Fotolexicon, 9e jaargang, nr. 18 (april 1992) (nl)

L.E.W. van Albada

Herman J. Moeshart

Luc Verkoren

Extract

Generaal-majoor L.E.W. van Albada heeft in fotokringen vooral bekendheid gekregen als ontwerper van sportzoekers. Minstens zo belangrijk waren zijn theoretische en praktische onderzoekingen op het gebied van de stereoscopie vanaf de eeuwwisseling. Hij trachtte met een wis- en natuurkundige onderbouwing van de verschijnselen die hij waarnam de stereoscopie en de stereofotografie te perfectioneren. Hij ontwierp en bouwde de benodigde lenzen, kijkers en andere apparatuur, wanneer in de handel verkrijgbare apparatuur niet voldeed aan zijn eisen. Zijn ontdekkingen brachten hem in contact met optische fabrieken als de firma’s Carl Zeiss in Jena en De Oude Delft in Delft. Enkele van zijn ontwerpen zijn met succes geproduceerd. In talrijke publicaties en lezingen, die hij met eigen stereofoto’s illustreerde, maakte Van Albada zijn bevindingen wereldkundig.

Biografie

.

1868

Lieuwe Evert Willem van Albada wordt op 14 april geboren te St. Maarten (N-H) als tweede zoon en derde kind van Nicolaas van Albada (schoolhoofd te Valkoog) en Johanna Christina Beth.

1885

Na een driejarige HBS te hebben doorlopen volgt hij de officiersopleiding aan de Koninklijke Militaire Academie (K.M.A.) te Breda.

1893

Hij verlaat de K.M.A. als 1e Luitenant en wordt leraar intendance (bevoorrading) aan de Hoofdcursus te Kampen.

1896

Hij begint te publiceren over stereoscopie en stereofotografie.

1899

Van Albada treedt in Dieren in het huwelijk met Johanna Wilhelmina Feddes.

1900

Te Kampen wordt op 11 mei een dochter, Johanna Christina, geboren.

1902

Naar Van Albada’s ontwerp wordt door de firma Schaap & Co. te Amsterdam een stereocamera gebouwd.

1907

Van Albada ontwerpt groothoek-oculairen die de belangstelling van de firma Carl Zeiss in Jena wekken. (In 1922 zal Zeiss deze in productie nemen).

1909

Van Albada wordt leraar intendance aan de Hogere Krijgsschool te Den Haag, in de rang van Kapitein.

1912

Hij wordt hoofd der Intendance bij het Departement van Oorlog.

1918

Van Albada wordt bevorderd tot directeur van de Centrale Magazijnen te Amsterdam in de rang van Kolonel.

1926

Bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd treedt Van Albada uit zijn militaire functie in de rang van Generaal-Majoor.

1927

Het huwelijk met J.W. Feddes wordt ontbonden.

1927-‘39

In de periode tot 1939 maakt Van Albada jaarlijks reizen naar het buitenland en fotografeert (in stereo). Hij bezoekt Algiers (1927), Spitsbergen (1928), Merano (1929), Engelberg (1930), Tunis (1931), Noorwegen (1932 en 1933), Zuid-Beieren (1933 en 1934), Noorwegen (1934), St. Moritz (1935), Tétouan (1935), Ceuta (1935), Madeira (1935), Tenerife (1935), Las Palmas (1935), Engelberg (1935), Noord-Amerika (1936), o.a. New York, Buffalo en Rochester, Parijs (1937), Grindelwald (1937 en 1938), Arosa (1939) en München (1939).

1931-‘39

Van Albada ontwikkelt een kleinbeeld stereocamera.

1932-‘33

Van 1 april tot 1 oktober 1932 werkt hij bij de firma Zeiss in Jena om zijn zoekerontwerpen te ontwikkelen, waaronder een universeelzoeker, geschikt voor zes brandpuntsafstanden van groothoek tot tele. Een aantal Zeiss camera’s wordt uitgerust met Albada-zoekers, waaronder de Zeiss Ikon Contax in 1933.

1938

Van Albada treedt in het huwelijk met Johanna Maria Paijens.

1941

De optische industrie De Oude Delft voltooit een prototype van de kleinbeeldstereocamera voor mechanisch transponeren.

1952

Van Albada verblijft op uitnodiging van Technicolor Motion Picture Corporation drie maanden in Hollywood om onder meer enige problemen met 3D film te helpen oplossen.

1955

Op 14 december overlijdt Van Albada te Haarlem aan de gevolgen van een verkeersongeluk.

1956

Postuum wordt aan Van Albada de Gouden Iris verleend.

Beschouwing

Naast een militaire loopbaan die hij onder meer vervulde met het geven van onderwijs aan militaire opleidingsinstituten, hield Van Albada zich vanuit een diepgaande interesse bezig met stereoscopie en optische onderzoekingen. Vanuit zijn aangeboren nieuwsgierigheid naar het hoe en het waarom van de door hem waargenomen verschijnselen verdiepte hij zich in de wetenschappelijke achtergronden.

Behalve in optica en stereoscopie was hij geïnteresseerd in vele wetenschappelijke vraagstukken waarmee hij werd geconfronteerd. In zijn omvangrijke briefwisseling met prof.dr. A.C.S. van Heel, als opticus verbonden aan de Technische Hogeschool te Delft, werden bijvoorbeeld ook onderwerpen aangesneden als het bestaan van een ‘wereldether’, gyroscopen en plaatsbepalingen van vliegtuigen en schepen.

Hij was niet alleen een groot liefhebber van stereoscopie en stereofotografie maar ook van de natuur. Hij reisde graag en veel en beoefende diverse sporten waaronder skiën en schaatsen. In publicaties die verschenen naar aanleiding van zijn jubilea wordt Van Albada beschreven als een handvaardig mens met een opmerkelijk groot doorzettingsvermogen. Bovendien werd hij charmant, eerlijk en bescheiden genoemd. Uit zijn eigen artikelen blijkt menigmaal een zeer idealistische instelling.

Van Albada was autodidact op het gebied van optica en stereoscopie. In een brief uit 1943 aan Van Heel schreef Van Albada dat zijn belangstelling voor de stereoscopie al vroeg is ontstaan. “Als kind keek ik eens in een stereoscoop, die den indruk van een wonder op mij maakte.” Uit de erfenis van een vriend die in Leiden studeerde kreeg hij begin jaren negentig van de vorige eeuw een aantal boeken waarin onder meer een nauwkeurige beschrijving van een stereoscoop werd gegeven. Tot zijn spijt was er echter geen uitleg bij van de rol die de fysiologie en de psychologie in het ruimtelijk zien spelen. Aangespoord door een burgercollega in Kampen, de amateurfotograaf H.K. van der Woerd, ging hij omstreeks 1894/95 zelf fotograferen en vooral experimenteren met stereofotografie. Veel kennis kon Van Albada opdiepen uit een kleine bibliotheek op het gebied van optica en andere natuurkundige onderwerpen die de eveneens in Kampen wonende officier van gezondheid J.D.C. Koch bezat.

Van Albada verdiepte zich niet alleen in het optisch fenomeen van de stereoscopie, maar ook in de geschiedenis ervan. Hij kwam tot de conclusie dat aan het systeem van de lenzenstereoscoop van Sir David Brewster, dat sedert 1849 in gebruik was, een aantal fundamentele gebreken kleefde. Maar belangrijker was zijn constatering dat men het sedert de ontdekking van de stereoscopie door Sir Charles Wheatstone in 1832 niet eens is kunnen worden over de beste wijze om het kunstmatig stereoscopisch effect tevoorschijn te roepen. Om dit probleem beter te kunnen begrijpen was Van Albada zich gaan verdiepen in het stereoscopisch zien van de ogen en in de grootte en gedaante van netvliesbeelden. Van Albada’s publicaties trokken de aandacht van medische zijde. Een polemiek met de medicus J.H. Duyvis te Domburg en de oogarts G. Nicolaï in Nijmegen was onder meer het gevolg, maar ook waardevolle contacten met oogspecialisten als prof.dr. H. Snellen en G.P. Duuring kwamen er uit voort.

Hij publiceerde zijn oplossingen voor optische- en stereoscopische problemen ook in buitenlandse bladen, onder meer in Photographische Korrespondenz en in Gräfe’s Archiv für Ophtalmologie. Deze publicaties trokken de aandacht van Moritz von Rohr, medewerker van Carl Zeiss in Jena die te kennen gaf Van Albada persoonlijk te willen ontmoeten. Die ontmoeting had plaats in 1903 en deze kennismaking leidde tot vriendschap; beide families bezochten elkaar verscheidene malen. Deze goede contacten resulteerden op den duur zelfs in samenwerking met de firma Zeiss. Von Rohr heeft ter gelegenheid van Van Albada’s zestigste verjaardag in 1928 zijn grote verdiensten beschreven in een artikel in Photographische Korrespondenz.

Door zelf te experimenteren was Van Albada tot de conclusie gekomen dat een groot gezichtsveld de natuurlijkheid van het stereoscopische beeld ten goede komt. Om dit te bereiken moesten bepaalde regels in acht genomen worden die Van Albada vastlegde in de zogenaamde Albada-voorwaarden.

Deze bepalen het volgende:

de afstand van de objectieven tot elkaar moet gelijk zijn aan de afstand tussen de ogen (gemiddeld 65 mm; werd reeds eerder toegepast).

overeenkomstige beeldpunten van ver verwijderde voorwerpen moeten even ver van elkaar komen als de knooppunten van de stereoscoop-lenzen. (In de praktijk betekent dit dat de gebruikte lenzenstelsels exact parallel moeten zijn.)

de afstand van de stereofoto tot de knooppunten van de kijkerlenzen moet gelijk zijn aan de afstand van de knooppunten van de opname-objectieven tot het negatief.

Stereofotografie die aan deze voorwaarden voldoet, geeft een natuurgetrouw effect dat wordt aangeduid als orthostereoscopie.

In 1902 bracht de Amsterdamse firma Schaap & Co. een naar zijn ontwerp geconstrueerde stereocamera in de handel. Met deze camera kon men 6×13 cm groothoek stereofoto’s maken. Van Albada had de lenzen van deze camera zo ontworpen, dat zij geschikt waren zowel voor het opnemen van stereofoto’s als voor het bekijken ervan. Voor gebruik op de bij de camera verkrijgbare stereokijker moesten de lenzen worden ontdaan van het diafragma dat zich vooraan de lenzen bevond en op de kijker worden geschroefd. Door dezelfde lenzen voor de camera en de kijker te gebruiken werd automatisch voldaan aan de ‘Albada-voorwaarden’. Schaap en Brandsma verkregen een Frans en een Engels octrooi op dit objectiefsysteem. Het toestel is geruime tijd geproduceerd en werd ook door de firma Ivens verkocht als Albada’s Groothoek Stereo-Camera.

De lenzen die Van Albada voor deze camera en kijker nodig had, waren in de handel niet verkrijgbaar. Hij heeft ze zelfontworpen en berekend. Niet lang daarna ging hij ook zelf lenzen slijpen. Via Duuring leerde hij omstreeks 1905 de gepensioneerde medicus dr. J.A. Koch kennen die hem inwijdde in dit specifieke handwerk. Bij het overlijden van Koch in 1917 erfde Van Albada een deel van diens instrumentarium. Deze handvaardigheid was voor Van Albada belangrijk, omdat hij nu niet langer afhankelijk was van derden als hij een nieuw idee aan de praktijk wilde toetsen.

Zijn experimenten leidden tot het ontwerp van zijn groothoekige vertekeningsvrije oculairen – Van Albada zelf noemde ze loupen – die beter waren dan de door Von Rohr ontworpen Verant-oculairen van Zeiss. Uiteraard toonde Zeiss veel belangstelling voor deze verbetering. Voor Van Albada was de ontwikkeling van die oculairen slechts een stap op de weg naar het eigenlijke doel: “een zoo groot mogelijken beeldhoek orthostereoscopisch af te beelden en te bekijken”. Deze onderzoekingen brachten Van Albada tot een bruikbaar beeldformaat van 9X14 cm dat aansloot bij het populaire formaat 10X15 cm. De voor zijn experimenten benodigde camera’s (onder meer een prototype voor een Leitz kleinbeeldstereocamera) en kijkers vervaardigde hij zelf van hout van sigarenkistjes of van metaal.

Bij zijn onderzoekingen stuitte Van Albada op een nieuw probleem: de ontoereikendheid van bestaande camerazoekers. De algemeen in gebruik zijnde Newton-zoeker had een te klein gezichtsveld om het op te nemen beeld goed te kunnen weergeven. Om een zoeker te verkrijgen die overeenstemde met zijn voorwaarden ontwierp Van Albada, uitgaande van het principe van een omgekeerde verrekijker, een nieuwe zoeker die onder de naam Albada-zoeker geruime tijd in productie is geweest. Een aantal Zeiss camera’s werd met de Albada-zoeker uitgerust. Ook de Nederlandse optische industrie De Oude Delft heeft één van zijn zoekers geproduceerd: de Albada-Lux. Uit de ‘gewone’ Albada-zoeker ontwikkelde Van Albada vervolgens nog een systeem met afstandmeter dat in de Verenigde Staten werd gepatenteerd, maar waarschijnlijk nooit is geproduceerd.

Met de opkomst van de kleinbeeldfotografïe en de kleurendiafilm met zijn nieuwe mogelijkheden, kort voor de Tweede Wereldoorlog, trachtte Van Albada zijn principes toe te passen op het kleinere formaat. Hij moest daarbij de moeilijkheid overwinnen om kleinere oculairen te vervaardigen met eenzelfde precisie als die voor het grotere formaat, hetgeen hem met geringe concessies aan zijn Albada-voorwaarden lukte. Bovendien bedacht hij een geniaal systeem om het lastige en precieze werk van het monteren van stereodia’s overbodig te maken: door de film op een bijzondere manier door de camera te leiden – mechanisch transponeren noemde hij dat – behoefde men de film later niet te verknippen. De filmstrook kon op vergelijkbare wijze door de speciale kijker worden gevoerd. Het enige nadeel was dat men slechte opnamen niet kon verwijderen. Opnieuw construeerde hij zelf de camera met bijbehorende zoeker. In de periode 1936-1943 voerde Van Albada een correspondentie met Zeiss, Kodak en de firma Leitz in Wetzlar over patentering van zijn systeem en de mogelijke uitvoering ervan door een van deze firma’s. Een proefmodel werd in 1941 door de optische industrie De Oude Delft vervaardigd en bevindt zich nog in de collectie van Delft Instruments. Dat deze kleinbeeldstereocamera nooit in productie kwam, moet in eerste instantie aan het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog worden geweten. Een latere poging van Van Albada om de camera te laten produceren leek succesvol te worden, maar waarschijnlijk ten gevolge van zijn plotselinge dood is de productie er uiteindelijk niet gekomen.

Door zijn belangstelling voor alles wat stereoscopie betrof, bemoeide Van Albada zich ook met stereomicroscopen. Hij bedacht een vereenvoudigde constructie van dergelijke instrumenten en voerde daarover correspondentie met dr. A. Bouwers, opticus aan de TH te Delft en later de eerste president-directeur van de optische industrie De Oude Delft. Zijn drang tot het zelf vervaardigen wat niet op de markt verkrijgbaar was bracht Van Albada er toe zich te gaan verdiepen in de constructie van optische stelsels. Ook hier volgde hij een eigen weg. De constructie op papier van de stralengang door ingewikkelde optische stelsels werd door hem met zeer grote precisie uitgewerkt. Een van zijn grootste verdiensten voor de optica was de toepassing van reductiepassers voor het ontwerpen van de stralengang.

Ook de fotogrammetrie (het bepalen van de afmetingen van voorwerpen door middel van stereofoto’s) had zijn volle belangstelling, omdat hij daarin mogelijkheden voor verbetering van luchtkartering zag. Eenmaal met luchtkartering bezig liep hij tegen het probleem van de drift van vliegtuigen aan. Als oplossing ontwierp hij een driftmeter die hij in 1935 in de Verenigde Staten patenteerde. Hij trachtte vervolgens zijn driftmeter te verkopen (o.a. aan Pan American Airways) maar dat schijnt hem niet gelukt te zijn. Van Albada hield zich eveneens bezig met het verbeteren van periscopen voor duikboten. Hij ontwierp een groothoeklens voor de periscoop met een gezichtsbreedte van 100″, waarover hij in 1905 met Krupp en Zeiss heeft gecorrespondeerd. Zijn militaire achtergrond verloochende zich niet in zijn belangstelling voor wetenschappelijke vraagstukken met betrekking tot dergelijke specifieke apparatuur.

In 1948 trok televisie Van Albada’s aandacht. In een brief van 8 december 1948 aan Van Heel deed hij navraag naar dit fenomeen dat hij zelf nog nooit had gezien. Niet gehinderd door deze ‘tekortkoming’ stelde hij meteen een methode voor om stereotelevisie te gaan maken. Op dat moment kon hij nog niet vermoeden dat hij korte tijd later werkelijk betrokken zou worden bij dergelijke plannen. In 1953 liet hij zich namelijk – ondanks zijn gevorderde leeftijd – overhalen een reis naar de Verenigde Staten te maken om op uitnodiging van de Technicolor Motion Picture Corporation in Hollywood de techniek van het opnemen en vertonen van films in stereo te komen bespreken. Het bedrijf had plannen ‘wide screen’ en driedimensionale films voor bioscoop en televisie te maken, maar stuitte daarbij op de problematiek van ontoereikende apparatuur: lenzen, zoekers, schermen en dergelijke moesten worden aangepast. In de enkele maanden durende besprekingen met medewerkers van TMPC wist Van Albada vele problemen voor hen op te lossen.

Van Albada was beslist niet alleen theoreticus. Hij fotografeerde regelmatig, vooral gedurende zijn talrijke buitenlandse reizen. Enige honderden stereoopnamen, voornamelijk natuuropnamen, heeft hij van deze reizen nagelaten. Dikwijls maakte hij diapositieven van zijn opnamen om deze bij lezingen voor de NAFV of voor andere gezelschappen te kunnen vertonen. Hij was een veel gevraagd spreker bij de diverse amateurfotografenverenigingen, omdat hij zijn onderwerpen altijd met groot enthousiasme voor het voetlicht bracht.

De tachtigste verjaardag van Van Albada in 1948 werd gevierd met een receptie in het Laboratorium voor technische physica van de TH te Delft. Het ontvangstcomité bestond uit zijn persoonlijke vrienden prof.dr. A.C.S. van Heel en dr. A. Bouwers, en dr. CA. Crommelin, directeur van het Rijksmuseum voor de geschiedenis der Natuurwetenschappen te Leiden. Op de bijeenkomst werd Van Albada benoemd tot erelid van de Nederlandsche Vereeniging voor Fotografie en Fotochemie. Het comité had een verzoek aan de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen gericht om de orde van de Nederlandse Leeuw aan Van Albada toe te kennen. Het verzoek werd echter niet gehonoreerd, waarschijnlijk omdat hij in 1913 reeds onderscheiden was als Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Pogingen om Van Albada een ere-doctoraat te verlenen waren evenmin met succes bekroond.

Van Albada’s naam was bekend en geëerd in kringen van vakmensen en amateurfotografen op het gebied van optica en stereoscopie. Met zijn indrukwekkende reeks publicaties, die niet alleen kennis van zaken maar ook een heldere wijze van redeneren en formuleren ten beste geven, heeft hij een grote bijdrage geleverd aan de oplossing van tal van optische vraagstukken en aan de vereenvoudiging van bestaande systemen.

De belangrijkste praktische resultaten van zijn onderzoekingen op fotografiegebied zijn de formulering van de ‘Albada-voorwaarden’, de stereocamera naar zijn ontwerp in 1902 geproduceerd door Schaap & Co. te Amsterdam en de door Zeiss Jena geproduceerde groothoek-oculairen en Albada-zoeker voor fotocamera’s. Uit bescheidenheid stelde hij er geen prijs op om als uitvinder genoemd te worden in de patenten die Schaap & Co. en Carl Zeiss in het buitenland op zijn ontwerpen namen.

Documentatie

Primaire bibliografie

Iets over stereoscopisch zien, in De Natuur 16 (1896) 12, p.360-361 (idem in Lux 8 (1 maart 1897) 3, p. 170-172).

Belichtingsintensiteit bij verschillende momentsluiters, in De Natuur 18 (1898) 4, p. 101-103.

Gunstigste gedaante van de lichtbron in een projectielantaarn, in De Natuur 19 (1899) 4, p. 113-115.

De lichtbron in een projectielantaarn, in Camera Obscura 1 (1900), p. 782-789.

De lichtbron in een projectielantaarn (slot), in Camera Obscura 1 (1900), p. 867-874.

Iets over platenmaten, in Camera Obscura 1 (1900), p. 937-940.

Natuurlijk en kunstmatig stereoskopisch zien, in Camera Obscura 2 (1900), p. 140-145, 222-227, 301-306, 376-383.

De camera als hulpmiddel voor oogonderzoek, in Camera Obscura 2 (1901), p. 694-701,775-779.

Grootte van het gezichtsveld bij verteekenende en niet-verteekenende objectieven, in Camera Obscura 2 (1901), p. 872-876.

Iets over instellen, in Camera Obscura 2 (1901). p. 956-959.

Der Einfluss der Akkomodation auf die Wahrnehmung von Tiefenunterschieden, in Gräfe’s Archiv für Ophtalmologie 54 (1902), p. 430-435.

Orthostereoskopie, in Photographische Correspondenz 39 (1902) 505, p. 550-552, 554-555.

Orthostereoskopie, in Photographische Correspondenz 39 (1902) 507, p. 685-688.

Beeldscherpte, in Fotografisch Jaarboek 1902- 1903, p. 52-75.

Orthostereoskopie, in Photographische Korrespondenz 40 (1903) 508, p. 21-24.

Orthostereoskopie, in Photographische Korrespondenz 40 (1903) 510, p. 150-154.

De allereenvoudigste verrekijker, in De Natuur 25(1905) 7, p. 199-201.

Beoordeeling van prisma-binocles met eenvoudige hulpmiddelen, in De Militaire Spectator 1911, p. 641.

Iets over het zien, in De Hollandsche Revue 21 (1916), p. 437-442.

A wide-angle stereoscope and a wide-angle view-finder, in Transactions of the Optical Society 25 (1924) 5, p. 249-260.

Optical Society, June 12, in Nature 114 (12 juli 1924) 2854, p. 74.

(Verslag van een voordracht voor Optical Society), in The Optician and Scientific Instrument Maker 67 (1924), p. 343.

Weitwinkelstereoskopie, in Photographische Korrespondenz 62 (1926) 2, p. 67-73.

Stereoscopische wolkenopnamen, in Hemel en Dampkring 25 (1927), p. 372-379.

De ontwikkeling der fotografische optiek en der stereoscopie in de laatste 15 jaar, in J.W. Boon (voorw.), Veertig jaar fotografie. Gedenkboekje uitgegeven door de Nederlandsche Amateur-Fotografen-Vereeniging ter gelegenheid van haar veertig jarig jubileum 7 sept.-5 nov. 1927, Amsterdam 1927, p. 31-31,35-37.

Die Lippmannschen “Photographies intégrales”, in Photographische Korrespondenz 63 (1927) 11, p. 324-328.

Die Lippmannschen “Photographies intégrales”, in Photographische Korrespondenz 63 (1927) 12, p. 364-367.

Die Drehpunktbestimmung des Auges, in Deutsche Optische Wochenschrift 14 (18 maart 1928) 12, p. 149-151.

Die Drehpunktbestimmung des Auges II, in Deutsche Optische Wochenschrift 14 (29 april 1928) 18, p. 227.

Uber die Möglichkeit einer photokartographischen Aufnahme von vorher nicht triangulierten Gelande aus Flugzeugen, in Photographische Korrespondenz 64 (1928) 8, p. 231-236.

Die “richtige” stereoscopie, in Photographische Korrespondenz 64 (1928) 9, p. 271-273.

Eine kombinierte stereophotographische Methode zur Ermittlung des Aufbaues und der Bewegung von Wolken, in Photographische Korrespondenz 65 (1929) 2, p. 41-45.

Unkrauter im Garten der Stereoskopie, in Photographische Korrespondenz 66 (1930) 12, p. 319-321.

Genootschap ter bevordering van natuur-, genees- en heelkunde te Amsterdam. Uitbreiding van het gezichtsveld van de loupe met gelijktijdige opheffing van de verteekening en de kleurschifting, in Werken van het Genootschap ter Bevordering van Natuur-,Genees- en Heelkunde te Amsterdam, 2de serie, 13 (1930) 1, p. 250-254.

Welke lichtsterkte van het objectief is de beste voor algemeen fotografisch werk?, in Foki Bode lente 1931, p. 4-5.

Stereophotographie, in Alfred Hay (red.), Handbuch der wissenschaftlichen und angewandten Photographie, Wenen (Julius Springer) 1931, Band VI. Erster Teil, p. 1-101 (idem: Albada, Davidson en Liesegang, Stereophotographie, Astrophotographie, das Projektionswesen, Stuttgart (Lindemanns Verlag) 1992).

J. van Ebbenhorst Tengbergen en L.E.W. van Albada, Die Röntgenstereoskopie, Berlijn (Springer) 1931.

Neue Bildsucher, in Photographische Korrespondenz 67 (1931) 8, p. 12-14.

Verfahren zur Erhöhung der Messgenauigkeit bei der Stereoskopischen Ausmessung von Röntgenbildern sowie von Bildern Kleinere Objekten, in Photographische Korrespondenz 67 (1931) 2, p. 30-31.

De spherische aberratie van de Leeuwenhoeklens en andere enkelvoudige lenzen, in Natuur en Mensch 54 (1933) 6, p. 140-142.

Betrachtung von Stereobildern ohne Stereoskop für Unterrichtszwecke, in Das Raumbild 1 (1935).

Vereenvoudigde beeldconstructie bij lenzen en spiegels, in Nederlandsch Tijdschrift voor Natuurkunde 3 (1936), p. 109-122.

Vereinfachtes Zeichenverfahren zur Bildfindung bei Linsen und Spiegeln, in Deutsche Optische Wochenschrift 57 (1936) 8, p. 129-132.

Vereenvoudigde beeldconstructie bij lenzen en spiegels, in Reflex 7 (1936) 5, p. 72-75.

Toepassing van de vereenvoudigde beeldconstructie (plaatsbepaling van spiegelbeelden), in Reflex 7 (1937) 10, p. 134-136.

Psychologische Erscheinungen beim Betrachten von Raumbildern, in Das Raumbild 3 (1937) 4, p. 74-76.

Nauwkeurige en zeer vereenvoudigde constructie van den stralengang in optische stelsels, in Nederlandsch Tijdschrift voor Natuurkunde 7 (1940) 14, p. 328-333.

Genaue und vereinfachte Konstruktion des Strahlenganges in optischen Systemen, in Deutsche Optische Wochenschrift 61 (1940) 16, p. 129-132.

Die Bildumkehrung in der Kamera ohne optische Hilfsmittel, in Photographie für Alle 37 (1941), p. 19

Eenvoudige bestrijding van het astigmatisme in optische stelsels, in Nederlandsch Tijdschrift voor Natuurkunde 8 (1941) 13, p. 357-361.

Die 70′ Bedingung, in bijlage van Photographie für Alle 38 (oktober 1942) 19/20: Der Stereoskopiker (oktober 1942) 10, p. 22.

Welche Rolle spielt die Akkomodation in der Stereoskopie?, in bijlage van Photographie für Alle 38 (november 1942) 21/22: Der Stereoskopiker (november 1942) 11, p. 23.

Die Bedeutung der psychologischen Einstellung in der Stereoskopie, in Photographie für Alle 38 (1942) 23/24, p. 25-26.

Welche Rolle spielt die Akkomodation in der Stereoskopie?, in Die Photographische Industrie 40 (1942) 31/32, p. 199-200.

Vereenvoudigde constructie van de stralengang in optische stelsels, in Nederlandsch Tijdschrift voor Natuurkunde 9 (1942) 18, p.463-465.

Die Begrenzung unserer Raumbilder, in Photographische Industrie 41 (1943) 1/2, p. 7-8.

Het ontwerpen van optische stelsels door middel van teekening en het slijpen van lenzen, Bloemendaal (Focus) 1944. (2de uitgebr. dr.: Nieuwe en gemakkelijke optische constructiemethoden door middel van tekening en berekening en het slijpen van lenzen, Bloemendaal 1948. Engelse ed. naar 2de Ned. dr.: Graphical design of optical systems, Londen (Pitman & Sons) 1954).

Invloed van beeldgrootte en afstand, in J. Akkerman, Frits Gerhard en G.A.W. Wagenaar (inl.), Gedenkboek uitgegeven door den Bond van Nederlandsche Amateurfotografen Vereenigingen. Ter gelegenheid van zijn 25-jarig bestaan maart 1933-maart 1947, Hengelo 1947, p. 23-25.

Construction of the paraxial images and the path of a ray through an optical system, in Acta Ophtalmologica 25 (1947) 1, p. 1-8.

Remarkable phenomena in viewing, in Acta Ophtalmologica 30 (1952) 3, p. 317-323.

Stereophotography in this century and the very near future, in The British Journal of Photography 99 (1952) 4791, p. 121-122.

Enlarging the microscopical field at low magnifications, in The Microscope 19 (1952) 3, p. 57-59.

Grundsatze zur Gestaltung besserer Stereo-Gerate, in Phototechnik und Wirtschaft 6 (1955) 2, p. 54-55.

in Focus:

Eenvoudige microstereoscopie, 1 (30 juni 1914) 18, p. 195-196.

Stereoscopie, 3 (30 april 1916) 3, p. 30-31.

Iets over het “zien”, 3 (10 juni 1916) 7, p. 87-88.

Iets over het “zien”, II, 3 (20 juni 1916) 8, p. 102-104.

Iets over het “zien”, III, 3 (30 juni 1916) 9, p. 118-120.

De Sterean, 3 (20 juli 1916) 11, p. 145-147 (idem in 42 (6 juli 1957) 14, p.328-329).

(Reactie n.a.v. het artikel van De V.: Iets over het “zien”), 3 (20 juli 1916) 11, p. 159.

Nog eens de Sterean, 3 (30 augustus 1916) 15. p-205-206.

Lichtsterkte en belichtingstijd van den spleetsluiter, 3 (10 september 1916) 16, p. 218-220.

Een Nederlandsch opticus, 3 (20 februari 1917) 32, P-429-430.

Een Nederlandsch opticus, 3 (28 februari 1917) 33, p. 443-445.

Hoe men zelf lenzen kan slijpen, 4 (10 april 1917) 1, p. 3-4.

Hoe men zelflenzen kan slijpen. II, 4 (20 april 1917) 2, p. 26-27.

Hoe men zelf lenzen kan slijpen. III, 4 (30 april 1917) 3, p. 34-35.

De geheimzinnige afstandsmeter, 4 (10 mei 1917) 4, P-51-52-

Hoe men zelf lenzen kan slijpen. IV, 4 (10 mei 1917) 4, p.63-65.

Hoe men zelf lenzen kan slijpen. V, 4 (20 mei 1917)5, p.69-70.

Hoe men zelf lenzen kan slijpen. VI, 4 (30 mei 1917) 6, p. 95

Hoe men zelf lenzen kan slijpen. VII, 4 (10 juni 1917) 7, p. 109-110.

Hoe men zelf lenzen kan slijpen. VIII, 4 (30 juni 1917)9, p. 133-135.

Hoe men zelf lenzen kan slijpen. IX, 4 (10 juli 1917) 10, p. 153-154.

Hoe men zelf lenzen kan slijpen. X, 4 (20 juli 1917) 11, p. 169-170.

Hoe men zelflenzen kan slijpen. XI, 4 (30 juli 1917) 12, p. 180-181.

Hoe men zelf lenzen kan slijpen. XII, 4 (30 oktober 1917) 21, p.303-304.

Hoe men een telescoopspiegel kan slijpen, 4 (20 december 1917) 26, p. 371-372.

Hoe men een telescoopspiegel kan slijpen. II, 4 (30 december 1917) 27, p.378-381.

Hoe men een telescoopspiegel kan slijpen. III, 4 (10 februari 1918) 31, p. 426-428.

Hoe men een telescoopspiegel kan slijpen. IV, 4 (28 februari 1918) 33, p. 457-458.

Hoe men een telescoopspiegel kan slijpen. V, 4 (20 maart 1918) 35, p. 484-487.

Het onderzoek van objectieven naar de methode Hartmann, 5 (10 november 1918) 22, p. 328-329.

Het onderzoek van objectieven naar de methode Hartmann. II, 5 (20 november 1918) 23, p. 345-347.

Het onderzoek van objectieven naar de methode Hartmann. III, 5 (30 november 1918)24, p.367-369.

De stereoscopie. I, 7 (5 april 1920) 1, p. 15-16.

De stereoscopie. II, 7(19 april 1920) 2, p. 39-40.

De stereoscopie. III, 7 (3 mei 1920) 3, p. 58-59.

De stereoscopie. IV, 7 (30 mei 1920) 5, p. 84-85.

De stereoscopie. V, 7 (12 juli 1920) 8, p. 155″ 156.

De stereoscopie VI, 7 (29 juli 1920) 9, p. 166-167.

De stereoscopie. VII, 7(12 augustus 1920) 10, p. 184-185.

De stereoscopie. VIII, 7 (26 augustus 1920) 11, p. 218-219.

De stereoscopie IX, 7 (9 september 1920) 12, p. 223-224.

(Reactie n.a.v. ingezonden brief van K. Leendertz), 7 (21 oktober 1920) 15, p. 295-296.

Iets over gekitte en ongekitte lenzen, 8 (19 mei 1921) 10, p. 200-202.

Fotografische reproductie van een lichaam in de ruimte, 8 (2 juni 1921) 11, p. 222-224.

Stereoscopische opnamen uit vliegtuigen, 9 (1 juni 1922) 11, p. 230-232.

Stereoscopische opnamen uit vliegtuigen 11, 9 (15 juni 1922) 12, p. 267-268.

(Opmerkingen n.a.v. een artikel van Dr. Paul Rudolph: De verder uitwerking van den dubbelplasmaat) , 9 (14 december 1922) 25, p. 577-578.

Het projecteeren van kleine beelden met een lantaarn met condensor van grooter formaat, 11 (20 maart 1924) 6, p. 174-175.

Dieptescherpte, 11 (12 juni 1924) 12, p. 314-315.

Gewone en groothoekige stereoscopen, 12 (21 maart 1925)6, p. 131-133.

Gewone en groothoekige stereoscopen. (2), 12 (4 april 1925) 7, p. 158-160.

Gewone en groothoekige stereoscopen, 12 (2 mei 1925) 9, p. 212-214.

Zoekers, 12(17 oktober 1925) 21, p. 519-520.

Zoekers. (II), 12 (31 oktober 1925) 22, p. 533-534.

Zoekers III (Slot), 12 (14 november 1925) 23, p. 553-554.

De stereoscopie in gevaar, 13 (9 januari 1926) 1 , p. 7-8.

(Antwoord van Van Albada op ingezonden brief van J.J. Cock: Het stereoformaatvraagstuk),13 (6 februari 1926) 3, p. 81.

(Reactie op artikel van J.J. Hansma: Het stereoscopisch formaat), 13 (20 februari 1926)4, p. 91-92.

(Opmerkingen n.a.v. een artikel van J.J. Hansma: Stereo-fotografie (Een wederwoord)), 13 (20 maart 1926) 6, p. 147.

Enkele voordeelen van een korten brandpuntsafstand boven een langen, 13 (29 mei 1926) 11, p. 279-280.

“Bewogen beelden”, 13 (7 augustus 1926) 16, p. 406-408.

Documentaire fotografie, 13 (16 oktober 1926) 21, p. 541-542.

Documentaire fotografie (II), 13 (30 oktober 1926) 22, p. 566-567.

De “oprijzende beelden” in “het leven”, 13 (11 december 1926) 25, p. 650-651.

De “photographie integrale”, 14 (23 juli 1927) 15, p. 405-408.

De “photographie integrale” (vervolg), 14 (20 augustus 1927) 17, p. 459-461.

Stereoscopische wolkenopnamen, 14 (15 oktober 1927) 21, p. 581-585.

Gekleurde schaduwvlekken bij vergrootingen, 14 (26 november 1927) 24, p. 680-681.

Lichtsterkte en lensopening, 15 (9 juni 1928) 12, p. 320-321.

Lichtsterkte en lensopening, 15 (7 juli 1928) 14, p. 374.

De wonderbaarlijke gevoeligheid van de stereoscopische waarneming van diepteverschillen, 15 (4 augustus 1928) 16, p. 427-428.

Fotografische ervaringen op een bootreis, 15 (29 september 1928) 20, p. 530-532.

Verdient een lange of een korte brandpuntsafstand de voorkeur?, 16 (5 januari 1929) 1, p. 5-7.

Vergemakkelijking van de instelling op het matglas, 16 (22 juni 1929) 13, p. 343-344.

Een mysterieuze lens, 16 (20 juli 1929) 15, p. 398-399.

Projectie van stereobeelden, 16 (17 augustus 1929) 17, p. 448-450.

Projectie van stereobeelden II, 16 (31 augustus 1929) 18, p. 476-477.

Projectie van stereobeelden III, 16 (14 september 1929) 19, p. 502-504.

Een nieuwe zoeker, 17 (24 mei 1930) 11, p. 286-287.

Geeft de kortere brandpuntsafstand onder overigens gelijke omstandigheden steeds een grootere dieptescherpte?, 17 (5 juli 1930) 14, P-362-364.

De bouw van een panoramacamera, 20 (30 september 1933) 20, p. 578-580.

De zoekerparallax, 20 (11 november 1933) 23, p. 668-670.

De foto in dienst van het recht, 21 (27 oktober 1934) 22, p. 608-611.

De “photoplastikon”, ‘n bijzonder soort stereoskoop, 24 (22 mei 1937) 11, p. 297.

Over de rol van het onderbewuste bij het zien van diepte, 25(1 januari 1938) 1, p. 4-5.

De electrische belichtingsmeting, 25 (4 juni 1938) 12, p. 349-350.

(reactie op artikel van C.M. Gipon: Het begrip “numerieke apertuur” in de fotografie), 25 (8 oktober 1938) 21, p. 611.

Stereoprojectie door middel van gepolariseerd licht, 26 (7 januari 1939) 1, p. 12-13.

Nieuwe uitzichten voor de stereofotografie. Stereokleinbeeldfotografie eenvoudiger dan enkelkleinbeeldfotografie, 26 (18 maart 1939) 6, p. 183-186.

(aanvulling op artikel van C.J. Tirion: Ruimtelijk zien van vlakke beelden en kleuren), 26 (2 september 1939) 18, p. 551-552.

Ontwikkelingsmogelijkheden van de stereofotografie in de naaste toekomst. De ideale kleinbeeldfotografie, 27 (20 januari 1940) 2, p. 36-37.

Het oog als belichtingsmeter, 27 (20 januari 1940) 2, p. 40.

Een gepatenteerde verbetering van den Albada-zoeker, 27 (13 april 1940) 8, p. 233.

Nauwkeurige en zeer eenvoudige constructie van den loop der lichtstralen, 27 (6 juli 1940) 14, p. 398-399.

Over het vignetteeringsverloop bij objectieven, 28 (5 juli 1941) 14, p. 331-333.

Verdient een “schijnraam” in het stereobeeld aanbeveling?, 29 (7 februari 1942) 3, p. 50-51.

Het wonder der stereoscopische dieptewaarneming, 29 (18 april 1942) 8, p. 143-144.

Over de mogelijkheid van stereoopnamen op korten afstand, 29 (30 mei 1942) 11, p. 218-219.

Verdient een lange of een kortere brandpuntsafstand de voorkeur?, 31(16 februari 1946) 3, p. 35-36.

Correctie van den zoekerparallax, 32 (15 februari 1947) 3/4, p. 40-41.

Een nieuwe zoeker, 32 (15 maart 1947) 5, p. 69.

Meer geluk dan wijsheid, 33 (20 maart 1948) 6/7, p. 112-113.

Lichtgevoelig glas en stereo-effect, 33 (20 maart 1948) 6/7, p. 113.

Hoe werkt de Newton-zoeker eigenlijk?, 34 (8 januari 1949) 1, p. 7.

Onze boekenkast. Introduction to theoretical and experimental optics, 35 (5 augustus 1950) 16, p. 343.

Waarom wordt de amateur stereofotografie zo weinig beoefend?, 36 (8 december 1951) 25, p. 498.

Eenvoudige maar belangrijke stereo-waarheden, 37 (19 januari 1952) 2, p. 25-26.

De raambegrenzing van het stereobeeld, 37 (16 augustus 1952) 17, p. 354-355.

Indrukken van de Internationale Fotografische Conferentie te Londen (Stereoscopische Sectie), 39 (10 januari 1954) 1, p.8.

Stereofotografie, 39 (10 januari 1954) 1, p. 21-22.

De stereofotografie op de verkeerde weg?, 39 (12 juni 1954) 12, p. 301.

Een der misverstanden in de stereofotografie. Stereofoto’s dichtbij, 39 (7 augustus 1954) 16, p. 406-407.

Waarom gemakkelijk, als het ook moeilijk kan?, 39 (27 november 1954) 24, p. 581-582.

Stereofotografie, 40 (15 oktober 1955) 21, p. 464-465.

Geheimzinnige invloeden bij het ‘diepte’ zien, 41 (7 januari 1956) 1, p. 5.

in Geïllustreerd Weekblad voor Fotografie:

Lichtsterke lenssluiters, 6 (14 januari 1899) 2, p. 9-11.

Goedkoope stereoscopische fotografie, 6 (1 april 1899) 13, p. 99-101.

Iets over retouche van negatieven en het kleuren van lantaarnplaatjes, 6 (10 juni 1899) 23, p. 180-182.

Goedkoope vergrootingscamera, 6 (1 juli 1899) 26, p. 202-205.

Goedkoope vergrootingscamera. (Slot), 6 (8 juli 1899) 27, p. 209-211.

Iets over reflectors en condensors, 6 (9 september 1899) 36, p. 281-285.

Iets over reflectors en condensors. (Slot), 6 (16 september 1899) 37, p. 289-293.

Een eenvoudige stereoscoop, 7 (1900) 2, p. 13-14.

De nog heerschende gebreken in de stereoscopie en hunne verbetering, 7 (1900) 4, p. 27-28.

De nog heerschende gebreken in de stereoscopie en hunne verbetering, 7 (1900) 5, p. 33-34.

De nog heerschende gebreken in de stereoscopie en hunne verbetering, 7 (1900) 6, p. 41-43.

De nog heerschende gebreken in de stereoscopie en hunne verbetering, 7 (1900) 7, p. 51-52.

De nog heerschende gebreken in de stereoscopie en hunne verbetering, 7 (1900) 8, p. 60-62.

De nog heerschende gebreken in de stereoscopie en hunne verbetering, 7 (1900) 9, p. 65-66.

De nog heerschende gebreken in de stereoscopie en hunne verbetering, 7 (1900) 10, p. 73-76.

De nog heerschende gebreken in de stereoscopie en hunne verbetering, 7 (1900) 11, p. 84-87.

De nog heerschende gebreken in de stereoscopie en hunne verbetering, 7 (1900) 12, p. 90-94.

De nog heerschende gebreken in de stereoscopie en hunne verbetering, 7 (1900) 13, p. 99-100.

De nog heerschende gebreken in de stereoscopie en hunne verbetering, 7 (1900) 14, p. 106-107.

De nog heerschende gebreken in de stereoscopie en hunne verbetering (Slot), 7 (1900) 15, p. 114-116.

Opmerkingen omtrent stereoskopische opmerkingen, 7 (1900) 16, p. 122-124.

Opmerkingen omtrent stereoskopische opmerkingen, 7 (1900) 17, p. 131-133.

Opmerkingen omtrent stereoskopische opmerkingen, 7 (1900) 18, p. 139-140.

Versterken van negatieven door tocht, 7 (1900) 20, p. 155-156.

Vergrooting en verkleining met kunstlicht zonder condensor, 7 (1900) 26, p. 205-207.

Een eenvoudig teleobjectief, 7 (1900) 31, p. 241-245.

Voorgrond en overdreven perspectief, 7 (1900) 34, p. 270-272.

Voorgrond en overdreven perspectief, 7 (1900) 35, p. 277-280.

De stereoscopische kwestie, 7 (1900) 41, p. 324.

Een panorama-stereoscoop, 8 (5 januari 1901) 1, p. 3-6.

Een panorama-stereoscoop. (Slot), 8 (12 januari 1901) 2, p. 9-12.

Stereoscopische portretten naar enkelvoudige opnamen, 8 (2 februari 1901) 5, p. 36-37.

Bas-relief-effekt in fotografieën, 8 (27 april 1901) 17, p. 133-134.

Condensors, hunne afmetingen en brandpuntsafstand, 8 (4 mei 1901) 18, p. 138-140.

Nauwkeurige bepaling van den brandpuntsafstand van een objectief en de ligging zijner knooppunten, 8 (1 juni 1901) 22, p. 171-173.

Nauwkeurige bepaling van den brandpuntsafstand van een objectief en de ligging zijner knooppunten. (Slot), 8 (8 juni 1901) 23, p. 177-180.

De schaduwzijden der lichtsterke objectieven, 8 (15 juni 1901) 24, p. 187-189.

De schaduwzijden der lichtsterke objectieven. (Vervolg), 8 (22 juni 1901) 25, p. 193-194.

De schaduwzijden der lichtsterke objectieven. (Slot), 8 (29 juni 1901) 26, p. 202-205.

Een eenvoudig verstelbaar huisstatief, 8 (21 september 1901) 38, p. 298-301.

Het fotografeeren van insecten, bloemen, enz., 8 (2 november 1901) 44, p. 347-349.

Het fotografeeren van insecten, bloemen, enz., 8 (9 november 1901) 45, p. 356-358.

Wat is meer aan te bevelen, contactdruk of reproductie met een objectief?, 9 (4 januari 1902) 1 ,p.6-7.

Wat is meer aan te bevelen, contactdruk of reproductie met een objectief?, 9 (11 januari 1902) 2, p. 9-10.

Vraag No. 151, 9 (27 september 1902) 39, p. 305-308.

Goerz lichtsterke Dubbel-Anastigmaat F:4,5-5,5, 9 (8 november 1902) 45, p. 353-355.

Iets over anastigmatisme van eenvoudige lenzen, 10 (3 januari 1903) 1, p. 3-5.

De groothoek-stereocamera, 11 (16 januari 1904) 3, p. 17-19/

Plastiek en nog wat, 11 (23 januari 1904) 4, p. 26-28.

Nieuwe begripsverwarring, 11 (14 mei 1904) 20, p. 155-156.

Nieuwe begripsverwarring. Plastiek, 11 (28 mei 1904) 22, p. 169-171.

Ingezonden (ingezonden brief), 11 (28 mei 1904) 22, p. 175.

Nieuwe begripsverwarring. Plastiek, 11 (4 juni 1904) 23, p. 177-178.

Nieuwe begripsverwarring. Andere nadeelen van den objectief = afstand van 8 cm, 11 (11 juni 1904) 24, p. 186-188.

Nieuwe begripsverwarring. Andere nadeelen van den objectief = afstand van 8 cm, 11 (18 juni 1904) 25, p. 196-197.

Nieuwe begripsverwarring. De afstand der ogen, 11 (25 juni 1904) 26, p. 201-203.

Nieuwe begripsverwarring. Vervolg, 11 (2 Juli 1904) 27, p. 211-213.

Nieuwe begripsverwarring. Grootte van het stereoscopisch gezichtsveld, 11 (9 juli 1904) 28, p. 220-221.

Nieuwe begripsverwarring. Grootte van het stereoscopisch gezichtsveld. Vervolg, 11 (16 juli 1904) 29, 228-229.

Nieuwe begripsverwarring. De schijnbeelden, 11 (23 juli 1904) 30, p. 233-234.

Nieuwe begripsverwarring. (Vervolg), 11 (30 juli 1904) 31, p. 241-242.

Nieuwe begripsverwarring. (Vervolg), 11 (6 augustus 1904) 32, p. 249-251.

Nieuwe begripsverwarring. (Vervolg). Enkele merkwaardige psychologische verschijnselen in de stereoscopie, 11 (13 augustus 1904) 33, p. 259-261.

Nieuwe begripsverwarring. (Slot), 11 (20 augustus 1904) 34, p. 265-266.

Stereoparallaxfoto’s van Ives, 12 (3 juni 1905) 22, p. 178-179.

Vragenbus. (Antwoord op vraag no 81), 12 (3 juni 1905) 22, p. 179-180.

Stereoparallaxfoto’s van Ives. (Vervolg), 12 (10 juni 1905) 23, p. 181-182.

Nog eens het vervaardigen van stereoparallaxfoto’s, 12 (17 juni 1905) 24, p. 189-190.

Nog eens het vervaardigen van stereoparallaxfoto’s. (Vervolg), 12 (24juni 1905) 25; p. 197-199.

Nog eens het vervaardigen van stereoparallaxfoto’s. (Vervolg), 12 (1 juli 1905) 26, p. 205-206.

Nog eens het vervaardigen van stereoparallaxfoto’s, 12 (8 juli 1905) 27, p. 213-215.

Een eenvoudige en toch doelmatige vergrootingsinrichting, 12 (9 december 1905) 49, p. 390-392.

Een eenvoudige en toch doelmatige vergrootingsinrichting. (Slot), 12 (16 december 1905) 50, p. 398-400.

Eenvoudige constructie, ter bepaling van plaats en grootte van het beeld, 14 (23 maart 1907) 12, p. 89-91.

De lichtsterkte van het projectieobjectief, in verband met de grootte der lichtbron, 14 (27 april 1907) 17, p. 129-131.

Het verband tusschen de brandpuntsafstanden van condensor en projectielens, 14 (1 juni 1907) 22, p. 173-175.

Geïmproviseerde spoelbak voor de reis en in huis, 14 (13 juli 1907) 28, p. 221-222.

Iets over de factoren, die de lichtsterkte van het geprojecteerde beeld bepalen, 14 (16 november 1907) 46, p. 365-370.

Waarom wordt het scherpe beeld uit een artistiek oogpunt zoozeer verafschuwd?, 15 (26 september 1908) 39, p. 305-307.

Lichtsterkte van een lens, 15 (17 oktober 1908) 42, p. 329-330.

Een paar weinig bekende merkwaardigheden op perspectivisch gebied, 15 (24 oktober 1908) 43, p. 337-339.

Een paar weinig bekende merkwaardigheden op perspectivisch gebied. (Slot), 15 (31 oktober 1908) 44, p. 346-348.

in Lux:

Goedkoope telefotografie, enz., 8 (1 oktober 1897) 10, p. 688-692.

De nog heerschende gebreken in de stereoscopie en hunne verbetering, 11 (1900), p. 791-796.

De nog heerschende gebreken in de stereoscopie en hunne verbetering, 11 (1900), p. 831-836.

De traditioneele dwaalbegrippen in de stereoscopie en hunne ongerijmdheid, 12 (1901), p. 701-707.

De traditioneele dwaalbegrippen in de stereoscopie en hunne merkwaardige hardnekkigheid, 12 (1901), p. 744-748.

Verklaring (?) der overdreven perspectief bij fotografieën, volgens Dr. Nicolaï, 13 (1 februari 1902) 3, p. 89-93.

Dr. Nicolaï en dieptewaarneming, 13 (1 maart 1902) 5, p. 175-178.

De invloed van de plaatsing van ’t diafragma en ‘t matglas op de grootte der beelden, 13(1 april 1902) 7, p. 251-255.

Ingezonden stukken, 13(1 april 1902) 7, p. 265.

Overdreven perspectief, 13(1 juni 1902) 11, p.415-419.

Beknopte handleiding voor stereoscopie, 13 (1 juli 1902) 13, p. 489-493.

Beknopte handleiding voor stereoscopie, 13 (15 juli 1902) 14, p. 537-539.

Beknopte handleiding voor stereoscopie, 13 (1 augustus 1902) 15, p. 569-575-

Beknopte handleiding voor stereoscopie, 13 (15 augustus 1902) 16, p. 617-619.

Beknopte handleiding voor stereoscopie, 13 (1 september 1902) 17, p.653-658.

Iets over lichtsterkte van lenzen en sluiters, 14 (1903), p. 14-16.

Stereoscopie met verschillend gekleurde beelden, 15 (1904), p. 47-51.

Verantlenzen, 15 (1904) 12, p. 251-253.

Verbeteringen op stereoskopisch gebied, 26 (1 mei 1915)9,p. 167-170.

Secundaire bibliografie

J. Radersma, De nog heerschende gebreken in de stereoscopie en hunne verbetering, in Lux 12 (1901), p. 669-671.

J. Radersma, Nog een woordje over de stereoskopische kwestie, in Lux 12 (1901), p. 742-743.

Nicolaï, Ingezonden stukken, in Lux 13 (1 april 1902) 7, p. 264-265.

Auteur onbekend, De Albada-groothoekstereoskoop camera, in Geïllustreerd Weekblad voor Fotografie, 9 (6 december 1902) 49, p. 385-386.

Auteur onbekend, Fotografisch overzicht, sedert het verschijnen van het vorige jaarboek, in Fotografisch Jaarboek 1902-1903, p. 5-10.

Rusticus, De groothoek-stereoscoop camera, systeem V. Albada, in Geïllustreerd Weekblad voor Fotografie 10 (31 januari 1903) 5, p. 38-39.

Adr. Boer, Succes met de stereobeelden “van Albada”, in Geïllustreerd Weekblad voor Fotografie 10 (28 februari 1903) 9, p. 71-72.

Elschnig, Bemerkungen zu “Orthostereoskopie” von Van Albada, in Photographische Korrespondenz (1903) 516, p. 533-534, 537.

Adr. Boer, De man en zijn werk, in De Camera 2 (13Juni 1910) 18, p. 172-173 (met foto’s).

Auteur onbekend, Ons matglas. Stereoprojectie, in Focus 1 (25 maart 1915) 36, p. 307.

J.A. Koch, Een verdienstelijk Nederlander, in De Hollandsche Revue, 22 (1917), p. 13.

G.O. ‘t Hooft, Notulen van de maandelijksche vergadering op woensdag 7 nov. 1923, in Focus 10 (15 november 1923) 23, p. 617-618.

Auteur onbekend, De zoeker, in Focus 11 (16 oktober 1924) 21, p. 553-554.

W., Zoekers en de nieuwste verbeteringen, in De Camera 17 (15 december 1924) 4, p. 53-54.

Auteur onbekend, Luit. Kol. Van Albada voor de Optical Society, in Focus 12 (21 maart 1925) 6, p. 128.

G.O. ‘t Hooft, Huishoudelijke bijeenkomst op woensdag 13 mei 1925, in Focus 12 (2 mei 1925) 9, p. 228-229.

G.O. ‘t Hooft, Notulen van de huishoudelijke bijeenkomst op woensdag 13 mei 1925, in Focus 12 (13 juni 1925) 12, p. 299.

J.J. Hansma, Het stereoscopisch formaat, in Focus 13 (20 februari 1926) 4, p. 90-91.

G. Goettsch, Nog eens het stereo-formaat vraagstuk (ingezonden brief), in Focus 13 (20 februari 1926) 4, p. 112.

J.J. Hansma, Stereo-fotografie (Een wederwoord), in Focus 13 (20 maart 1926) 6, p. 146-147.

C. de Jong, Amsterdamsche Amateur-Fotografen-Vereeniging. Notulen der vergadering op dinsdag 4 oktober 1927, in Focus 14(15 oktober 1927) 21, p. 604.

J.W. Boon (voorw.), Veertig jaar fotografie. Gedenkboekje uitgegeven door de Nederlandsche Amateur-Fotografen-Vereeniging ter gelegenheid van haar veertig jarig jubileum 7 sept.-5 nov. 1927, Amsterdam 1927, p. n , 25, 86.

A.B., Generaal-Majoor L.E.W. van Albada 60 jaar, in Focus 15 (14 april 1928) 8, p. 211-212.

Auteur onbekend, Gen. Maj. Van Albada gehuldigd, in Focus 15 (12 mei 1928) 10, p. 262.

Auteur onbekend, Generaal-Majoor L.E.W. van Albada, in Lux-De Camera 39 (2 juni 1928) 11, p. 184.

J. Keuning, Haagsche A.F.V., in Focus 15 (27 oktober 1928) 22, p. 606.

Auteur onbekend, L.E.W. van Albada, in Lux-De Camera 41 (31 mei 1930) 11, p. 184.

Auteur onbekend, Een nieuwe zoeker en een alles omvattend objectief, in Focus 17 (10 mei 1930) 10, p. 256.

F.F.P. Bins, Notulen der vergadering op woensdag 23 april 1930 in de kleine vergaderzaal van “Gebouw Heystee” aan de Heerengracht, A’dam, in Focus 17 (10 mei 1930) 10, p. 278.

Auteur onbekend, Generaal-Majoor L.E.W. van Albada eerelid der N.A.F.V., in Focus 17 (24 mei 1930) 11, p. 281.

F.F.P. Bins, Notulen der vergadering gehouden op dinsdag 13 mei 1930 in de groote vergaderzaal van Gebouw “Heystee” aan de Heerengracht, Amsterdam, in Focus 17 (24 mei 1930) 11, p. 304-305.

Auteur onbekend, Albadazoekers van Zeiss Ikon, in De Fotohandel 5 (15 oktober 1933) 19, p. 187.

G. Jorna, Verslag vergadering van 21 februari 1934, in Focus 21 (3 maart 1934) 5, p. 147-148.

D. W. v.d. Weel, Verslag van de vergadering gehouden op woensdag 11 december 1935 des avonds te 8 uur in de groote zaal van gebouw Heystee, in Focus 22 (21 december 1935) 26, p. 780-781.

A.B., Gen.-Majoor L.E.WT. van Albada zeventigjaar, in Focus 25 (23 april 1938) 9, p. 259-260.

Auteur onbekend, Stereo-projectie in de N.A.F.V., in Focus 26 (4 februari 1939) 3, p. 77.

Auteur onbekend, Verslag van de vergadering van woensdag, 10 januari in de Groote Zaal van Gebouw Heystee, in Focus 27 (20 januari 1940) 2, p. 61-62.

Haalman, Stereofotografie, in Focus 27 (17 februari 1940) 4, p. 103-104.

Frederika Quanjer, Haagsche A.F.V., in Focus 27 (27 april 1940) 9, p. 281.

Wim Berssenbrugge, De moderne stereofotografie en haar jongste evolutie, in Nederlandsch Jaarboek voor Fotokunst 1941, p. 27-32.

Auteur onbekend, Generaal L.E.W. van Albada 75 jaar, in Focus 30 (15 mei 1943) 4, p. 33.

Wim Berssenbrugge, European progress in stereoscopy, in American Photography maart 1946, p. 28-32.

Dick B. (= Dick Boer), Lange of korte brandpuntsafstand?, in Focus 31 (13 april 1946) 7, p. 103-104.

C. van Duyn jr., Verdient een lange of een korte brandpuntsafstand de voorkeur?, in Focus 31 (13 april 1946) 7, p. 104-105.

A.C.S. van Heel, L.E.W. van Albada. 80 Jaar, in Focus 33 (20 maart 1948) 6/7, p. 114-117.

D.B., Huldiging Generaal Majoor L.E.W. van Albada, in Focus 33 (1 mei 1948) 9, p. 154-155.

D.B., Keulen: Photokina 1951. Wereldtentoonstelling fotografie, in Focus 36 (12 mei 1951) 10, p.209-213.

Auteur onbekend, Generaal L.E.W. van Albada naar Amerika, in Focus 38 (24januari 1953) 2, p. 23.

Auteur onbekend, Van Albada overleden, in Focus 40 (24 december 1955) 26, bijlage.

Auteur onbekend, Generaal Van Albada overleden, in Foto 11 (januari 1956) 1, p. 30.

Dick Boer, Generaal Van Albada begraven, in Focus 41 (7 januari 1956) 1, p.4.

P.H. Roos, De nestor der stereo-fotografie ‘gestorven in het harnas’, in Focus 41 (7 januari 1956) 1, p. 4.

P. Heyse en A.S.H. Craeybeckx (hoofdred.), Encyclopedie voor fotografie en cinematografie, Amsterdam/Brussel (Elsevier) 1958.

Auteur onbekend, Prentenkabinet verrijkt met historische foto’s, in Nieuwe Leidse Courant 22 september 1967.

D.B., Interessante uitbreiding fotocollectie Prentenkabinet, in Focus 53(17 mei 1968) 10, p. 20-21.

Dick Boer, Paul Heyse Sr. en L. Roosens (hoofdred.), Foto en film encyclopedie, Amsterdam/Brussel (Focus/Elsevier) 1971, 3de geh. herz. dr., p. 21.

Ingeborg Th. Leijerzapf (red.), Fotografie in Nederland 1839-1920, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1978, p. 28-29, 76, 90-

Flip Bool en Kees Broos (red.), Fotografie in Nederland 1920-1940, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1979, p. 23, 144.

Luc Verkoren, Generaal Majoor L.E.W. van Albada, 1868-1955. Portret van een Nederlands opticus, in Focus 68 (juni 1983) 6. p. 17-19.

Luc Verkoren, W.H. Brandsma, Firma Schaap & Co., in Photohistorisch Tijdschrift 7 (1984) 3, p. 1-6.

Luc Verkoren, Generaal-majoor L.E.W. van Albada, in Photohistorisch Tijdschrift 8, (1985) 2, p. 1-6.

Nicolette L.H. Meijer-Jentink (red.), De geschiedenis van 50 jaar Oldelft, z.p. (Oldelft) 1989, p. 30.

Jack Naylor, A Dutch masterpiece, in The Journal. New England Journal of Photographic History (voorjaar 1990) 127, p. 9.

Luc Verkoren, Drie opmerkelijke stereosystemen. Over optisch en mechanisch transponeren, in Photohistorisch Tijdschrift 13 (1990) 2, p. 40-42.

Catalogus tent. Camera’s uit België en Nederland 19de en 20steeeuw, Antwerpen (Museum voor Fotografie) 1991, p. 94-95.

Onderscheidingen

1913 (28 augustus) Officier in de Orde van Oranje-Nassau (met de zwaarden).

1956 (11 mei) Eerste Gouden Iris (onderscheiding ingesteld door de Stichting tot Bevordering van de Amateurfotografie) postuum verleend aan L.E.W. van Albada.

Lidmaatschappen

Comité de Protection et de Propagande van het Internationaal Congres voor Fotografie, Brussel 1910.

NAFV, erelid vanaf 13 mei 1930 (wegens bijzondere verdiensten op het gebied der fotografie).

BNAFV, erelid vanaf 1937.

Nederlandsche Vereeniging voor Fotografie en Fotochemie, erelid vanaf 1948.

Ere-comité voor de Photokina, Keulen

Tentoonstellingen

1967 (g) Leiden, Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit Leiden, (nieuwe aanwinsten van het Prentenkabinet).

1991/1992 (g) Antwerpen, Museum voor Fotografie, Camera’s uit België en Nederland 19de en 20ste eeuw.

Bronnen

Leiden, Prentenkabinet, bibliotheek en documentatiebestand.

Collecties

Leiden, Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit Leiden

Auteursrechten

De auteursrechten op het fotografisch oeuvre van L.E.W. van Albada berusten bij Dhr. L.E.W. Loth te Leusden.