FotoLexicon, 10e jaargang, nr. 20 (februari 1993) (nl)

Max en Ernst Büttinghausen

Anja Krabben

Extract

In 1873 kwam Max Büttinghausen uit Duitsland naar Amsterdam en zette daar een fotoatelier op, dat tot grote bloei zou komen. Ruim vijftig jaar lang was het fotografisch atelier ‘Max Büttinghausen’ gevestigd in Amsterdam. Daarnaast waren er nevenvestigingen in Utrecht en in Godesberg (Duitsland). Zijn zoon Ernst nam het bedrijf na de dood van zijn vader over en zette het voort onder dezelfde naam, ‘Max Büttinghausen’. Zowel Max als Ernst Büttinghausen waren gespecialiseerd in portretfotografie.

Biografie

.

1847

Friedrich Wilhelm Adolph Maximilian (Max) Büttinghausen wordt geboren op 15 februari in Urdenbach, nu een stadsdeel van Düsseldorf, als zoon van Johann Franz Joseph Büttinghausen, griffier bij de rechtbank en Sophia Rehorn. Het gezin telt elf kinderen.

1873

Het aankomstregister van Amsterdam meldt op 25 februari de komst van Max Büttinghausen. Als beroep geeft hij fotograaf op.

1875-‘67

De naam Max Büttinghausen verschijnt voor het eerst in het adresboek van Amsterdam: beroep fotograaf, gevestigd aan het Singel 133.

1877

Max Büttinghausen is één van de deelnemers aan de Internationale Tentoonstelling van Photographie, georganiseerd door de Amsterdamsche Photographen-Vereeniging (APhV). Hij wint een bronzen medaille in de categorie portretten.

1878

In april arriveert Joseph Büttinghausen in Amsterdam. Hij is een zoon van Max’ broer, Adolph Büttinghausen, die kort daarvoor is overleden. Joseph gaat bij zijn oom Max Büttinghausen in de leer en woont bij hem in.

1879

Max Büttinghausen vestigt een dependance in Utrecht, aan de Catharijnesingel 39.

1880-‘81

Max Büttinghausen verhuist zijn atelier in Amsterdam van Singel 133 naar Singel 512, bij het Koningsplein.

1882

Op 14 september trouwt Max Büttinghausen met de Duitse Adèle Rissmann, tot dan toe woonachtig in Wiesbaden. Het echtpaar krijgt vier kinderen. Joseph verlaat het atelier en huis van zijn oom en vertrekt naar Parijs om bij de fotograaf Fougeron te werken.

Vanaf dit jaar komt Max Büttinghausen niet meer voor in de adresboeken van Utrecht.

1883

Op 8 juni wordt Ernst Maximilian (Ernst), het oudste kind van Max en Adèle Büttinghausen, geboren.

1885

Op 18 juli wordt het tweede kind, Elisabeth Louise (Else), geboren.

1886

In mei verhuist het fotoatelier ‘Max Büttinghausen’ van het Singel naar het Spui 7, hoek Kalverstraat, in het nieuwe gebouw van Focke & Meltzer, waar Max een etage heeft gehuurd.

1887

Max koopt het pand Koblenzerstrasse 77 in Godesberg (Duitsland). In dit huis wordt ook een atelier ingericht.

1892-‘99

Ernst Büttinghausen bezoekt het Evangelische Pädagogium (Realschule und Progymnasium) te Godesberg. Hij verblijft er intern.

1894

Op 3 april worden Adèle Büttinghausen en haar kinderen uitgeschreven uit het bevolkingsregister van Amsterdam. Als nieuwe woonplaats wordt Godesberg opgegeven. Max Büttinghausen blijft ingeschreven in Amsterdam. Toch meldt hij zich op 30 juli in Godesberg aan als fotograaf en op 20 oktober worden hij en zijn gezin als inwoners in Godesberg ingeschreven.

In Amsterdam wordt Max Büttinghausen eigenaar van de panden Spui 15 en 17, beide aangekocht voor twaalfduizend gulden, respectievelijk op 1 en 4 mei.

1895

Max Büttinghausen koopt op 1 februari voor twintigduizend gulden het pand Voetboogstraat 3. Op 24 april wordt Max Büttinghausen uitgeschreven uit het bevolkingsregister van Amsterdam. Als nieuwe woonplaats wordt Godesberg opgegeven. In Godesberg daarentegen verdwijnt het gezin Büttinghausen eind mei, begin juni uit het bevolkingsregister.

1996-‘97

Het atelier van Max Büttinghausen verhuist van Spui 7 naar Spui 15-17.

1899

Max Büttinghausen wordt in Amsterdam eigenaar van nog twee panden. Op 20 april koopt hij voor elfduizend gulden Spui 19 en op 2 oktober voor vijfduizend gulden Voetboogstraat 1. De vijf panden die hij nu in zijn bezit heeft grenzen aan elkaar, ze vormen de hoek Spui-Voetboogstraat.

1900

De vijf panden worden in opdracht van Max Büttinghausen gesloopt. Op hun plaats verrijst ‘Gebouw Helios’, het nieuwe woon- en werkadres (Spui 15-19) van Max Büttinghausen en zijn gezin. Het ontwerp is van de architect Gerrit van Arkel.

1901

Ernst Büttinghausen doet toelatingsexamen voor de Rijksacademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam. Hij wordt toegelaten en vanaf 27 september volgt hij gedurende twee jaar de teken- en schilderlessen.

1903

In oktober volgt Ernst lessen in fotografie aan een school in Zürich.

1906

Op 17 mei meldt Ernst Büttinghausen zich aan voor het Duitse leger. Hij hoeft niet in actieve dienst en wordt ‘Ersatz-Reservist’.

Op 25 december overlijdt Max Büttinghausen zonder een testament na te laten. Volgens het Duitse recht heeft zijn weduwe Adèle Büttinghausen recht op een vierde deel van de erfenis en de vier kinderen ieder op driezestiende deel. De afhandeling neemt enige jaren in beslag. Ernst Büttinghausen neemt de leiding in de zaak over.

1907-‘09

Tussen 1907 en 1909 wordt Gebouw Helios verkocht voor honderdtwintigduizend gulden en een halve cent aan de ‘Maatschappij tot exploitatie van ververschingslokalen’ N.V. Maison Ledeboer. Gerrit van Arkel verbouwt het interieur tot een theehuis annex lunchroom. Het fotoatelier ‘Max Büttinghausen’ blijft in het gebouw gevestigd, Ernst huurt de bovenste etage van de nieuwe eigenaar.

1910

De nalatenschap van Max Büttinghausen wordt verdeeld over zijn weduwe en vier kinderen. Ernst en Else Büttinghausen kopen het recht om het bedrijf onder de naam ‘Max Büttinghausen’ voort te zetten. Ook kopen zij de inventaris die tot de zaak behoort. Ze richten een vennootschap op, Ernst is verantwoordelijk voor de technische kant, zijn zuster Else verzorgt de administratie.

1916-‘17

Adèle Büttinghausen verkoopt het huis in Godesberg voor vierenenvijftigduizend Mark aan Heinrich Vossen.

1921

Op 1 juli wordt de vennootschap ‘Max Büttinghausen’ omgezet in een commanditaire vennootschap. Vanaf nu is Ernst Büttinghausen als enige verantwoordelijk voor het atelier, Zijn zus Else is alleen nog als geldschieter bij de zaak betrokken.

1922

Op 11 januari trouwt Ernst Büttinghausen met Branca Blits.

1924

Op 29 juli wordt hun enig kind, Walter Joseph Victor, geboren.

1927

Ernst Büttinghausen, die al enige tijd tuberculose heeft, wordt ernstig ziek maar blijft werkzaam als fotograaf, geholpen door zijn vrouw Branca Büttinghausen die hij heeft leren fotograferen en afdrukken.

1928

In april wordt Ernst in een kliniek in Wageningen opgenomen. Zijn vrouw neemt zo goed als zij kan de zaken waar. Het aantal klanten neemt aanzienlijk af.

1929

Ernst Büttinghausen sterft op 21 januari. Hij laat zijn weduwe met schulden achter. Zij probeert het atelier draaiend te houden, echter zonder succes. Al spoedig wordt het fotoatelier ‘Max Büttinghausen’ opgeheven.

1930

In oktober wordt door middel van een openbare verkoop de fotoapparatuur van Ernst Büttinghausen bij veilinghuis G.T. Bom & Zoon in Amsterdam verkocht.

1940-‘45

Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt het complete glasplatenarchief van Max en Ernst Büttinghausen door Branca verkocht aan fotograaf Godfried de Groot. Na de dood van De Groot wordt het Büttinghausenarchief op straat gezet en meegenomen door de vuilnisophaaldienst.

Beschouwing

Max Büttinghausen was een professionele portretfotograaf die in eerste instantie streefde naar zakelijk succes. Zijn zoon Ernst, die was opgeleid tot kunstschilder, overtrof Max op artistiek gebied, maar miste zijn vaders ambitie om naam te maken en publiekelijk naar buiten te treden.

Van de opleiding van Max Büttinghausen is niets bekend. Hij kwam in 1873 als zesentwintigjarige naar Amsterdam en schreef zich in als fotograaf. In Duitsland is hij mogelijk bij een oudere broer, Otto Büttinghausen, die een fotoatelier had in München-Gladbach, in de leer geweest. Volgens de Amsterdamse adresboeken heeft Max pas in 1875 zijn eigen atelier. Wat hij de twee voorgaande jaren heeft gedaan is niet bekend. Misschien was hij in dienst bij een andere fotograaf. Er bestaat een visitekaartportretje uit ca. 1875 gemaakt door de fotografen ‘Le Grand & Büttinghausen’ in Dordrecht. Het is niet zeker of met deze ‘Büttinghausen’ Max bedoeld wordt. Hij heeft nooit in Dordrecht in het bevolkingsregister ingeschreven gestaan en komt ook niet voor in de adresboeken.

Ernst Büttinghausen volgde een opleiding tot kunstschilder. Hij was niet van plan fotograaf te worden. Zijn ouders dwongen hem tot deze keus op straffe van onterving, waarschijnlijk omdat zij het bedrijf na de dood van Max in de familie wilden houden. Na twee jaar onderwijs te hebben gevolgd aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam vertrok Ernst Büttinghausen naar Zürich om er lessen in fotografie te volgen, waarschijnlijk op aandringen van Max. Hoe lang hij in Zwitserland is gebleven – hij had een verblijfspas voor drie jaar – en aan welke school hij ingeschreven stond is niet bekend.

In zijn Duitse legerpas uit 1906 staat als beroep “Maler”. Waarschijnlijk had Ernst in die jaren nog hoop als schilder aan de slag te komen. Max Büttinghausen stierf echter in december 1906 en het was aan Ernst de zaak over te nemen. De schilder- en tekenkunst heeft hij alleen nog als hobby beoefend.

De reden van Max Büttinghausens komst naar Amsterdam in 1873 is niet bekend. Een jaar eerder was zijn broer Otto Büttinghausen naar Arnhem gegaan en had daar het fotoatelier van Confeld von Felbert, op de hoek van de Kerkstraat, overgenomen. Mogelijk is Max op aanraden van zijn broer naar Nederland gekomen.

Max heeft de banden met zijn vaderland nooit verbroken. Hij bezocht Duitsland regelmatig, nam een Duitse vrouw tot bruid en stuurde zijn kinderen naar Duitse kostscholen. Na de aankoop van een huis in Godesberg in 1887 woonde hij elk jaar enige tijd in Duitsland. Op die manier konden Max en zijn vrouw de Duitse nationaliteit behouden.

Max had ook in Godesberg een atelier ingericht waar hij zijn beroep kon uitoefenen. Er zijn verscheidene visitekaartportretten waar zowel de plaatsnamen Amsterdam als Godesberg op staan. Hoewel hij korte tijd in Godesberg ingeschreven was, bleef Amsterdam zijn thuisbasis waar hij de meeste tijd doorbracht. Tijdens zijn afwezigheid werd zijn atelier in Amsterdam door personeel draaiende gehouden. Zijn atelier in Godesberg, zo blijkt uit officiële stukken, verhuurde hij ook aan andere fotografen, die waarschijnlijk onder hun eigen naam werkten. Zo had van 1906 tot 1920 de Duitser Richard Kohlmann een huurcontract.

Hoewel een atelier in Utrecht gedurende de periode 1879-1881 Max Büttinghausens naam droeg en verschillende visitekaartportretjes het opschrift ‘Max Büttinghausen – Amsterdam – Utrecht’ vermeldden, blijkt uit niets dat Max voor korte of langere tijd zelf als fotograaf in Utrecht werkzaam is geweest. De Duitser Gerard Peter Brill stond in die jaren op hetzelfde adres als Max Büttinghausen, Catharijnesingel 39 in Utrecht, als fotograaf ingeschreven. Het kan zijn dat Max Büttinghausen het atelier huurde en Brill in zijn dienst werkzaam was.

De zoon van Max Büttinghausen, Ernst, werd in Amsterdam geboren en na vijf jaar tot Nederlander genaturaliseerd. Toch bleef ook hij in het bezit van een Duitse reispas. Hij meldde zich in 1906 aan bij het Duitse leger waar hij ‘Ersatz-Reservist’ werd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog wist hij uit actieve dienst te blijven dankzij de bemoeienis van Else, die de legerleiding ervan wist te overtuigen dat haar broer de enige kostwinner was van de familie Büttinghausen en dat het ‘familiebedrijf’ ten dode opgeschreven was wanneer Ernst zou vertrekken.

Het grootste deel van het bewaard gebleven oeuvre van Max Büttinghausen bestaat uit portretfoto’s. Hij fotografeerde volgens de gangbare negentiende-eeuwse standaard, die een geringe variatie in pose en belichting inhield. Zijn foto’s werden voornamelijk afgedrukt op het populaire visitekaart- of kabinetformaat. Er zijn slechts enkele portretten op groot formaat bekend. De cliëntèle was uitgebreid en gevarieerd: gewone burgers, acteurs en actrices en personen uit de betere kringen maakten er deel van uit.

Al naargelang de wens van de klant werd deze ten voeten uit of als buste geportretteerd. In het eerste geval zijn de bekende atelierattributen aanwezig: een beschilderde achtergronddoek, een hekje om tegen aan te leunen, een stoel met rechte rug waar de klant kaarsrecht op poseerde of een krukje. De portretbustes, soms in ovaalvorm afgedrukt, hebben een egaal witte achtergrond. Hoewel bij deze portretten de aandacht geheel op het gezicht van de zitter is geconcentreerd, trachtte de fotograaf niet het karakter of de gemoedstoestand van de poseur weer te geven. Uit de bewaard gebleven familieportretten blijkt dat Max Büttinghausen zijn kinderen op dezelfde starre manier portretteerde.

De portretten van Ernst Büttinghausen zijn technisch geslaagder te noemen dan die van zijn vader. Ze maken de indruk dat er meer tijd aan werd besteed, zowel aan de opname als aan de afwerking. Gaf Max de klant een standaardbehandeling, bij Ernst werden de belichting, de pose van het model en de hoek van waaruit hij fotografeerde aangepast aan de situatie. De populariteit van het visitekaartportret was voorbij. Ernst drukte vooral af op grotere formaten en experimenteerde met verschillende papiersoorten en technieken. Ondanks de zorg is het resultaat niet altijd geheel geslaagd. Veel portretten doen door de starheid van het model nog sterk denken aan de visitekaartportretten van Max. Zijn beste portretten zijn die welke hij van vrienden heeft gemaakt. Het zijn boeiende portretten met een ontspannen zitter en een mooie belichting.

Er zijn ook opnamen van Ernst Büttinghausen bekend van een vrouw die steeds anders gekleed is. Het is niet duidelijk of het om een professioneel model gaat. Tevens is niet bekend of de foto’s voor modedoeleinden zijn gebruikt. In eerste instantie legde Ernst zich vooral toe op de portretfotografie, in de jaren twintig begaf hij zich ook op andere terreinen. In een reclamefolder uit 1925 bood hij zijn diensten aan ten behoeve van handel, industrie en reclame voor het maken van opnamen van gebouwen en interieurs en van reproducties van schilderijen, documenten en kunstvoorwerpen. Uit zijn nagelaten werk blijkt dat hij ook daadwerkelijk dergelijke foto’s heeft gemaakt. Er zitten opnamen tussen van interieurs van fabrieken en kantoren, foto’s van zilverwerk en gebruiksvoorwerpen en zwart-wit reproducties van schilderijen. Het zijn technisch goede foto’s. Of deze foto’s in catalogi als advertentiemateriaal of op een andere manier zijn gebruikt, is niet bekend. Ook zijn er enkele door Ernst gemaakte stadsgezichten bewaard gebleven.

Hoewel Max adverteerde met ‘photographique artistique’ had hij eerder een zakelijk dan een artistiek talent. Hij streefde ernaar een goedlopende en bekende zaak op te bouwen.

In 1877 nam hij deel aan de Internationale Tentoonstelling van Photographie in Arti et Amicitiae. Zijn deelname aan deze door de Amsterdamsche Photographen-Vereeniging georganiseerde expositie zou er op gericht kunnen zijn geweest een grotere naamsbekendheid te krijgen en meer klanten te trekken.

De tentoonstelling in Arti et Amicitiae stond open voor alle leden van de APhV. Was er bij de tentoonstelling die in 1874 werd gehouden nog sprake van enige pretentie en wilde men “zooveel mogelijk artistieke photographiën bijeen brengen”, in 1877 waren er geen beperkingen. Ditmaal waren visitekaartportretten, kabinetfoto’s en geretoucheerde foto’s ook welkom. Max Büttinghausen won een bronzen medaille in de categorie portretten. Uit de catalogus van Arti et Amicitiae blijkt dat zijn inzending bestond uit zes portretten op groot formaat, zestig visitekaartportretjes, zestien kabinetfoto’s en vier portretten ‘op heele plaat’.

Max Büttinghausen had zich ten doel gesteld om in Amsterdam een behuizing te scheppen, die zijn status als succesvol fotograaf weerspiegelde.

Daartoe kocht hij tussen 1894 en 1899 vijf aan elkaar grenzende panden aan het Spui en de Voetboogstraat. Nog voor hij het laatste huis in 1899 in zijn bezit kreeg, gaf hij in 1897 aan architect Gerrit van Arkel opdracht een monumentaal pand te ontwerpen dat op de plaats van de vijf huizen moest verrijzen. Een jaar later – in 1900 – werden de oude panden gesloopt en verrees het Gebouw Helios. Het ontwerp van Gebouw Helios is een voorbeeld van sobere Art Nouveau. Een herhaaldelijk terugkerend motief in de versieringen is de helianth (zonnebloem). In de gevel werd een tegeltableau opgenomen met de tekst “M. Büttinghausen * fotografie * artistique”. Het ontwerp van Gerrit van Arkel werd in 1900 op de Wereldtentoonstelling te Parijs bekroond met een bronzen medaille.

Na het overlijden van Max werden het gebouw en de inventaris beschreven door een makelaar ten behoeve van de verkoop. Het atelier was op de bovenste verdieping. Een glazen dak zorgde voor natuurlijke belichting. Buiten het atelier stonden de volgende ruimten ten dienste van de fotografie: een ontvangstruimte, een werkkamer waar de vergroter stond, een donkere kamer en spoelkamer, een retoucheerkamer en een lijstenkamer. De inventarislijst gunt ons een kijkje in het atelier van Max. Er stonden meubelstukken waaraan of waarop de klant kon poseren: acht stoelen, drie fauteuils, twee banken, een canapé, vier tafels, een mahoniehouten schrijfbureau, een kindertafel met schapenvacht, een kinderstoel en een bustestoel. Als achtergrond kon de klant kiezen uit zeven draperieën, twee gordijnen en zeven achtergronddoeken, een ‘Schwarzwalderachtergrond’ wordt met name genoemd. Tevens vermeldt de inventarislijst vier hoofdstellen, een balustrade, een koperen bloempot op standaard en een houten zuil met bloempot.

Het gebouw was groot genoeg om naast het bedrijf ook plaats te bieden aan het gezin Büttinghausen. Bovendien werden er nog ruimten aan derden verhuurd.

Ernst had weinig van het zakelijk instinct van zijn vader. Hij trad weinig naar buiten en heeft voor zover bekend nooit aan tentoonstellingen deelgenomen. De zaken gingen vaak slecht. Mogelijk kwam dit mede doordat Ernst niet vrijwillig voor het vak gekozen had. In brieven geschreven door Else Büttinghausen aan haar broer en aan anderen wijt ze het aan het karakter van Ernst en noemt hem lui en laks.

Else beschrijft zichzelf als voortvarend en ambitieus en ze betreurt het dat ze de kennis mist om de zaak geheel van Ernst over te nemen en iets te maken van het atelier. De samenwerking tussen broer en zus Büttinghausen verliep stroef, er was veel onenigheid. In 1914 ging Else op zoek naar ander werk. Vanaf dat moment was ze afwisselend in Amsterdam, Godesberg (bij haar moeder) of in Den Haag waar ze werk had gevonden als gouvernante. Wanneer de zaken slecht gingen, wilde neef Joseph Büttinghausen, die een goedlopend fotoatelier aan de Herengracht 150 in Amsterdam had, nog wel eens helpen. Zo schreef Ernst in juli 1920 aan Else dat de zaken die maand goed gingen. Joseph Büttinghausen had Ernst bij klanten aanbevolen en liet hem nabestellingen afwerken.

Ondanks de vaak zorgelijke financiële situatie had Ernst Büttinghausen af en toe personeel in dienst. Zo is met name een zekere Krone bekend, die bij hem werkzaam was als operateur-retoucheur.

De foto’s gemaakt door Max Büttinghausen zijn veelal albumine-, celloïdine- en kooldrukken. De grotere formaten retoucheerde hij meestal. Ernst Büttinghausen werkte met verschillende technieken, zoals de kooldruk, de bromidedruk en de platinadruk. Tevens experimenteerde Ernst met afdrukken op textiel. Ook Ernst retoucheerde zijn werk. De enige zes glasplaten die van hem bewaard zijn gebleven, zijn alle bijgewerkt. In 1925 bood hij in een reclamefolder het volgende aan: “Voor onze geachte clientèle, die iets nieuws en zeer aparts op photografisch gebied wenschen te hebben, maken wij attent op onze nieuwste specialiteit namelijk de simililitho en simili-ets.” Zijn methode van werken bij deze producten is niet bekend. Wel zijn enkele voorbeelden bewaard gebleven. Het is nauwelijks te zien dat het om een fotografisch procédé gaat; ze zien eruit als reproducties van etsen. Ernst Büttinghausen leverde tevens op bestelling ingekleurde foto’s. Zijn wens om te schilderen en tekenen kon hij op deze manier nog enigszins uitleven.

Max Büttinghausen werkte als portretfotograaf op de traditionele, weinig spectaculaire manier. Zijn werk stijgt niet uit boven dat van de gemiddelde negentiende-eeuwse portretfotograaf. Wel is hij een voorbeeld van een hardwerkend fotograaf die zijn talenten optimaal benutte. Het resultaat was een vooraanstaande maatschappelijke positie en toont de mogelijkheden van een doorsnee portretatelier rond de eeuwwisseling.

Ernst’ benadering van de fotografie was artistieker en zijn interesse voor de verschillende mogelijkheden van de fotografie, op het gebied van techniek en onderwerpkeuze, was groter. Enkele door Ernst gemaakte portretten zijn zeer de moeite waard. Hoewel zijn werk aanzetten te zien geeft tot een picturale richting in de portretfotografie, heeft Ernst niet de capaciteiten gehad of benut om zich in die richting krachtig te ontwikkelen, zoals bijvoorbeeld zijn Amsterdamse collega Jacob Merkelbach deed.

Waarschijnlijk voelde hij zich niet gelukkig als erfgenaam van een zakelijk en professioneel portretatelier. Had hij als vrij kunstenaar de fotografie kunnen ontdekken en beoefenen, dan was hij waarschijnlijk verder gekomen in de portretkunst. Zijn commerciële werk was degelijk en eigentijds en doet nauwelijks onder voor werk van Bernard Eilers uit de vroege jaren twintig. Ernst heeft te weinig tijd van leven gehad om zich op dit terrein tot een fotograaf van betekenis te ontplooien.

Documentatie

Primaire bibliografie

(Advertenties), in Algemeen Handelsblad 1900-1906.

Secundaire bibliografie

Catalogus Internationale Tentoonstelling van Photographie, Amsterdam (Arti et Amicitiae) 1877, p. 4.

Catalogus van de boekverkooping; bibliotheken en instrumenten; afkomstig van: Chr. Bles, M. Büttinghausen e.a., Amsterdam (G.T. Bom & Zon.) 1930.

Auteur onbekend, Gebouw voor een photographisch atelier, architect G. van Arkel, in Bouwkundig Tijdschrift 19 ( 1 9 0 1 ) , p . 9.

Ingeborg Th. Leijerzapf (red.), Fotografie in Nederland 1839-1920, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1978, p. 92.

Lidmaatschappen

Amsterdamsche Photographen-Vereeniging. (Max)

Nederlandse Fotografen Kunstkring. (Max en Ernst)

Onderscheidingen

1877 Bronzen medaille, Internationale Tentoonstelling van Photographie, Amsterdam. (Max)

1883 Zilveren medaille, Internationale koloniale en uitvoerhandel tentoonstelling, Amsterdam. (Max)

Tentoonstellingen

1877 (g) Amsterdam, Arti et Amicitiae, Internationale Tentoonstelling van Photographie. (Max)

1883 (g) Amsterdam, Internationale koloniale en uitvoerhandel tentoonstelling. (Max)

Bronnen

Amsterdam, Bouw- en woningtoezicht.

Amsterdam, W.J.V. Büttinghausen (documentatie en mondelinge informatie).

Amsterdam, Gemeentearchief.

Amsterdam, J. Groeneboer (documentatie en mondelinge informatie).

Amsterdam, Kadaster.

Arnhem, Gemeentearchief.

Bonn, Stadtarchiv.

Krimpen a/d Lek, W. O’Herne (documentatie en mondelinge informatie).

Leiden, Prentenkabinet, bibliotheek en documentatiebestand.

Utrecht, Gemeentearchief.

Collecties

Amsterdam, Gemeentearchief.

Amsterdam, Theaterinstituut.

Den Haag, Rijksdienst Beeldende Kunst.

Leiden, Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit Leiden.

Utrecht, Gemeentearchief.

Auteursrechten

Het fotografisch oeuvre van Max en Ernst Büttinghausen is vrij van auteursrechten. De reproductierechten berusten bij de instellingen die de foto’s beheren (zie onder Collecties).