Ad Windig
Joke Pronk
Tineke de Ruiter
Extract
Ad Windig behoort tot de groep GKf-fotografen die na de Tweede Wereldoorlog het gezicht van de Nederlandse reportagefotografie bepaald hebben. Zijn onderwerpen strekken zich uit van portretten tot bedrijfsreportages, van landschappen tot stillevens. Zijn oeuvre is van een constante kwaliteit met een herkenbare eigen beeldtaal. Als persoon is Ad Windig pas de laatste jaren door tentoonstellingen en boekuitgaven naar voren getreden.
Biografie
1912 |
Adrianus (Ad) Windig wordt geboren op 8 november te Heemstede als oudste zoon van Adrianus Windig en Hendrika Johanna Aris. Het gezin telt zes kinderen. |
1925 |
Zijn vader geeft hem een Ernemann platencamera cadeau. |
1931-ca.’37 |
Hij doet eindexamen aan de Handels-HBS in de Nicolaas Maesstraat in Amsterdam en gaat werken op het verzekeringskantoor van zijn vader om opgeleid te worden tot assuradeur. |
ca.1937-ca.’40 |
Ad Windig neemt ontslag bij het kantoor van zijn vader. Hij is lid van de door Frank Buchman opgerichte Oxford Movement (later: Morele Herbewapening) en gaat fulltime voor deze beweging werken. Hij maakt onder andere als amateurfotograaf met een Rolleicord opnamen van de bijeenkomsten. Zijn inkomsten bestaan uit dat wat de welgestelde leden ‘achterlaten’ ter ondersteuning van de werknemers. |
Na het zien van de tentoonstelling foto ’37 in het Stedelijk Museum te Amsterdam besluit Ad Windig fotograaf te worden. |
|
1940-’41 |
Hij volgt een halfjaar fotografielessen bij Emmy Andriesse (praktijk) en Carel Blazer (theorie). |
Als er bij Emmy op de Achterburgwal in Amsterdam een etage vrij komt gaat Ad Wrindig er wonen. |
|
1942 |
Zijn eerste boek, Uit de werkplaatsen der beeldhouwers, met tekst van L.P.J. Braat wordt uitgegeven door De Spieghel in Amsterdam. |
Hij huurt een atelier in de Prinsenhofsteeg 4 in Amsterdam. |
|
1943-’45 |
Ad Windig huwt in 1943 met Annebet Stam. Uit dit huwelijk worden twee kinderen geboren: Lieselotte (1944) en Erik (1945). |
Als assistente werkt bij hem in het atelier de dochter van de kunstenaar Henk Henriet, Hennie. Via haar komt ook Annelies Romein bij hem werken. Zij maken onder andere pasfoto’s voor valse persoonsbewijzen van onderduikers. |
|
Tijdens de bezetting wordt Windig driemaal gevangen genomen wegens illegale activiteiten. Zo worden Carel Blazer, Ad Windig en Kryn Taconis bij het oprollen van de spionagegroep ‘Kees’ (Cees Dutilh) in april 1943 gevangen genomen. Blazer krijgt de doodstraf, Windig krijgt tien jaar tuchthuisstraf, maar wanneer de bevestiging van het vonnis door Berlijn uitblijft wordt hij in de loop van 1944 weer vrijgelaten, nadat op 10 februari van dat jaar Carel Blazer al is vrijgekomen. |
|
Samen met Kryn Taconis vindt Windig aansluiting bij de groep fotografen die later bekendheid krijgt onder de naam De Ondergedoken Camera. Ook Windigs vrouw Annebet Stam fotografeert af en toe illegaal met een ‘verborgen’ Rolleiflex. Zij ontwikkelen en drukken hun foto’s af in een ruimte in het gebouw van het GEB aan de Hoogte Kadijk te Amsterdam. |
|
Twee weken voor de bevrijding worden Ad en Annebet Windig door de SS gevangen genomen. Ad Windig ontsnapt uit de Groote Club op de hoek van de Dam en de Kalverstraat. Annebet wordt later vrijgelaten. |
|
1945 |
Ad Windig is een van de oprichters van de vakgroep fotografen van de Vereeniging van Beoefenaars der Gebonden Kunsten GKf, die deel uit gaat maken van de Federatie van Beroepsverenigingen van Kunstenaars. |
1945-’46 |
Voor ABC-press, waarvan fotograaf Imre Rona directeur is, reist Ad Windig als oorlogscorrespondent in uniform naar het Ruhrgebied om het naoorlogse leven daar te fotograferen. In deze periode werkt hij ook voor het dagblad De Waarheid. |
Met beeldend kunstenaar Gras Heyen verblijft hij in 1946 enkele maanden in Parijs om te fotograferen en de oorlog ‘van zich af te schudden’. Hij bezoekt in Parijs de fotografen Brassaï en Izis. |
|
1947 |
Hij reist opnieuw naar Frankrijk, waar hij onder andere een reportage over de bedevaartplaats Lourdes maakt. |
ca.1948-ca.’53 |
Carel Blazer en Ad Windig starten een compagnonschap onder de naam Blazer en Wrindig, Keizersgracht 522. In een oude, wit geverfde Amerikaanse legerjeep reizen zij door het land, bezoeken bedrijven en landbouwtentoonstellingen en proberen hun foto’s te verkopen. |
1948 |
Ad Windig neemt deel aan de tentoonstelling Foto ’48 in het Stedelijk Museum te Amsterdam. |
Annelies Romein woont na haar opleiding aan de Kunstgewerbeschule in Zürich in de Prinsenhofsteeg en werkt opnieuw als assistente van Ad Windig. |
|
Han Pieck is de architect van de tentoonstelling De Nederlandse Vrouw in het Jaarbeursgebouw te Utrecht. Deze expositie wordt koningin Wilhelmina aangeboden ter gelegenheid van haar vijftigjarig regeringsjubileum. Carel Blazer, Cas Oorthuys, Annelies Romein en Ad Windig fotograferen voor deze tentoonstelling. |
|
1949 |
In opdracht van de Nieuwe Afrikaanse Handelsvereniging (NAHV/Internatio) fotografeert en filmt Windig in Centraal Afrika, Belgisch Congo, Frans Equatoriaal Afrika en Tsjaad. |
Ed van der Elsken woont in dit jaar ook op de Prinsenhofsteeg en assisteert Ad Windig. |
|
1950 |
Na te zijn gescheiden van Annebet Stam huwt Ad Windig met Anna van Dijkhuizen. Zij krijgen drie zonen: Roeland (1949), René (1951) en Michael (1954). |
1950-‘51 |
In opdracht van de RVD portretteren Ad Windig en Annelies Romein de prinsessen voor de Pro Juventute kalender van 1951 en 1952. |
ca.1953-’54 |
Gedurende korte tijd werken Paul Huf en Ad Windig samen. Op hun briefpapier staat het adres van Huf vermeld: Honthorststraat 38 A’dam-Z. |
1956-’58 |
Ad Windig is gedurende deze jaren secretaris van het bestuur van de vakgroep fotografen in de GKf. |
1956-’59 |
In het atelier op de Prinsenhofsteeg werkt Philip Mechanicus tot augustus 1959 als assistent. |
1958-’66 |
Ad Windig is voorzitter van de vakgroep fotografen van de GKf. |
1963 |
Gedurende een jaar reist hij door Frankrijk, Spanje, Portugal, Denemarken, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Italië, België en Engeland om voor een boek, dat uiteindelijk in 1979 verschijnt, orgelfronten te fotograferen, |
ca.1968 |
Ad Windig reist in gezelschap van pater dominicaan Luc. H. Grollenberg naar Libanon, Jordanië en Israël om opnamen te maken voor het boek De bakermat van de Bijbel (1968). |
1970-’80 |
Hij neemt deel aan de tentoonstelling van de Polaroid Collection in het Centre National Georges Pompidou in Parijs. |
Na zijn gehele leven in zwart/wit gewerkt te hebben, experimenteert hij nu ook met kleur, onder andere in de reportages Slapers in het Vondelpark en Kunstenaars beschilderen gezichten. Beide reportages verschijnen bij drukkerij Van Soest als kalenders. |
|
1971 |
De Rietveld Academie stelt aan de GKf een bedrag beschikbaar om het fotografieonderwijs in het buitenland te onderzoeken. Ad Windig reist met Carel Blazer voor dat doel naar Zürich (Hans Finsier) en Basel. Voor hetzelfde rapport bezoeken Aart Klein en Ad Windig een school in Engeland. |
1972-‘74 |
Ad Windig treedt op verzoek van Kors van Bennekom opnieuw toe tot het bestuur van de GKf. Hij is gedurende deze jaren secretaris. |
1973 |
Het echtpaar Windig koopt een huis aan de Voorweg in Callantsoog en woont daar gedurende de zomermaanden, |
ca.1975 |
Ad Windig beëindigt voorlopig zijn activiteiten als fotograaf. Hij wordt buitengewoon lid van de GKf. |
1978 |
Ad Wfindig krijgt een historische documentaire opdracht van de Stichting Amsterdams Fonds voor de Kunst. Het door deze stichting aangekochte werk wordt bewaard in het gemeentearchief van Amsterdam. |
1984 |
In het Stedelijk Museum te Amsterdam vindt een overzichtstentoonstelling van het werk van Ad Windig plaats. |
1989 |
Gerard Wernars en Philip Mechanicus assisteren Ad Windig bij de fotoselectie voor een boek. Het wordt onder de titel Fotografie! Ad Windig uitgegeven door de SDU. |
1990-’91 |
Ad Windig fotografeert mensen en gebeurtenissen in en rond Callantsoog. In juni 1991 wordt in het Dorpshuis van Callantsoog het boek Het dorp Callantsoog gepresenteerd. |
1992 |
Anne-Claire Vogtschmidt en Max Speijer stellen voor het Verzetsmuseum in Amsterdam een tentoonstelling samen van het werk dat Windig in en na de oorlog gemaakt heeft, getiteld Bezetting en Bevrijding. |
Op 20 juni wordt in het Centraal Museum in Utrecht de eerste Oeuvreprijs van het Fonds voor beeldende kunsten, vormgeving en bouwkunst (50.000 gulden) uitgereikt aan Ad Windig. |
|
1996 |
Ad Windig overlijdt op 9 maart te Callantsoog. |
Beschouwing
Ad Windig is een fotograaf van de generatie Emmy Andriesse, Carel Blazer, Eva Besnyö en Cas Oorthuys. Hij is ten onrechte altijd wat meer op de achtergrond gebleven; zijn bescheidenheid is ongetwijfeld een van de oorzaken hiervan. Een bekende uitspraak van Ad Windig is: “Als ik één goede foto per jaar maak vind ik dat eigenlijk al heel mooi”. Diezelfde bescheidenheid bepaalt ook het karakter van zijn fotografisch oeuvre, waarin twee aspecten naar voren komen: verstilling en humor. Hij is niet de fotograaf van de over-, maar juist die van de understatements, niet die van het grote gebaar, maar van poëzie. Een foto van een kale man, die zijn armen vol heeft met armen van etalagepoppen is een illustratie van het respect, vermengd met milde spot waarmee hij de mensen gadeslaat en vastlegt.
De invloed van het werk van Henri Cartier-Bresson en de nadruk op het beslissende moment is in dergelijke opnamen te herkennen. Een door Philip Mechanicus gememoreerde houding van Windig tijdens het fotograferen – “Ik heb het gevoel dat ik hier moet staan” – wijst op een meer intuïtief omgaan met dat beslissende moment dan Cartier-Bresson bedoelde.
Ad Windig geeft zelf een aantal momenten aan die uiteindelijk bepalend zijn geweest voor zijn keuze om fotograaf te worden. In de buurt van zijn ouderlijk huis bevond zich in de Jan Luykenstraat de etalage van Godfried de Groot. Daar kon hij tijden staan kijken, omdat de portretten hem fascineerden. Bovendien kende hij de zoon van Louis Davids, die bij De Groot werkte en hem vertelde over de sessies met beroemde artiesten. Het waren echter niet de portretten van De Groot, maar eerder de foto’s die hij zag op de tentoonstelling foto ’37 die in hem het verlangen wakker maakten zelf fotograaf te worden.
Eigenlijk trok de film hem nog meer dan de fotografie, maar toen hij de reportages in Picture Post zag besefte hij datje met de fotografie ook een verhaal kon vertellen. Een foto-essay van Kurt Hutton (Kurt Hübchmann) uit 1939 over het dagelijks leven van een werkloze man maakte diepe indruk op hem.
De ‘goed belegde boterham’ die zijn familie voor hem gedacht had op het assurantiekantoor van zijn vader had hij toen al laten schieten. Ad Windig, afkomstig uit een gereformeerd milieu, werkte vanaf 1937 voor de Oxford Movement, een internationale christelijke beweging, waaruit later de Morele Herbewapening is voortgekomen. Voor deze beweging reisde hij naar Engeland en legde met een Rolleicord-camera vergaderingen en bijeenkomsten vast.
Rond 1939 besloot hij definitief om fotograaf te worden en ging op zoek naar een leraar. Omdat hem van foto ’37 een opname van Emmy Andriesse van een zwanger schaap en een kind (niet in haar archief te traceren) was bijgebleven, nam hij contact met haar op. Na aanhoudende telefoontjes stemde Emmy Andriesse er in 1940 uiteindelijk in toe hem les te geven. Voor ca. ƒ12,50 lesgeld in de maand gaf zij hem onderricht zoals zij dat zelf van Kiljan en Schuitema had ontvangen. Ad Windig moest van haar een houten 9×12 camera kopen en daarmee stillevens met aardewerk, met glas en met textiel fotograferen. Er moest worden gelet op scherpte, belichting, materiaal- en stofuitdrukking, toonschaal, en ritmiek. Het resultaat werd bekeken en bekritiseerd. Pas na een aantal maanden bevatte de lesopdracht ook portretten. Na een opleiding van een halfjaar volgde de eindopdracht: mensen aan het werk.
Na aanvankelijk op zoek te zijn gegaan naar klompenmakers, glasblazers en bakkers koos Windig voor het portretteren van een beeldhouwer in zijn atelier. Toen deze kunstenaar, Frits van Hall, de foto’s aan uitgeverij De Spieghel liet zien, was het idee van een boek over beeldhouwers snel geboren. Opnamen van Mari Andriessen, Frits van Hall, John Raedecker en Bertus Sondaar, hun ateliers en hun werk leveren een totaalbeeld van deze kunstenaars. Uit de werkplaatsen der beeldhouwers verscheen met een tekst van Leo Braat in 1942. De leerling was met een eigen boek zijn leermeesteres voorbij gestreefd.
In dezelfde tijd dat hij van Emmy Andriesse praktijklessen kreeg volgde Ad Windig samen met Kryn Taconis theorielessen bij Carel Blazer. In Blazers archief bevinden zich schriftjes met overzichten van optische, fysische en chemische wetten, die hij vermoedelijk bij zijn onderwijs heeft gebruikt.
Een van Ad Windigs eerste opdrachten was het vastleggen van de visserij in Zeeland in 1941. Hij fotografeerde er garnalenvissers en oesterkwekers. De vormgever Dick Elffers gebruikte die opnamen voor de zogenaamde voedingstentoonstellingen. Ook andere fotografen als Elffers’ echtgenote Emmy Andriesse, Eva Besnyö en Garel Blazer fotografeerden voor deze tentoonstellingen, die al voor de oorlog begonnen waren en door het land reisden om de bevolking met schaarse middelen gezond en hygiënisch te leren koken.
Ad Windig werd in de oorlog door de beeldhouwer Frits van Hall tot het communisme ‘bekeerd’. Op die manier kwam hij in het kunstenaarsmilieu terecht en daardoor in het kunstenaarsverzet. Drie keer heeft hij in de oorlog gevangen gezeten, de laatste keer is hij, vlak voor de bevrijding, via een wc-raampje ontsnapt.
Naast het maken van pasfoto’s voor vervalste persoonsbewijzen en het fotograferen van kinderen heeft Windig in de oorlog een aantal illegale opnamen gemaakt van bezettingssituaties; armoede, honger, kou, zwarthandelaren en bezetters. Met een in zijn jas verborgen Rolleiflex maakte hij vanaf buikhoogte opnamen. Hij behoorde tot een groep die vanaf 1944 fotografeerde voor de Binnenlandse Strijdkrachten. Het fotomateriaal kregen zij van Frits Kahlenberg, die aan het hoofd van de organisatie stond. Vlak na de bevrijding werd in de fotostudio van Marius Meijboom in Amsterdam een tentoonstelling samengesteld uit het werk van de fotografen die hadden meegewerkt. De groep kreeg sindsdien de naam De Ondergedoken Camera, naar de titel van de expositie.
Het werk dat Ad Windig in deze periode maakte heeft door een tentoonstelling in het Verzetsmuseum in Amsterdam in 1992 hernieuwde aandacht gekregen. Er zal waarschijnlijk in 1993 een boek over het onderwerp verschijnen.
Na de oorlog werd Ad Windig gevraagd om de opgraving van gefusilleerde verzetsmensen op de Leusderhei te fotograferen. Ook kreeg hij opdracht portretten te maken van een aantal gearresteerde Duitsers, onder wie Kotälla.
Ad Windig werd freelancefotograaf voor Ons Vrije Nederland en voor De Waarheid onder redactie van AJ. Koeijemans. Daar naamsvermeldingen meestal ontbreken, zijn Windigs opnamen in deze uitgaven moeilijk te traceren. In 1946 ging hij samen met Gras Heyen zes weken naar Parijs om het vredescongres te fotograferen. Later maakte hij reportages met Jan Hulsebos (=Jan Vrijman) en Gerrit Kouwenaar.
Verder hield hij zich, zoals zoveel Nederlandse fotografen vlak na de oorlog, in leven met het fotograferen van kinderen. De fotografen maakten van de portretten meestal een boekje met aflopende foto’s, die met een spiraal gebonden werden. Vele welgestelde families uit Amsterdam-Zuid moeten nog van dergelijke boekjes hebben met foto’s van Emmy Andriesse, Carel Blazer, Eva Besnyö, Ad Windig en anderen.
Via zo’n opdracht voor kinderfoto’s kwam Ad Windig in contact met de directeur van de Nieuwe Afrikaanse Handelsvereniging, een bedrijf dat handel dreef in Centraal Afrika. Hij mocht in juni 1949 een aantal maanden mee om, na een veertiendaagse bootreis vanaf Antwerpen, de agentschappen en opslagruimten in het toenmalige Congo te filmen en te fotograferen. Daarnaast bleef er voldoende tijd over om andere onderwerpen vast te leggen. Deze opnamen doorstaan de vergelijking met foto’s die Oorthuys en Van der Elsken daar later gemaakt hebben.
Een andere poging om te trachten een inkomen te verwerven was een compagnonschap met Carel Blazer, onder de “nogal tochtige naam” Blazer en Windig. Zij reisden met een witte jeep landbouwbeurzen en andere manifestaties af, fotografeerden de stands en de mensen, ‘s Avonds reisde één der partners met het vliegtuig naar Amsterdam om ‘s ochtends het afgedrukte werk op de beurs te verkopen.
Ook bedrijven werden op een vergelijkbare manier benaderd. In het archief van Windig bevinden zich nog een aantal spiralenboekjes – onder andere voor de aardappelmeelfabriek W.A. Scholten in Foxhol (Blazer en Windig) en de Edelstaal Maatschapij NV Amsterdam / Rotterdam (Ad Windig) – die in deze periode zijn gemaakt. Het waren voorlopers van de bedrijfspublicaties die voor vele fotografen vanaf eind jaren vijftig een bron van inkomsten gingen vormen. Deze publicaties toonden het beeld dat de ondernemer graag naar buiten bracht.
Het doel van de fotografie voor Ad Windig was de publicatie; als een foto niet gebruikt werd had hij voor hem geen waarde. Deze visie is terug te vinden bij een groot aantal GKf-fotografen van het eerste uur en is zelfs als een stelling opgenomen in de catalogus van de tentoonstelling Foto ’48. “Het doel van de fotografie is niet het mooie plaatje, maar mededeling door middel van de camera. Deze fotografie vervult een dienende functie en is in de praktijk gebonden aan de opdracht.”
Boeken maken, opdrachten voor instellingen en reclamedrukwerk is dan ook het werk waar Windig zich in de jaren vijftig en zestig mee bezighield. Zijn werk werd ook gepubliceerd in internationale tijdschriften als U.S. Camera Annual.
In 1954 leverde hij samen met een aantal andere GKf-fotografen – Eva Besnyö, Cok de Graaff, Ditty van der Poel, Maria Austria, Lood van Bennekom, Henk Jonker en Aart Klein – foto’s in voor een wedstrijd uitgeschreven door het gemeentebestuur van Alkmaar ter gelegenheid van het 700-jarig bestaan van de stad. Windig heeft vele opnamen in de stad gemaakt, waarvan er enkele in het boek Alkmaar zijn verschenen. Een van de bekendste is ongetwijfeld de stoomtrein die langs een schuurtje rijdt. Ad Windigs belangrijkste uitgave uit deze tijd is het boek In het land der levenden (1966). In opdracht van de Vereniging tot opvoeding en verpleging van geesteszwakke kinderen fotografeerde hij kinderen op school, aan het werk, in het spel en bij de dokter. Hij werd volkomen vrij gelaten om. hen te volgen in het dagelijks leven in de verschillende inrichtingen van de Vereniging. Het resultaat is een boek met ruim honderd foto’s, waarvan het merendeel indringende portretten van individuen zijn.
Twee aspecten treden in het werk van Ad Windig duidelijk naar voren: verstilling en humor. Het eerste komt tot uiting in zijn opnamen van landschappen, waarin een gevoel van leegte overheerst, het tweede wanneer hij met milde spot mensen fotografeert.
In zijn beelden worden vaak de grafische aspecten van de fotografie benadrukt. Niet de ruimtelijkheid wordt geaccentueerd, maar de compositie binnen het platte vlak. Zijn grafische visie openbaart zich op verschillende wijzen. Zo koos hij er voor om orgelfronten frontaal te fotograferen, “want zo stonden ze ook op de ontwerptekening”, ook al moest hij daarvoor een stellage meenemen. Een kind aan het strand fotografeerde hij onscherp, waardoor het silhouet een grafische werking kreeg. Met zwarte lijnen in een witte geabstraheerde omgeving beeldde hij een landschap af. Zijn beroemd geworden beeld van een Zwitsers sneeuwlandschap met zwarte hekken is gemaakt tijdens een bezoek aan de fotograaf Wolgensinger in 1948 met Maria Austria, Carel Blazer, Paul Huf en Henk Jonker. Ad Windig mag graag vertellen dat hij als enige toen een foto maakte, omdat het illustreert dat zijn ‘grafische’ kijk hen verraste. Met Aart Klein en Cor van Weele behoort Windig tot de fotografen voor wie fotograferen niet alleen met grijstonen te maken heeft, maar even zo vaak met het schrijven van “licht op zwart papier”, zoals Aart Klein het noemt. Het is een visie die in de tijd van de tentoonstellingen Subjektïve Fotografie zeer gewaardeerd werd als uitingsvorm van de persoonlijkheid van de fotograaf.
De composities van Windig kenmerken zich soms door een opbouw waarin het hoofdonderwerp centraal in beeld staat met een bijna lege ruimte daaromheen: een man in een zwarte jas op het lege plein bij de Sint Servaas, een lantaarnpaal in Hoorn, een vrouw in een hofje in Alkmaar.
In het atelier van Ad Windig werkten in de loop van de jaren verschillende assistenten, zoals Hennie Henriet, Annelies Romein, Ed van der Elsken, Philip Mechanicus en Joost Guntenaar. Sommigen waren leerling, anderen begonnen meteen als assistent. In 1949 bood Ad Windig Ed van der Elsken een kamer aan op de Prinsenhofsteeg. Als tegenprestatie voor het gratis wonen werkte Van der Elsken in de donkere kamer en assisteerde hij bij opdrachten.
De leertijd van Philip Mechanicus roept herinneringen op aan Windigs eigen leertijd bij Emmy Andriesse; ook zijn leerlingen moesten van hem eerst met een grote camera leren werken: “Oefeningen met ‘de grote camera’, een Brand 9×12 cm [8×10 inch]. Voorwerpen naar eigen keuze, stillevens. Lepels verleggen en vazen verzetten, een oude verwaarloosde pop en een strook foto’s waar de ballerina Alicia Markova op voorkomt. Als het maar scherp is, zei Ad Windig. Je moet én een mooie foto maken én hij moet scherp zijn.”
In zijn leertijd bij Emmy Andriesse fotografeerde Windig met een 9×12 camera. Na die tijd werkte hij met een Rolleiflex. Daarnaast koos Ad Windig in de jaren vijftig voor de Hasselblad super-wide (grootbeeld: 90 graden). Hij was één van de eerste GKf-fotografen die deze camera gebruikte. Het vierkante formaat van het 6×6 negatief hinderde hem niet, omdat hij zich vrij voelde om voor een uitsnede (meestal staand formaat) te kiezen. De brede maat van een kleinbeeldnegatief vond hij “vreselijk lelijk”.
Toen hij in 1990 het dorp Callantsoog begon te fotograferen moest hij – vanwege zijn bril – noodgedwongen met een Nikon fotograferen en “dat zie je in de kwaliteit van de foto’s terug”.
Zijn archief bevat ongeveer vijftienduizend 6×6 cm negatieven. Zijn zoon Michael, mededirecteur van fotolaboratorium De Verbeelding in Volendam, maakt de laatste jaren de afdrukken van het werk van Ad Windig voor tentoonstellingen en manifestaties.
Ad Windig is gedurende lange tijd bestuurslid geweest van de GKf. Eerst van 1956-1958 als secretaris en van 1958-1966 als voorzitter. Hij heeft zich in die periode vooral sterk gemaakt voor een aantal zaken die de positie van de fotografen bedreigden. Zo moest de GKf rond 1963 een strijd voeren tegen het Bedrijfschap voor het Fotografisch Bedrijf. Een van de argumenten van het bestuur van de GKf was dat de leden van de vereniging een vrij beroep hadden en geen bedrijf voerden. Ook werd tijdens zijn bestuur begonnen met het opstellen van richtprijzen voor fotografen en werd de Amsterdamse overheid benaderd met het verzoek de fotografie te steunen.
Later is hem door Kors van Bennekom gevraagd opnieuw secretaris van de vereniging te worden. Dit heeft hij van 1972-1974 gedaan. In die periode voerde de GKf een actie om fotografie op de begrotingspost van CRM opgenomen te krijgen. Enige door Windig puntig geformuleerde brieven hebben dit verzoek kracht bijgezet.
Rond 1975 stopte Ad Windig formeel met fotograferen. Maar niet voor altijd. In het boek dat uitkwam van zijn werk Fotografie/Ad Windig schreef Bert Schierbeek: “(…) en ik zag hoe hij daar woonde: geheel in zijn eigen foto (…) en heeft er nog nooit een foto genomen.” De vormgever van het boek, Gerard Wernars, vroeg hem een foto te maken van zijn huis in Callantsoog als illustratie bij Schierbeeks woorden. Die opname, gemaakt in 1989, vormde de aanleiding om een boek te maken over het dorp Callantsoog. In 1992 ontving Ad Windig samen met de kunstenaars Jan Bons, Charlotte van Pallandt, Dick Raaymakers en Hein Salomonson de eerste Oeuvreprijs van het Fonds voor beeldende kunsten, vormgeving en bouwkunst. “Met de toekenning eert het fonds beeldende kunstenaars, vormgevers en architecten met een lange staat van dienst, wier oeuvre een onverminderde stimulerende kracht en vitaliteit bezit, maar die momenteel wat meer in stilte werken.” Uit de publicatie van Ad Windigs overzichtsboek en ook bij de tentoonstelling Bezetting en Bevrijding in 1992 bleek dat zijn foto’s een belangrijke plaats innemen in de geschiedenis van de Nederlandse fotografie. Deze prijs vormde dan ook een terechte erkenning van een fotograaf die zelden in de schijnwerpers stond.
Documentatie
Primaire bibliografie
Over de beroepsvereniging van fotografen gkf, in (Folder) GKf (‘vogeltjesbulletin’) mei 1973, p. 11.
Philip Mechanicus en Bert Schierbeek (tekst), Photography/fotografie/Ad Windig, Den Haag (SDU/Nicolaas Henneman Stichting) 1989.
Het dorp Callantsoog. Fotografie Ad Windig, z.p. (Callantsoog) (Leguit & Zoon) 1991.
foto’s in:
(Brochure) NV Electro Zuur- en Waterstoffabriek, Amsterdam z.j, omslag, p. 8-9.
Hazemeyer Hengelo, z.p. (Hengelo) z.j.
Max Dendermonde (tekst), De wereld van vandaag na vijftig jaar Vredestein, Wormerveer (Meijer’s Industriële Uitgeverij) z.j., p. 12.
Foundations of an enterprise. Enterprise in foundations, n.v. Aannemersbedrijf J.P. Broekhoven, Zeist, z.j.
Sjoerd de Vries (tekst), Splendor splendid light, Nijmegen (Thieme) z.j., omslag, voor p. 1, p. 3-8, 10-11, 13, 15, 17, 19, 21-23.
Bas Roodnat (tekst), Fokker, z.p., z.j., ongepag.
Tjits Veenstra en R. Kramer, Koop thee voor je geld, Zeist (Dijkstra’s Uitgeverij) z.j., p. 4-20, 22-40, 42-47 (serie: Op weg door de wereld, 5).
Eli Asser (tekst), ASVO. Amsterdam School voor Opvoeding en Onderwijs, z.p., z.j., ongepag.
L.P.J. Braat (tekst), Uit de werkplaatsen der beeldhouwers, Amsterdam (De Spieghel) 1942.
A. de Froe, Er moet veel strijd gestreden zijn …,De Vrije Katheder z.j. (1945) (speciale uitgave).
De Waarheid ca. 1945-’46.
Norman Phillips en J. Nikerk, Holland and the Canadians, Amsterdam (Contact) z.j. (1946), p. 7, 17-18, 39, 50, 65, 67, 69-71 (idem Nederlandse editie).
Max Nord (inl.), Amsterdam tijdens de hongerwinter, Amsterdam (Contact in samenwerking met De Bezige Bij) z.j. (1947), ongepag.
Th.P. Tromp, Verwoesting en wederopbouw/Revival of the Netherlands, Amsterdam (Contact) z.j. (1948), afb. 26- 27, 32, 34, 37, 54-55, 60-61.
Godfried Bomans e.a. (tekst), Het Hildebrand monument van Prof. J. Bronner, Amsterdam / Brussel (Elsevier) 1948.
Catalogus tent. Foto ’48, Kroniek van Kunst en Kuituur 1948 (speciale editie), p. 20, 29.
Foto 3 (november 1948) 11, omslag, p. 332, 335.
Piet Zwart, De taak der fotografie, in Je Maintiendrai. De Stem van Nederland 9 (2 oktober 1948) 13, p. 10-11.
Evert Zandstra e.a. (tekst), Het water, Amsterdam / Antwerpen (Contact) 1950, afb. 80b (serie: De schoonheid van ons land. Land en volk, deel 7).
U.S. Camera Annual (International edition) 1950, p. 72-73 ,84-85.
Auteur onbekend, Over fotografie, in Drukkersweekblad (1950) kerstnummer.
Catalogus tent. Vakfotografie 1950, Eindhoven (Stedelijk Van Abbemuseum) 1950, ongepag.
Pro Juventute kalender 1951, 1950.
(Brochure) Al negentig jaren touw van de G.M.G. N.V. De Goudsche Machinale Garenspinnerij, Gouda 1951.
Pro Juventute kalender 1952, 1951.
Catalogus tent. Fotoschouw ’52, Den Haag (Haags Gemeentemuseum) 1952, ongepag.
Catalogus tent. Sonsbeek ’52.
Internationale Tentoonstelling Beeldhouwkunst, Arnhem (Sonsbeek) 1952, ongepag.
Catalogus Welt-Ausstellung der Photographie, Luzern (Kunsthaus) 1952.
Eric van der Steen (tekst), Alkmaar, z.p. (Amsterdam) (De Bezige Bij) 1954, ongepag.
(Brochure) EN. Eerste Nederlandsche. Verzekerings-Maatschappij op het Leven en tegen Invaliditeit N.V. NEN Verzekeringsbank ‘De Nieuwe Eerste Nederlandsche’ N.V., z.p. 1955.
PJ. Mijksenaar (tekst), Amsterdam op z’n mooist. Vier wandelingen door de hoofdstad, Amsterdam (De Bezige Bij) 1955 (idem Engelse en Franse ed.: Amsterdam at best. Four trips through the capital; Amsterdam, Ia ville par excellence. Quatre promenades a travers la capitale).
Mensen en machines. De eerste christelijke technische school Patrimonium te Amsterdam, Amsterdam 1957.
Gras Heyen, Waren wij maar zeventien, Amsterdam (De Bezige Bij) 1958, omslag, p. 23.
Max Dendermonde, Het water tot de lippen. Wat wij deden via het Nationaal Rampenfonds, Amsterdam (De Bezige Bij) 1958, p. 36, 51, 127, 131.
Prikkels (Huisorgaan van Proost en Brandt nv, papiergroothandelaren, boekbinders en uitgevers) (juni 1958) 227.
Kijkprikkels, Prikkels (Huisorgaan van Proost en Brandt nv., papiergroothandelaren, boekbinders en uitgevers) (november / december 1958) 231, p. 8-9, 19,28.
E. Werkman (tekst), Honderd jaar kaarslicht. N.V. Koninklijke Stearinc Kaarsenfabrieken “Gouda-Apollo”, z.p., z.j. (ca. 1958), p. 2-3, 8-9, 12-18, 20-22, 24, 27, 33-35, 37-38, 40-44, 49, 58-62, 67, 69-79, 81-89, achterschutblad.
A. Bruyaux n.v. Een kijkje in verschillende van onze bedrijfsruimten, Amsterdam 1959.
G.H. Knap, The Diligent City Amsterdam, Amsterdam (Junior Chamber Amsterdam) 1960.
(Kalender) Amsterdam stad van het water, Amsterdam (Gemeente Amsterdam) 1960.
Bert Schierbeek (tekst), Drie vel in het wapen. 250 Jaar NV Berghuizer Papierfabriek v/h B. Cramer, Wapenveld/Wormerveer (Berghuizer Papierfabriek/Meijer’s Industriële Uitgeverij) 1961.
Han Hoekstra (tekst), Dag Amsterdam, Amsterdam (N.V. Het Parool) 1961, p. 41, 61, 69, 72, 75, 100, 103, 107, 109, 125-126, 129.
J.P. Wyers Industrie- en Handelsonderneming n.v., Amsterdam z.j. (ca. 1961).
J.P. Wyers Industrie- en Handelsonderneming n.v., Amsterdam z.j. (ca. 1962).
Chroomdromen met Evelyn, in Algemeen Handelsblad 16 februari 1963.
Prikkels (Huisorgaan van Proost en Brandt nv, papiergroothandelaren, boekbinders en uitgevers) (oktober 1963) 275.
Drukkersweekblad en Autolijn (1963) 52 (kerstnummer), p. 28-29, 86-88.
HTS als basis voor een functie bij PTT, z.p. (PTT) 1964, p. 4-5, 11-12, 17-18, 24-25, 29-30.
Algemeen Handelsblad 4 januari 1964.
Drukkersweekblad en Autolijn (1964) 52 (kerstnummer), p. 44, 55, 85.
Wim Alingsjr. (tekst), Bloem-lezing. Kleingoed & kruimels opgedist bij het vijftigjarig jubileum van de NV Meelfabrieken der Nederlandsche Bakkerij te Rotterdam, Rotterdam 1965.
Th.C.M.A. Elsenburg (voorw.), Bewaard in het hart, Amsterdam (Gemeente Amsterdam) 1965.
Gabriël Smit (inl.), Gooi en Vechtstreek, Amersfoort (A. Roelofs van Goor) 1965.
HBS en gymnasium voor leidinggevende functies bij PTT, z.p. (PTT) 1965, p. 4-5, 12, 16, 20-21, 24, 26-27, 29, 31.
Jan Filius (tekst), In het land der levenden, Utrecht (Vereniging tot opvoeding en verpleging van geesteszwakke kinderen) 1966.
H. van Namen (ten geleide), Het Academisch Ziekenhuis van de Vrije Universiteit te Amsterdam 1966,
Amsterdam (Het Academisch Ziekenhuis der Vrije Universiteit) 1966.
Ze breken Kattenburg af, in Algemeen Handelsblad5 februari 1966.
Sj. de Vries (tekst), 502 Herengracht. Official residence of the burgomaster of Amsterdam, Amsterdam (Press Publicity and Information Office of the City of Amsterdam) 1967, p. 2, 5-8, 10-11, 13, 14-16, 18-19, 21-22.
J. van Venetien (tekst en samenstelling), Hart van Kennemerland. Album van leven en werken in Midden-Kennemerland door de eeuwen heen, IJmuiden / Wormerveer (Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en Staalfabrieken/Meijer Pers NV) 1968.
J.H. Negenman, De bakermat van de Bijbel. Geschiedenis, cultuur en godsdienst van de wereld waarin de Bijbelse teksten zijn ontstaan, gegroeid en voltooid, Amsterdam/Brussel (Elsevier) 1968, p. 21-22, 26, 29, 32, 42, 54-55, 57, 60-61, 63, 67, 70, 73-75, 77, 79, 84-87, 89, 91, 93-96, 100, 110-111, 113, 120, 124, 127, 131, 133, 135, 140-141, 144-145, 149, 156-157, 159, 161, 164, 190-191.
J.M. Fuchs, en W.J. Simons (tekst), Activiteit in zwart. Vijftig jaar Norit, Amsterdam 1968.
Klaas Graftdijk (tekst), Ik drink de aarde. Amsterdam (Adriaan Volker) z.j. (ca. 1968).
Key & Kramer nv Maassluis Holland. Pijpbekleding, Maassluis (Cables Keykramer) 1970.
Bouw van grotere winkelcentra, Amsterdam (Raad voor het Grootwinkelbedrijf/Meijer Pers n.v.) 1970, p. 3, 7, 11-14, 17-18, 21-22 (serie: Raad voor het Grootwinkelbedrijf, publicatie nr. 1).
Hans Dogger (tekstbewerking), Met het oog op de toekomst. Verkenning van de industriële ontwikkeling van de noordoever van het Noordzeekanaal, De Zaanstreek vandaag (oktober 1970) 17, p. 4, 6, 8, 12, 14-16, 20, 22, 26, 28.
TJ. Kerpel (tekst), In De Wijngaard. Huis ter Heide, z.p., 1971.
(Kalender) Slapers in het Vondelpark, Amsterdam (Van Soest) 1974.
(Kalender) Kunstenaars beschilderen Gezichten, Amsterdam (Van Soest) 1975.
Geïllustreerde ledenlijst grafische vormgevers en fotografen 1973, Amsterdam (GKf/GNV) 1973.
J. Buit, De parkeerbehoefte in moderne winkelcentra, Amsterdam (Raad voor het Grootwinkelbedrijf/Meijer Pers bv) 1973 (serie: Raad voor het Grootwinkelbedrijf, publicatie nr. 2).
H.R. Bontekoe, Gedrag. Een psychologische ingang tot omgang, Meppel (Ten Brink) z.j. (ca. 1976).
M. Heinink (red.), Omgang. Docenthandleiding, Meppel (Ten Brink) 1978.
J. Niemeyer, Bejaarden. Omgang met bejaarden, Meppel (Ten Brink) 1978.
M. Heinink (red.), Ontwikkeling, Meppel (Ten Brink) z.j. (ca. 1978).
M. Heinink (red.), Groepen, Meppel (Ten Brink) z.j. (ca. 1978).
Michael I. Wilson (tekst), Organ Cases of Western Europe, Londen (Hurst & Co) 1979.
Armando, Hans Verhagen en Maud Keus, Geschiedenis van een Plek, Amsterdam (De Bezige Bij) 1980, p. 174, 180.
Fotografie als daad van verzet, in De Waarheid-Bijlage 3 mei 1980, p. 15-16.
GKf Bulletin (december 1980) 1, omslag.
Jan Teeuwisse, Een portret van Sondaar, Utrecht (Impress) 1984, omslag.
(Folder) Stichting Nederlands fotoarchief, Amsterdam (Stichting Nederlands fotoarchief) z.j. (ca. 1986)
Diethart Kerbs en Carry van Lakerveld, Die untergetauchte Kamera. Fotografie im Widerstand. Amsterdam 1940-1945, Kreuzberg (Dirk Nishen Verlag) 1987, p. 4-5, 8 (serie: Edition Photothek XVIII).
Perspektief (juni 1987) 28/29, p. 60.
Max Bruinsma, Lies Ros, Rob Schröder, Een leest heeft drie voeten. Dick Elffers & de kunsten, Amsterdam (De Balie/Gerrit Jan Thiemefonds) 1989, p. 17,26-27.
Cécile van der Harten e.a. (red. en samenstelling), Honderd jaar Amsterdam, de Amsterdammers en de oorlog, Zwolle (Waanders) 1991, p. 237-238 (serie: Als de dag van gisteren, 10).
René Kok en Erik Somers (red. en samenstelling), De afrekening, Zwolle/Amsterdam (Waanders/RIOD) 1991, p. 1235, 1251 (serie: Documentaire Nederland en de Tweede Wereldoorlog, 52).
Cécile van der Harten e.a. (red. en samenstelling), Honderd jaar Amsterdam, de Amsterdammers en hun kunstenaars, Zwolle (Waanders) 1992, p. 406 (serie: Als de dag van gisteren, 17).
Secundaire bibliografie
Auteur onbekend, Werk van fotografen, in De week in beeld (16 oktober 1948) 29.
R.E. Penning, Een halve eeuw fotokunst. “Fotoschouw 1952” in Gemeentemuseum, in Haagsch Dagblad 7 mei 1952.
Auteur onbekend, “Le Canard”. De fotografie en de film, in Foto 8 (december 1953) 12, p. 348-350.
Auteur onbekend, Onscherp, toch bijzonder. Kleine expositie van Ad Windig in studententheater, in Het Parool 3 april 1957.
Peter Hunter, The GKf. A federation of photographers in Amsterdam, in Photography oktober 1958, p. 25-30, 61.
Adri de Waard, Een halve eeuw hoffotografie, in De Spiegel (25 april 1959) 30, p. 8-16, 36.
Joost Andriessen, Ad Windig tussen het hout, in Foto 17 (maart 1962) 3, p. 140.
Joost Andriessen, Een avond bij Ad Windig g.k.f., in Foto 18 (oktober 1963) 10, p. 502-509 (met foto’s).
J.A. (=Joost Andriessen), Gooi- en Vechtstreek. Platenboek van Ad Windig, in Foto 20 (december 1965) 12, p. 557-559 (met foto’s).
Ursula den Tex (eindred.), De bevrijde camera, Vrij Nederland-Bijvoegsel (15 mei 1976) 20, p. 38, 45.
Els Barents (red.), Fotografie in Nederland 1940-1975, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1978, p. 10-12, 21-22, 25-26, 29, 52-53, 90, 112, losse biografie.
Philip Mechanicus, Fotograaf Ad Windig: In iedereen schuilt een Cartier-Bresson, in NRC Handelsblad 2 februari 1979.
Brochure tent. De illegale camera, Amsterdam (Paleis op de Dam) 1980.
Oek de Jong, Ad Windig foto’s, Brochure tent. Ad Windig foto’s, Amsterdam (Stedelijk Museum) 1980.
Martin Schouten, Fotografie: de illegale camera. ‘Je kon de kogel d’r voor krijgen’, in Haagse Post 19 april 1980, p. 62-65 (met foto’s).
De illegale camera. Beelden uit een bezette stad, in Vrij Nederland-Bijvoegsel (3 mei 1980) 18, p. 35-39.
Marleen Kox, Verslag onderzoek fotoarchieven. (Samengesteld in opdracht van de Stichting Nederlands Foto-Archief), Amsterdam, juli 1981.
Yvonne Gnirrep, ‘Het gaat toch altijd om mensen’. Ad Windig, fotograaf van mensen en verstilling, in De Waarheid 8 september 1984, p. 6.
Bas Roodnat, Fotograaf Windig kijkt als graficus vol verwondering, in NRC Handelsblad 19 september 1984.
Rolf Bos, “Foto’s in een la hebben geen waarde”. Veelzijdige fotograaf Windig exposeert in Stedelijk, in De Volkskrant 10 oktober 1984.
Willem K. Goumans, Ad Windig goed licht, in Foto 40 (maart 1985) 3, p. 58-59 (met foto’s).
Tineke Luijendijk, Jarenlange strijd voor een Nederlands fotoarchief en -museum. Op de bres voor een culturele erfenis, in De Journalist 37 (10 maart 1986) 5, p. 26-27.
Ursula den Tex, ‘Het afscheid was een soort feest. Net kinderen die op schoolreisje gingen’. Een familieverhaal uit de hongerwinter, in Vrij Nederland-Bijvoegsel 9 mei 1987, p. 26-33.
Hripsimé Visser, Documentaire en monumentale foto-opdrachten in Nederland na 1945, in Perspektief (juni 1987) 28/29, p. 116.
Bas Roodnat, Tegen de huizen slaan echo’s van soldatenlaarzen. Foto’s van dagelijks leven in oorlogsjaren op expositie in Amsterdams Verzetsmuseum, in NRC Handelsblad 6 augustus 1988.
Philip Mechanicus, Een cursus fotografie, Amsterdam (Querido) 1989, p. 14, 21, 23, 25, 27, 54-55.
Mattie Boom, Foto in omslag. Het Nederlandse documentaire fotoboek na 1945, Amsterdam (Fragment) 1989, p. 19, 21-22, 132.
Igor Cornelissen, Nu & Toen. Op een duintop, in Vrij Nederland 50 (25 maart 1989) 12.
MH (= Mariëtte Haveman), Onvervangbaar erfgoed, in Vrij Nederland-Boekenbijlage (29 juli 1989) 30, p. 11.
Frits Gierstberg, Ad Windig, in Perspektief (mei 1990) 38, p. 81.
Ingeborg Leijerzapfe.a. (tekst), Het beslissende beeld. Hoogtepunten uit de Nederlandse fotografie van de 20e eeuw, Amsterdam (BIS) 1991, p. 70, 216.
Evelyn de Regt e.a. (tekst), Once upon a time. Ed van der Elsken, Amsterdam (Fragment) 1991, p. 11-12.
René Kok en Erik Somers (red. en samenstelling), De Ondergedoken Camera, Zwolle/ Amsterdam (Waanders/RIOD) 1991, p. 1113, 1116, 1124, 1126-1127 (serie: Documentaire Nederland en de Tweede Wereldoorlog, 47).
Job Janssens, De houdbaarheid van een kustdorp. Ad Windig presenteert Callantsoog in nieuw fotoboek, in Schager Courant 8 juni 1991.
Auteur onbekend, Prijs voor Ad Windig, in GKf Bulletin (1992) 1, p. 2.
Hanneke Wijgh, Ad W’indig. ‘Ik ben niet goed in ellende, Cas Oorthuys kon dat beter’, in Trouw 3 september 1992.
Han Dirk Hekking, ‘Dagelijks leven veranderde en dat zette ik op de foto’. Ad Windig (79) exposeert uniek materiaal over Duitse bezetting, in Noordhollands Dagblad 9 september 1992 (met foto’s).
Wim de Jong, Windigs wereld werd geboren uit schlemieligheid. Tentoonstelling van bezettings- en bevrijdingsfoto’s in Verzetsmuseum, in De Volkskrant 11 september 1992, p. 10.
Monique Snoeijen, Windig fotografeerde de bezettingstijd met ‘verborgen camera’, in Het Parool 15 september 1992.
Steven Adolf, De sprekende details van de oorlogsjaren, in NRC Handelsblad 24 september 1992.
Philip Mechanicus, Een herinnering aan een herinnering, in GKf Bulletin (november 1992) 3, p. 6-7.
Catalogus Foto Biennale Enschede, Enschede 1993, p. 90-91, 100.
Lidmaatschappen
GKf, vanaf 1946 (medeoprichter)
Onderscheidingen
ca.1960 Gerrit Jan Thieme prijs.
1992 (20 juni) Oeuvreprijs van het Fonds voor beeldende kunsten, vormgeving en bouwkunst.
Tentoonstellingen
1945 (g) Amsterdam, Atelier Marius Meijboom, De Ondergedoken Camera.
1948 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, Foto ’48.
1948 (g) Utrecht, Jaarbeursgebouw, De Nederlandse Vrouw.
1950 (g) Eindhoven, Stedelijk van Abbe Museum, Vakfotografie 1950.
1952 (g) Den Haag, Haags Gemeentemuseum, Fotoschouw ’52.
1952 (g) Luzern, Kunsthaus, Welt-Ausstellung der Pkotographie.
1953 (g) Amsterdam, Galerie Le Canard, (foto’s van Ad Windig, beeldhouwwerk van Ben Guntenaar en naaldwerk van Lies Guntenaar).
1957 (e) Amsterdam, Kriterion.
1958 (g) Leiden, Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit Leiden, Foto’s GKf.
1957 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, Hand en Machine (GKf).
1961 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, Dag Amsterdam.
1962 (g) Amsterdam, Knoll International, Ontmoeting 2 {Ad Windig tussen het hout en plastieken van Martinez, Vic Gentils, Hand Petri en anderen).
1966 (e) Hilversum, Goois Museum, Kijk… ‘t Gooi!
1970 (g) Parijs, Centre National Georges Pompidou, (Polaroid Collection).
1978/1979 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, Fotografie in Nederland 1940-1975.
1980 (g) Amsterdam, Paleis op de Dam, De Illegale Camera.
1984 (e) Amsterdam, Stedelijk Museum, Ad Windig foto’s.
1987 (g) Rotterdam, Oude Gemeente Bibliotheek, Fotografie in opdracht – monumentale en documentaire foto-projecten in Nederland
1988 (g) Amsterdam, Verzetsmuseum, De Ondergedoken Camera.
1989 (e) Amsterdam, Canon Image Centre, Ad Windig.
1989/1990 (g) Amersfoort, De Zonnehof, Foto in omslag. Het Nederlandse documentaire fotoboek na 1945.
1991 (g) Amsterdam, Nieuwe Kerk, Het beslissende beeld (Dutch Photography).
1991 (e) Callantsoog, Openbare bibliotheek, (foto’s van het boek Het dorp Callantsoog).
1992 (g) Houston, The lllegal Camera.
1992 (e) Amsterdam, Verzetsmuseum, Bezetting en Bevrijding. Foto’s van Ad Windig uit de periode 1943-1952.
1993 (g) Enschede, Foto Biennale Enschede.
Televisieprogramma’s
1992 Opium magazine (o.a. aandacht voor oeuvreprijswinnaars) (AVRO).
Bronnen
Callantsoog, Ad en Ans Windig (documentatie en mondelinge informatie).
Leiden, Prentenkabinet, bibliotheek en documentatiebestand.
Collecties
Amsterdam, Gemeentearchief.
Amsterdam, Rijks Instituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD).
Amsterdam, Stedelijk Museum.
Haarlem, Stichting Nederlands Foto & Grafisch Centrum (Spaarnestad Fotoarchief).
Leiden, Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit Leiden.
Leusden, Stichting Dunhill Dutch Photography.
Auteursrechten
De auteursrechten op het fotografisch oeuvre van Ad Windig berusten bij het Maria Austria Instituut te Amsterdam.