Hans Wolf
Aukje Greydanus
Hripsimé Visser
Extract
Hans Wolf was werkzaam als fotograaf in een voor de Nederlandse fotografie cruciale periode: de jaren dertig en de eerste naoorlogse decennia. Zijn werk weerspiegelt de ontwikkeling die de fotografische avant-garde in deze periode doormaakte. In vergelijking met zijn collega’s in de GKf is Wolf wat op de achtergrond gebleven. Dit is evenzeer te wijten aan zijn bescheiden aard als aan de argwaan en vijandigheid die zijn politieke overtuiging in het Nederland van de Wederopbouw wekte.
Biografie
1909 |
Hans Max (Hans) Wolf wordt op 5 juni 1909 geboren aan de Oude Hoogstraat 1 te Amsterdam in een joods gezin als zoon van Abraham Wolf en Hendrika Knap. Zijn vader is mede-eigenaar van een goedlopende meubelzaak. |
1922-’26 |
Hans volgt onderwijs aan de driejarige handels-hbs te Amsterdam. Hij rondt deze opleiding in vier jaar af. |
1926-’29 |
Op zeventienjarige leeftijd vertrekt Hans Wolf naar Frankrijk om een opleiding te volgen tot vioolbouwer. Hij verblijft bij de familie Didier te Mattaincourt. |
1929 |
Begin 1929 komt er een voorlopig einde aan zijn opleiding tot vioolbouwer. Wolf moet zich in Nederland melden vanwege de militaire dienstplicht. Hij wordt soldaat bij de verbindingstroepen van het 18de regiment infanterie te Amersfoort. |
Hans Wolf richt met Mark Kolthoff een Nederlandse afdeling op van ‘Les amis de Monde’, de vriendenclub van het Franse culturele weekblad. |
|
Na afloop van zijn dienstplicht, vertrekt Wolf naar Berlijn om daar zijn opleiding tot vioolbouwer af te ronden met een cursus reparatietechnieken. De cursus is een teleurstelling en zonder diploma keert Wolf na enkele weken terug naar Amsterdam. |
|
1930-‘32 |
Wolf heeft verschillende banen in Amsterdam. In 1931 krijgt hij een aanstelling bij Joris Ivens als bibliotheekbeheerder. Ook is hij verantwoordelijk voor het namonteren van Ivens’ filmmontages op negatiefmateriaal. |
Tijdens zijn werkzaamheden voor Ivens volgt hij een cursus ontwikkeltechniek. |
|
Ivens en zijn medewerkers onder wie Hans Wolf zijn actief betrokken bij activiteiten van de in januari 1928 opgerichte Vereeniging voor Volks Cultuur (VVVC). |
|
1931-’34 |
Gedurende de periode 1931-1934 is Wolf lid van de Vereeniging van Arbeiders-Fotografen. |
1932 |
Wolf vertrekt naar Parijs, waar hij assistent-cameraman bij Jean Dréville wordt. |
Eind 1932 treedt Wolf voor enkele maanden in dienst bij een portretfotograaf aan de Rue Vercingétorix. Hij is belast met het ontwikkelen, afdrukken en retoucheren van de door deze fotograaf gemaakte opnamen. Tussendoor ontwikkelt hij zijn eigen films en maakt daar afdrukken van. |
|
Hans Wolf wordt lid van de Communistische Partij Holland. |
|
1933-’34 |
Eén van zijn foto’s wordt geplaatst op de omslag van het tijdschrift Filmliga van 20 januari 1933. |
Hans Wolf benadert correspondenten met het voorstel foto’s te maken ter illustratie van hun artikelen, waarop door het Algemeen Handelsblad positief wordt gereageerd. |
|
In 1934 wordt hij ziek. Zijn moeder haalt hem terug naar Amsterdam, waar hij in het ouderlijk huis aan de Emmastraat geleidelijk herstelt. |
|
1935-’36 |
Hans Wolf gaat werken als assistent bij Piet Zwart in Wassenaar. Samen met Dick Elffers is hij medeverantwoordelijk voor het maken, ontwikkelen en afdrukken van foto’s die Zwart nodig heeft voor zijn reclamewerk. |
1936-’37 |
Na ongeveer een jaar stopt Wolf met werken bij Piet Zwart en treedt hij in dienst bij de avant-garde bioscoop ‘Studiotheater’ te Den Haag. Als manusje-van-alles is Wolf verantwoordelijk voor het selecteren van de films, het verspreiden van de bijbehorende affiches en het verkopen van de kaartjes. Bovendien is hij assistent van de operateur. Na ook hier ongeveer een jaar te hebben gewerkt besluit Wolf voor zichzelf te beginnen. |
Hans Wolf is werkzaam als zelfstandig fotograaf in Voorburg en woont in het zogenaamde ‘Gemeenschapshuis’. |
|
1939-’40 |
Op 28 augustus 1939 wordt door de Nederlandse regering de algemene mobilisatie afgekondigd. Hans Wolf dient zich als soldaat bij de verbindingstroepen in IJmuiden te vervoegen. |
Hij ontmoet zijn latere echtgenote Judith Oostenbroek (geb. 1920). |
|
1940-’43 |
Na de capitulatie keert Wolf terug naar Amsterdam, waar hij zijn intrek neemt bij zijn ouders in de Watteaustraat. |
Als jood krijgt Hans Wolf te maken met verordeningen die hem het werken onmogelijk maken. Hij ziet echter kans om illegaal zijn foto’s gepubliceerd te krijgen. |
|
1943-’45 |
Na een oproep zich bij de Zentralstelle für Jüdische Auswanderung te melden duikt Wolf onder, eerst bij architect Bart van der Berg aan de Passeerdersdwarsstraat te Amsterdam, later bij diverse andere gezinnen. Vanaf eind 1943 besluiten Wolf en zijn vriendin Judith Oostenbroek voortaan op haar naam een onderkomen te huren. |
1944-’45 |
Hans Wolf is lid van de Binnenlandse Strijdkrachten te Amsterdam. |
Op 5 mei 1945 viert hij de bevrijding vanuit zijn onderduikadres aan de Zwanenburgwal te Amsterdam. Na de capitulatie is hij in het kader van de Politieke Opsporingsdienst (POD) betrokken bij het arresteren van collaborateurs. Ook wordt hij ingeschakeld bij bewakingsdiensten. |
|
1947-’49 |
Hij wordt medewerker bij het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD) te Amsterdam. Daar is hij belast met het reproduceren van documenten. Ook maakt hij voor het RIOD fotoreportages van het proces tegen de Nederlandse collaborateur Anton van der Waals en van het kamp Vught. |
Hans Wolf wordt lid van de GKf. |
|
1949-’56 |
Na ongeveer twee jaar bij het RIOD te hebben gewerkt wordt Wolf in 1949 freelance fotograaf bij De Waarheid. Naast de vele grotendeels zonder naamsvermelding gepubliceerde foto’s levert hij ook een bijdrage als schrijver. Nadat de (financiële) positie van De Waarheid door de houding van de krant inzake de Hongaarse opstand verzwakt, wordt er vanaf augustus 1956 vrijwel geen gebruik meer gemaakt van de diensten van Hans Wolf. |
Naast foto’s voor De Waarheid maakt Wolf van april 1949 tot juli 1951 opnamen voor Eska, een uitgeverij van verschillende periodieken. Tevens maken de Nederlandse Vrouwenbeweging en de Eenheidsvakcentrale veelvuldig gebruik van zijn diensten als fotograaf. |
|
1957-’62 |
Hans Wolf vat het plan op een fotoboek met kinderfoto’s uit te brengen. De publicatie vindt geen doorgang omdat de Amsterdamse uitgeverij ‘Paris’, waarmee hij al een contract heeft, er zonder opgave van redenen van afziet. Hevig teleurgesteld besluit Wolf in 1957, alvorens de fotografie vaarwel te zeggen, een MO-akte Frans te halen en een baan als docent te zoeken. In 1960 behaalt hij zijn akte. In 1962 beëindigt hij zijn loopbaan als fotograaf. |
1961-’74 |
Eind 1961 lukt het Wolf een driejarig contract in de wacht te slepen als docent Frans aan de Rijks-hbs te Coevorden. Dit contract loopt in 1964 af, waarna hij in verschillende andere plaatsen doceert. Tevens doet hij regelmatig vertaalwerk, nadat hij op 14 juni 1967 is beëdigd als vertaler Frans. |
1974-‘89 |
In 1974 wordt hij gepensioneerd als docent Frans. Daarna geeft hij nog enige tijd privé-les en blijft hij vertaalwerk doen. Problemen met zijn gezondheid dwingen hem hiermee te stoppen. |
1989 |
Hans Wolf draagt zijn negatievenarchief over aan de Stichting Nederlands Fotoarchief (nu Nederlands Fotomuseum) te Rotterdam. |
1992 |
Op 29 december 1992 overlijdt Hans Wolf in Amstelveen. |
Beschouwing
Hans Wolfs vorming als fotograaf werd bepaald door het artistiek-politieke klimaat van de jaren dertig. Hij volgde geen opleiding in traditionele zin; zijn vorming was veeleer het gevolg van de activiteiten en idealen van het milieu waarin hij verkeerde. Wolfs aanvankelijke beroepskeuze – vioolbouwer – bleek niet te realiseren.
Via Mark Kolthoff, die als assistent bij Joris Ivens’ film voor de Algemene Nederlandse Bouwvakarbeidersbond was betrokken, kreeg Wolfde verantwoordelijkheid voor het namonteren van Ivens’ filmmontages op negatiefmateriaal. Zo konden van de desbetreffende film meer exemplaren worden gemaakt. In dienst van ‘Studio Joris Ivens’ voerde Wolf tevens het beheer over de bibliotheek. In die inspirerende omgeving zag hij Russische films, kreeg werk van vernieuwers zoals Man Ray en Laszlo Moholy-Nagy onder ogen en vond hij de bevestiging van zijn sluimerende linkse sympathieën.
Zijn technische opleiding bestond uit een in deze tijd gevolgde cursus ontwikkeltechniek.
Hij werkte mee als assistent-cameraman aan de film Pomme d’amour van Jean Dréville in Parijs. Nadat een loopbaan in de filmindustrie wegens de economische crisis was gestrand, kocht hij een tweedehands klapcamera en beproefde zijn geluk in de fotografie. Daar hij noch over een donkere kamer noch over het nodige materiaal beschikte om zijn films te ontwikkelen en af te drukken, trad hij eind 1932 in dienst bij een (onbekende) portretfotograaf in Parijs.
Wolfs eerste fotografische experimenten, qua intentie en esthetiek verwant aan het werk van de ‘Nieuwe Fotografen’, werden gepubliceerd in het tijdschrift Filmliga. Deze foto’s bezorgden hem bekendheid en erkenning onder de Nederlandse fotografische avant-garde. Na terugkeer in Nederland werkte hij een jaar als assistent bij Piet Zwart en verkeerde wederom in het Nederlandse avant-garde milieu waarin artistiek experiment en politiek engagement hand in hand gingen. In 1937 vestigde hij zich vervolgens als zelfstandig fotograaf.
Een nadrukkelijk linkse maatschappijvisie is gedurende zijn hele leven een van de drijfveren geweest voor het werk van Hans Wolf. Eind 1929 richtte Hans Wolf een Nederlandse afdeling van ‘Les amis de Monde’ op, samen met zijn zwager Mark Kolthoff die getrouwd was met Hettie Wolf. Deze vriendenclub, die was opgezet om artikelen uit het Franse culturele weekblad Monde te bespreken, trok een aantal vooraanstaande communisten aan, waaronder David Wijnkoop.
In 1931 werd Wolf lid van de Vereeniging van Arbeiders-Fotografen (VAF), waarvoor hij overigens uitsluitend tussen 1932 en 1934 gedurende zijn vakanties fotografeerde.
In de late jaren ’30 woonde hij in het Gemeenschapshuis in Voorburg, de door studenten van Paul Schuitema opgezette leefgemeenschap, waar anti- fascistische activiteiten een belangrijke rol speelden. Hans Wolf nam deel aan acties en demonstraties tegen het dictatoriale bewind van generaal Franco en maakte hiervan opnamen om het publiek te confronteren met de gruweldaden in Spanje.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Hans Wolf als jood en communist gedwongen onder te duiken. Toch werkte hij als fotograaf aan illegale uitgaven en bij de PersoonsBewijzenCentrale. Ook na de oorlog bleef Hans Wolf zowel in zijn werk als daarbuiten politiek zeer actief: als fotograaf voor De Waarheid in de jaren vijftig, als lid van de Communistische Partij Nederland en later als lid van de Vredesbeweging. Hoewel een principieel en zeer overtuigd communist, was Wolf niet blind voor de feilen van het Sovjetsysteem. Zijn openlijk beleden sympathieën betekenden echter vooral ten tijde van de koude oorlog een ernstige belemmering voor duurzame dienstverbanden en opdrachten. Uit teleurstelling over de tegenwerking bij een door hem beoogd fotoboek met kinderportretten besloot Wolf in 1957 docent Frans te worden. Na afronding van zijn studie in 1962 zei hij de fotografie vaarwel. Wolfs politieke betrokkenheid bleef onverminderd tot zijn slechte gezondheid hem dwong zich terug te trekken.
Het vroegste werk van Hans Wolf wordt gekenmerkt door een verscheidenheid aan camerastandpunten, onderzoek naar de werking van het licht en aandacht voor details en structuren. Het is daarmee in formeel en inhoudelijk opzicht verwant aan dat van de Nieuwe Fotografie zoals die eindjaren twintig, beginjaren dertig in Nederland gestalte had gekregen. De activiteiten van de VAF, waarvan Wolf lid was, markeren in Nederland de overgang van experimentele ‘dinggerichte’ fotografie naar de maatschappelijk geëngageerde ‘mensgerichte’ fotografie van de late jaren dertig en de naoorlogse periode. Evenals de fotografen Eva Besnyö, Cas Oorthuys en Carel Blazer concentreerde Wolf zich al spoedig op het weergeven van de mens in zijn sociale omgeving en koppelde aan deze nieuwe oriëntatie de enigszins parodiërende naam ‘de nieuwe hartelijkheid’. De VAF presenteerde zich als collectief. Foto’s werden in het algemeen zonder naamsvermelding gepubliceerd zodat het vrijwel onmogelijk is de opnamen in bladen als AFweerfront en Tribune, voor zover ze bewaard zijn gebleven, met zekerheid aan de verschillende arbeidersfotografen toe te schrijven. Uit een enkele bewaard gebleven opname, zoals ‘de huisuitzetting van een bejaard echtpaar’ blijkt dat Wolfde door Paul Schuitema verwoorde ideeën over “de fotografie als wapen in de klassenstrijd” volledig onderschreef. De foto toont een man in bed met aan het hoofdeind zijn vrouw. De enigszins diagonale beeldopbouw vestigt de aandacht op de intense gezichtsuitdrukking van deze twee oude mensen. In zijn eenvoud en directheid vormt het beeld een schrijnende aanklacht tegen een ontspoord maatschappelijk systeem.
Na de oorlog was Hans Wolf vrijwel vanaf het begin lid van de GKf, de fotografenvereniging die de Nederlandse reportagefotografie in de jaren van de Wederopbouw haar eigen gezicht gaf. Het werk van Hans Wolf sloot qua mentaliteit volledig aan bij het door deze groep beoogde ‘documentaire humanisme’. Een mooi voorbeeld van Wolfs ‘nieuwe hartelijkheid’ is zijn opname van het oude echtpaar in de Roetersstraat; hieruit spreekt naast een groot gevoel voor compositie, een intense aandacht voor het menselijke en voor veelzeggende details.
Wolfs politieke betrokkenheid ging gepaard met een grote mate van bescheidenheid. Deze eigenschap is een van de redenen waarom hij enigszins op de achtergrond is gebleven. Tekenend is het verhaal rond het bezoek aan de GKf van Edward Steichen, conservator van de fotoafdeling van het Museum of Modern Art in New York, die op zoek was naar beelden voor de tentoonstelling The Family of Man. Tot ontsteltenis van collega Emmy Andriesse achtte Wolf zijn werk niet belangrijk genoeg om het aan Steichen voor te leggen. Het werk van Wolf was dan ook op deze expositie niet te zien.
Als reportagefotograaf was Hans Wolf na de Tweede Wereldoorlog lange tijd verbonden aan De Waarheiden aan Eska, een uitgeverij van verschillende periodieken. Daarnaast fotografeerde hij ook voor de Nederlandse Vrouwenbeweging (NVB), voor de Eenheidsvakcentrale (EVC) en maakte hij theaterfoto’s. Veel van deze opnamen zijn documenten gemaakt door een man wiens visie op de Wederopbouw kritischer was dan de gangbare. Zo fotografeerde hij in de jaren vijftig communistische acties, bijeenkomsten en demonstraties waaronder die tegen de atoombom. Het zijn foto’s die hun betekenis vooral ontlenen aan hun historische beladenheid en geëngageerde stellingname.
Zijn bekendheid en plaats in de Nederlandse fotografie dankt Hans Wolf hoofdzakelijk aan zijn portretfotografie en dan vooral aan zijn kinderportretten. Zowel in opdracht als op eigen initiatief heeft Hans Wolf voor en na de Tweede Wereldoorlog kinderen vanaf de geboorte tot aan hun puberteit fotografisch vastgelegd. Deze foto’s hebben vaak een grote spontaniteit. Door zijn gevoel voor humor wist Wolf zeer goed het vertrouwen van kinderen te winnen. Hij slaagde erin ongedwongen en tegelijkertijd formeel zeer interessante beelden te maken. Dit blijkt bijvoorbeeld uit één van zijn meest bekende foto’s ‘Rik Jungman en zijn hond’, waarin het lage camerastandpunt refereert aan de Nieuwe Fotografie van de jaren dertig.
Het relatief grote aantal bewaard gebleven kinderfoto’s van Hans Wolf en de bekendheid die dit werk heeft gekregen is vooral te danken aan het fotoboek dat Wolf in de jaren vijftig wilde samenstellen. Hij vervaardigde daartoe een groot aantal afdrukken. Inmiddels maken vele van deze foto’s deel uit van Nederlandse collecties. Blijkbaar achtte Hans Wolf dit werk fotografisch het meest interessant en persoonlijk. Het is bijzonder tragisch dat dit vergevorderde project – de tekst zou worden geschreven door Cornelis Kelk en uitgever Paris had zich reeds contractueel tot uitgave verplicht – om nooit geheel opgehelderde redenen geen doorgang heeft kunnen vinden. Wolf zelf was van mening dat zijn politieke overtuiging hieraan debet is geweest. Hoewel zijn reportagewerk in kwantitatief opzicht belangrijk is, is de kwaliteit van dit werk door het ontbreken van naamsvermelding in publicaties en de overdracht van vele negatieven aan zijn opdrachtgevers moeilijk op juiste waarde te schatten.
Als theaterfotograaf werkte Wolf incidenteel voor de Amsterdamse Comedie, het GG-Cabaret en het Scapino Ballet. Onder de veelal vrij conventionele opnamen – geënsceneerde huiskamerscènes – bevinden zich ook enkele beelden die qua benadering de naoorlogse vernieuwing in de theaterfotografie weerspiegelen zoals die ook bij de fotografen van Particam (Aart Klein, Maria Austria) zichtbaar was. Net als in zijn kinderfotografie wist hij in zijn beste theaterfoto’s nadrukkelijke pose te vermijden en een zekere dynamiek of juist intense verstilling vast te leggen.
Het betrekkelijk bescheiden oeuvre van Hans Wolf is om verscheidene redenen belangrijk voor de geschiedenis van de Nederlandse fotografie. Zijn vroege werk illustreert de aantrekkingskracht en vitaliteit van de nieuwzakelijke experimenteerdrang en behoort qua visie tot de Nieuwe Fotografie. In de kinderportretten vond Hans Wolf als fotograaf zijn meest persoonlijke werkterrein. Uit zijn reportagewerk spreken, naast vakmanschap, twee aspecten van een fotografische mentaliteit die Wolfs werk zijn historische betekenis en context geven: integriteit en engagement.
Documentatie
Primaire bibliografie
Nederlandse film onderneming VISIE. Kantoor/studio, z.j.
Joep (= Manuel van Loggem) (tekst), Het avontuur van Kobus Knabbel, het konijn van el pintor, Amsterdam (Jaap Kloots en Kalinka Ehrenfest) z.j. (ca. 1942).
Joep (tekst), Het rode opperhoofd. Het tweede avontuur van Kobus Knabbel, het konijn van el pintor, Amsterdam (Jaap Kloots en Kalinka Ehrenfest) z.j. (ca. 1942).
Joep (tekst), De kampioen. Het derde avontuur van Kobus Knabbel, het konijn van el pintor, Amsterdam (Jaap Kloots en Kalinka Ehrenfest) z.j. (ca. 1943).
Rondleider in een doosje, in Uilenspiegel 2 (16 augustus 1952) 41, p. 5 (met foto’s).
En nou komt vaders onderbroek, in Uilenspiegel 3 (29 november 1952) 4, p. 3 (met foto’s).
Niet te vet en niet te mager, in Uilenspiegel 3 (27 december 1952) 8, p. 19.
Hogeschool-knutselaar, in Uilenspiegel 3 (3 januari 1953)9, p. 3.
foto’s in:
Filmliga 6 (20 januari 1933) 3, omslag.
Filmliga 6 (20 maart 1933) 5, p. 134-135.
Algemeen Handelsblad 19 mei 1933, p. 12.
Wij. Ons werk ons leven 1 (1935), p. 14
Wij. Ons werk ons leven 2 (7 februari 1936) 1, p. 14.
Wij. Ons werk ons leven 2(14 februari 1936) 2, p. 26.
Wij. Ons werk ons leven 3 (19 september 1937) 32, p. 11.
Wij. Ons werk ons leven 5 (7 april 1939) 10, p. 12-13.
Catalogus tent. Foto ’48, Kroniek van Kunst en Kultuur 1948 (speciale editie), p. 14.
Kroniek van Kunst en Kultuur 9 (mei 1948) 5, p. 157.
Forum 5 (1950) 1, p. 2, 12, 22.
Uilenspiegel 1 (11 november 1950) 1 t/m 4 (2 oktober 1954) 48.
Kijkprikkels, Prikkels (november/december 1958) 231, p. 30, 35.
Auteur onbekend, Met de regen als vriend, Haarlem 1959.
Han Hoekstra, Dag Amsterdam, Amsterdam (N.V. Het Parool) 1961, p. 74, 82, 101.
Joost Andriessen, Dag Amsterdam, in Foto 16 (april 1961) 4, p. 187.
Jelte Rep, Englandspiel. Spionagetragedie in bezet Nederland 1942-1944, Bussum 1977, tegenover p. 351.
J. van Tijn, De tweede generatie, in Vrij Nederland-Bijvoegsel (25 november 1978) 47, omslag, p. 3.
Flip Bool en Kees Broos, De Nieuwe Fotografie in Nederland, Amsterdam (Fragment) 1989, p. 86, 94.
De Volkskrant 3 maart 1990, p. 11.
Secundaire bibliografie
Auteur onbekend, Hans Wolf/ Twee foto’s, in Filmliga 6 (juli 1933) 8, p. 232-233 (met foto’s).
Auteur onbekend, Hans Wolf exposeert in Kriterion, in Het Parool 12 juni 1954, p. 3.
Peter Hunter, The GKf. A federation of photographers in Amsterdam, in Photography oktober 1958, p. 29, 61.
UrsuladenTex (eindred.), De bevrijde camera, Vrij Nederland-Bijvoegsel (15 mei 1976) 20, p. 14-16 (met foto’s).
Els Barents (red.), Fotografie in Nederland 1940-1975, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1978, p. 25, 111-112, losse biografie.
Flip Bool en Kees Broos (red.), Fotografie in Nederland 1920-1940, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1979, p. 43, 45, 48, 60, 62, 64, 75-77, 81, 89, 95-96, 140, 142, 159 (met foto’s).
Marleen Kox, Verslag onderzoek fotoarchieven. (Samengesteld in opdracht van de Stichting Nederlands Foto-Archief), Amsterdam, juli 1981.
Flip Bool en Jeroen de Vries, De arbeidersfotografen. Camera en crisis in de jaren ’30, Amsterdam (Van Gennep /Pegasus) 1982, p. 9, 54-55, 87-88 (met foto’s).
Sybrand Hekking, Cas Oorthuys fotograaf 1908-1975, Amsterdam (Van Gennep) 1982, p. 21,40-41 (serie: De geschiedenis van de Nederlandse fotografie 2).
Evert van Uitert en Jacobien de Boer (red.), De kunst van Mark Kolthoff. Van realisme tot abstractie. Aspecten van het Nederlandse kunstleven in de periode 1930-1980, Rijswijk (Sijthoff Pers) 1986, p. 13, 66-67, 69, 73, 85, 91.
Lin Jaldati en Eberhard Rebling, Sag nie, du gehst den letzten Weg, Berlijn (Buchverlag Der Morgen) 1986, p. 117.
Karel Dibbets en Frank van der Maden (red.), Geschiedenis van de Nederlandse film en bioscoop tot 1940, Houten (Wereldvenster) 1986, p. 168-169.
Eric van ‘t Groenewout, Hans Wolf belicht, in GKf-bulletin (april 1986) 2, omslag, p. 4-9.
Jeroen de Vries en Dolf Kruger (samenstelling), Dolf Kruger fotografie 1948-1984, Amsterdam (Fragment) 1987, ongepag.
Bert Hogenkamp, De Nederlandse documentaire film 1920-1940, Amsterdam (Van Gennep) 1988, p. 53.
André Stufkens, Jan de Vaal en Tineke de Vaal (samenstelling), Rondom Joris Ivens wereldcineast. Het begin, 1898-1934, Houten (Het Wereldvenster) 1988, p. 103.
Philip Mechanicus, Een cursus fotografie, Amsterdam (Querido) 1989, p. 44-49 (met foto’s).
Arjen Ribbens, Het Nederlands Fotoarchief betrekt pand in Rotterdam. Eerste negatieven gaan de kluis in, in NRC Handelsblad 18 november 1989.
Margalith Kleijwegt, Het Nederlands Fotoarchief. ‘Wij zijn er voor de fotografen en niet andersom’, in Vrij Nederland (17 november 1990) 46, p. 42-46.
Ingeborg Leijerzapf e.a. (tekst), Het beslissende beeld. Hoogtepunten uit de Nederlandse fotografie van de 20e eeuw, Amsterdam (BIS) 1991 p. 64, 217.
Aukje Greydanus, Hans Wolf (Amsterdam, 1909), in Nieuwsbrief Nederlands Fotoarchief1 (december 1991) 1, omslag.
Lidmaatschappen
GKf, ca. 1948-1992.
VAF (Vereening Arbeiders-Fotografen), 1931-1934.
Tentoonstellingen
1937 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, foto ’37.
1948 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, Foto ’48.
1954 (e) Amsterdam, Kriterion.
1958 (g) Leiden, Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit Leiden, Foto’s GKf.
1961 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, Dag Amsterdam.
1978/1979 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, Fotografie in Nederland 1940-1975.
1979/1980 (g) Den Haag, Haags Gemeentemuseum, Foto 20-40.
1985 (g) Rotterdam, Galerie Perspektief, Fotografen uit het Nederlands Fotoarchief.
1988 (g) Amstelveen, Cultureel Centrum, Dutch Photography (Paastentoonstelling van nieuwe aanwinsten uit de collectie Dutch Photography).
1989 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, De fotoruil / De andere keuze (GKf-tentoonstelling).
1991 (g) Amsterdam, Nieuwe Kerk, Het beslissende beeld. Hoogtepunten uit de Nederlandse fotografie van de 20e eeuw (collectie Dutch Photography).
Bronnen
Leiden, Prentenkabinet, bibliotheek en documentatiebestand.
Rotterdam, Aukje Greydanus (ongepubliceerde doctoraalscriptie kunstgeschiedenis: ‘De nieuwe hartelijkheid’. De mens in het fotografisch werk van Hans Wolf, Rijksuniversiteit Leiden 1991).
Collecties
Amsterdam, Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis.
Amsterdam, Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD).
Amsterdam, Stedelijk Museum.
Amsterdam, Stichting Dutch Photography.
Den Haag, Spaarnestad Photo
Leiden, Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit Leiden.
Rotterdam, Nederlands Fotomuseum.
Auteursrechten
De auteursrechten op het fotografisch oeuvre van Hans Wolf berusten bij het Nederlands Fotomuseum te Rotterdam.