De Nederlandse Fotografen Patroonsvereeniging, 1919-1939[[1]]
Adriaan Elligens
Essay
De geschiedenis van de vooroorlogse Nederlandsche Fotografen Patroons Vereeniging (NFPV), die heeft bestaan vanaf maart 1919 tot aan haar liquidatie door de bezetter in september 1942, is vooral de geschiedenis van de portretfotografie in Nederland, zij het niet dé portretfotografie in het algemeen. In de NFPV waren lang niet alle portretfotografen van Nederland verenigd, in weerwil van de niet aflatende pogingen van het bestuur om de fotografen hiertoe aan te zetten. Integendeel, het merendeel van de fotografen heeft nooit aansluiting gezocht bij deze organisatie. Toch beschouwden de verenigde fotografenpatroons zich als de dragers van de fotocultuur in Nederland. Het was een fotocultuur die in belangrijke mate werd bepaald door de cliëntèle, die weliswaar verschilde in welstand en smaak, hetgeen zich uitte in de manier waarop zij gefotografeerd wilde worden, maar van wie de fotografen te allen tijde afhankelijk waren.
De geschiedenis van de portretfotografie in Nederland, beschreven vanuit de NFPV is er een van een gedegen artistieke middelmaat. Hoe die Nederlandse portretfotografie tussen de twee wereldoorlogen eruitzag, kan voor wat de NFPV betreft gereconstrueerd worden aan de hand van de enig overgebleven maar rijke bron: de jaargangen van het tweewekelijks tijdschrift Bedrijfsfotografie, tevens “Officieel orgaan der Nederlandsche Fotografen Patroonsvereeniging.” Het leeuwendeel van de vakartikelen op artistiek of economisch terrein in Bedrijfsfotografie ging over portretfotografie. Met betrekking tot de artistieke aspecten en de economische problematiek van het vak waren die artikelen veelal van een regressief karakter. Al in 1927 wordt in Bedrijfsfotografie melding gemaakt dat “men de indruk krijgt dat de exploitatie van ons vak, voor wat de Nederlandsche fotografen betreft, wordt uitgeoefend in een vorm, die niet geheel meer past in den stijl van onzen tijd. Dat het profijt dat de fotografie afwerpt aan handel en industrie, aan reclame, aan pers aan wetenschappen, aan wat niet al, voor een groot deel omgaat buiten de sfeer van onze vakfotografen.”[[2]] De NFPV is een weerspiegeling van de treurige maar boeiende ondergang van het vooroorlogse type portretfotograaf.
De Amsterdamse afdeling der NFPV was de grootste en werd door de leden buiten Amsterdam als een brandpunt van het verenigingsleven gezien. Het was vooral de Amsterdamse afdeling die zich beijverde voor een moderne bedrijfsorganisatie met onder meer een vestigingswet voor fotografen, een vakopleiding, een regeling op het gebied van de zondagssluiting, een wetgeving op het gebied van de weeldebelasting en een regeling op het gebied van auteursrechten. De situatie in de hoofdstad was typerend voor de opkomst en ondergang van de artistieke fotograaf die de portretfotografie in de periode tussen de twee wereldoorlogen als een kunstvak beoefende. Deze geschiedenis van de NFPV is dan ook vooral geschreven vanuit de Amsterdamse afdeling.
De NFPV is ontstaan uit onvrede. Een groeiend onbehagen met het bestuurlijk beleid van de vooroorlogse Nederlandsche Fotografen Kunstkring (NFK) leidde in 1919 tot een scheuring in deze vakorganisatie. Een aantal leden binnen de Nederlandsche Fotografen Kunstkring wilde verandering. Omdat men na langdurig aandringen geen gehoor kreeg bij het bestuur van de NFK besloot men zelf het heft in handen te nemen en zich af te splitsen. Om welke veranderingen het ging en waarom men ze zo noodzakelijk vond, vereist een terugblik in de geschiedenis van de NFK.
De NFK was in 1902 in Den Haag opgericht als een vakorganisatie voor fotografen die de artistieke bevordering van het fotografenvak tot doel had. Het streven van de NFK was “fotografie hier te lande tot een hooger standpunt op te voeren en verbetering te brengen in alle toestanden, die het bestaan van den kunstminnenden vakfotograaf bedreigen als: de goedkoope ateliers, die de fotografen bij het publiek in miscrediet brengen; de oneerlijke concurrentie van sommige zoogenaamde amateurs en van handelaars in fotografieartikelen, enz.”[[3]]
De aanleiding voor de oprichting van de NFK was de bestrijding van goedkope ateliers en het tegengaan van oneerlijke concurrentie. Maar deze vooroorlogse NFK had louter de verheffing van het artistieke vak voor ogen. Bedrijfseconomische kwesties liet men links liggen. Deze afzijdige houding was in het jaar 1912, bij het tienjarig bestaan van de NFK nog immer vanzelfsprekend. Aan bemoeienis bij economische vraagstukken bestond toen een steeds grotere behoefte.
In 1906, vier jaar na de oprichting van de NFK, waren er in Amsterdam zesentwintig actieve NFK-leden. Zij besloten om jaarlijks in Amsterdam tenminste vier sluitingsdagen in te stellen. Een jaar daarvoor, in 1905, lanceerde het Amsterdamse lid Cornelis Leenheer in het Fotografisch Maandschrift (het huisorgaan van de NFK) een pleidooi voor uitbreiding van de NFK met activiteiten op economisch gebied.[[4]] Hij stelde voor dat de redactie van het tijdschrift zich in verbinding zou stellen met de Amsterdamse commissie die deze vier sluitingsdagen had voorbereid. De redactie antwoordde beleefd dat zij het zeer gewaardeerde stuk van de heer Leenheer in het volgend nummer hoopte te beantwoorden. Mogelijk voelde de Haagse redactie zich bedreigd door deze Amsterdamse kern of was zij niet echt geïnteresseerd in de Amsterdamse problematiek. Het beloofde antwoord in het Fotografisch Maandschrift bleef uit.
In 1906 waren er in Amsterdam zo’n veertig portretateliers die alle een bestaan hadden. In de jaren erna verslechterde de situatie aanzienlijk. Het aantal kleinere ateliers nam in Amsterdam in het tweede decennium zo toe dat de artistieke portretateliers in de hoofdstad werden geconfronteerd met een ernstige bedreiging: die van de met artistiek verval gepaard gaande wildgroei van de kleinere ateliers en die van de opkomende ‘tip-top’ zaken. ‘Tip-top’ zaken waren snelfotografeer-inrichtingen waarbij de klant met een druk op de knop zichzelf fotografeerde. De aansprakelijkheid voor de opname berustte op die manier bij de klant. Zinde de foto niet dan lag de schuld niet bij de fotograaf. Deze snelfotografeer-inrichtingen waren voor de kunstzinnig werkende NFK-portretfotograaf onverteerbaar omdat zij het métier omlaag haalden.
Voorafgaand aan de grote landelijke NFK-vergadering op 17 februari 1919 in Utrecht, werd in Amsterdam een plaatselijke vóórvergadering gehouden. Deze vergadering werd voorgezeten door de al eerder genoemde Cornelis Leenheer, later bezield voortrekker van de NFPV. Op deze bijeenkomst waren de Amsterdamse leden unaniem van oordeel dat het zittende centrale NFK-bestuur (al zeventien jaar!) ernstig in gebreke bleef op economisch en artistiek terrein.[[5]]
Hoewel het NFK-bestuur op deze landelijke vergadering in Utrecht met de voorwaarden van de Amsterdamse NFK-leden – een moderne bedrijfsorganisatie – leek in te stemmen, was voorzitter Dewald zo overdonderd van de spontane bijval die de Amsterdamse motie kreeg dat hij ontdaan de vergadering verliet. Klaarblijkelijk was hij geschrokken van de heersende onvrede bij de ruim tweehonderdvijftig (!) aanwezige collega’s. De NFK was voor een ogenblik stuurloos en dat was het moment waarop de NFPV als afsplitsing van de NFK ontstond.
Op 11 maart 1919 werd de NFPV opgericht. De samenstelling van het eerste bestuur zag er als volgt uit: voorzitter: Francis Kramer (Utrecht); eerste secretaris: H. Deutmann (Den Haag); eerste penningmeester: G J J . Diesfeldt (Den Haag); vice-voorzitter: P. Stek (Delft); tweede secretaris: Pierre Weijnen (Den Bosch); tweede penningmeester: J. Merkelbach (Amsterdam); commissaris: J. Grégoire (Amsterdam).[[6]]
De NFPV was in maart 1919 begonnen met circa tweehonderdtachtig leden, maar het aantal liep al snel terug.[[7]] Met de oprichting van de NFPV werd Licht en Schaduw het eerste vakblad van de vereniging. De uitgevers van het tijdschrift kwamen in 1920 echter met dusdanige voorwaarden dat het bestuur van de NFPV geen mogelijkheid zag om hieraan te voldoen. Een verdubbeling van het tot dusver betaalde bedrag en een gegarandeerde afname van driehonderd exemplaren leek onmogelijk met het oog op het afnemend ledental. Er moest naar een andere oplossing worden gezocht. Het bestuur voelde er voor om met het jonge tijdschrift Bedrijfsfotografie van Adriaan Boer in zee te gaan.
Voorzitter Francis Kramer zou beide in aanmerking komende uitgevers voor een bestuursvergadering uitnodigen om de voorwaarden te bespreken. Maar op deze bestuursvergadering verscheen alleen de uitgever van Licht en Schaduw. Was er van Bedrijfsfotografie geen offerte binnengekomen en had de uitgever afgehaakt? Al spoedig kwam aan het licht dat Francis Kramer als voorzitter een jaarlijkse vergoeding kreeg voor zijn redactionele bijdragen aan Licht en Schaduw en dat hij met het oog op mogelijk verlies van deze inkomsten de voordeliger offerte van Bedrijfsfotografie had achtergehouden. Uiteindelijk werd vanaf 25 november 1920 Bedrijfsfotografie het nieuwe verenigingsorgaan van de NFPV. De heer Kramer bedankte als voorzitter.
Nadat de vereniging inmiddels drie voorzitters had versleten, nam in december 1921 “de krachtige afdeeling Amsterdam” het landelijke bestuur over tot de algemene vergadering van voorjaar 1922.[[8]] Dit waarnemend hoofdbestuur onder leiding van voorzitter Frits Geveke werd geconfronteerd met een grote achterstand: correspondentie was onbeantwoord gebleven, het innen van de contributie was nagelaten en notulen van vergaderingen waren niet bijgehouden. Men vroeg zich af: “(..) wat ter wereld vorige H. Besturen dan wèl behandeld mogen hebben.”[[9]] De afdeling Amsterdam had inmiddels al enkele successen geboekt. In de zomer van 1921 was een vrijwillige vakantiesluiting van een week onder de leden bewerkstelligd en er was een propagandafonds van drieduizend gulden gevormd.
Cornelis Leenheer, begenadigd spreker, onvermoeibaar schrijver en vanaf mei 1922 bezield voorzitter, stelde in Bedrijfsfotografie vast dat er van een ware leegloop in de NFPV sprake was. Desondanks besloot het bestuur de jaarlijkse contributie te verhogen van achttien gulden (inclusief het abonnement op Bedrijfsfotografie) naar vierentwintig gulden per jaar. Maar toen de achtennegentig kwitanties verstuurd waren kwamen er drieënveertig onverrichter zake retour. Alle Amsterdamse leden gaven aan de kwitantie wèl gehoor. Was vierentwintig gulden per jaar een te hoog bedrag? Een fotografenbediende betaalde in 1920 aan zijn vakorganisatie gemiddeld zevenenvijftig gulden en twintig cent per jaar.
Op de jaarvergadering in 1924 besloot men de jaarcontributie voor buitenleden (dat wil zeggen, buiten Amsterdam) met de helft te verlagen. De contributieverlaging bleek niet zonder resultaat. De dalende lijn van de voorafgaande jaren maakte plaats voor een stijgende. Tevens bleek ook de vanaf 1926 ingestelde NFPV Fotografendag een succes in het verwelkomen van nieuwe leden, waaronder “(…) vooraanstaande werkers als Godfried de Groot en collega’s met, wij mogen wel zeggen zooiets als een wereldreputatie, als A.S. Weinberg (…)”.[[10]] In dat jaar steeg het ledental tot boven de honderd. In Amsterdam waren in 1928 vrijwel alle artistiek werkende collega’s lid. Hoeveel fotografen hadden zich in de loop der tijd in de NFPV verenigd? Volgens een beroepstelling in 1930 waren er circa duizend zelfstandige fotografische ateliers.[[11]]De NFPV telde dat jaar honderdvierennegentig leden (drieëndertig in Amsterdam). De verhouding georganiseerden versus ongeorganiseerden werd in de jaren dertig ongunstiger. Het aantal beunhazen en het daarmee gepaard gaande vakbederf nam in de crisisjaren enorm toe. In de tweede helft van de jaren dertig was de situatie voor de gevestigde portretfotograaf als volgt: “Ons vak is zóó doorziekt en aangevreten door tal van vakbedervende, en voortdurend ons bestaan bedreigende invloeden, dat, als wij dat proces nu maar korten tijd ongestoord laten voortwoekeren, wij het niet meer kunnen stuiten, en er dus gezamenlijk aan ten onder zullen gaan. Heusch, dat ontbindings-proces kan men rustig aan zich zelf overlaten, dat voltrekt zich nu verder wèl “vanzelf”!”[[12]] Het is de meest vertwijfelde oproep tot organisatie van voorzitter Leenheer, die in Bedrijfsfotografie is te vinden.
De NFPV bleef in organisatorisch opzicht en ook in belangstelling bij uitstek gericht op de portretfotografie. In de jaren dertig hadden de documentaire fotografen zich bijvoorbeeld verenigd in de Nederlandsche Vereeniging van Persfotografen en Filmoperateurs. Dat de NFPV door de nadrukkelijke gerichtheid op de portretfotografie de boot wel eens miste, bleek uit de overzichtstentoonstelling van architectuurfotografie in 1933, die “(…) door de architecten zelve is georganiseerd en welke onderneming van zoo groot belang is voor alle fotografen in het geheele land”.[[13]] De NFPV speelde hierin geen enkele rol. Ook in eigen kring werd dit als een gemiste kans beschouwd. B.F. Eilers vond het “(…) onverdragelijk (…), dat wij, als dragers der fotocultuur, in vele dingen, waarbij wij betrokken moesten worden, totaal genegeerd worden. Echter, wij zijn er zelf schuld aan en we versnipperen onze krachten door te praten over den prijs van portretjes en andere beuzelingen”.[[14]]
Voor de portretfotografie was 1920 het jaar van de kentering. De hoogtijperiode voor de artistieke portretfotografie lag tussen 1905 en 1920. De jaartallen zijn aan de hand van de beschouwingen in Bedrijfsfotografie redelijk scherp af te bakenen. Na 1920 zette een definitieve economische teruggang in. Het vakbederf en het daarmee gepaard gaande verval werd veroorzaakt door een aantal factoren die de (portret)fotografenstand in een steeds grotere mate bedreigde: het prijsverval, het amateurisme, de beunhazerij, het fotocadeau-systeem bij grootwinkelbedrijven, het ontbreken van een zondagssluiting, de voortschrijdende techniek en de veranderende houding van het publiek ten opzichte van het fotografisch portret. De meest gehate concurrenten waren de zogenaamde ‘Engelse zaken’ die zich in het begin van de jaren twintig vestigden in de drukke winkelstraten van Amsterdam (Kalverstraat) en Den Haag (Hoogstraat). Zij presenteerden zich nadrukkelijk als Engelse zaken omdat, zo redeneerde het NFPV-bestuur “(…) hier te lande bij het publiek de neiging nogal eens blijkt, zich door Amerikaansche of Engelsche “humbug” te doen suggereren, dat gewone Hollandsche vaklui zouden achterstaan.”[[15]]
In 1926 lagen in de Amsterdamse Kalverstraat vlak bij elkaar drie Engelse zaken. In 1929 bestonden alleen al in het stuk Kalverstraat tussen Dam en Spui niet minder dan vijf winkels waar men zich kon laten fotografen. Bovendien werd dit jaar in De Bijenkorf de eerste Fotomaton geplaatst, een nieuwe locatie in de strijd om de gunst van het publiek. De Fotomaton, of fotoautomaat, was uitsluitend bedoeld voor het maken van pasfoto’s en werd via een aandelenemissie door de Photomaton Maatschappij op de markt gebracht. Reden tot paniekstemming was er niet maar het NFPV-bestuur besloot toch om een persbericht uit te zenden waarin ze het bezwaar tegen de Fotomaton omschreef. De Dagelijksche Beurscourant reageerde kort en zakelijk: “Ze (dat zijn de vakfotografen) ze zijn niet bang – wel neen, maar waartoe dan zulk een kabaal? Kan men een nieuwe zaak tegenhouden? Deugt het systeem niet, dan mislukt het door zijn eigen gebreken. Is het goed, dan vindt het zijn weg, ondanks alle tegenwerking”.[[16]] Vele gevestigde NFPV-fotografen verafschuwden het maken van pasfoto’s. Sommigen van hen in Amsterdam stuurden mensen die een pasfoto nodig hadden botweg hun zaak uit. Met deze afwijzende houding gaf men vrij baan aan de Fotomaton. Het lijdt geen twijfel dat de artistieke portretfotograaf een steeds kleinere rol ging spelen.
Opvallend is dat artistieke fotografen, zoals verenigd in de NFPV, zich opwerkten door zich te onderscheiden van de op massaproductie gerichte grote ateliers en dat zij daarna door dergelijke ondernemingen in hun bestaan werden bedreigd.
Een tweede bedreiging vormde de amateurfotografie. Ook dit was een ontwikkeling die de NFPV trachtte te keren zoals blijkt uit de open brief aan de Nederlandsche amateurfotografen die het bestuur in 1931 aan de diverse fototijdschriften stuurde. Daarin werd de amateurfotograaf dringend verzocht “(…) personen, zaken, voorwerpen en dingen, hetzij op vereerend verzoek, hetzij vrijwillig, doch ten pleziere van anderen, opnamen, enz., die met eigen liefhebberij niets uitstaande hebben, en die, gezien van het standpunt der zuivere amateurfotografie dan ook absoluut buiten dit kader vallen” niet te fotograferen.[[17]] Het NFPV-bestuur voorzag in 1931 een ontaarding van de amateurfotografie.
Men vraagt zich nu af hoe wereldvreemd deze vakfotografen waren. De vlucht die de technische-, industriële-, reclame- en modefotografie toen nam moet voor een goed deel aan hen voorbij zijn gegaan. Het zijn vormen van fotografie waar geen amateur aan te pas kwam. Het bestuur dat de open brief in 1931 verzond bestond inmiddels uit heren van gevorderde leeftijd. Het was voor hen niet eenvoudig om van het oude handwerk over te schakelen op een moderne fotografische techniek. Die moderne techniek was meer inherent aan een ander soort fotografie dan aan de portretfotografie van de zich kunstzinnig noemende fotograaf. De artistieke portretfotograaf was als het ware aan zijn kwijnende cliëntèle geketend.
Een neiging tot het picturale, een hang naar sentimentaliteit, die indruk krijgt men bij het doornemen van de afbeeldingen bij de tentoonstellingsoverzichten en de commentaren bij de afbeeldingen van NFPV-leden in de jaargangen Bedrijfsfotografie. Deze commentaren en indrukken zijn vaak door één man geschreven, namelijk door de eenmansredactie in de persoon van Adriaan Boer. De eerste impressie die de beschrijvingen oproepen is dat men weinig vat krijgt op het tentoongestelde werk. Boer bediende zich vaak van zouteloze formuleringen die inwisselbaar zijn. Aan zijn opmerkingen lag waardering, aanmoediging en opbouw in het belang van de inzenders ten grondslag. Een ander aspect van Boers commentaren is dat hij nogal eens gebruik maakte van diminutieven (“een fijn landschapje”, “een fijn blank portretje”, “een gevoelig bruidje”) en dat het woord “beschaafd” graag door hem werd gebruikt als blijk van waardering (“mooi, beschaafd en sober werk”, “geestig, pikant en toch beschaafd” en “een beschaafde naaktstudie”).
Het idee van het op gezette tijden organiseren van tentoonstellingen, verscheen voor het eerst in Bedrijfsfotografie in 1924. De eerste NFPV-tentoonstelling werd met groot succes gehouden tijdens de jaarlijkse Fotografendag in 1926. In totaal namen zesentachtig fotografen deel. Alleen vakfotografen mochten inzenden met inbegrip van de niet aangesloten collega’s. Opmerkelijk is dat deze expositie niet bestemd was voor het grote publiek. In 1927 organiseerde de NFPV een tentoonstelling met het thema De Fotografie als Wandversiering. Het werd een vierdaagse tentoonstelling waarvan twee dagen geopend voor het publiek. Doel van de expositie was een overzicht te geven van ‘volkomen afgewerkte en omlijste fotowerken’ om het publiek te tonen dat “(…) fotografie nog iets anders is, dan het automatisch verkregen, goedkoope massaproduct, waarmede de markt tegenwoordig wordt overstroomd (…)”.[[18]] De expositie ontlokte kritiek uit amateurkringen. In het bekende tijdschrift Lux (orgaan van de Bond van Nederlandse Amateur Fotografen Verenigingen) stond geschreven: “Uit een oogpunt van compositie, levendigheid en artistieke natuurlijkheid kunnen vele vakfotografen nog veel leeren van onze amateurtentoonstellingen”.[[19]] Bij latere tentoonstellingen werd dezelfde kritiek in Lux herhaald.
Het ligt voor de hand dat het bestuur van de NFPV liever foto’s aanvaardde dan afwees met het oog op de noodzakelijke ledenaanwas. Werk voor de jaarlijkse tentoonstellingen werd, afgaande op informatie in Bedrijfsfotografie, vooraf niet kritisch beoordeeld op toelaatbaarheid.
Na de thematentoonstelling De Fotografie als Wandversiering (1927) werd in 1934 een tweede grote thematentoonstelling gehouden met als titel Bekende Landgenooten. De expositie had vooral tot doel het fotografenvak te saneren. Door deze tentoonstelling hoopte men zich te onderscheiden van de mindere vakbroeders en beunhazen. Het publiek moest zien dat bekende Nederlanders zich lieten fotograferen door de betere fotografen. Vooralsnog leek het animo bij de fotografen niet groot. De tentoonstelling omvatte uiteindelijk ruim honderdvijftig foto’s. De bekende landgenoten varieerden van leden van het Koninklijk Huis (Franz Ziegler, Den Haag) via Domela Nieuwenhuis (JJ. Kok, Hilversum) tot “een robuust portret” van Ir. A.P. Mussert (WJ. van Zanen, Haarlem). Het is niet waarschijnlijk dat deze (reizende) tentoonstelling de tienduizenden bezoekers trok die voorzitter Leenheer bij zijn openingswoord verwachtte. Het aantal bezoekers in Amsterdam bleef beperkt tot het teleurstellende aantal van circa honderd per dag.
Toen in 1937 in Bedrijfsfotografie de balans werd opgemaakt van de tentoonstellingen in de afgelopen jaren was de conclusie met betrekking tot de publieke belangstelling: “(…)slecht, zoo slecht althans, dat dit de financieele offers werkelijk niet waard is.”[[20]] Daarom besloot men om in 1938 weer een tentoonstelling te houden die uitsluitend voor vakfotografen toegankelijk zou zijn. In de twee voorafgaande jaren waren de tentoonstellingsdagen niet eens gehouden. Wel organiseerde het bestuur in 1936 een ééndags-expositie met werk van B.F. Eilers en Franz Ziegler en in 1937 in Hotel Schiller te Amsterdam een ééndags-expositie van het werk van J. Huijsen. Eén keer is in Bedrijfsfotografie het bezoekersaantal, vanwege het succes van de tentoonstelling, met name genoemd. Op de Rotterdamse expositie van de NFPV in 1930, kwamen zestienhonderd bezoekers.
De organisatie van de jaarlijkse NFPV-tentoonstellingsdagen was een doorn in het oog van de Nederlandsche Fotografen Kunstkring. Het zat de NFK in 1928 niet lekker (bij monde van haar voorzitter Francis Kramer) dat de NFPV zich langzamerhand meer en meer ging ontpoppen als een vereniging die ook de kunstzinnige vakbelangen wilde gaan dienen.[[21]] Kramer vond dat de NFPV haar tentoonstellingsinitiatief moest laten varen omdat hij vreesde dat er voor de handvol leden van de NFK geen bestaansreden meer overbleef. Er bestond echter een grote afstand tussen de fotografie van de NFK en de NFPV. Dit bleek onder meer uit het polemisch artikel van B.F. Eilers in Bedrijfsfotografie naar aanleiding van de NFK Jubileumstentoonstelling in 1927. De NFK bestond toen vijfentwintig jaar. Eilers vond de tentoonstelling beslist geen succes voor de fotografie als kunstvak. Er heerste op deze tentoonstelling volgens hem slechts verwarring en verdwazing. “Het overtuigende vakartistieke (zij het dan sobere) is naar het tweede plan verhuisd – het “kwasi-vrije” vond gelegenheid hier binnen geloodst te worden.” “(…) wat moet men zeggen van uitspraken, (eveneens in “De Fotograaf’ door den Voorzitter van den N.F.K.), waarbij de auteur, met Berssenbrugge koketterend zegt: “wat maakt hij zich heerlijk los VAN het fotografische”, (…) – Godbetert! Je zou je ervoor schamen fotograaf te zijn!”[[22]] Kortom, er was een wereld van verschil tussen het “sobere vakartistieke” zo kenmerkend voor de NFPV en het “kwasi-vrije” van de NFK.
Een aantal beschrijvingen in Bedrijfsfotografie van het ingezonden werk voor de jaarlijkse tentoonstellingsdagen is kenmerkend voor de fotografie van de NFPV. In 1929 viel het ingezonden werk van (hoffotograaf) H.D. Fraenkel “wel bijzonder op [door] de trek naar het schilderachtige”.[[23]] Ook het werk van zijn Amsterdamse collega W. Zimmerman werd op dezelfde expositie hoog gewaardeerd. Zijn ingekleurd werk werd tot voorbeeld gesteld voor een ieder die het meende te zoeken in schilderijimitatie. Het picturale was in 1929 binnen de NFPV volkomen geaccepteerd. Bij een in 1932 in Bedrijfsfotografie afgebeelde foto van een oude heer met bril, van de fotograaf J.J. Kok uit Hilversum leverde Adriaan Boer het volgende commentaar: “(…) het portret (…) herinnert aan een reproductie van de primitieven der schilderkunst. Onwillekeurig komt bij de beschouwing van dit portret op de lippen de naam van J. v. Eyck of Aert v. d. Goes. Zeer weldadig is de rust, die uit dit eenvoudige, stil verlichte portret spreekt.”[[24]] Wie dit portret aandachtig beschouwt zal tevergeefs zoeken naar een gelijkenis met een der Vlaamse primitieven. Wellicht speelt het anachronisme van de bril van de geportretteerde hierbij een rol. Boer maakte regelmatig vergelijkingen met de schilderkunst om zijn waardering te laten blijken. Een greep: Frans Hals voor het werk van L. van Oudgaarden en voor het werk van P. van der Schoot. Vigee Lebrun voor J.J. Kok en voor Godfried de Groot, Joshua Reynolds voor C. Verschuur en het Erasmusportret van Hans Holbein voor het door voorzitter C.G. Leenheer gemaakte portret van de SDAP-voortrekker W.H. Vliegen.
Ook collega Fraenkel slaagde er in om in 1935 naar aanleiding van de Internationale Focus Fotosalon die in Arti in Amsterdam werd gehouden een vergelijking te trekken tussen enkele geëxposeerde kunstwerken met schilders van grote naam. De vergelijkingen die Fraenkel maakte liepen van Gainsborough tot Renoir. Voor A.M. Schein uit Wenen, erelid der NFPV, reserveerde Fraenkel de meest honorabele vergelijking. Zijn inzending bracht Fraenkel in verband met het werk van Rembrandt van Rijn. Ook het volgend jaar was het voor Fraenkel in Bedrijfsfotografie “(..) een genoegen, om, evenals ik dat in 1935 heb verricht, ook thans weder een vergelijking te trekken tusschen eenige op den Focus Fotosalon 1936 tentoongestelde werken en de wijze, waarop meesters van beteekenis de gefotografeerde onderwerpen op schilderijen zouden hebben afgebeeld.”[[25]]
In de rubriek ‘Bij de platen’ werden in Bedrijfsfotografie regelmatig afbeeldingen geplaatst van degelijk vakwerk zoals het grote publiek dat waardeerde. Maar er was ook werk dat meer door ‘een fijn voelend publiek’ op prijs werd gesteld. Dat waren foto’s die buiten het gebruikelijke genre vielen, zoals het door van L. van Oudgaarden ingezonden damesportret voor de NFPV-tentoonstelling van 1938. Boer lijkt in Bedrijfsfotografie onder de indruk van het model. Hij schreef: “Niet alle collega’s zullen de tegenwoordige mode van afgeschoren en opnieuw ingeteekende wenkbrauwen kunnen waardeeren (…). Even anders staat het met de bijgeverfde lipjes, en, ziet men niet zelden, dat kunstmatige wenkbrauwen het gelaat ernstig schaden, een goed gehanteerde lippenstift kan soms een minder mooien mond een beter model geven. Dat kan men duidelijk zien in dit portretje.” En Boer vervolgde: “(…) dat dit een goed opgevat portret is van een model, zooals het zich in dezen tijd presenteert. De fotograaf heeft de eigenaardigheden van dit model goed doen spreken en vooral de plaatsing der handen verdient grote waardeering. De geheele figuur maakt zich ook mooi los van den donkere achtergrond en het geheel heeft iets sfinxachtigs.”[[26]] Voor dit portret plaatste Van Oudgaarden de camera hoger ten opzichte van het model zodat de ogen van de geportretteerde de cameralens als het ware ‘volgen’. Dat is het sfinxachtige aan het model wat Boer fascineerde. Hij vergat de foto en zag alleen de vrouw die hem boeide. Het is jammer dat Boer bij dergelijke portretten niet doorzag dat fotografie geen schilderkunst is; dat fotografie haar eigen specifieke kwaliteiten bezit. Bij het leeuwendeel der foto’s van de NFPV-fotografen hield het portret op bij het afbeelden van de geportretteerde. Het waren in het algemeen letterlijk oppervlakkige portretten. Terwijl ook in de NFPV de karakteruitbeelding als het ideaal in een portretfoto werd gezien. Deze karakteruitbeelding werd voortdurend slechts gezocht in toonwaarden of druktechnieken.
Terwijl Fraenkel nog in 1936 de schilderkunst als lichtend voorbeeld voor de fotografie gebruikte was inmiddels in Nederland rond 1930 een nieuwe fotografie van een nieuwe generatie opgestaan. Haar voorstanders streefden zuiverheid en zakelijkheid na. Het was een streven dat haaks stond op de schilderkunst als inspiratiebron van het fotografisch portret. Het spreekt vanzelf dat de NFPV-portretfotografen in het uitoefenen van hun vak aan deze zakelijkheid weinig boodschap hadden. Zij werkten voor een groot en behoudend publiek dat niet meer dan een mooi, gelijkend en kunstzinnig portret wenste. Het grote publiek werd al genoeg met van een ‘nuchtere zakelijkheid’ geconfronteerd in het dagelijks bestaan van de crisisjaren. Martien Coppens was in 1933 een van de jongere fotografen die de nieuwe richting verkoos. In een ingezonden stuk in Bedrijfsfotografie gaf hij blijk van zijn teleurstelling over de geringe belangstelling voor de nieuwe richting bij NFPV-tentoonstellingen. “Met een ‘lief kleurtje, ingewerkt achtergrondje, tracht men ‘t meerendeel der menschen te misleiden. Die zelfde foto’s afgedrukt in gewoon wit-zwart, zouden het ‘t doen. Dat leeken zich laten misleiden, nu, dat is mogelijk, maar dat jury’s dikwijls zoo oppervlakkig kunnen oordeelen, dat gaat toch wel te ver.”[[27]] Leenheer reageerde in Bedrijfsfotografie dat er met die nieuwe stroming geen geld te verdienen viel: “Voor allerlei kunst, ook wel voor buitenissigheden of rariteiten, melden zich nog wel liefhebbers en koopers. In ons vak kan men van alles experimenteren (…) maar alles voor eigen rekening en risico.”[[28]]
Binnen de NFPV bleef de hang naar conventie groot. De Tweede Internationale Focus Fotosalon in 1936 ontlokte bij Franz Ziegler (een der meest vooraanstaande en vooruitstrevende leden der NFPV) een typerende reactie. Het was voor Ziegler in 1936 teleurstellend dat de neutrale bromideafdrukken sterk op de Salon vertegenwoordigd waren. Tot zijn opluchting waren de kool- en oliedrukken op deze tentoonstelling nog niet verdwenen. “(…) ik ben er zeker van”, zo stelde Ziegler, “wanneer de bromiderage, het ontstaan van steeds nieuwere en betere papiersoorten tot stilstand zal zijn gekomen, (en ook die tijd komt!) dan zal blijken, dat de onsterfelijke vrije procédé’s hun plaats weer zullen innemen, die hun toekomt.”[[29]]
Al eerder werden de NFPV-fotografen gewezen op het behoudende karakter van hun tentoongestelde werk. In juli 1931 verscheen in de Oprechte Haarlemsche Courant een kritiek van Jan D. Voskuil naar aanleiding van de reizende expositie van de NFPV. Hij schreef: “(…) Als men tot een zuivere en sterke techniek geraken wil, dient de fotograaf de zienswijzen van den kunstschilder, die in de schilderkunst thuisbehooren, niet voor de fotografie te gebruiken. Alleen het handhaven van karakteristieke eigenschappen kan zuiver en eerlijk werk brengen. Arbeid, die zulke beginselen tot grondslag heeft zou men ook verwachten op deze tentoonstelling georganiseerd door de NFPV”. Maar Voskuil kwam bedrogen uit. “De schilderachtige visie viert bij menigeen hoogtij”, stelde hij vast. “(…) het meerendeel komt niet boven het alledaagsche peil. Onder de portretten zag ik eenige al te kunstmatig gesoigneerde exemplaren, waarin de brave, burgerlijke smaak den baas speelt.” Op de expositie werd Voskuil slechts gefêteerd op “(…) nette uitgedoste meisjes en vrouwen met popperige koontjes, suikerharten te zoet om tot snoepen te kunnen verleiden.”[[30]]
In Bedrijfsfotografie reageerde portretfotograaf en bestuurslid W.J.P. Muns furieus en verweet Voskuil dat hij “(…) niets, maar dan ook absoluut niets van de fotografie afweet.” “Ik ben niet een dergenen”, schreef Muns, “die de fotografie op een lijn stellen met de schilderkunst, maar op zich zelf is de fotografie toch een kunstvak.”[[31]]
Muns wilde dat de fotografie als een kunstvak werd beschouwd. Het predikaat kunst kon alleen maar verkregen worden als een gefotografeerd portret de vergelijking met de schilderkunst kon doorstaan. De portretfotografie moest volgens Muns in 1931 nog steeds via de schilderkunst haar erkenning krijgen. “Wat de heer V. schrijft over mooi uitgedoste meisjes (…) is zoo gezocht, dat ik haast zou denken, dat hij nooit schilderijen gezien heeft waarvan hetzelfde gezegd kan worden. Als er maar een meesters-naam onder staat dan is het goed, maar van een fotograaf deugt zooiets natuurlijk niet.”[[32]]
Hoe weinig verstond Muns in 1931 (én voorzitter Leenheer die zich geheel in het weerwoord van Muns kon vinden) van de zuiver fotografische wijze van uitdrukken die de jongere generatie propageerde. Muns en Leenheer behoorden tot een vorige generatie. Reeds voor 1910 beijverden zij zich voor de betere foto. Voorzitter Leenheer was in 1931 tweeënzestigjaar. Bestuurslid Muns was niet veel jonger. Het was voor hen niet makkelijk om zich te vinden in zienswijzen van Nieuwe Fotografie. Als bestuursleden drukten zij wél een stempel op de NFPV.
In 1939 ontstond een bestuurscrisis in de NFPV. Dat jaar bestond de fotografie honderd jaar, zou de NFPV haar twintigjarig bestaan vieren en zou voorzitter Leenheer zeventig jaar worden. Oorspronkelijk was het bestuur van plan om het twintigjarig bestaan op feestelijke wijze te vieren. Een verslag van de festiviteiten is echter in Bedrijfsfotografie nooit gepubliceerd. Kort voor de jaarvergadering rees een conflict tussen de NFPV en de redactie van Bedrijfsfotografie, dat resulteerde in een definitieve breuk tussen beide partijen. Bedrijfsfotografie geeft slechts een fragmentarisch inzicht in de gebeurtenissen. Aanleiding tot de onenigheid was het besluit van Leenheer om zich niet meer herkiesbaar te stellen als voorzitter van de vereniging, mogelijk in verband met het bereiken van de zeventigjarige leeftijd. Het lid J.J. Kok stelde zich kandidaat voor het voorzitterschap. Hij wilde af van de verbintenis met Bedrijfsfotografie. Uiteraard vond Adriaan Boer, als uitgever van Bedrijfsfotografie, Kok ongeschikt om tot voorzitter te worden gekozen. Boer wist dat hij daarin niet alleen stond: Enkele vooraanstaande NFPV-leden, onder wie B.F. Eilers, dachten er hetzelfde over. “Bij gebrek aan andere candidaten – een zéér bedroevend verschijnsel – zal de candidaat er wel komen, doch met slechts schijnbaren glans want meerdere leden uit verschillende afdeelingen achten hem, met ons, o n g e w e n s c h t”[[33]] De feeststemming op de Fotografendag en Jaarvergadering in 1939 zal niet uitbundig zijn geweest. Met ingang van 14 juli 1939, verscheen Bedrijfsfotografie zonder de toevoeging “Officieel Orgaan van de Nederlandsche Fotografen Patroons Vereeniging” op de voorpagina. Leenheer was als voorzitter vertrokken. Eilers en Boer waren in conflict met zijn opvolger J.J. Kok. Zij stonden hierin waarschijnlijk niet alleen. Er was een wig gedreven in de gelederen van de oudere fotografen die hun vak als kunstambacht bedreven.
Als nieuwe voorzitter trachtte Kok in de oorlogsjaren de NFPV in een groter verband onder te brengen, om zo het ledental te vergroten, door mee te werken aan de instelling van een verplichte Vakgroep Fotografie na de gedwongen liquidatie van de NFPV door de bezetter in 1942. Kok stelde zich kandidaat voor een leidende functie in deze vakgroep. Zijn kandidaatstelling werd niet gehonoreerd. Dat Kok de artistieke (portret)fotografïe als kunstvak serieus bleef nemen bleek uit zijn poging – mogelijk als gevolg van zijn mislukte kandidaatstelling – om de NFPV alsnog in de Cultuurkamer onder te brengen. Inmiddels waren Leenheer en Boer in de eerste oorlogsjaren overleden. Het atelier van de joodse fotograaf Fraenkel – trouw lid van de Amsterdamse afdeling – werd in de oorlog geliquideerd. Het zijn slechts enkele namen. Door ouderdom van de ambachtelijke fotografen, door de oorlog en mede als gevolg van een bestuurscrisis in de NFPV verdween het fenomeen van de ambachtelijke, artistieke portretfotograaf.
De Vakgroep Fotografie die in 1942 door de Duitse bezetter werd ingesteld kwam onder bestuur van de vroegere NFPV-leden Willy Schurman (voorzitter), Nico Zomer, Leen van Oudgaarden en Daan Helfferich. Tijdens de bezetting is de band tussen de NFPV-leden groot gebleven. Na de oorlog in 1946 namen in Amsterdam de ex-leden J. Huijsen, J. Bouwens, M.J. Walg en J. Milikan (de zogenaamde Groep Milikan) het initiatief om de vereniging nieuw leven in te blazen. De Groep Milikan ontmoette heftig verzet van de vooroorlogse algemeen adjunct J. Stokvis en medestanders, de zogenaamde Groep Stokvis. De Groep Stokvis was een voorstander van de door de bezetter ingestelde verplichte Vakgroep Fotografie (in plaats van een vrijwillige vakorganisatie) en achtte zich als enige representatief om de NFPV voort te zetten. Tenslotte werd een overgangsvorm gevonden tussen vakgroep en vrije organisatie, die pas in 1950 werd opgeheven en die de NFPV uiteindelijk in rustiger vaarwater deed belanden.
De idealen waarvoor de vooroorlogse generatie NFPV vruchteloos streed zijn tijdens en na de oorlog gerealiseerd. In 1941 werd de Vestigingswet Kleinbedrijf 1937 voor het fotografisch ambacht van toepassing verklaard. De in 1941 door Carel Tirion opgerichte Stichting Foto Vakschool werd in 1950 aan de NFPV overgedragen. Deze vakopleiding kreeg de naam Nederlandsche Fotovakschool. De school startte in 1953 met door de overheid gesubsidieerde avondopleidingen en in 1957 met een dagopleiding. Pas in 1955 werd de verfoeide 15% weeldebelasting op fotografische producten opgeheven. Datzelfde jaar werd de stichting tot bescherming en handhaving van foto-auteursrechten Burafo opgericht. Na een scheiding van 50 jaar besloten de NFPV en de naoorlogse NFK in 1970 samen te gaan in een nieuwe organisatie: de Beroepsfotografen Nederland (BFN).
Ledenlijst NFPV 1919-1939
Vanaf 1930 worden jaarlijks ledenlijsten van de NFPV gepubliceerd in het tijdschrift Bedrijfsfotografie. Voor die tijd (1919-1929) kan het individuele (kandidaats)lidmaatschap slechts worden achterhaald uit de vermelding van namen in artikelen over en vergaderingsverslagen van de NFPV in het verenigingsorgaan Licht en Schaduw en vanaf november 1920 Bedrijfsfotografie.
Er is bij deze ledenlijst van uitgegaan dat, wanneer een fotograaf gedurende een korte periode in het tijdvak 1919-1929 niet voorkomt in het verenigingsorgaan, hij toch lid is geweest van de NFPV.
Soms komt een naam in de lijst voor bij verschillende plaatsen. Het is niet altijd duidelijk of er dan sprake is van een filiaal, een verhuizing of een andere fotograaf.
Aa, Joh. v.d. |
1931-1938 |
Amesz |
1929 |
Anker, H.J. v.d. |
1929-1931 |
Annegarn,Jan |
1922, 1926 |
Arens Tepe, T. |
1929-1939 |
Arentz, C. |
1929-1937 |
Bach, Jan |
1924, 1928-1929, 1936-1939 |
Backx van Wereld, H. |
1934-1938 |
Bakels, E. |
1926, 1930-1935 |
Bakels, J.M. |
1936-1939 |
Bakkers, J. |
1930-1934 |
Bamberger, H. |
1926-1939 |
Barnsteyn |
1921 |
Barten, Th.J. |
1931-1939 |
Baseman |
1919 |
Beck, J.G. |
1939 |
Beek, W. van |
1927-1930 |
Beerman, H.G. |
1924-1939 |
Belterman, Joh. G. |
1930-1938 |
Bentum, J. van |
1930-1931 |
Berg, J. v.d. |
1925-1938 |
Berg, Th. v.d. |
1921-1922, 1930-1931 |
Berkel, J. van |
1937-1939 |
Beukema, W.N. |
1928 |
Beumer, G.M. |
1931-1932 |
Beurden, E.van |
1935-1939 |
Beurden, H. van |
1928-1933 |
Beurden, J. van |
1920, 1927-1931 |
Beurden, Leo van |
1932,1939 |
Bickhof, Joh. |
1921,1926, 1930-1935 |
Biegel |
1935-1939 |
Bignell, J. |
1929-1931 |
Binsbergen, H. en A. van |
1931-1933 |
Birkemeijer, H. |
1928-1930 |
Blaak, J.M. |
1934-1936 |
Blankenburg & Luca (Utrecht) |
1926, 1931-1939 |
Blankenburg (Utrecht) |
1930 |
Blauw, Dien |
1938-1939 |
Bleeker, J. |
1932-1939 |
Bleuzé, J. |
1935 |
Bleuze, W. (Rotterdam) |
1920-1939 |
Bleuzé, W. (Leiden) |
1926, 1930-1939 |
Blokker, W. |
1925-1926 |
Blom, Ton |
1926-1939 |
Bockstart, J. |
1919-1921 |
Boer, Adr. |
1920, 1926, 1930-1939 |
Boer, B.W. de |
1935-1939 |
Boer, I. de |
1934-1939 |
Boer, Jac. de |
1927-1939 |
Boer, M.L. de |
1929-1935 |
Bollegraf, Jac. |
1931 |
Bommel, A. |
1926 |
Bommel, M.A.J. van |
1930-1937 |
Bongenaar (Den Haag) |
1919 |
Bongenaar, Fa. (Groningen) |
1932-1935 |
Bongenaar, M. (Leiden) |
1925-1926 |
Boogerman, Bram |
1935-1937 |
Boom, G.F. |
1920, 1925-1926, 1930-1939 |
Boom, H.J. |
1920, 1926, 1930-1939 |
Boom, v.d. |
1937-1939 |
Borg, Gerard |
1924-1926, 1930-1931 |
Bosman, J. |
1929-1938 |
Bouchier, A. |
1931-1932 |
Bouchier, P. |
1931-1939 |
Boumans & Zn, H. |
1920,1926, 1930-1939 |
Brandsma, P. |
1919,1939 |
Bratsch, Alex |
1921 |
Braun, Georg |
1922, 1932-1933 |
Breevoort |
1937 |
Bronts, K.H. |
1936-1939 |
Brugman, Gideon |
1939 |
Bruin J.C. |
1937-1939 |
Bruin, J. de |
1931-1934 |
Bueren, M. van |
1931-1932 |
But, D. |
1926, 1930-1939 |
But, Joz. |
1925-1926 |
Büttinghausen, M. |
1921 |
Bijl, A. |
1919 |
Bijl, Joh. v.d. |
1925-1926 |
Bijpost, A. |
1927 |
Campagne, PJ, |
1927-1939 |
Capell, A. |
1938-1939 |
Chabot, J.A. |
1929-1939 |
City Studios |
1937-1939 |
Coerdes, J. |
1928 |
Coertse, A.A. |
1926, 1930-1939 |
Cohen (Valkenburg L.) |
1921 |
Cohen, J. (Rotterdam) |
1919, 1928-1931 |
Cohnen Jr. J. |
1933-1936 |
Coltof & Zn, L. |
1928-1939 |
Comello, F.W. |
1929, 1931-1939 |
Coppens, F. |
1933 |
Coppens, M.F.J. |
1932-1939 |
Couleur, Firma |
1921, 1930-1939 |
Cremer, Leo |
1932 |
Crone, Werner |
1934 |
Cronenberg (Almelo) |
1920 |
Cronenberg, H. (Hengelo) |
1920, 1926, 1930-1934 |
Cuisinier, Jean |
1936, 1939 |
Cukier, C. |
1929-1931 |
De Levie, M. |
1930 |
Dees, Jac. |
1936 |
Dekker, C. |
1935-1937 |
Detmeyer, A. |
1927, 1931 |
Dettmeijer, A. |
1935, 1938-1939 |
Deutmann, H. F.J.M. |
1919,1920 |
Dewald, C.M. |
1919-1920 |
Diesfeldt, G. |
1919-1920 |
Diesfeldt, G.J.J. |
1926, 1930-193 |
Dingjan, A. |
1939 |
Dirksen, H.B. |
1926, 1930-1935 |
Disco, M.J.H. |
1928-1935 |
Donker, A. |
1932-1935 |
Donker, M.J. (Amsterdam) |
1921, 1930, 1936 |
Donker, M.J. (Rotterdam) |
1926, 1930-1932 |
Doorne, R. van |
1931-1934 |
Dreise, L.H. |
1935-1936 |
Duifjes, H. |
1939 |
Duiker, D. |
1938-1939 |
Duiker, D J . |
1927-1936 |
Duiker, S.J. |
1929-1939 |
Duijl, J.B. van |
1926-1939 |
Dwinger, J. |
1930-1936 |
Dijk, F. van |
1926, 1930-1933 |
Dijk, F.H. van |
1924-1939 |
Dijk, H.F.M, van (Barneveld) |
1939 |
Dijk, H.F.M, van (Wageningen) |
1926-1933 |
Dijk, J. van (Amsterdam) |
1924-1939 |
Dijk, J. van (Tiel) |
1931 |
Dijk, Jan van (Bolnes) |
1934-1938 |
Dijk, L. van |
1936-1939 |
Dijkstra, M. |
1930-1939 |
Eberhardt, D.F. |
1927 |
Eelsingh, A.J. |
1930-1939 |
Eerenbeemt, Joh. G. v.d. |
1919 |
Eickholt, H. |
1926, 1930-1939 |
Eiffert, F. |
1927, 1930-1931 |
Eilers, Bern. F. |
1919-1920, 1927-1939 |
Elzinga, R. |
1922, 1926-1938 |
Enkholt, H. |
1924 |
Feringa-Noordhoff, M.A. |
1935 |
Feij,A.J. |
1929-1936 |
Fortgens, AJ. |
1929-1939 |
Fortgens,J.H. |
1920, 1924-1926, 1930-1937 |
Fraaij, A.R. |
1936-1937 |
Fraenkel, H.D. |
1921, 1925-1926, 1930-1936 |
Fraenkel, Z.D. |
1921-1926, 1930-1931 |
Gaillard, J. |
1930-1932 |
German, W. |
1936-1939 |
Geveke, F. |
1920-1921, 1926, 1930-1939 |
Gilde, C.J. de |
1929-1938 |
Glaser, Th.J. |
1931-1935 |
Goedknegt, Jos |
1919, 1928-1935 |
Gooi, Wouter van |
1939 |
Gordon Studios |
1937-1939 |
Graad, Chr. |
|
Graaf, de |
1919 |
Graaff, H.A.de |
1920 |
Graaff, H.C.de |
1922, 1924 |
Grand, Leo le |
1920, 1925-1926, 1930-1931 |
Greeff, W. de |
1936-1937 |
Greeuw, J.M. de |
1930-1933 |
Grégoire, J. |
1919-1921 |
Groningen, L. van |
1921, 1927-1936 |
Groot, Godfried de |
1926-1939 |
Grijpink, J. |
1925-1926, 1930-1939 |
Haan, G. De |
1919, 1921, 1929-1930 |
Haas, F. de |
1919-1922, 1926-1932 |
Haas, J. de |
1920, 1926, 1930-1932 |
Haasdijk, D.M. |
1929-1939 |
Hachgenberg, J. |
1935-1936 |
Hageman, C. |
1926, 1930-1939 |
Hanja, H.F. van |
1925-1926 |
Harbrink, J. |
1929-1935 |
Hecker, A.J. |
1927-1939 |
Hegeman, J. |
1926, 1930-1931 |
Heggelman, F.W.M. |
1934-1937 |
Heide, Joh. v.d. |
1936 |
Hejo |
1936-1936 |
Hekkert, D. |
1920, 1927 |
Helder, Kees |
1920-1921, 1926, 1930-1934 |
Helfferich, K.M. |
1923-1934, 1936-1939 |
Hengelman, F.W.M. |
1933 |
Henning, A. |
1930-1936, 1939 |
Herbert, Nell |
1939 |
Hespen, Joh. van |
1931-1939 |
Hesselink, H.H. |
1929-1934 |
Heupers, B. |
1920, 1926, 1929-1939 |
Heyde, J. ter |
1926 |
Heijden, J.v.d (Amsterdam) |
1933-1935 |
Heyden, J.v.d. (Utrecht) |
1937-1939 |
Heijden-Bent, v.d. |
1924 |
Hisgen, F. |
1921, 1925-1926 |
Hisgen, O. |
1922, 1926, 1930-1931 |
Hoek, M. v.d. |
1935-1936 |
Hoekstra, K. |
1934-1935 |
Hoetink, B. Jac. |
1930-1932 |
Hoeven, B. ter |
1932-1937 |
Hofker |
1919 |
Hofma,J. |
1931 |
Hofstra |
1936 |
Hommema, L. |
1931-1939 |
Hoose, G. |
1939 |
Hopman, P. |
1931-1933 |
Horchler, A.Th. |
1936-1937 |
Horst, E. v.d. |
1926, 1930-1935 |
Hout, Ant. van |
1939 |
Houttuin, L. |
1931-1939 |
Hubers (Almelo) |
1920 |
Hubers, G. (Hengelo) |
1920, 1921, 1931 |
Huisingh, B. |
1926, 1930-1934 |
Huizinga, Menno |
1931-1939 |
Hulspas, P.C. |
1929-1933 |
Huybers, J.R.J. |
1919-1920 |
Huijsen, J. |
1919-1920, 1927-1931 |
Illustratie Arch. |
1938-1939 |
Jacobi, R. |
1931-1939 |
Jacobs, Bernard L. |
1928-1932 |
Jager, H. |
1932-1935 |
Jeelof, W.D.H. |
1939 |
Jeffke, J.W.A. |
1936-1939 |
Jochmann Disco |
1937-1939 |
Jong, J.de |
1926, 1930-1939 |
Jong, S. de |
1926 |
Jonker Jr., H |
1930-1939 |
Jorissen, Jos |
1933-1935 |
Kamman, J. |
1919, 1926, 1928-1938 |
Kamp, B. |
1921-1922, 1926, 1937-1939 |
Karbasch, F. |
1938-1939 |
Karels, L.J. |
1928-1931, 1936-1939 |
Karnebeek, E. van |
1930 |
Karsen, E. (Utrecht) |
1922, 1926, 1930-1931 |
Karsen, E. (Zeist) |
1938 |
Kat, Adolf |
1926, 1930-1939 |
Keppels |
1937-1938 |
Kerkhof, A.W. v.d. |
1937 |
Kerkhof, E. v.d. |
1930-1931 |
Keuzekamp, P.N.L. |
1931-1935 |
Kleersnijder, H. |
1928, 1935-1937 |
Klein, L. (Amsterdam) |
1924 |
Klein, L. (Den Haag) |
1930 |
Klein, Leo (Rotterdam) |
1929 |
Klein, P. |
1936-1939 |
Klinkert, K. |
1926, 1930-1932 |
Klock, P.H. |
1922 |
Kloens, C. |
1929-1939 |
Kloet, W. v.d. |
1928-1932 |
Klompjan, G. |
1939 |
Knopper, B. |
1922, 1926, 1930-1933 |
Knopper, P.H.C. |
1933-1939 |
Knopper, Truus |
1934-1939 |
Knijnenburg, J.C. |
1931-1932 |
Koch, Mathieu |
1938-1939 |
Koens |
1929 |
Kok, J.J. |
1919-1939 |
Kok, L.J. de |
1929-1932 |
Koopmans, Tom |
1936-1938 |
Kooter, J.C. |
1929-1934 |
Korff, Jean |
1930-1939 |
Kouw, J.H. |
1920 |
Kouw, P. |
1919 |
Kramer, Fr. |
1919-1920, 1927-1932, 1937 |
Kramer, P.B. |
1919-1920, 1930-1937 |
Kramers, C. |
1924-1939 |
Kreveld, D. van |
1920-1921 |
Kreye, J.G.W. |
1939 |
Kroes Ruysenaars, W.C. |
1921 |
Krueger, Th.A. |
1930-1939 |
Kruis, de |
1922-1924 |
Kuiper, Joh. |
1934-1936 |
Kurvers, P.L. |
1929-1932 |
Kuyer & Zonen |
1921 |
Laddé, M.H. |
1919-1920, 1926, 1930-1937 |
Lamberigts, H. |
1932-1933 |
Lamminga |
1919-1920 |
Lange, de |
1920 |
Lans, A. |
1924, 1927 |
Leenheer, C. |
1931 |
Leenheer, Corn. G. |
1919-1920, 1926, 1930-1939 |
Leenheer, G. |
1925-1938 |
Leenheer, Jac |
1929-1939 |
Leiseroff, M. |
1929-1931 |
Lemmen, J.W. |
1926-1926, 1930-1934 |
Levie, A. de |
1919 |
Levie, M. de |
1927-1929 |
Leijenaar, C. |
1919, 1927-1939 |
Lipplaa, A. |
1921, 1926, 1930-1935, 1939 |
Loman, H. |
1920, 1930-1934 |
Lubbers |
1919 |
Lugt, H. |
1920, 1926, 1930-1939 |
Lunow, D.L. |
1932-1937, 1939 |
Lunow, F.C.W.H. |
1926, 1930-1939 |
Maarseveen, D. van |
1927-1933 |
Maas(s)en, H. |
1928 |
Maat, C. v.d. |
1935-1939 |
Maltha, Adr. |
1935-1939 |
Manders, J.H. |
1930 |
Mansveld, H.C. |
1935-1936 |
Martelhoff, J.H. |
1934-1936 |
Matz, Josef |
1930-1939 |
Meer, Joh. v.d. |
1939 |
Meeuwsen, R. |
1931-1932 |
Melai, Aug. |
1926, 1930-1939 |
Melhade |
1936 |
Melle, A.M. van |
1930-1931 |
Mellema |
1936-1939 |
Menalda, A. |
1937-1939 |
Merkelbach, J. |
1919-1922, 1928-1939 |
Metzmakers, V.E. |
1936 |
Meulen, A.M. v.d. (Amsterdam) |
1930 |
Meulen, A.M. v.d. (Voorburg) |
1928-1937 |
Meulen Cz, C. v.d. |
1927-1938 |
Meijer, A, |
1930-1932 |
Meyer, J. |
1919-1920 |
Meijer, L. |
1927-1939 |
Modern, Foto |
1936-1938 |
Moonen, D.J. |
1925-1926, 1930-1933 |
Moonen & Zn, Joh. A. |
1931, 1936-1939 |
Moses, L. |
1939 |
Mottek, Ruth |
1937-1939 |
Mourik, J. van |
1931-1933 |
Muboy, Fa. |
1919 |
Mulder, A. |
1935-1939 |
Muns, Alph |
1919-1920 |
Muns, Em. |
1927-1931 |
Muns, W.J.F. |
1920 |
Muns, W.J.P. |
1925-1936 |
Neut, P. v.d. (Gouda) |
1926, 1930-1931 |
Neut, P. v.d. (Zoetermeer) |
1926-1928 |
Neyts, J. |
1939 |
Niestadt (Schiedam) |
1930 |
Niestadt (Rotterdam) |
1931 |
Niestadt, W.H. (Schagen) |
1926, 1930-1934 |
Norden, J.E. |
1933-1937 |
Ockenburg, W.Ph. van |
1929-1937 |
Odijk |
1919 |
Oest, P. van |
1924-1926, 1930-1931 |
Ojen, E.M. van |
1928-1937 |
Ojen-Stokvis, van |
1938-1939 |
Oosterman, Th. |
1927-1934 |
Ortlieb, Firma |
1926 |
Os, Cas van |
1932-1939 |
Oudgaarden, H.A. van |
1920, 1924, 1930-1939 |
Oudgaarden, L. van |
1928-1939 |
Oudkerk, A. |
1926, 1930-1939 |
Overeem, H.G. |
1930-1932 |
Pastoor, W.F. |
1920, 1926, 1930-1939 |
Paijens, P. |
1930-1931 |
Pellens, Paul |
1932-1934, 1936-1938 |
Peters, H. |
1928-1939 |
Peijl, J.M. v.d. |
1919-1920, 1930-1931 |
Pol, Th. v.d. |
1936-1938 |
Post, A. |
1932-1933 |
Prevoo, Jos O. |
1934-1936, 1938 |
Prinses, Atelier |
1921, 1930-1936 |
Pijl, A.A. |
1932-1934 |
Quanjer |
1934-1936 |
Raaij & Co, van |
1936-1937 |
Rabbers, E. |
1920 |
Ree, J.H. |
1930 |
Reesinck, J.C. |
1928 |
Reyers |
1919 |
Reijnders, P. |
1932-1936 |
Rhoon, H.J.L. van |
1921, 1926-1931 |
Rhijn, Alex van |
1926, 1930-1933 |
Riche, Atelier |
1929-1932 |
Ritsema, Rie |
1939 |
Roelofs, Jacob |
1921 |
Roemer, Willem |
1919-1931, 1939 |
Roogerman, Bram |
1934 |
Roon, de |
1936 |
Roos, A. |
1920, 1926, 1930-1939 |
Roosdorp (Kampen) |
1919 |
Roosdorp, Ulr (Zwolle) |
1929-1931, 1934-1939 |
Rooyen, Jan van |
1929 |
Rossem, A.C.M, van |
1928-1939 |
Rossi, Foto d’Art |
1934 |
Rotsma, Jac |
1926 |
Rottier, L.P. |
1936-1939 |
Rijk, J. v.d. |
1930-1939 |
Saaf, Pieter |
1929-1934 |
Sanders, C.J. |
1931-1936 |
Sanders, J. |
1926, 1930-1939 |
Sanders & Co, H. |
1919-1921, 1931 |
Santen, H.A. van |
1926, 1930-1932 |
Sasburg, Reint |
1928-1931, 1935 |
Scheermeijer, L. |
1930-1939 |
Schepel (afd. Groningen) |
1920 |
Schepel, J.H. (Haarlem) |
1933-1935 |
Schipper ,J. |
1936-1939 |
Schipper, M. |
1927-1939 |
Schlaepfer, J.D.M. |
1934-1935, 1937-1939 |
Schlesinger |
1936-1938 |
Schmidlin, L, |
1932-1939 |
Schmiegelski, Marie |
1935-1939 |
Scholten, J. |
1932-1934 |
Schoolderman, AJ. (Enschede) |
1920 |
Schoolderman, AJ. (Nijverdal) |
1926, 1930-1932 |
Schoonebeek, Theo |
1926, 1930-1933 |
Schoot, H. v.d. |
1926, 1929, 1933-1939 |
Schoot, P. v.d. |
1930-1932 |
Schotel, Firma |
1938-1939 |
Schouten, J. |
1935-1937, 1939 |
Schuitvlot, Henk |
1930-1932 |
Schuitvlot, N. |
1927-1939 |
Schumaker, J.H. |
1919 |
Schurman, W. |
1938-1939 |
Schijndel, H. van |
1935-1939 |
Serrée |
1919, 1934 |
Simmeren, Fa. |
1931 |
Bongenaar |
|
Simons |
1922 |
Simons & Zn, H. |
1934-1939 |
Slegtenhorst, P. |
1930-1936 |
Sleurs, G. |
1930-1932 |
Slieker, G.C. |
1930-1939 |
Slier, Adolf |
1927-1931 |
Slier, B. |
1919-1920 |
Sloot, G. |
1928-1939 |
Smalen, W.M. de |
1939 |
Smeekes,G.C. (De Bilt) |
1935 |
Smeekes, G.Ch. (Utrecht) |
1919-1921 |
Smit, H.A. |
1920, 1926-1939 |
Sommen, W. v.d. |
1930-1933 |
Soomer, F. de |
1932-1933 |
Spruit, B. |
1932-1935 |
Starke, Ph.G. |
1930-1933 |
Starreveld, J. |
1930-1934 |
Stassen, Atelier |
1926 |
Staveren, J.M. van |
1927-1935 |
Steenmeijer, J.F. |
1936-1939 |
Steenmeijer, S.J. |
1919 |
Steenmeijer, W |
1930-1931 |
Steensma, P. |
1931-1934, 1937-1939 |
Steensma, S. (Heerenveen) |
1930-1938 |
Steensma, S. (Sneek) |
1928 |
Stek, P. |
1919-1920 |
Stevens, H. |
1932 |
Stoffers, J. |
1928-1939 |
Stok, A. v.d. |
1928 |
Stokvis, J.W.H. |
1936-1937 |
Stokvisch, J. |
1930 |
Stougie, Harry |
1932-1935 |
Strauss (Rotterdam) |
1919, 1924, 1931 |
Strauss, Salomon (Amsterdam) |
1919-1922 |
Streefkerk, A.J. |
1929-1931 |
Streefkerk, W. |
1926, 1930-1939 |
Strueppert, F.O. |
1919-1920, 1927-1934, 1936 |
Susan, A.M.A. |
1919-1920, 1930-1934 |
Talens, J.L. |
1935-1939 |
Tepe |
1919 |
Tiel, K. |
1932-1938 |
Tirion, C.J. |
1936-1939 |
Toledo, F. van |
1939 |
Treyssener |
1920 |
Tukke |
1924 |
Tysink |
1936-1937 |
Velde, A. v.d. |
1935-1939 |
Velde, P. v.d. |
1930-1939 |
Veldhuizen, J. van |
1929-1939 |
Veldman, J.S. |
1935-1936 |
Velox, Atelier |
1926, 1930-1931 |
Verdoner, M. |
1939 |
Verhulst, N. |
1939 |
Verkerk (Zaandam) |
1928 |
Verkerk, P. (Hilversum) |
1928-1930 |
Verkerk, W. (Bakkum) |
1925 |
Verkerk, W (Den Oever) |
1930-1933 |
Verkerk, W. (Leiden) |
1926 |
Verkruisen, H. |
1929-1939 |
Vermeulen, C.J.L. |
1919-1921, 1929-1939 |
Verschoore de la |
1925-1926, 1930-1935 |
Houssaye, A.W. |
|
Verschuur, C. |
1926, 1930-1936 |
Vertax, Firma |
1936 |
Visser van Weeren, E. |
1930-1932 |
Vlaminckx, A. |
1935-1939 |
Vlerk, M.J. v.d. |
1934-1936 |
Vies, Frits |
1939 |
Vliet, J.Th. van |
1930-1936 |
Vorstelman, J. |
1936-1939 |
Voskuijl, F.A. |
1929-1932 |
Vries, de (Hattum) |
1919 |
Vries, A. de (Amsterdam) |
1934 |
Vries, P.D. de (Vlaardingen) |
1926, 1930-1932 |
Vries, W.F. de (Utrecht) |
1931-1934 |
Vrijman, Aug. |
1935-1939 |
Walg |
1920 |
Waltmans, J.B.B. |
1938-1939 |
Warburg, A. |
1919-1920, 1931-1939 |
Weers, C.G. |
1930 |
Weinberg, A.S. |
1919-1920, 1926, 1930, 1932 |
Weise Jr. (Enschede) |
1920 |
Weise, P. (Enschede) |
1920, 1926, 1930-1934 |
Weise, W.L. (Enschede) |
1935-1939 |
Welts, P.A. |
1939 |
Werf, F. v.d. |
1931-1939 |
Wette, F.A.D. de |
1926, 1930-1939 |
Weijer, Chr. |
1926, 1930-1939 |
Weijnen, Pierre |
1919-1920 |
Weyner, Th. |
1919 |
Wiekamp,J.H. |
1932-1936 |
Wildt, W.F. de |
1937 |
Wohlgemuth |
1939 |
Wolf, S. |
1936-1937 |
Worm, J.H. v.d. |
1931 |
Wouterlood, W. |
1926 |
Wijk, Jac van |
1930-1939 |
Wijk, P. van |
1931 |
Wijma, H. |
1937-1939 |
IJpma, Firma E. |
1926, 1930-1933 |
Zanen, W.J. van |
1930-1927 |
Zeeuw, S.J. de |
1936 |
Zeeuw, J. den |
1930 |
Ziegler Sr. (Zwolle) |
1919 |
Ziegler (Hengelo) |
1920 |
Ziegler, Franz |
1919-1920, 1930-1939 |
Zimmerman, W. |
1919-1921, 1926, 1930-1936, 1938 |
Zomer, Nico |
1937-1939 |
Zweers, B. |
1920, 1930-1931 |
Zijl, J. v.d. |
1930-1939 |
Zijverden, N. van |
1930 |
Documentatie
Bibliografie
C.M. Dewald, Concurrentie en oneerlijke concurrentie, in Fotografisch Maandschrift 1 (1906), p. 71-75.
C.M. Dewald , Verslag van de den 23en januari gehouden vergadering te Amsterdam, in het Koffiehuis, “De Kroon”, in Fotografisch Maandschrift 1 (1906), p. 80-84.
Corn. Leenheer Sr., (ingezonden stukken), in Fotografisch Maandschrift, 1 (1906), p. 91-93.
C.M. Dewald, Verslag van de den 13en maart gehouden vergadering te Amsterdam in het Koffiehuis “De Kroon”, in Fotografisch Maandschrift 1 (1906), p. 107-110.
Corn. Leenheer Sr., De vier sluitingsdagen opgeheven (ingezonden stukken), in Fotografisch Maandschrift 2 (1907), p. 101-104.
Licht en Schaduw (mei 1919) propaganda-uitgave – 2 (15 september 1920) 25.
Bedrijfsfotografie 1 (10 mei 1920) 23-21 (14 juli 1939) 14.
M. van Hezel (voorwoord), 1919-1959. 40 jaar N.F.P.V. Nederlandse Vereniging van Vakfotografen, Utrecht, 20 april 1959.
Ingeborg Th. Leijerzapf, Organisatie en ontwikkeling van de vakfotografie, in Flip Bool en Kees Broos (red.), Fotografie in Nederland 1920-1940, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1979, p. 5-20.
Tentoonstellingen
(NFPV-groepstentoonstellingen en tentoonstellingen met NFPVinzendingen)
1926 Amsterdam, Gebouw Heystee, (tentoonstelling verbonden aan de Fotografendag der NFPV).
1926 Utrecht, Jaarbeurs, (NFPV).
1927 Amsterdam, Koopmansbeurs, De Fotografie als Wandversiering (tentoonstelling verbonden aan de Tweede Fotografendag der NFPV).
1927 Rotterdam, Rotterdamsche Kunstkring, (foto’s van de tentoonstelling De Fotografie als Wandversiering, aangevuld met werk van Rotterdamse fotografen).
1928 Amsterdam, Gebouw Heystee, (tentoonstelling verbonden aan de Derde Fotografendag der NFPV).
1928 Amsterdam, Stedelijk Museum, Nederland in Beeld.
1929 Amsterdam, Odd Fellow House, Tweede Lustrum Tentoonstelling N.F.P.V. (tentoonstelling verbonden aan de Vierde Fotografendag der NFPV).
1930 Amsterdam, Odd Fellow House, Mimosa-Tentoonstelling (tentoonstelling verbonden aan de Vijfde Fotografendag der NFPV).
1930 Rotterdam, Rotterdamsche Kunstkring, (NFPV).
1931 Amsterdam, Odd Fellow House, (tentoonstelling verbonden aan de Zesde Fotografendag der NFPV).
1931 Haarlem, Kunstzaal Reeker, (NFPV).
1932 Amsterdam, RAI, Klank en Beeld.
1932 Rotterdam, Rotterdamsche Kunstkring, (tentoonstelling verbonden aan de Zevende Fotografendag der NFPV).
1932 Eindhoven, Tentoonstellingszaal Verheugen, (NFPV).
1933 Amsterdam, Gebouw Heystee, (tentoonstelling verbonden aan de Achtste Fotografendag der NFPV).
1934 Amsterdam, Leesmuseum, Bekende Landgenooten (rondreizende tentoonstelling) (NFPV).
1935 Den Haag, Pulchri Studio, (NFPV).
1936 Amsterdam, Philips toonzaal, (Eilers en Ziegler) (NFPV).
1936 Düsseldorf, Tentoonstellingszalen aan de Rijnkade, Film und Foto.
1936 Den Haag, Gebouw Panorama Mesdag, (fototentoonstelling ter gelegenheid van de Residentieweek).
1938 Amsterdam, Gebouw Heystee, (tentoonstelling verbonden aan de Fotografendag der NFPV).
1939 Amsterdam, Hotel Krasnapolsky, (tentoonstelling verbonden aan de Fotografendag der NFPV).
Bronnen
Amsterdam, Universiteit van Amsterdam, Universiteitsbibliotheek.
Leiden, Prentenkabinet, bibliotheek en documentatiebestand.
Noten
[1] Zie ook: Adriaan Elligens, Frits Geveke, de Nederlandsche Fotografen Patroonsvereniging en de portretfotografie in Nederland tussen beide wereldoorlogen. Ongepubliceerde doctoraalscriptie kunstgeschiedenis, Prentenkabinet/Kunsthistorisch Instituut der Rijksuniversiteit te Leiden, januari 1988, waarvan dit artikel een bewerking is.↑
[2] Dorpeling, Vakperspectieven, in Bedrijfsfotografie 9 (22 oktober 1927) 22, p. 539-541.↑
[3] J.R.A. Schouten, De Nederlandsche Fotografen-Kunstkring, in Lux 14 (1903), p. 580.↑
[4] Cornelis Leenheer, (Ingezonden stukken), in Fotografisch Maandschrift 1 (1 maart 1906), p. 91-93.↑
[5] C.G. Leenheer, “Barbertje moet hangen”, in Bedrijfsfotografie 4 (30 maart 1922) 7, p. 141-146.↑
[6] Licht en Schaduw 1 (15 augustus 1919) 2, p. 1.↑
[7] Auteur onbekend, De Fotografen Paroons Vereeniging, in Bedrijfsfotografie 2 (2 september 1920)5, p. 49.↑
[8] Auteur onbekend, Kort verslag der Algemeene Vergadering der N.F.P. V. op dinsdag 13 december 1921, in Bedrijfsfotografie 3 (22 december 1921) 26, p. 444-446.↑
[9] Auteur onbekend, Bondsvergadering (Hoofdbestuur), in Bedrijfsfotografie 4 (14 september 1922) 19, p. 418.↑
[10] C.G.L., Nederl. Fotografen Patroons Vereeniging, in Bedrijfsfotografie 8 (2 januari 1926) 1, p. 4.↑
[11] Carel Tirion, Vakopleiding, in Bedrijfsfotografie 21 (28 juli 1939) 15, p. 285.↑
[12] C.G.Leenheer, Bedrijfsorganisatie noodzakelijk; wachten onze Ongeorganiseerde Collega’s opeen … wonder?, in Bedrijfsfotografie 17 (5 april 1935) 7, p. 121.↑
[13] A.B., Verslagjaarvergadering N. F. P.V. op 16 mei 1933 te Amsterdam, in Bedrijfsfotografie 15 (2 juni 1933) 11, p. 216.↑
[14] A.B., Verslagjaarvergadering N.F.P.V. op 16 mei 1933 te Amsterdam, in Bedrijfsfotografie 15 (2 juni 1933) 11, p. 217.↑
[15] Het H.B. van de N.F.P.V., Kan dat nu door den beugel, in Bedrijfsfotografie 6 (14 februari 1924) 4, p. 75-76.↑
[16] C.G.L., De Fotomaton, in Bedrijfsfotografie 10 (30 juni 1928) 13, p. 329.↑
[17] Namens het Bestuur der N.F.P.V., C.G. Leenheer, Voorzitter. P. Brandsma, Secretaris, Open brief aan de Nederlandsche Amateur Fotografen, in Bedrijfsfotografie 13 (13 november 1931) 23, p. 433.↑
[18] K., De laatste loodjes, in Bedrijfsfotografie 9 (23 april 1927) 9, p. 208.↑
[19] Auteur onbekend, DeJ ubileums-tentoonstelling der N.F.P.V.,in Lux-De Camera 40 (4 mei 1929) 9, p. 154.↑
[20] J J . Kok Sr., N.F. P.V. Foto-Tentoonstelling 1938, in Bedrijfsfotografie 19 (10 december 1937) 25, P-473-↑
[21] Francis Kramer, De fotografie in nieuwe banen, in Bedrijfsfotografie 10 (28 januari 1928) 2, p. 29-31.↑
[22] Bern. F. Eilers, Heeft de N.F.K. zich verloochend?, in Bedrijfsfotografie 9 (27 augustus 1927) 18, p. 439.↑
[23] A.B., De tentoonstelling der N.F.P.V. ter gelegenheid van het Tweede Lustrum, april 1929, in Bedrijfsfotografie 11 (2 mei 1929) 18 , p. 208.↑
[24] Adriaan Boer, Bij de platen, in Bedrijfsfotografie 14 (9 september 1932) 18, p. 331.↑
[25] H.D. Fraenkel, De Focus Fotosalon 1936 en de schilderkunst, in Bedrijfsfotografie 18 (30 oktober 1936) 22, p. 426.↑
[26] Adriaan Boer, Bij de platen, in Bedrijfsfotografie 20 (19 augustus 1938) 17, p. 315.↑
[27] M.F.J. Coppens, Tentoonstelling, critiek en nog wat, in Bedrijfsfotografie 15 (7 april 1933) 7, p. 128.↑
[28] C.G.L., “Tentoonstelling, critiek en nog wat”, in Bedrijfsfotografie 15 (21 april 1933) 8, p. 154-155.↑
[29] Ziegler, De Tweede Intern. Focus Salon, in Bedrijfsfotografie 18 (2 oktober 1936) 20, p. 379.↑
[30] Jan D. Voskuil, Kunstzaal Reekers, Haarlem, in Bedrijfsfotografie 13 (24 juli 1931) 15, p. 272-273.↑
[31] W.J.P.Muns, (ingezonden brief), in Bedrijfsfotografie 13 (7 augustus 1931) 16, p. 299-300.↑
[32] WJ.P. Muns, (ingezonden brief), in Bedrijfsfotografie 13 (7 augustus 1931) 16, p. 300.↑
[33] Adriaan Boer, Een scheiding tusschen de N.F.P.V. en “B.F.”?, in Bedrijfsfotografie 21 (2 juni 1939) 11, p . 213.↑