Fotolexicon, 10e jaargang, nr. 22 (oktober 1993) (nl)

Godfried de Groot

Hans Rooseboom

Extract

Gedurende veertig jaar – tot 1963 – was Godfried de Groot een vooraanstaande Amsterdamse portretfotograaf die tal van bekende personen en bemiddelde particulieren voor de lens heeft gehad. Hij was een kundig portrettist wiens foto’s ver boven het gemiddelde uitstaken. Een groot vernieuwer was hij echter niet. Tijdens zijn lange carrière heeft hij zijn flatteuze stijl van poseren en verlichten nauwelijks veranderd.

Zijn oorlogsverleden wierp een smet op zijn naam. Bij zijn leven een bekendheid, is er na zijn overlijden in 1963 nauwelijks nog serieuze aandacht aan hem besteed. Zo konden verschillende legendes rond zijn persoon ontstaan.

Biografie

.

1894

Godfried Cornelius (Frits) de Groot wordt op 18 maart geboren in Den Helder als tweede kind van Adrianus Cornelius de Groot, kastelein ter stede, en Johanna Geertruida Geurds. Het gezin telt drie kinderen.

1906-‘11

Tussen 31 augustus 1906 en 4 april 1908 verblijft Godfried de Groot op het Fraterhuis in Goirle. Daarna keert hij terug naar Den Helder en wordt hij ingeschreven als fotograaf. Hij wordt leerling van de fotograaf S. Dijkstra. Naar eigen zeggen heeft hij de MULO doorlopen; dat zou dan in deze jaren moeten zijn geweest.

1911-‘13

Op 15 mei 1911 wordt Godfried de Groot overgeschreven naar Den Bosch, waar hij in de leer gaat bij de fotograaf Pierre Weynen. Op 31 maart 1913 keert hij terug naar Den Helder.

1913-‘17

De Groot vertrekt 14 april 1913 naar Bad Nauheim, waar hij bij de fotograaf Hartmann gaat werken. Volgens overlevering zou hij ook in Heidelberg hebben gewerkt. Hij is echter nooit ingeschreven geweest in deze stad.

1917-‘22

Hij keert op 24 december 1917 terug uit Duitsland en vestigt zich in Amsterdam. Hij woont in de Tweede Helmersstraat 40-II en van 11 februari tot 29 april 1918 in Den Haag aan de 1ste Van den Boschstraat 138. Na terugkeer in Amsterdam woont hij achtereenvolgens op de Dusartstraat 60, vanaf 30 september 1918 op de Van Ostadestraat 128 en vanaf 11 april 1922 op de Cornelis Trooststraat 69-III. Hij werkt tot circa 1921 als assistent van Frits Geveke, daarna als assistent van Bernhard Jacobs.

1922-‘23

Zijn vader overlijdt op 7 januari 1922 in Den Helder. Godfrieds moeder en zuster verhuizen op 30 augustus 1922 naar Amsterdam (Amstellaan 64-III). Vanaf 27 november 1922 staat De Groot ook op dit adres ingeschreven. Hij vestigt hier eind 1922 of begin 1923 zijn eerste atelier.

1925

De Groot verhuist op 4 mei 1925 naar de Amstellaan 66 huis. In dat jaar verhuist zijn zuster naar Nederlands-Indië en overlijdt zijn moeder.

1928

Hij vestigt zijn atelier in mei 1928 in de Jan Luykenstraat 2a. Hij koopt het pand (voor de somma van ƒ 45.000,-) mede op aanraden van zijn vriend en procuratiehouder Petrus Cornelius (Piet) Bakker (geb. 4 januari 1893 te Den Haag). Zij gaan beiden wonen op het nieuwe adres.

Van 1928 tot zijn overlijden is hij lid van de NFPV.

1928-‘30

Willy Schurman is in dienst als chefoperateur van De Groot.

1933

Het atelier wordt heringericht door Henri le Grand. De heropening vindt plaats op 29 oktober.

ca. 1936-‘63

De Groot leert Johan Coenraad (Jan) Wieling (geb. 13 april 1911 te Amsterdam) kennen, met wie hij tot zijn overlijden in 1963 een relatie zal hebben. Wieling neemt bovendien de zakelijke kant van het bedrijf waar. De Groot en Wieling wonen vanaf circa 1940 in de villa De Eickenhorst aan de Meentweg 16 te Naarden. De Groot blijft echter (met uitzondering van twee korte perioden) formeel ingeschreven in de gemeente Amsterdam.

1937

In 1937 wordt De Groot uitgenodigd koningin Wilhelmina te portretteren.

1937-‘43

Johanna Jeanette Willy (Zus) Ziegler, assistente en jongste zuster van Franz Ziegler, werkt vanaf 1937 voor Godfried de Groot. Vanaf juni 1937 staat zij ingeschreven op de Jan Luykenstraat 2a. In februari 1943 keert zij terug naar Den Haag.

1941-‘46

Van 28 januari 1941 tot 26 mei 1942 staat De Groot ingeschreven in de gemeente Naarden, Cor van Weele is van 20 oktober 1941 tot 8 augustus 1942 chefoperateur van Godfried de Groot.

Op 16 juli 1945 wordt De Groot door de Politieke Opsporingsdienst gearresteerd op verdenking van lidmaatschap van de NSB na 1 februari 1941. Na ongeveer een jaar geïnterneerd te zijn geweest, wordt De Groot op 8 juni 1946 om onbekende redenen voorwaardelijk buiten rechtsvervolging gesteld. Het atelier werd al in september 1945 heropend.

1947-‘49

De aan Piet Bakker verleende procuratie vervalt per 1 januari 1947. Het atelier wordt door Godfried de Groot en Jan Wieling voortgezet als vennootschap onder firma. De handelsnaam is ‘Fotografisch Atelier Godfried de Groot’. De vennootschap wordt op 28 maart 1949 ontbonden, waarna De Groot het bedrijf als eenmanszaak voortzet.

1949-‘54

In 1949 wordt Godfried de Groot lid van de gereorganiseerde Nederlandse Fotografen Kunstkring. Doordat hij het kernlidmaatschap niet binnen vijf jaar heeft behaald, wordt hij van de ledenlijst afgevoerd.

1950-‘51

Eddy Posthuma de Boer is assistent van De Groot.

1955-’63

Het atelier wordt vanaf 1 januari 1955 voortgezet door ‘de vennootschap onder firma Fa. G.C. de Groot en J.C. Wieling’, getuige een akte bij de Amsterdamse Kamer van Koophandel uit juni 1962.

Rond 1960 blijkt dat Godfried de Groot aan kanker lijdt. Hij wordt vervangen door Theo Teuwen, die voordien zeven jaar werkzaam was bij Mathieu Koch in Roermond. Teuwen wordt op 19 april 1961 ingeschreven in Amsterdam. De Groot werkt nog zo lang mogelijk door. Van 14 mei 1963 tot zijn overlijden staat hij ingeschreven in de gemeente Naarden. Na een lang ziekbed overlijdt hij op 2 juni 1963 in een Amsterdams ziekenhuis.

1963-‘71

Jan Wieling is Godfried de Groots enige erfgenaam. De vennootschap is per 1 april 1963 ontbonden ten gevolge van “overdracht der onderneming”. Nieuwe eigenaar van het atelier is vanaf die datum de Londense firma Colour Applications Ltd. De Engelsman Peter Max Selby (geb. 4 januari 1929 te Betchworth, Surrey, Groot-Brittanië) is de beheerder van het atelier, dat tot de opheffing op 30 juni 1971 de naam van Godfried de Groot behoudt.

Wieling verhuist in januari 1968 naar Spanje.

Op 1 april 1970 verhuist Selby het atelier naar de Prinsengracht 570. Op 11 juni 1970 vertrekt hij uit Amsterdam.

1992-‘93

Jan Wieling keert eind 1992 terug naar Nederland en wordt begin 1993 opgenomen in een Amsterdams verzorgingstehuis. Wat nog resteert van het archief van Godfried de Groot wordt ondergebracht bij het Prentenkabinet Leiden.

Beschouwing

Godfried de Groot behoorde tot de laatste ouderwetse ‘patroons’ van een atelier waar voornamelijk portretten werden gemaakt. Hij was een bevlogen fotograaf die hard werkte, een ‘artist’ met bijbehorende nukken en een overwegend vriendelijk man. Was hij jegens zijn klanten voorkomend, tegen zijn personeel kon hij incidenteel flink uitvallen. De Groot had een joyeuze levensstijl en was een welgestelde estheet. Fotografie, paardrijden, antiek en zijn villa en tuin in Naarden waren zijn voornaamste interessen. Mogelijk was hij meer thuis in de nichtencultuur dan in het fotografenwereldje.

Voordat hij zich zelfstandig vestigde, assisteerde Godfried de Groot tussen 1908 en 1922 verschillende fotografen. Er is niet veel bekend over zijn leerperiode bij S. Dijkstra (Den Helder), Pierre Weynen (Den Bosch), Hartmann (Bad Nauheim) en Bernhard Jacobs (Amsterdam). De bekendste van De Groots leermeesters, de Amsterdammer Frits Geveke, was een bekwame maar weinig originele portretfotograaf. De Groot heeft vermoedelijk tussen 1917 en 1921 bij hem gewerkt. Geveke fotografeerde veel acteurs en actrices en naar verluidt heeft De Groot een deel van de acteurscliëntèle ‘meegenomen’ toen hij zich zelfstandig vestigde.

In 1922 of 1923 opende Godfried de Groot een atelier aan de Amstellaan (tegenwoordig Vrijheidslaan) 64-III, waar zijn moeder en zuster Betsy sinds enige tijd woonden. De Groot heeft de laatste vaak als model gebruikt, tot zij in 1925 naar Nederlands-Indië vertrok.

In 1925 verhuisde De Groot naar het ernaast gelegen pand nummer 66. Achter het huis liet hij een tuinhuis bouwen waar hij een daglichtatelier inrichtte. Een van de achterkamers van het huis fungeerde als ontvangstkamer; twee ramen aan de straatzijde gebruikte hij voor het etaleren van zijn foto’s.

In 1928 kocht hij, mede op aanraden van zijn vriend Piet Bakker, het pand Jan Luykenstraat 2a, gelegen tegenover een zijgevel van het Rijksmuseum. Het huis was, net als het belendende nummer 2, kort voor de eeuwwisseling ontworpen door Ed Cuypers, die tot zijn overlijden in 1927 zijn woning en architectenbureau had gevestigd in de twee panden. De Groot was na zijn verhuizing gevestigd in een buurt ‘op stand’ en is er tot zijn overlijden in 1963 gebleven.

Het pand Jan Luykenstraat 2a, waar Godfried de Groot aanvankelijk niet alleen zijn atelier had maar ook woonde, was chic ingericht. Het was duidelijk op welk publiek hij mikte. De Groot hield niet slechts van mooie antieke voorwerpen, deze dienden tevens de klanten te imponeren. Er werd in de regel op afspraak gefotografeerd. Een huisknecht opende de deur en deed ook karweitjes in huis, zoals het bereiden van de lunch voor De Groot en – later – Jan Wieling, die sinds circa 1936 De Groots levenspartner was en de zakelijke kant van het bedrijf waarnam. Op de begane grond, rechts van de hal, bevond zich de ontvangstruimte, ingericht met onder andere antiek en een aantal mooie foto’s.

Het atelier bevond zich op de eerste etage. Om er te komen nam men de elektrische lift of de trap. De laatste lijkt het meest gebruikt te zijn en gaf door de aanwezigheid van foto’s en antiek – in ieder geval meer gelegenheid om de klanten onder de indruk te laten geraken. Aanvankelijk was de gehele eerste etage als atelier in gebruik. Vanaf het einde van de jaren dertig, toen De Groot in Naarden ging wonen, was de voorkamer op deze etage echter ingericht als pied-à-terre.

Godfried de Groot heeft bijna uitsluitend in zijn atelier gefotografeerd, waar hij verlichting en achtergrond onder controle had. In het atelier aan de Jan Luykenstraat ging hij van daglicht over op kunstlicht. Hij maakte gebruik van onder andere een paar grote rechthoekige blokken en een kwartcirkelvormige verhoging met enkele treden. Door de mensen tegen een blok te laten leunen of hen erop te laten zitten konden zij zich nog gemakkelijk bewegen en ‘herschikken’. Stijve, ongemakkelijke poses werden zo voorkomen. De Groot had het talent om mensen op hun gemak te stellen. Hij behandelde hen met alle egards en was vlot in de omgang. Vooral met vrouwen kon hij goed overweg. Zij vielen, zo schijnt het, nogal eens voor zijn charme. Hij maakte complimentjes, gaf hen het gevoel mooi te zijn en kon tijdens het fotograferen zelf in vervoering raken. Ongetwijfeld was bij dat laatste wel eens sprake van enig toneelspel, maar het enthousiasme was vaak oprecht. Godfried de Groot hield van mensen en fotografeerde hen bij voorkeur op hun mooist. Hans Dukkers haalde in een in-memoriam-artikel een uitspraak van De Groot aan: “Ik maak foto’s die een vrouw aan haar man of aan haar vriend kan geven – ik fotografeer vrouwen zó als mannen haar willen zien, misschien wel iets mooier dan zij zijn in werkelijkheid, maar, naar ik hoop, toch ongekunsteld. Ik fotografeer met m’n hart en, net als een psychiater, ben ik misschien wel even verliefd op die vrouw als zij voor mijn lens staat.” Was de zitter een goed model en was De Groot enthousiast, dan kon de sessie gemakkelijk een uur duren.

Niet alleen vóór maar ook tijdens het fotograferen stelde De Groot zijn klanten op hun gemak – vooral door te praten. Terwijl hij verlichting en camera instelde en de zitter regisseerde, ging het gesprek gewoon door. Hij bediende de sluiter van afstand met een rubberen bal aan een slang, zodat de geportretteerde het moment van de opname niet altijd zag aankomen.

Godfried de Groot heeft – naast enige mode- en reclamefoto’s – alleen portretten gemaakt. Hij richtte zich op een welgestelde cliëntèle die het zich kon veroorloven om een met zorg gemaakt portret te laten vervaardigen tegen een navenante prijs. Hij heeft gedurende zijn gehele carrière een groot aantal bekende personen voor de lens gehad, onder wie vooral veel acteurs, maar ook dansers, musici, schrijvers, de burgemeester van Amsterdam dr. W. de Vlugt, de directeur van het Rijksmuseum dr. F. Schmidt-Degener en koningin Wilhelmina.

Zijn flatteuze, soms glamoureuze portretten staan in de traditie van het picturalisme: mooie, met zorg uitgevoerde portretten. De Groot behoorde, net als Franz Ziegler, Willem Coret en Hanna Elkan, tot een jongere generatie van picturalistische fotografen. Hoezeer de stijl en werkwijze van deze groep fotografen ook verwant zijn, de foto’s van De Groot laten zich in veel gevallen herkennen door het zorgvuldig gebruik van lichtval en pose. De invloed van filmsterrenportretten op Godfried de Groots werk is onmiskenbaar. Zijn foto’s tonen overeenkomsten met de Duitse glamourfoto’s die voor de Tweede Wereldoorlog in grote aantallen werden gepubliceerd in een tijdschrift als Cinema & Theater.

Op circa driekwart van zijn foto’s heeft Godfried de Groot gebruik gemaakt van een klein ‘stilistisch vocabulaire’ dat als volgt is samengesteld. Het licht valt op één of twee schouders, op de zijkant (meestal de linker) van het gezicht, op de kam van de neus, het haar, soms ook op het oor. Bij mannen is het witte boordje meestal het lichtste deel van de foto, bij vrouwen licht het halssieraad nogal eens onscherp op. De Groot fotografeerde vaak schuin van opzij en liet het hoofd meestal draaien ten opzichte van de romp. Portretten en profil zijn in de minderheid. Er wordt zelden gelachen of in de lens gekeken. De tint van gezicht, haar en kleding contrasteert vaak met die van de achtergrond. De Groot varieerde voortdurend met combinaties van deze ‘ingrediënten’ zodat geen enkel portret precies gelijk is.

De zo nu en dan voorkomende diagonale plaatsing van gezicht en lichaam in het beeld verraadt enige invloed van de Nieuwe Fotografie. Door de onscherpte en de flattering behoort De Groot echter meer tot de daaraan voorafgaande picturalistische richting. Hij kan hoogstens een overgangsfiguur worden genoemd.

Na de Tweede Wereldoorlog trad een kleine verandering in De Groots wijze van fotograferen op. Hij lijkt de soft-focuslens vanaf die tijd nog maar weinig te hebben gebruikt en ging meer aandacht schenken aan de verdeling van grote partijen licht en donker. De naoorlogse foto’s zijn weliswaar niet gestoken scherp maar doen – van enige afstand bezien – wel scherp aan. Op het negatief ingeschilderde achtergronden lijken na de oorlog te ontbreken. Als achtergrond gebruikte hij nu af en toe folie of rieten matten die onscherp oplichtten. Ook projecteerde hij zo nu en dan schaduwen op de achtergrond. Terwijl het lang gebruikelijk was om acteurs in toneelkleding een scène te laten uitbeelden, maakte De Groot bijna altijd portretten van hen. Er is daardoor geen wezenlijk onderscheid tussen de portretten van bekende en niet-bekende personen. Dansers fotografeerde hij daarentegen wel vaak in een danshouding. Hij maakte weinig gebruik van attributen.

Van de naaktfoto’s, die hij in grote aantallen heeft gemaakt, zijn maar weinig voorbeelden bewaard gebleven. Een deel ervan was, getuige de mémoires van een mannelijk model uit de jaren dertig, beslist niet voor publicatie bestemd. Andere waren decent genoeg om naar tentoonstellingen ingezonden te kunnen worden.

De Groot heeft tot het einde toe een grote houten ateliercamera gebruikt. In een bespreking van een foto in een nummer van Cosmorama uit 1937 wordt gesproken van een 18xß24 camera, een Perscheid 5.5/60 cm objectief en het gebruik van zeven gloeilampen van 500 Watt elk. Een belichtingsmeter en vaste tijdsinstellingen van de sluiter gebruikte hij niet; hij ‘wist’ hoe lang een vijfde van een seconde duurde.

Zijn donkere kamer was klein en spaarzaam ingericht. De Groot drukte in de regel zelf af. Hij mocht dan niet erg theoretisch geschoold zijn, hij beheerste wel alle foefjes van het vak. Zijn assistenten hielpen zo nu en dan bij het instellen van het licht of bij het afdrukken. Vooral echter zorgden zij voor de afwerking: het spoelen, drogen, glanzen, retoucheren, opzetten en inlijsten van de foto’s. De Groot liet zeer lang (tot anderhalf uur) spoelen om de houdbaarheid van de foto’s te vergroten. De afwerking vond plaats in een werkplaats op de begane grond, achter de ontvangstruimte.

Gewoonlijk werd een drietal “ongeretoucheerde proeven” gemaakt die aan de klant werden getoond. Deze deed een keuze, waarna de definitieve afdrukken werden gemaakt. In de eerste jaren van zijn carrière heeft De Groot in kooldruk en in andere edele procédés gewerkt, daarna niet meer. Hij drukte voornamelijk op bromidepapier af en maakte daarbij gebruik van enkele bijzondere papieren zoals het fluweelachtige Gevaluxe Velours en het groen getinte Gevaert Verdex.

Godfried de Groot hield van mooie, flatteuze portretten. De danser Tony Raedt schreef achterop een tussen 1942 en 1947 door De Groot gemaakte foto: “Hier ben ik in een dans met Mascha [ter Weeme] m’n partner. Jammer is dat we in werkelijkheid 6x zoo oud zijn, en 12x zoo lelijk.” Raedt overdreef natuurlijk, maar er werd na het maken van de opnamen gewoonlijk het een en ander geretoucheerd, zowel op het negatief als op de afdruk. Gezicht, hals, nek, armen en handen werden vaak iets slanker gemaakt, wimpers werden soms ingetekend, pupillen, wenkbrauwen en sieraden geaccentueerd. Kleine oneffenheden van de huid werden door retouche verhuld. Bovendien werd de achtergrond op de foto’s voor de Tweede Wereldoorlog geregeld verlevendigd door nonchalant aandoende abstracte vegen aan te brengen op het negatief.

Het is niet bekend hoe groot het aantal opnamen is dat De Groot in zijn veertigjarige loopbaan heeft gemaakt. Het moeten er enkele tienduizenden zijn geweest. Uit een lijst met de namen van door hem tussen medio 1941 en medio 1944 gefotografeerde personen en bijbehorende negatiefnummers kan worden opgemaakt dat hij in deze periode circa 150 negatieven per maand maakte. De negatiefnummers op deze lijst lopen van 22.330 (een portret van collega-fotografe Hanna Elkan) tot 27.495. Godfried de Groot, begonnen met niets, is welgesteld geworden. Hij was niet goedkoop, herinneren zitters zich. Desondanks ‘lokte’ de kwaliteit die hij leverde en zijn klantenkring van ‘bekende Nederlanders’ ook veel mensen voor wie een foto van De Groot een hele uitgave was.

Een groep die waarschijnlijk maar zelden hoefde te betalen was die van acteurs en andere kunstenaars. De Groot zal hun klandizie als goede reclame hebben beschouwd. Er is ongetwijfeld strijd om hen geleverd tussen De Groot en zijn concurrent Jacob Merkelbach. Artiesten gebruikten op hun beurt De Groots portretten als reclamemateriaal. Behalve in het portiek van het pand in de Jan Luykenstraat had De Groot ook een uitstalkast op de hoek van de Hobbemastraat en de Vossiusstraat. Een tijd lang heeft er ook op het Leidseplein een zuil gestaan waar De Groot foto’s kon tonen. Deze locatie was ongetwijfeld mede ingegeven door de nabijheid van het atelier van Merkelbach.

De Groot heeft aan diverse kranten en tijdschriften geleverd. Van geen enkel tijdschrift was hij vaste fotograaf of de voornaamste leverancier. Programmaboekjes van gezelschappen werden geregeld met foto’s van De Groot geïllustreerd.

Een hoogtepunt van De Groots carrière was zonder twijfel de opdracht tot het maken van een aantal staatsieportretten van koningin Wilhelmina in 1937. Een dergelijke opdracht was een eer, zij het – door de plechtigheid – een lastige. De wijze waarop De Groot zijn zitters gewoonlijk op hun gemak stelde, het maken van een praatje, kwam nu niet te pas.

Het contract dat voor de sessie werd opgemaakt tussen het hof en De Groot bepaalde onder andere dat hij drie goedgekeurde portretten onder enkele voorwaarden naar eigen inzicht en in eigen beheer mocht verspreiden. Maanden lang heeft hij grote aantallen afdrukken gemaakt die op allerlei plaatsen hebben gehangen. De portretten zijn bovendien bij verschillende uitgevers in druk verschenen.

De opdracht schijnt De Groot een klein fortuin te hebben opgeleverd. Naar eigen zeggen heeft hij van de opbrengst villa De Eickenhorst aan de Meentweg in Naarden kunnen laten bouwen waar hij tot zijn dood met Jan Wieling heeft gewoond.

Na in 1938 nog twee groepsportretten met de koningin te hebben gemaakt, heeft De Groot het predikaat hoffotograaf aangevraagd. Het was gebruikelijk dat een dergelijke aanvraag na bewezen diensten werd gehonoreerd. In dit geval is er iets misgegaan. De Amsterdamse burgemeester, dr. W. de Vlugt, heeft De Groots aanvraag om onbekende persoonlijke redenen niet willen ondersteunen, waarna de hofcommissie besloot het predikaat niet toe te kennen. De passe-partouts en fotomapjes met het voorgedrukte opschrift ‘hoffotograaf bleken voorbarig.

Het is niet duidelijk of De Groot de nominale eer van het predikaat heeft gewenst of dat hij Franz Ziegler de facto als hoffotograaf hoopte op te volgen. Toen Ziegler eind 1939 plotseling overleed, was het voor De Groot – zo hij een tweede kans had gekregen – in ieder geval te laat. Spoedig brak de oorlog uit en toen die was afgelopen had zijn maatschappelijk aanzien zo’n grote deuk opgelopen dat hij voorgoed kansloos was voor deze positie.

Het is niet meer met zekerheid vast te stellen in welke mate Godfried de Groot ‘fout’ is geweest in de Tweede Wereldoorlog. De bewaard gebleven documenten geven hierover onvoldoende uitsluitsel. Het staat vast dat hij lid is geweest van de NSB. In het dossier dat is aangelegd na de arrestatie van De Groot op 16 juli 1945 door de Politieke Opsporingsdienst op verdenking van lidmaatschap van de NSB zijn – door hemzelf en door anderen – verschillende motieven voor dat lidmaatschap aangevoerd: angst voor vervolging wegens zijn homoseksualiteit, dekmantel voor illegale activiteiten (o.a. het maken van pasfoto’s en het verbergen van onderduikers) en de verkoop van portretten van koningin Wilhelmina. Politieke naïveteit en gebrek aan karakter kunnen ook redenen zijn geweest. Evenmin als het motief van zijn toetreding is de reden van zijn royement als NSB-lid met zekerheid bekend. Op zeker moment verscheen het volgende berichtje in Volk en Vaderland: “Door den Secretaris-Generaal is ontslagen als lid der Beweging Gottfr. de Groot, Jan Luykenstraat 2a, stamboeknummer 135475. Dit ontslag geschiedt op grond van redenen, die het behoud van het lidmaatschap ongewenscht maken”. Naar eigen zeggen werd hij geroyeerd doordat hij weigerde aan de Fotodienst van de NSB te leveren.

Na zijn arrestatie door de Politieke Opsporingsdienst heeft De Groot bijna een jaar lang, tot in juni 1946, in het ‘Interneeringskamp Weeshuis-Kazerne’ en het ‘Centraal Bewarings- en Verblijfskamp Laren (N.H.)’ vastgezeten. Hij behoorde tot de vele duizenden voormalige NSB-ers die geïnterneerd werden. Eén factor heeft De Groots zaak mogelijk gecompliceerd. Vóór de oorlog had hij gedurende lange tijd een relatie met Piet Bakker. Deze was bovendien sinds 1929 zijn procuratiehouder. Bakker werd in december 1939 gearresteerd wegens overtreding van Nederlands neutraliteit: vanuit Schiebroek had hij per radio berichten over weer en bodemgesteldheid naar Duitsland verzonden. Hij werd tot zes jaar gevangenisstraf veroordeeld. Hiervan had hij slechts een klein deel uitgezeten toen Nederland door de Duitsers werd bezet en Bakker door hen werd vrijgelaten. Na de bevrijding werd hij weer gezocht. Aangezien De Groot ook na mei 1940 nog contact met hem had gehad, hoopten de Nederlandse autoriteiten Bakker mogelijk via De Groot op te kunnen sporen. Dit is nooit gelukt en Bakker is – voor zover bekend – nooit naar Nederland teruggekeerd.

Op 8 juni 1946 werd Godfried de Groot door de procureur-fiscaal voorwaardelijk buiten rechtsvervolging gesteld om niet nader genoemde redenen en onder toezicht geplaatst van de Stichting Toezicht Politieke Delinquenten. Hij moest ƒ 150,- betalen, kreeg een proeftijd van drie jaar en werd uit een aantal burgerrechten ontzet. Zijn vermogen (als ‘vijandelijk’ of NSB-vermogen beschouwd) was tijdens zijn internering onder de hoede van het Nederlands Beheersinstituut gesteld. Verschillende fotografen en een fotopersbureau deden na de arrestatie van De Groot het verzoek het atelier te mogen beheren. Volksherstel stelde voor om de door de oorlog gedupeerde Hanna Elkan als bedrijfsleidster aan te stellen. Het Beheersinstituut benoemde echter per 4 september 1945 mr. Arnold Eysvogel (geen fotograaf) tot beheerder. In diezelfde maand werd het atelier heropend, nadat het in de loop van 1944 wegens gebrek aan elektriciteit was gesloten. Een assistent en een leerling-assistent deden het werk.

Drie maanden nadat De Groot voorwaardelijk buiten rechtsvervolging was gesteld, werd het beheer door het Nederlands Beheersinstituut – in casu mr. Eysvogel – opgeheven. De procuratie die De Groot ooit aan Piet Bakker had verleend verviel per 1 januari 1947. Vanaf die datum werd het atelier door De Groot en Wieling voortgezet als een vennootschap onder firma. Ruim twee jaar later werd de vennootschap ontbonden en zette De Groot het bedrijf alleen voort. Later is Wieling opnieuw compagnon geworden. De portretfotografie mocht dan vóór en vooral na de Tweede Wereldoorlog een neergang beleven – de fotografietijdschriften toonden zich bezorgd -, De Groot heeft zich nauwelijks op ander gebied (hoeven) begeven. Was beroepsfotografie tot de Tweede Wereldoorlog voornamelijk portretfotografie, na de oorlog was er een ruimer scala aan onderwerpen: mode, reclame en reportage. De Groot heeft zich met portretfotografie staande kunnen houden. Tot kort voor zijn ziekte, die zich rond 1960 openbaarde, was er geen sprake van vergane glorie in het atelier: particulieren en bekende personen vonden nog steeds de weg naar het atelier in de Jan Luykenstraat. De esthetische en flatteuze stijl van De Groot was na de oorlog verre van modern. De naoorlogse fotografengeneratie zocht niet langer ‘het mooie plaatje’. De meeste van de aan De Groot verwante fotografen: Henri Berssenbrugge, Francis Kramer, Jacob Merkelbach, Franz Ziegler, Bernard Eilers en Frits Geveke, waren in de jaren rond de Tweede Wereldoorlog overleden of gestopt. Na de oorlog werden acteurs meestal op locatie gefotografeerd, onder andere door de leden van de Particam-groep en door Lemaire & Wennink. De Groot daarentegen bleef in zijn atelier. In zijn spaarzame modefoto’s lijkt hij meer bij de tijd te zijn geweest. De meeste ervan tonen het model ten voeten uit tegen een egaal witte achtergrond, die slechts verlevendigd wordt door een sierlijke schaduw. Godfried de Groot was vanaf 1928 lid van de Nederlandse Fotografen Patroons Vereniging, maar van een actieve rol in deze vereniging is niets bekend. Van de Nederlandse Fotografen Kunstkring werd hij pas bij de reorganisatie in 1949 lid. Ook hierin heeft hij zich niet opvallend gemanifesteerd. Hij slaagde er niet in binnen vijf jaar het kernlidmaatschap te behalen, zodat hij van de ledenlijst werd afgevoerd. Nog tijdens De Groots lidmaatschap van de NFK schreef Godfried Bomans een stuk over vroegere en moderne portretfotografie. Tot verbazing van enkele NFK-leden noemde hij uitgerekend Godfried de Groot als voorbeeld van moderne portretfotografie. Die gold in de NFK helemaal niet als modern. Volgens Willy Schurman paste De Groots “valse romantiek” niet bij de vereniging.

In de loop der jaren heeft een groot aantal assistenten bij Godfried de Groot gewerkt. Vermoedelijk werkten er in de hoogtijdagen, vlak voor de oorlog, gelijktijdig ongeveer tien personen voor hem, inclusief huisknecht en receptioniste. Tot de bekendste leerlingen van De Groot behoren Willy Schurman, Cor van Weele en Eddy Posthuma de Boer. Ook de jongste zuster van Franz Ziegler heeft bij De Groot gewerkt. Dat Tony Armstrong- Jones, First Earl of Snowdon, assistent is geweest van De Groot, moet tot de legendes gerekend worden. Lord Snowdon ontkent althans De Groot zelfs maar ontmoet te hebben. In het werk van zijn voormalige assistent Willy Schurman is de invloed van De Groot nog te zien. Dat Peter Selby, die het atelier kort voor het overlijden van De Groot overnam, diens stijl voortzette, moet vooral toegeschreven worden aan zakelijke overwegingen. Al raakte Godfried de Groot na zijn dood in de vergetelheid – zelfs iets ogenschijnlijk eenvoudigs als zijn overlijdensjaar was lange tijd niet met zekerheid bekend -, zijn naam bleef bekend. De legendevorming rond zijn persoon, zoals de verdwijning van het archief, getuigt daarvan.

Na een lang ziekbed is De Groot op 2 juni 1963 aan kanker overleden. Kort daarvoor was het atelier verkocht aan Colour Applications Ltd. Deze Engelse firma hield zich niet alleen met fotografie bezig maar bewoog zich op een zeer ruim gebied. Peter Selby trad als beheerder van het nieuwe Amsterdamse filiaal van de firma op. Hij richtte zich vooral op mode- en reclamefotografie in kleur. De portretten werden nu door Theo Teuwen gemaakt in een tweede atelier, ingericht in de voormalige ontvangstruimte. Teuwen had Godfried de Groot al vervangen tijdens diens ziekte. Hij bleef tot in 1965 het portretwerk doen in De Groots stijl.

Het atelier behield de naam van Godfried de Groot en zo werd ook een deel van de foto’s gesigneerd. De namen Peter Selby en Colour Applications zijn ook op een aantal artiestenportretten te vinden. In 1971 werd het inmiddels naar de Prinsengracht verhuisde atelier opgeheven.

Selby heeft het omvangrijke archief naar eigen zeggen laten vernietigen toen hij het atelier opgaf en niemand interesse toonde in overname van de negatieven en foto’s. Daardoor is maar een klein gedeelte van het werk van Godfried de Groot bewaard gebleven.

Documentatie

Primaire bibliografie

foto’s in:

(Brochure) Anatole. Arthur Schnitzler. Nederlandse Comedie, Stadsschouwburg Amsterdam, z.j.

(Brochure) Gijsbrecht van Aemstel. Treurspel van Joost van den Vondel. Nederlandse Comedie, Stadsschouwburg Amsterdam, z.j.

(Brochure) Iwanow. Anton Tsjechow. Nederlande Comedie, Stadsschouwburg Amsterdam, z.j.

(Brochure) Kapitein Brassbounds Bekering. George Bernard Shaw. Nederlandse Comedie, Stadsschouwburg Amsterdam, z.j.

(Brochure) Eerste liefde..?! Paul Osborn, Nederlandse Comedie. Stadsschouwburg Amsterdam, z.j.

(Brochure) Macbeth. William Shakespeare, Nederlandse Comedie, z.j.

(Brochure) Koning Oidipoes. Tragedie van Sophokles. Nederlandse Comedie, Stadsschouwburg Amsterdam, z.j.

(Brochure) Programma. Het Nationale Ballet, z.j.

Focus 8 (16 juni 1921) 12, p. 253.

Focus 9 (20 april 1922) 8, p. 179.

Het Leven (1927) 42, p. 1336.

Het Leven (1927) 47, p. 1497.

Focus 15 (26 mei 1928) 11, p. 301-302.

Focus 16 (8juni 1929) 12, p. 321.

Het Leven (1930) 24, p. 781.

Het Leven (1930) 29, p. 940.

Het Leven (1930) 35, p. 1134.

Het Leven (1930) 41, p. 1334.

Focus 18 (6 juni 1931) 12, p. 341.

Focus 20 (2 september 1933) 18, p. 531.

Haarlem’s Dagblad 18 november 1933.

Op de Hoogte 30 (1933), p. 167, 299, 388.

Programma van den Kunst-Avond Stadsschouwburg 29 mei 1933, p. 16.

C J . Kelk (samenstelling), Geschenk 1934- inhoudende 12 portretten van Nederlandsche auteurs, Amsterdam (Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels) 1934.

Op de Hoogte 31 (1934), p. 218, 220, 254, 355.

Op de Hoogte 32 (1935), p. 62.

Programmaboekje Clinge Doorenbos’ Confetti-Revue in 24 tafereelen, z.j. (ca. 1935).

Programmaboekje Dansavond Gertrud Leistikow, Stadsschouwburg, z.j. (ca. 1935), p. III.

Cosmorama 3 (1937), p. 68.

J.F.L. de Balbian Verster, Het huwelijk van HKHH Prinses Juliana en Prins Bernhard, De feestelijkheden te Amsterdam op den Huwelijksdag (…), Amsterdam 1937, p. 3, 13.

Focus 24 (14 augustus 1937) 17, p. 475.

Haarlem’s Dagblad 30 augustus 1937.

De Telegraaf 31 augustus 1937.

Catalogus Nationale Gouden Fotoschouw, Amsterdam (Arti et Amicitiae) 1937, p. 21.

Focus 24 (6 november 1937) 23, p. 648.

H. Brugmans (inl.), Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Nederlanders en hun werk, Amsterdam (Van Holkema & Warendorf) 1938, p. 52, 291, 699, 996, 1060, 1169, 1698 (en mogelijk een onbekend aantal ongesigneerde foto’s).

Haarlem’s Dagblad 31 augustus 1938.

De Telegraaf 31 augustus 1938.

Nieuw Israelietisch Weekblad 2 september 1938.

Nieuw Israelietisch Weekblad 23 september 1938.

Haarlem’s Dagblad 1 juli 1939.

Het Leven (1939) 31a.

Haarlem’s Dagblad 31 augustus 1939.

De Telegraaf 31 augustus 1939.

De Telegraaf 29 augustus 1940.

Haarlem ‘s Dagblad 17 juni 1941.

Haarlem ‘s Dagblad 2 juli 1941.

Volk en Vaderland 24 april 1942.

Focus 29 (13 juni 1942) 12, p. 233.

Volk en Vaderland 5 maart 1943.

Danskroniek 1 (1946-1947) 3, ongepag.

Pen en penseel, bijzonder nummer van Critisch Bulletin z.j. (1947), pl. 28.

Danskroniek 2 (1947-1948) 1, omslag, p. 64, 69.

Danskroniek 2 (1947-1948) 4/5, p. 93.

Libelle (1950) 6, p. 6.

Danskroniek 5 (1950-1951) 9, p. 95.

Danskroniek 6 (1951-1952) 2, p. 24.

Danskroniek 6 (1951-1952) 8/9, p. 103.

De Telegraaf 19 augustus 1953.

Grote Winkler Prins Encyclopaedie, Amsterdam/Brussel (Elsevier) 1954, 6de dr., dl. 18, p. 520.

Theater Jaarboek (1953/’54) 3, p. 55.

(Brochure) Elektra. Tragedie van Sophokles. Holland Festival 1954.

Nederlandse Comedie, Stadsschouwburg Amsterdam, z.j. (1954).

Theater Jaarboek (1954/55) 4, p. 80.

(Brochure) Vera Bondam Solotoneel, z.j. (ca. 1955), p. IV.

Elegance juni/juli 1956, p. 28.

Theater Jaarboek (1956/57) 6, p. 79.

Ben Albach, Het huis op het plein, Amsterdam (Stadsdrukkerij) 1957, p. 144, 146.

Theater Jaarboek (1957/58) 7, p. 80.

Rosita (1959) 29, p. 29.

(Brochure) Stadsschouwburg Amsterdam, 11 maart 1960.

Beatrijs (1960) 18, p. 36.

Bob Wallagh, Portret van Torn Manders, Helmond (‘Helmond’) z.j. (ca. 1962), na p. 16.

De Telegraaf 2 maart 1963.

Katholieke Illustratie (1964) 46.

Theater Jaarboek (1964/65) 14, p. 91-92.

Theater Jaarboek (1966/67) 16, p. 94.

Grote Winkler Prins Encyclopedie, Amsterdam/ Brussel (Elsevier) 1968, 7de dr., dl. 7, p. 371.

Grote Winkler Prins Encyclopedie, Amsterdam/Brussel (Elsevier) 1975, 7de dr., dl. 20, p. 136.

Wim lbo, En nu de moraal van dit lied, Overzicht van 75 jaar Nederlands cabaret, Amsterdam / Leiden (NRM / Phonogram) 1970, p. 390.

Facetten van vijftigjaar Nederlands toneel 1920-1970, Amsterdam (Moussault) 1970, p. 114.

Nederlands Theater- en Televisie Jaarboek (1972/73) 22, p. 102.

Francesca Hart en Marinus Schroevers (samenstelling), Cinema & Theater, Een fascinerende selectie uit de jaargangen 1921-1944, Laren N.H. (Skarabee) 1975, p. 33.

Grote Nederlandse Larousse Encyclopedie, Hasselt /Den Haag (Heideland-Orbis/Scheltens&Giltay) 1979, dl. 25, p. 294.

Eva van Schaik, Op gespannen voet, Geschiedenis van de Nederlandse theaterdans vanaf 1900, Haarlem (De Haan) 1981, p. 9, 63, 67, 83.

Grote Winkler Prins Encyclopedie, Amsterdam/Brussel (Elsevier) 1983, 8ste dr., dl. 24, p. 216.

Piet Hein Honig, Acteurs- en kleinkunstenaars-lexicon, 3200 namen uit 100 jaar Nederlands toneel, Diepenveen (Acteurslexicon) 1984.

Honderd jaar Rijksmuseum, 1885-1985, Weesp (Van Holkema & Warendorf) 1985, p. 100.

Vrij Nederland 16 januari 1988.

(Brochure) Govers Only, Amsterdam 1989.

Nederlands Theater Instituut. Nieuwsbulletin (september 1990) 3, p. 2.

R.W.A.M. Cleverens, Als ik mij niet vergis… Sire (III), ‘Souvenirs’ vanJ.H.F. graaf Dumonceau, opperceremoniemeester en grootmeester van H.M. de Koningin Wilhelmina, Middelburg (Nobles CV.) 1991, p. 6, 104.

Leids Dagblad 19 november 1991.

Vrij Nederland 7 december 1991.

Marc Jonkers e.a. (red.), Hans van Manen: Foto’s, feiten, meningen, Amsterdam (Nederlands Instituut voor de Dans) 1992, p. 12.

Vorsten februari 1992, p. 26.

Vorsten juli 1992, p. 26.

NRC Handelsblad 4 november 1992.

in Bedrijfsfotografie:

4 (30 maart 1922) 7, p. 153.

10 (14juli 1928) 14, na p. 362.

11 (4 april 1929) 14, na p. 162.

11 (9 mei 1929) 19, na p. 222.

11 (5 september 1929) 36, na p. 426.

12 (30 mei 1930) 11, p. 203-204.

12 (31 oktober 1930) 22, p. 412.

13 (29 mei 1931) 11, p. 201.

13 (26 juni 1931) 13, p. 241.

13 (24 juli 1931) 15, p. 278.

15 (19 mei 1933) 10, p. 187, 190.

15 (10 juni 1933) 12, p. 228.

16 (10 augustus 1934) 16, p. 283-285.

17 (31 mei 1935) 11, p. 212.

17 (14 juni 1935) 12, p. 223.

19 (10 december 1937) 25, p. 472.

21 (30 juni 1939) 13, p. 246.

in Cinema & Theater.

22 (1942) 18, p. 15.

22 (1942) 21, p. 20.

22 (1942) 25, omslag.

22 (1942) 26, p. 3.

22 (1942) 39, omslag, p. 17

23 (1943) 3, p. 6.

23 (1943) 5, p. 5.

23 (1943) 7, p. 14.

23 (1943) 9, p. 7.

23 (1943) 10, p. 5.

23 (1943) 17, p. 10-11.

23 (1943) 23,p. 19.

23 (1943) 24, p. 16.

23 (1943) 34, p. 8.

23 (1943) 50, p. 10.

24 (1944)3,p.10.

24 (1944) 10, p. 2.

24 (1944) 23, p. 15.

24 (1944) 24, omslag.

24 (1944) 32, p. 4-5.

in Het Tooneel:

14 (december 1928), p. 151.

14 (januari 1929), p. 195, 201.

14 (april 1929), omslag.

15 (januari 1930), omslag.

15 (februari 1930), omslag.

15 (maart 1930), omslag.

15 (april 1930), omslag, p. 253-254.

16 (oktober 1930), omslag.

16 (mei 1931),p. 225.

17 (augustus 1931), omslag.

17 (februari 1932), omslag.

17 (mei 1932), p. 181.

18 (april 1933), omslag.

19 (juli 1933), omslag.

19 (maart 1934), omslag.

19 (april 1934), omslag.

20 (augustus 1934), omslag.

20 (juni 1935), p. 10.

in De Tooneelrevue:

1 (1934-1935) 3, p. 2-3.

1 (1934-1935) 6, p. 16.

1 (1934-1935) 7, p. 16.

2 (1935-1936) 1,ongepag.

2 (1935-1936) 4, ongepag.

2 (1935-1936) 6, ongepag.

2 (1935-1936) 7, ongepag.

2 (1935-1936) 8,ongepag.

3 (1936-1937) 1, ongepag.

3 (1936-1937) 2, ongepag.

3 (1936-1937) 3, ongepag.

3 (1936-1937)4, ongepag.

3 (1936-1937) 5, ongepag.

3 (1936-1937) 6, ongepag.

3 (1936-1937) 7, ongepag.

3 (1936-1937) 8, ongepag.

3 (1936-1937) 9, ongepag.

3 (1936-1937) 10, ongepag.

4 (1937-1938) 1, ongepag.

4 (1937-1938) 2, ongepag.

4 (1937-1938) 3, ongepag.

4 (1937-1938) 6, ongepag.

4 (1937-1938) 7, ongepag.

4 (1937-1938) 9, ongepag.

5 (1938-1939) 1, ongepag.

5 (1938-1939) 2, ongepag.

5 (1938-1939) 5, ongepag.

5 (1938-1939) 7, ongepag.

5 (1938-1939) 10, ongepag.

6 (1939-1940) 1, omslag, ongepag.

6 (1939-1940)2, ongepag.

6 (1939-1940) 3, ongepag.

6(1939-1940)5, ongepag.

6(1939-1940)6, ongepag.

6 (1939-1940) 8, ongepag.

7 (194O-1940) 2, ongepag.

7 (1940-1941) 5, ongepag.

7 (1940-1941) 7, ongepag.

7 (1940-1941) 8, ongepag.

7 (1940-1941)9, ongepag.

7 (1940-1941)1.ongepago.

8 (1941-1942) 1/2, ongepag.

8 (1941-1942) 3, ongepag.

8 (1941-1942)4, ongepag.

8 (1941-1942) 5/6, ongepag.

in De Tooneelspiegel:

1 (1929-1930) 1, p. 13.

1 (1929-1930) 2, omslag, p. 42.

1 (1929-1930) 6, p. 166, 180.

1 (1929-1930) 8, p. 245, 265.

1 (1929-1930) 12, p. 381.

2 (1930-1931) 9, binnenzijde omslag.

5 (1933-1934) 1, p.5.

5 (1933-1934) 6, p. 20.

5 (1933-1934) 12, p. 5.

6 (1934-1935) 2, p. 13.

6 (1934-1935) 3, p. 6-7.

Secundaire bibliografie

Auteur onbekend, Een verdienstelijk fotograaf, in Cinema & Theater (1925) 66.

J.H. de Bois, Foto-Tentoonstelling in het Waaggebouw, in Haarlem’s Dagblad 3juni 1930.

Auteur onbekend, Fotografendag te Amsterdam op dinsdag 16 mei, in De Fotograaf 47 (1933) 20, p. 334, 336.

J.W. Stieneker, Titels. Technische gegevens. Kanttekeningen, in Cosmorama 3 (april 1937) 4, p. 57-59.

Auteur onbekend, Vijf jaar geëischt wegens spionnage, in Algemeen Handelsblad 4 maart 1940.

Auteur onbekend, De spionagezaak te Schiebroek, in Algemeen Handelsblad 18 maart 1940.

Auteur onbekend, Godfried de Groot gearresteerd, in Het Parool 20 juli 1945.

Auteur onbekend, (beschrijving van een foto van Godfried de Groot), in Foto 4 (maart 1949) 3, p. 92.

D. Helfferich, 22 Fotografen en 1 meisje, in Foto 5 (april 1950) 4, p. 121-132.

J.M., Een mooi vrouwenportret mag nooit zielloos zijn!, in Het Vrije Volk 6 november 1954 (met foto).

H.F. van Loon en Jan Punt, Ook Nederland heeft foto-graven. Wij presenteren u: Onze camera adel, in De Telegraaf 19 maart 1960.

Henk van der Meyden, Ik fotografeer met mijn hart, in De Telegraaf 2 maart 1963.

Auteur onbekend, Godfried van de portretten, in De Volkskrant 12 maart 1963.

Frans Boelen, Godfried de Groot: “Er zijn alleen maar mooie mensen, hoe lelijk ze ook zijn”, in De Tijd-Maasbode 30 maart 1963 (idem in andere kranten).

Auteur onbekend, Overleden, in De Telegraaf 5 juni 1963.

Auteur onbekend, Godfried de Groot is overleden, in Het Parool 6 juni 1963.

Auteur onbekend, Godfried de Groot overleden, in Het Vaderland 6 juni 1963.

Auteur onbekend, Fotograaf G. de Groot overleden, in Trouw 7 juni 1963.

Hans Dukkers, In memoriam Godfried de Groot, in Mededelingen (NFPV) (1963) 51.

Auteur onbekend, De opvolger van Godfried de Groot fotografeert de vrouw op haar mooist, in Eva 20 juni 1964.

Wim lbo, En nu de moraal van dit lied, Overzicht van 75 jaar Nederlands cabaret, Amsterdam / Leiden (NRM / Phonogram) 1970, p. 620.

Flip Bool en Kees Broos (red.), Fotografie in Nederland 1920-1940, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1979, p. 14-15, 17, 19,76, 94-95,98-99, 100-101, 103-104., 140, 150 (met foto’s).

Fred Lammers, Hoffotografie in heden en verleden, in Ons Koningshuis 13 (augustus 1983)27, p. 3-7.

Auteur onbekend (naar een persbericht door Adriaan Elligens), Godfried de Groot, in Photohistorisch Tijdschrift (1987) 2, p. 53.

Hans Vogel, Nederlands enige glamourfotograaf. Portretten van Godfried de Groot tentoongesteld, in Het Parool 4 maart 1987.

Henk van Gelder, De Groot fotografeerde ideale acteurs, in NRC Handelsblad 6 maart 1987.

Auteur onbekend, De Groot was zijn tijd ver vooruit, in Algemeen Dagblad 23 april 1987.

Ingeborg Leijerzapf (red.), Het Fotografisch Museum van Auguste Grégoire. Een vroege Nederlandse fotocollectie, Den Haag (SDU) 1989, p. 157, 160-161, 201 (met foto’s).

Ingeborg Leijerzapf e.a. (tekst), Het beslissende beeld. Hoogtepunten uit de Nederlandse fotografie van de 20e eeuw, Amsterdam (BIS) 1991, p. 15,191-192.

Joost Groeneboer, In het licht van de fotograaf. Een overzicht van de Nederlandse theaterfotografie tot 1940, Amsterdam (Nederlands Theater Instituut / International Theatre & Film Books) 1991, p. 93-96, 110.

Flip Bool, Homo-erotische fotografie in Nederland, in Nieuwsbrief Nederlands Fotoarchief 2 (1992) 2, p. 20-23.

M.J.H. van Rooijen-Buchwaldt, Portfolio / De eerste eeuw hoffotografie in Nederland: 1839-1940, in Maatstaf 40 (november/ december 1992) 11/12, p. 80.

in Bedrijfsfotografie:

Auteur onbekend, De fotografische tentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam, 4 (22 juni 1922) 13, p. 283-288.

C.G.L. (= C.G. Leenheer), Nederl. Fotografen Patroons Vereeniging, 8 (2 januari 1926) 1, p. 4-5.

W.v.Z. (= W. van Zanen), De jubileums tentoonstelling van den Nederlandschen Fotografen Kunstkring, 9 (30 juli 1927) 16, p. 383-386.

W.v.Z., Bekroningen jubileumstentoonstelling N.F.K., 9 (30 juli 1927) 16, p. 386-387.

P. Brandsma, Nieuwe leden, 10 (10 maart 1928)5, p. 116.

A.B. (= Adriaan Boer), De derde tentoonstelling der N.F.P.V., 10 (5 mei 1928) 9, p. 239-242.

P. Brandsma, Jaarverslag van den secretaris der N.F.P.V., afdeeling Amsterdam, 11 (14 februari 1929) 7, p. 74-76.

A.B., De tentoonstelling der N.F.P.V. ter gelegenheid van het tweede lustrum, april 1929, 11 (2 mei 1929) 18, p. 207-212.

Auteur onbekend, De handelstentoon stelling der Fa. Boonen & Co. op den N.F.P.V. Fotografendag, 11 (9 mei 1929) 19, p. 221-222.

A.B., Mimosa-Tentoonstelling ter gelegenheid van den Vijfden Fotografendag der N.F.P.V., 12(16 mei 1930) 10, p. 179-181.

Auteur onbekend, Bij de platen in dit nummer, 12 (30 mei 1930) 11, p. 195.

A.B., N.F.K. tentoonstelling in Pulchri Studio, Den Haag, 12(19 september 1930) 19, p. 348-350.

Auteur onbekend, Bij de platen, 12 (31 oktober 1930) 22, p. 403.

A.B., De tentoonstelling der N.F.P.V., 13 (1931), p. 198.

A.B., De tentoonstelling der N.F.P.V. (II), 13 (12 juni 1931) 12, p. 217-218

Auteur onbekend, Bij de platen, 13 (26juni 1931) 13, p. 233-234.

Auteur onbekend, Bij de platen, 13 (24 juli 1931) 15, p. 269-270.

Auteur onbekend, De tentoonstelling Fotografendag 1933 te Amsterdam, 15 (19 mei 1933) 10, p. 181-184.

A.B., De tentoonstelling Fotografendag 1933 te Amsterdam (II), 15 (2 juni 1933) 11, p. 203-205.

Auteur onbekend, Bij de platen, 15 (16 juni 1933) 12, p. 219-220.

C.G. Leenheer, “Bekende Landgenooten”, 15 (16 juni 1933) 12, p. 232-234.

A.B., Godfried de Groot en zijn nieuwe atelier, 15 (3 november 1933), 22 p. 423-424.

R., Afdeeling Amsterdam [NFPVvergadering], 16 (4 mei 1934) 9, p. 155-157.

A.B., Tentoonstelling “Bekende Landgenooten”, 16 (29 juni 1934) 13, p. 220-224.

Jan Stokvis, Bij de platen in dit nummer, 16 (10 augustus 1934) 16, p. 288.

A.B., De N.F.P.V. tentoonstelling in “Pulchri Studio”, 17 (14 juni 1935) 12, p. 229-231.

Auteur onbekend, Bij de platen, 19 (10 december 1937) 25, p. 461-462.

Auteur onbekend, Bij de platen in dit nummer, 21 (30 juni 1939) 13, p. 235-236.

in Focus:

A.B., De achtste jaarlijksche tentoonstelling der N.A.F.V., 8 (2 juni 1921) 11, p. 220.

J.C.M. (=J.C. Mol), Indrukken van den Groningsche tentoonstelling, 8 (6 oktober 1921) 20, p. 438.

Auteur onbekend, De wedstrijd Ned. Bond van Fotohandelaren, 9 (23 maart 1922) 6, p. 119-123.

B. (=Adriaan Boer), De negende jaarlijksche Salon, 9 (15 juni 1922) 12, p. 252-255.

A.B., De tiende tentoonstelling van fotowerken te Amsterdam, 11 (15 mei 1924) 10, p. 259-262.

Auteur onbekend, Bij de platen, 18 (6juni 1931) 12, p. 325-326.

Auteur onbekend, Lijst der Hollandsche inzenders op de fotosalon van Klank en Beeld, met geplaatst aantal werken, 19 (30 april 1932) 9, p. 258.

Adr. B. (=Adriaan Boer), De fotokunstsalon van “Klank en Beeld”, 19 (30 april 1932) 9, p. 259-262.

T. Haasbroek-Hessels, Kerstsalon der A.A.F.V., 24 (2 januari 1937) 1, p. 11.

Auteur onbekend, Beknopte analyse der platen in dit nummer, 24 (14 augustus 1937) 17, p. 468.

Auteur onbekend, Beknopte analyse der platen in dit nummer, 24 (6 november 1937) 23, p. 642.

Auteur onbekend, Honderd jaren fotografie, 26 (21 januari 1939) 2, p. 45.

Auteur onbekend, 11e Lustrum-Fotoschouw der Nederlandsche A.F.V. Beknopte analyse der platen, 29 (30 mei 1942) 11, p. 227-234.

Lidmaatschappen

NFPV, 1928-1963.

NFK, 1949-1954.

Onderscheidingen

1921 Zilveren medaille, tentoonstelling AFV “Daguerre”, Groningen.

1922 Eerste prijs (klasse 4, artistieke portretopnamen), Wedstrijd Ned. Bond van Fotohandelaren.

1927 Vergulde zilveren NFK-plaquette (groep A, portret), NFK jubileumstentoonstelling, Utrecht.

1928 Vierde prijs (electrisch retoucheerapparaat) (portret), tentoonstelling verbonden aan de Derde Fotografendag der NFPV, Amsterdam.

1930 Eerste prijs (portret) en tweede prijs (‘Industriewerk’), Mimosa-tentoonstelling (NFPV), Amsterdam.

1931 Eerste prijs (afdeling D, industrie en reclame) en tweede prijs (afdeling A, portret), tentoonstelling verbonden aan de Zesde Fotografendag der NFPV, Amsterdam.

1936 Vergulde zilveren medaille van de BNAFV, Derde Amsterdamse Kerstsalon van Fotografische Kunst (AAFV), Amsterdam.

1937 Tweede prijs (vergulde zilveren plaquette AAFV), 4de Amsterdamsche Kerstsalon van Fotografische Kunst (AAFV), Amsterdam.

1939 Bronzen plaquette van de AAFV, 5e Amsterdamsche Kerstsalon van Fotografische Kunst (AAFV).

1947 Zilveren Daguerre plaquette, internationale tentoonstelling ter gelegenheid van het 45-jarig bestaan van de NFK, Utrecht.

1947 Verzilverde bronzen plaquette AAFV, Negende Amsterdamse Kerstsalon van Fotografische Kunst AAFV, Amsterdam.

1949 Eervolle vermelding en diploma AAFV, Elfde Nationale Kerstsalon van Fotografische Kunst (AAFV).

1950 Bronzen plaquette AAFV, Twaalfde Nationale Kerstsalon van Fotografische Kunst (AAFV).

Tentoonstellingen

1921 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, Achtste Jaarlijksche Nationale Tentoonstelling van Fotowerken.

1921 (g) Groningen, De Harmonie, Tentoonstelling van fotowerken (AFV “Daguerre”).

1922 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, Negende Jaarlijksche Tentoonstelling van Fotowerken.

1922 (g) Amsterdam, Gebouw Lux, (fotoselectie van de wedstrijd van Nederlandsche Bond van Fotohandelaren).

1924 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, Tiende fotosalon der N.A.F.V.

1927 (g) Utrecht, Jaarbeursgebouw, NFK jubileumstentoonstelling.

1928 (g) Amsterdam, Gebouw Heystee, (tentoonstelling verbonden aan de Derde Fotografendag der NFPV).

1929 (g) Amsterdam, Odd Fellow House, Tweede Lustrum Tentoonstelling N.F.P.V. (tentoonstelling verbonden aan de Vierde Fotografendag der NFPV).

1930 (g) Amsterdam, Odd Fellow House, Mimosa-Tentoonstelling (tentoonstelling verbonden aan de Vijfde Fotografendag der NFPV).

1930 (g) Den Haag, Pulchri Studio, Internationale Portret-Tentoonstelling (NFK).

1931 (g) Amsterdam, Odd Fellow House, (tentoonstelling verbonden aan de Zesde Fotografendag der NFPV).

1932 (g) Amsterdam, RAI, Klank en Beeld.

1933 (g) Amsterdam, Gebouw Heystee, (tentoonstelling verbonden aan de Achtste Fotografendag der NFPV).

1934 (g) Amsterdam, Leesmuseum, Bekende Landgenooten (rondreizende tentoonstelling) (NFPV).

1935 (g) Den Haag, Pulchri Studio, (NFPV).

1936 (g) Amsterdam, Verenigingsgebouw AAFV (Keizersgracht 428-430), Derde Amsterdamse Kerstsalon van Fotografische Kunst (AAFV).

1937 (g) Amsterdam, Arti et Amicitiae, Nationale Gouden Fotoschouw der N.A.F. V.

1937 (g) Amsterdam, Verenigingsgebouw AAFV (Keizersgracht 428-430), 4de Amsterdamsche Kerstsalon van Fotografische Kunst (AAFV).

1939 (g) Amsterdam, Hotel Krasnapolsky, (tentoonstelling verbonden aan de Fotografendag der NFPV).

1939 (g) Den Haag, Gemeentearchief, Honderd jaar fotografie.

1939 (g) Amsterdam, Gebouw Leesmuseum, 5e Amsterdamsche Kerstsalon van Fotografische Kunst (AAFV).

1942 (g) Amsterdam, Arti et Amicitiae, Elfde Lustrum-Fotoschouw der Nederlandsche A.F. V.

1947 (g) Utrecht, Kunstliefde, (internationale tentoonstelling ter gelegenheid van het 45-jarig bestaan van de NFK).

1947 (g) Amsterdam, Arti et Amicitiae, Negende Amsterdamsche Kerstsalon van Fotografische Kunst (AAFV).

1949 (g) Den Haag, Pulchri Studio, (NFK).

1949 (g) Amsterdam, Arti et Amicitiae, Elfde Nationale Kerstsalon van Fotografische Kunst (AAFV).

1950 (g) Amsterdam, Arti et Amicitiae, Twaalfde Nationale Kerstsalon van Fotografische Kunst (AAFV).

1951 (g) Amsterdam, Arti et Amicitiae, Dertiende Nationale Kerstsalon van Fotografische Kunst (AAFV).

1978/1979 (g) Den Haag, Haags Gemeentemuseum, Foto 20-40.

1983 (g) ‘s Gravenzande, Honderd jaar Oranjevorstinnen (rondreizende tentoonstelling door Nederland).

1987 (g), Amsterdam, De Meervaart, Naakt voor de camera 1840-1987.

1987 (e) Amsterdam, Nederlands Theater Instituut.

1989 (g) Gouda, Stedelijk Museum Het Catharina Gasthuis, Het Fotografisch Museum van Auguste Grégoire.

1991 (g) Amsterdam Nieuwe Kerk, Het beslissende beeld. Hoogtepunten uit de Nederlandse fotografie van de 20e eeuw (collectie Dutch Photography).

1991/1992 (g) Amsterdam, Nederlands Theater Instituut, In het licht van defotograaf.

Bronnen

Almere, Alexander Trompetter (mondelinge informatie).

Altea (Spanje), Boudewijn en Caroline Kesselring (mondelinge informatie).

Amstelveen, Jo Misdom (mondelinge informatie).

Amstelveen, Erwin Verheijen (mondelinge informatie).

Amsterdam, G. van den Berg (mondelinge informatie).

Amsterdam, Bernard Diamant (mondelinge informatie).

Amsterdam, Mary Dresselhuys (mondelinge informatie).

Amsterdam, Adriaan Elligens (ongepubliceerde doctoraalscriptie kunstgeschiedenis: Frits Geveke, de Nederlandse Fotografen Patroons Vereeniging en de portretfotografie in Nederland tussen beide wereldoorlogen, Rijksuniversiteit Leiden, januari 1988).

Amsterdam, Gemeentearchief (persverzameling, archief Bouw- en woningtoezicht).

Amsterdam, Joost Groeneboer (mondelinge informatie).

Amsterdam, Gerda van Ham (ongepubliceerde doctoraalscriptie kunstgeschiedenis en archeologie: Registratie of verbeelding? Theater verbeeld door het oog van de fotograaf. Bijdragen aan het onderzoek naar de geschiedenis van de Nederlandse theaterfotografie, Rijksuniversiteit Leiden, mei 1986).

Amsterdam, Kamer van Koophandel (documentatie).

Amsterdam, Merel Laseur (mondelinge informatie).

Amsterdam, W.L. Oosterhuis (mondelinge informatie).

Amsterdam, Eddy Posthuma de Boer (mondelinge informatie).

Amsterdam, Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (archief Persgilde).

Amsterdam, kantoor Stadsdeel Rivierenbuurt (archief Bouw- en woningtoezicht).

Amsterdam, kantoor Stadsdeel Zuid (archief Bouw- en woningtoezicht).

Amsterdam, Herbert Sidon Steinbrecher (mondelinge informatie).

Amsterdam, Jan Verbeek (mondelinge informatie).

Amsterdam, Ellen Vogel (mondelinge informatie).

Amsterdam, Hans Vogel (mondelinge informatie).

Blaricum, W.G. Koetsveld en M. Koetsveld-Spaans (mondelinge informatie).

De Bilt, Jaap Stolp (mondelinge informatie).

Den Haag, J.H.A. Bach-Koolen en J.S. Bach (mondelinge informatie).

Den Haag, Koninklijk Huisarchief (documentatie).

Den Haag, Ministerie van Justitie (Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging, archief Nederlands Beheersinstituut).

Eemnes, Desirée en Harry van Tienen (mondelinge informatie).

Haarlem, Maud Gieske (mondelinge informatie).

Laren, Anton van Munster (mondelinge informatie).

Leiden, Prentenkabinet, bibliotheek en documentatiebestand (onder andere: ongepubliceerde en onvoltooid gebleven mémoires van Willy Schurman ‘Fotografie, een avontuur’ en ongepubliceerde compilatie van herinneringen van een naaktmodel van Godfried de Groot uit de jaren dertig van onbekende auteur (‘Nudi’), gedeeltelijke kopie in collectie PKL, origineel in particuliere collectie te Overveen).

Londen, Tony Armstrong-Jones (schriftelijke informatie).

Londen, Peter Selby (schriftelijke informatie).

Nuenen, Theo Teuwen (mondelinge informatie).

Oegstgeest, Evert Rodrigo (ongepubliceerde doctoraalscriptie kunstgeschiedenis: De Nederlandse Fotografen Kunstkring: 1949-1970, een archiefonderzoek, Rijksuniversiteit Leiden, december 1979).

San Francisco, mr. H.M. van der Brugh (mondelinge informatie).

Van Nuys (California), Joyce Vanderveen (mondelinge en schriftelijke informatie).

Collecties

Amsterdam, Café Cox.

Amsterdam, Gemeentearchief.

Amsterdam, Joods Historisch Museum.

Amsterdam, Museum Van Loon.

Amsterdam, Rijksprentenkabinet.

Amsterdam, Theater Instituut Nederland.

Baarn, Oranje Museum.

Den Haag, Gemeentearchief.

Den Haag,Haags Gemeentemuseum (afd. muziek).

Den Haag, Koninklijk Huisarchief.

Den Haag, Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum.

Den Haag, Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (archief Erfmann en archief Boendermaker).

Den Haag, Rijksdienst Beeldende Kunst (collectie Hartkamp).

Haarlem, Stichting Nederlands Foto- & Grafisch Centrum (Spaarnestad Fotoarchief).

Leiden, Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit Leiden.

Leusden, Stichting Dunhill Dutch Photography.

Auteursrechten

Het fotografisch oeuvre van Godfried de Groot is niet vrij van auteursrechten. Deze berusten of bij de erfgenaam, Jan Wieling te Amsterdam, of bij Colour Applications (bewijzen ontbreken).