyvis, 11 (10 januari 1924) 1, p. 4-5.
Het maken van directe positieven, 11 (3 april 1924) 7, p. 180-182; 11 (17 april 1924) 8, p. 207-212.
Hedendaagsche stroomingen in de beoefening der fotografie, 11 (15 mei 1924) 10, p. 263-278.
Diapositieven en lantaarnplaatjes in kooldruk, 11 (27 november 1924) 24, p. 637-638 t/m 11 (27 december 1924) 26, p. 696.
Weeldebelasting en de fotografie, 12 (21 februari 1925) 4, p. 84.
Jos Pe kleurenfotografie op papier, 12 (7 maart 1925) 5, p. 111-113.
Het versterken met kleurstoffen, 12 (13 juni 1925), p. 282-284.
De gomdruk, 12 (5 september 1925) 18, p. 427-431 t/m 12 (14 november 1925) 23, p. 572-573.
De Pigmo-overdruk, 13 (9 januari 1926) 1, p. 4-6 t/m 13 (20 maart 1926) 6, p. 147-149.
Het werk en de persoonlijkheid van Jan van der Pant, 13 (6 maart 1926) 5, p. 115-118.
Een practische methode voor gevoeligheidsverhooging, 13 (1 mei 1926) 9, p. 223-224.
De ware beteekenis der standontwikkeling, 13 (4 september 1926) 18, p. 456-458; 13 (18 september 1926) 19, p. 486.
Plaatselijk verzwakken van bromidebeelden, 13 (13 november 1926) 23, p. 616.
De zilverpigmentdruk, 14 (22 januari 1927) 2, p. 36-39.
Tijdstroomingen in de kunstfotografie, 14 (19 februari 1927) 4, p. 90-94.
Het verzwakken van ontwikkelingsbeelden met jodium, 14 (16 april 1927) 8, p. 211-212.
Het kleuren van ontwikkelingsbeelden volgens de beitsmethode, 15 (7 januari 1928) 1, p. 4-5 t/m 15 (4 februari 1928) 3, p. 66-68.
Pigmogravure waarom en hoe?, 15 (3 maart 1928) 5, p. 127-128 t/m 15 (4 augustus 1928) 16, p. 426-427.
Generaal-majoor L.E.W. van Albada 60 jaar, 15 (14 april 1928) 8, p. 211-212.
Een nieuwe desensibilator. Cyanetum hydrargyricum, 15 (26 mei 1928) 11, p. 291-292.
Nieuwe wegen in de kunstfotografie, 15 (1 september 1928) 18, p. 477-480.
Veertig jarig jubileum der firma Schaap & Co, 16 (2 februari 1929) 3, p. 67.
Aftrekbare ontwikkelingspapieren volgens het patent Klaver en wat daarmee mogelijk wordt, 16 (16 februari 1929) 4, p. 93-94.
Directe positieven op kinofilm, 16 (2 maart 1929) 5, p. 136-137.
De nieuwste kunstfotografie, 16 (26 oktober 1929) 22, p. 588-589.
Kleurgevoeligheid, geelfilters en gevoeligheidsmeting, 16 (23 november 1929) 24, p. 640-642.
De kool- of pigmentdruk. In theorie en practijk, 17 (1 maart 1930) 5, p. 122-123 t/m 17 (22 november 1930) 24, p. 629-630.
Een fotografische herinnering aan Jac. van Looy, 17 (15 maart 1930) 6, p. 150-151.
Fotogrammen, 17 (15 maart 1930) 6, p. 153-154.
Adr. en Dick B. (= Adriaan Boer en Dick Boer), Otto Mente zestig jaar, 18 (14 maart 1931) 6, p. 149.
Desensibilisatie en gevoeligheid, 18 (25 april 1931) 9, p. 243-245.
Adriaan Boer en Dick Boer, Otto Mente †, 19 (28 mei 1932) 11, p. 317.
Voordeelen en moeilijkheden van het pigmogravure-procedé, 20 (4 februari 1933) 3, p. 68-71 t/m 20 (4 maart 1933) 5, p. 132-134.
Het silchrotintprocedé voor directe positieven, 20 (13 mei 1933) 10, p. 292-293.
Directe positieven bij ontwikkeling, 21 (17 februari 1934) 4, p. 114-115.
Vorderingen in driekleurenfotografie. Belangrijke resultaten van Bern. F. Eilers, 22 (19 januari 1935) 2, p. 33-34, 58.
Fotografische ontwikkelaars. Akademisch proefschrift door Ir. M.C.F. Beukers, 22 (19 januari 1935) 2, p. 38.
Lieven Gevaert †, 22 (16 februari 1935) 4, p. 95.
Ontwikkelingsproeven, speciaal in verband met korrelstructuur, 22 (22 juni 1935) 13, p. 368-370 t/m 22 (31 augustus 1935) 18, p. 517-519.
Adolphe Burdet vijf en zeventig jaren, 22 (26 oktober 1935) 22, p. 632-634.
Tentoonstelling fotografisch werk Hub. Leufkens, 23 (28 maart 1936) 7, p. 212.
Kleurenfoto’s door Bern. F. Eilers, 23 (11 april 1936) 8, p. 225-226.
Foto-Electr. belichtingsmeters bij het vergrooten, 23 (23 mei 1936) 11, p. 321-322.
Inleiding tot den gomdruk, 23 (20 juni 1936) 13, p. 376-378.
Hoe ik mijn beste gomdrukken maak. Verslag van een vraaggesprek met H. Berssenbrugge, 23 (4 juli 1936) 14, p. 404-407.
Kleurenfotografie nu en vroeger, 25 (26 maart 1938) 7, p. 204-205.
Gen.-majoor L.E.W. van Albada zeventig jaar, 25 (23 april 1938) 9, p. 259-260.
Het goed recht der vrije procédé’s, 25 (7 mei 1938) 10, p. 291-293; 25 (21 mei 1938) 11, p. 322-323.
Kleurenfotografie op papier. Een mooie toepassing van silchrotint, 25 (21 mei 1938) 11, p. 317-319.
Correctie van kleurendiapositieven, 25 (22 oktober 1938) 22, p. 639.
Eere-tentoonstelling Bern. F. Eilers, 26 (7 januari 1939) 1, p. 5-7.
foto’s in:
Wereldkroniek 11 (9 juli 1904) 15, p. 234.
Wereldkroniek 11 (1 augustus 1908) 18, p. 281-282.
Jaarboek NCvFK 1908.
Photographische Mitteilungen 46 (1909), p. 97.
Wereldkroniek 17 (3 december 1910) 36, p. 575.
Photograms of the Year 1912, pl. LXXIV.
Photograms of the Year 1915, pl. XXVII.
Photograms of the Year 1921, pl. LIV.
Camera. Illustrierte Monatschrift für die Gesamte Photographie 13 (juni 1935) 12, p. 421.
Bedrijfsfotografie 20 (18 maart 1938) 6, p. 109.
Bedrijfsfotografie 22 (17 mei 1940) 10, p. 169-172.
in De Camera:
1 (30 september 1909) 25/26, p. 469.
2 (26 januari 1910) 8, na p. 77.
2 (29 augustus 1910) 23, na p. 219.
3 (1 april 1911) 11, p. 97.
3 (15 april 1911) 12/13, p. 114.
4 (15 juni 1912) 16, na p. 144.
5 (1 juli 1913) 17, bijlage.
6 (1 november 1913) 1, p. 3.
in Focus:
2 (10 april 1915) 1/2, na p. 6.
2 (10 augustus 1915) 13/14, p. 103.
3 (20 december 1916) 26, p. 363-364.
4 (10 april 1917) 1, p. 1.
4 (30 mei 1917) 6, p. 88.
4 (30 augustus 1917) 15, p. 218.
5 (10 september 1918) 16, p. 232, 234.
5 (10 januari 1919) 28, p. 427-430.
6 (19 mei 1919) 4, p. 81-82.
6 (29 december 1919) 20, p. 416.
7 (21 oktober 1920) 15, p. 285-288.
8 (5 mei 1921) 9, p. 183.
11 (21 augustus 1924) 17, p. 442.
15 (7januari 1928) 1, p. 18.
17 (19 juli 1930) 15, p. 402.
22 (2 maart 1935) 5, p. 135-142.
Secundaire bibliografie
Catalogus van de schilderijen-tentoonstelling in het atelier van Adr. Boer, Teding van Berkhoutstraat F20, Baarn, te houden van 13 tot en met 18 april 1903
Laura de Berk, De Internationale Tentoonstelling van Foto-kunst, in Geïllustreerd Weekblad voor Fotografie 15 (8 augustus 1908) 32, p. 249-253.
Alb. de Haas, Kunstberichten. Uit Haarlem, in Onze Kunst 12 (1913), p. 43-44.
H. de Boer, De Jaarlijksche Tentoonstelling van Fotowerken te Amsterdam, in De Camera 6(1 november 1913) 1, p. 1-4.
Auteur onbekend, Een autoriteit op fotografisch gebied, in De Hollandsche Revue 25 (1920), p. 121-124.
Auteur onbekend, Tentoonstelling van Foto-werken, Nieuwe Arnhemsche Courant 27 oktober 1925.
Auteur onbekend, Adriaan Boer 60 Jahre alt, in Photographische Industrie 27 februari 1935, p. 206.
C.G.L., Adriaan Boer 60 jaar, in Bedrijfsfotografie 17 (8 maart 1935) 5, p. 80.
A.H., Prominente Photokünstler, in Camera. Illustrierte Monatschrift fü̈r die Gesamte Photographie 13 (april 1935) 10, p. 335.
H.G. Cannegieter, Persoonlijkheden. Adriaan en Dick Boer, in Morks’ Magazijn (juli 1936) 7, p. 336-349 (idem in: Bedrijfsfotografie 18 (27 november 1936) 24, p. 463-467).
Auteur onbekend, Bij de platen in dit nummer, in Bedrijfsfotografie 20 (18 maart 1938) 6, p. 101-102.
Dick Boer, Adriaan Boer †, in Bedrijfsfotografie 22 (17 mei 1940) 10, p. 161-165.
Dick Boer, Bij de platen van Adriaan Boer, in Bedrijfsfotografie 22 (17 mei 1940) 10, p. 166-167.
Bern. F. Eilers, Aan Adriaan Boer, in Focus 27 (22 juni 1940) 13, p. 367-368.
Catalogus tent. Foto-tentoonstelling “Haagsche Amateur Fotografen Vereeniging” 50 jaar, Den Haag 1957, p. 13, 18.
Hof-fotografen, in De Telegraaf 13 mei 1967, bijlage.
Dick Boer, Adriaan Boer/Pionier der kunstzinnige fotografie. Een keuze uit zijn voornaamste werk met analyse der composities, korte levensloop en karakterschets door Bernard F. Eilers, Haarlem (Focus) 1969.
Claude Magelhaes, Nederlandse fotografie. De eerste honderd jaar, Utrecht/Antwerpen (Bruna & Zoon) 1969, p. v, XVIII, afb. 67.
P.L. van der Vliet, Adriaan Boer. Kundig pionier der kunstzinnige fotografie, in De Volkskrant 3 januari 1970.
J.J.Th. Sillevis, Adriaan Boer, pionier der kunstzinnige fotografie, in Nieuwe Rotterdamse Courant 21 januari 1970.
Auteur onbekend, Adriaan Boer belicht door zoon, in Het Parool 7 maart 1970.
Auteur onbekend, Dick Boer opent fotoexpositie in Bloemendaal, in Haarlems Dagblad 30 april 1971.
Ingeborg Th. Leijerzapf (red.), Fotografie in Nederland 1839-1920, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1978, p. 70, 79, 91.
Flip Bool, Kees Broos (red.), Fotografie in Nederland 1920-1940, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1979, p. 5-7, 20-25, 27-28, 43, 57, 61, 72, 88-89, 95, 120, 146 (met foto’s).
(Brochure) Adriaan Boer 1875-1940. Ter gelegenheid van de tentoonstelling ‘De fotografie van Adriaan Boer’, z.p. (Amersfoort) 1985.
Jan Coppens, Terugblik op Adriaan Boer, in Foto 40 (juni 1985) 6, p. 30-31.
(Brochure) Adriaan Boer – een tijdsbeeld -, z.p. (Hoevelaken) (Bouwfonds Nederlandse Gemeenten) z.j. (1987).
Bas Roodnat, Warme sfeer in de edeldrukken van Adriaan Boer. Negentig historische fotowerken in het Raadhuis van Overveen, in NRC Handelsblad 28 februari 1987.
Ingeborg Th. Leijerzapf (red.), Het Fotografisch Museum van Auguste Grégoire. Een vroege Nederlandse fotocollectie, Den Haag (SDU) 1989, p. 17, 29, 107.
in Focus:
Anthony Guest, Hollandsche fotokunst te Londen, 2 (10 oktober 1915) 19/20, p. 152-153.
Auteur onbekend, Het Nederlandsch Fotografisch Museum (naar een voordracht op 13 oktober 1913), door Adriaan Boer, gehouden voor de Haagsche Fotoclub “Daguerre”, 5 (30 oktober 1918) 21, p. 311-314.
E.A. Loeb, Bij het portret van Adriaan Boer, 6 (9 februari 1919) 23, p. 480-482.
Auteur onbekend, Correspondentie. Kwestie Fr. Kramer, 9 (9 februari 1922) 3, p. 56.
J.B., Hilversumsche Fotografische Club, 9 (23 maart 1922) 6, p. 139.
J.G. Staal, Hengelosche Amateur-Fotografen Vereeniging, 11 (13 november 1924) 23, p. 634.
M.H.J. Veenenbos, H.A.F.V, 12 (24 Januari 1925) 2, p. 52.
Auteur onbekend, Fotografie aan de Volksuniversiteit, Den Haag, 14 (8 januari 1927) 1, p. 4.
Dick Boer, Beknopte analyse der platen in dit nummer, 22 (2 maart 1935) 5, p. 134.
Dick Boer, Adriaan Boer 60 jaar, 22 (2 maart 1935) 5, p. 123-127.
Dick Boer, Adriaan Boer †, 27 (27 april 1940) 9, p. 253.
Dick Boer e.a., Adriaan Boer †, 27 (11 mei 1940) p. 283-291.
Auteur onbekend, Het laatste werk van Adr. Boer. “Foto’s met inhoud”, 27 (22juni 1940) 13, p. 365.
Bern. F. Eilers, Aan Adriaan Boer, 27 (22 juni 1940) 13, p. 367-368.
Auteur onbekend, “Foto’s met inhoud” verschenen. Het laatste werk van Adriaan Boer, 27 (3 augustus 1940) 16, p. 447.
A.P.W. van Dalsum, “Foto’s met inhoud”, 27 (3 augustus 1940) 16, p. 467.
Dick Boer, Adriaan Boer, oprichter en eerste redacteur van “Focus” 1875-1940, 39 (10 januari 1954) 1, p. 3.
Dick Boer, Over de oprichter van Focus Adriaan Boer, 49 (24 april 1964) 9, p. 10-19 (met foto’s).
C. van Russen Groen, Herinnering aan Adriaan Boer, 49 (17 juli 1964) 15, p. 12-13.
Lidmaatschappen
NCvFK, tot 1915 (bestuurslid in 1906, voorzitter in 1908).
De Camera (medeoprichter, lid van de redactie 1908-1914).
Focus (oprichter, lid van de redactie vanaf 1914).
Jury (1908-1909) voor de Nederlandse afdeling Vakfotografie voor de Internationale Photographische Ausstellung, Dresden 1909.
Propagandacommissie Ve Congres International de Photographie te Brussel, 1910.
Jury, Tweede Jaarlijksche Nationale Tentoonstelling van Fotowerken (NAFV), Amsterdam 1914.
Jury, Jaarlijksche Onderlinge Wedstrijd TH Delft, 1914.
NAFV, vanaf 1916.
Bedrijfsfotografie (oprichter, lid van de redactie vanaf 1919).
Fotovreugd (lid van de redactie 1927-1928).
Jury, Eindhovense fotosalon, Eindhoven 1922.
Commissie ten dienste van leden en buitenleden der NAFV welke zich ten doel stelt het uitzenden van Nederlands fotowerk naar buitenlandse tentoonstellingen te bevorderen, vanaf 1925.
De Fotohandel (lid van de redactie vanaf 1928).
Het Veerwerk, maandblad voor smalfilmers (lid van de redactie vanaf 1932).
Onderscheidingen
1909 Gouden medaille, Internationale Photographische Ausstellung, Dresden.
1911 Medaille (open pictorial class), 26e Jaarlijksche Tentoonstelling, Birmingham.
1911 Bronzen medaille, Ausstellung für Bildniss und Figurenbild (Gesellschaft zur Förderung der Amateurphotographie Hamburg).
1913 Gouden medaille, Salon International d’Art Photographique, Gent.
1914 Gouden medaille, Koloniale tentoonstelling, Semarang.
Tentoonstellingen
1907 (e) Amsterdam, Kunstzaal Barend Groote (Kalverstraat 43).
1908 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, Internationale Tentoonstelling van Foto-Kunst.
1909 (g) Dresden, Internationale Photographische Ausstellung.
1911 (g) Birmingham, 26e Jaarlijksche Tentoonstelling.
1911 (g) Hamburg, Ausstellung für Bildniss und Figurenbild (Gesellschaft zur Förderung der Amateurphotographie Hamburg).
1913 (g) Gent, Paleis van Schoone Kunsten, Salon International d’Art Photographique.
1913 (g) Haarlem, Kunstnijverheidsmuseum.
1914 (g) Amsterdam, Ivens & Co, (broomoliedrukken).
1914 (g) Birmingham, (Birmingham Photographic Society).
1914 (g) Semarang, Paviljoen van den Semarangschen Kunstkring, Koloniale tentoonstelling (rondreizende tentoonstelling).
1915 (g) Londen, The London Salon of Photography.
1921 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, Achtste Jaarlijksche Nationale Tentoonstelling van Fotowerken.
1922 (g) Amsterdam, Paleis voor Volksvlijt, De Mensch.
1922 (g) Eindhoven, Foyer van de Chicago Bioscoop, Eindhovense fotosalon.
1923 (g) Dordrecht, Lokaal van de Dordtsche Vrouwenclub, Eerste Dordtsche Fotosalon.
1923 (g) Haarlem, Prinsenhof, (fototentoonstelling Volksuniversiteit).
1923 (g) Weltevreden (Batavia), Hotel der Nederlanden, Eerste Internationale Foto-Salon (Eerste Nederlandsch Indische Amateur Fotografen Vereeniging
1925 (g) Bandoeng, Jaarbeurs, International Exhibition of Photography.
1969 (g) Den Bosch, Noord-Brabants Museum, Nederlandse Fotografie. De eerste honderd jaar (rondreizende tentoonstelling).
1980 (g) Rotterdam, Wijkmuseum Hillesluis, ‘De Gomdruk’.
1985 (e) Amersfoort, Kreatief Centrum De Hof, De fotografie van Adriaan Boer.
1987 (e) Overveen, Raadhuis, foto’s van Adriaan Boer (1875-1940).
1987 (e) Hoevelaken, Bouwfonds Nederlandse Gemeenten (Westerdorpsstraat 66), Adriaan Boer 1875-1940.
1989 (e) Haarlem, Kloostergangen/Refter Stadhuis, Adriaan Boer Kollektie.
Radioprogramma’ s
1932 (mei) Radiovoordracht door Adriaan Boer vanuit de RAI te Amsterdam (NCRV).
1939 (27 september) De wereldoogst van kunstfoto’s 1939 (NCRV), radiovoordracht door Adriaan Boer naar aanleiding van de Focus Fotosalon.
Bronnen
Haarlem, Stichting Nederlands Foto- & Grafisch Centrum (Spaarnestad Fotoarchief).
Leiden, Prentenkabinet, bibliotheek en documentatiebestand (o.a. ongepubliceerde bijvakscriptie kunstgeschiedenis van Erik J.A. Zevenhuizen, De fotografische musea in Nederland, Rijksuniversiteit Leiden 1988).
Collecties
Baarn, De Historische Kring Baerne.
Haarlem, Stichting Nederlands Foto- & Grafisch Centrum (Spaarnestad Fotoarchief).
Leiden, Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit Leiden.
Auteursrechten
Het fotografisch oeuvre van Adriaan Boer is vrij van auteursrechten. De reproductierechten berusten bij de instellingen die de foto’s beheren (zie onder Collecties).