FotoLexicon, 8e jaargang, nr. 17 (december 1991) (nl)

Johan Huijsen

Hedi Hegeman

Extract

Johan Huijsen, portretfotograaf van beroep, rekende zich tot de kunstfotografen. De daarbij behorende inzichten droeg hij vooral uit in zijn vrije werk: stadsgezichten en genretaferelen. Wat zijn technische specialismen en vakmanschap betreft was hij een van de meest veelzijdige kunstfotografen in Nederland.

Biografie

.

1877

Op 29 juni wordt Johannes Maria Petrus Antonius (Johan) Huijsen geboren in Hoorn als zoon van Ada Wilhelmina Zemsch uit Amsterdam (geboren 1834) en Johannes Adrianus Jacobus Huijsen, fotograaf (geboren Haarlem 2 september 1826).

1891

In 1891 wordt het gezin Huijsen ingeschreven in de gemeente Amsterdam. Zij wonen bij achtereenvolgens vier verschillende hoofdbewoners in: de families Ponk, Boers, Van Wijngaarden en De Soet.

1896

Johan gaat in de leer bij de Amsterdamse hoffotograaf Max Cosman. In diens atelier werkt ook Gerrit Leenheer, met wie Huijsen later regelmatig contact op fotografisch gebied heeft.

1898-‘02

Na de dood van zijn vader op 10 oktober 1898 krijgt Johan Huijsen een eigen inschrijfkaart bij het gemeentelijke bevolkingsregister. Hierop wordt geen beroep vermeld. Tot 1900 woont hij met zijn moeder op een etage aan de Haarlemmerweg no. 81. Daarna wonen zij in drie jaar tijd op zeven verschillende adressen in Amsterdam.

Op 11 juni 1902 wordt er een zoon Johannes geboren van Johanna Maria Oltdina Liscaljet (geboren Amsterdam 20 juli 1881) en Johan Huijsen. Huijsen en J.M.O. Liscaljet treden op 21 november 1902 in het huwelijk.

1903-‘06

Huijsen gaat samenwerken met de fotograaf Gerrit Leenheer, die vanaf 1903 tot 1905 een fotografisch atelier heeft in het bovenhuis van Vijzelgracht 27 te Amsterdam.

In 1905 hebben zij een tweemanstentoonstelling in het Stedelijk Museum. Zij zetten hun standpunten uiteen in een brochure: Moderne kunstfotografie (1904).

Een dochter Maria Johanna wordt geboren op 1 juni 1903; zij overlijdt op 2 september 1903.

Van 1904 tot 1906 woont Huijsen aan de Ferdinand Bolstraat no. 166 (driehoog) en later op no. 161.

1906-‘37

Als hoofdbewoner bewoont hij van 1906 tot 1937 Willemsparkweg 211. Tot haar dood in 1909 woont zijn moeder bij hem in.

1907

Op 10 december 1907 richten Adriaan Boer, Ernst Loeb en Johan Huijsen de Nederlandse Club voor Fotokunst (NCvFK) op.

1908

Als lid van de AFV heeft Huijsen zitting in de jury van de grote Internationale Tentoonstelling van Fotografische Kunst (1-31 augustus) in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Zelf exposeert hij portretten en stadsgezichten.

1909

Op 12 september wordt er een dochter Maria Johanna geboren.

1911-‘12

Vanaf het begin – eind 1911 – is Huijsen betrokken bij de plannen voor een fotografiecollectie in Haarlem. Hiertoe wordt op 16 mei 1912 de ‘Vereeniging tot bijeenbrenging eener verzameling fotografieën in het museum van kunstnijverheid te Haarlem’ in het leven geroepen. Huijsen wordt via zijn contacten met Adriaan Boer en de NCvFK bestuurslid.

1927-‘31

Huijsen houdt in deze periode een aantal lezingen voor de NAFV en de NFPV over uiteenlopende onderwerpen zoals ‘Het fotografisch affiche’ of ‘Reclame door de eeuwen heen’, maar ook over het ‘Chromaatprocédé’.

1932-‘34

Huijsen verblijft enkele jaren in Heemstede-Bennebroek, op het Roemer Visscherplein 2. In het voorjaar van 1932 neemt hij het atelier van wijlen A.S. Weinberg in Groningen over. Vanwege deze nieuwe Groningse werkkring vestigt hij zich in de Poelestraat 50 aldaar. Een dijbeenbreuk in juni verhindert echter de werkzaamheden, en in januari 1933 biedt Huijsen het atelier in Bedrijfsfotografie wegens gezondheidsredenen te koop aan.

In 1934 keert hij terug naar de Willemsparkweg 211 te Amsterdam, waar hij zich in het telefoonboek laat vermelden als: “kunstfotograaf, artist./ portretwerk, reprod., foto’s op z.[zijden] pochettes, vliegpost enz.”.

1936-‘37

Huijsens huwelijk met J.M.O. Liscaljet loopt op 11 november 1936 uit op een scheiding.

Huijsen draagt de collectie van het voormalige Nederlandsch Fotografisch Museum in 1936 over aan de BNAFV.

Op 28 juni 1937 laat Huijsen zich uitschrijven naar Haarlem.

1941-‘44

Op 15 september 1941 verhuist Huijsen naar Rotterdam. Op 8 januari 1942 keert hij terug naar Haarlem. Vervolgens verhuist hij op 22 november 1944 naar Dordrecht.

1944-‘46

Op foto’s van Huijsen wordt het adres Vrieseplein 1 te Dordrecht vermeld. Op dit adres is het Fotoatelier H.G. Beerman en Zn gevestigd van 1924 tot aan diens overlijden in 1944. Na het overlijden van Beerman senior wordt de zaak overgenomen door de zoon, die zich specialiseert in edeldrukprocédés.

1946-‘48

De fotograaf Wouter Dijkstra (geboren te Enkhuizen 1891) heeft van 24 december 1940 tot zijn overlijden op 22 december 1954 in Vlaardingen een fotografisch bedrijf in de Richard Holstraat 100. Huijsen werkt vanaf 1946 ook in dit bedrijf mee.

Hij laat zich op 1 september 1946 officieel overschrijven van Dordrecht naar Vlaardingen.

Jaren ‘50

Zijn laatste jaren woont Huijsen op kamers in de Richard Holstraat 100 en geniet gemeentelijke steun.

1959

Op 21 september overlijdt Johan Huijsen te Vlaardingen.

Beschouwing

“Beter een mens met ‘een kantje’ zoals Eilers altijd zei dan een massaproduct,” schreef Truus Haasbroek-Hessels in 1954 in een brief aan Huijsen naar aanleiding van zijn voortdurende zelfkritiek. Een doorsneemens was Huijsen zeker niet: hij moet een wispelturig man geweest zijn, lastig en niet zonder ijdelheid.

Ondanks deze eigenzinnigheid en wispelturigheid was Huijsen enigszins behoudend in zijn fotografische themakeuze en stijlopvatting. Zijn voorkeur ging uit naar kunstfoto’s van straatgezichten en genretafereeltjes. De vele technieken waarmee hij experimenteerde, verlenen aan zijn fotografie een zekere levendigheid.

Johan Huijsen kwam uit een fotografenfamilie. Zijn vader was portretfotograaf in Hoorn. Johan hielp hem bij de vervaardiging van de vele visitekaartportretjes. Vervolgens ging hij in 1896 in de leer bij de portretfotograaf Max Cosman. Tot een verdere opleiding lijkt het niet te zijn gekomen. Naast de praktijk kon Huijsen zijn principes en technieken bijschaven in het verenigingsleven en met vakliteratuur.

Huijsen was zakelijk gezien niet steeds even succesvol. De eerste schreden op het pad van de fotografie zette hij niet alleen. Hij werkte vanaf 1903 drie jaar in compagnonschap met Leenheer, voor hij zich zelfstandig vestigde. Ruim dertig jaar, van 1906 tot 1937, dreef Huijsen zijn eigen fotografisch atelier aan de Willemsparkweg 211 in Amsterdam. Zijn portretatelier was in eerste instantie een goedlopend bedrijf. Maar de gevolgen van de economische crisis vielen Huijsen zwaar. In 1932 nam hij – door een ongelukkige samenloop slechts voor korte tijd – het gerenommeerde atelier van de Groningse portret- en kunstfotograaf A.S. Weinberg over. In 1944 trad hij vermoedelijk in dienst van Beerman in Dordrecht. Met deze fotograaf had hij de liefde voor edeldrukprocédés gemeen. Wellicht ook leerde hij deze aan Beerman. Van 1946-’48 werkte Huijsen samen met Wouter Dijkstra in Vlaardingen.

Volgens de brochure van het atelier Leenheer & Huijsen (1904) diende de cliënt bij voorkeur in de eigen omgeving geportretteerd te worden om een zo karakteristiek mogelijk beeld te krijgen. Voor een fotograaf met voldoende kennis van de belichting was retouche overbodig. Ook de cartons vol reclame achtte Huijsen ongewenst. Deze principes weerspiegelen de in die jaren gepropageerde meningen en praktijk van de eerste NFK-lichting: Carl Emil Mögle, Piet J. Clausing, H.F.J.M. Deutmann en Helena Goude. Deze vakfotografen streefden evenals Huijsen naar perfectie, kwaliteit en zuiverheid in tegenstelling tot de winstoogmerken en haastklussen van talloze concurrenten. Alleen ging Huijsen een stap verder dan deze vakfotografen door naast de kooldruk ook de fotografisch minder ‘zuivere’ edeldrukken te vervaardigen. Voor portretopdrachten paste Huijsen toch meestal de niet al te tijdrovende kooldruktechniek toe. Nog in 1933 adverteerde Huijsen met “kunstzinnige en onveranderlijke portretfoto’s op salonformaat” waarbij het “onveranderlijke” op de kooldruktechniek wijst.

Aan de bloei van de Nederlandse kunstfotografie heeft Huijsen zijn eigen steentje bijgedragen. Hij streefde de hoge esthetische standaard van deze beweging ook in zijn vakpraktijk na. Huijsen was zeker geen koploper, wél een productieve deelnemer.

Huijsen en Leenheer schreven in 1904 de brochure: ‘Moderne kunstfotografie’. Op hun tentoonstelling in het Stedelijk Museum in 1905 werd de brochure bij de ingang van de zaal uitgedeeld aan de bezoekers. De hierin verwoorde opvattingen en Huijsens vrije oeuvre vertonen een sterke samenhang. Volgens de brochure moest de fotografische techniek gebaseerd zijn op een zuiver streven naar waarheid en natuurlijkheid. Dit streven onderscheidde de “moderne kunstfotograaf” van de “algemeen toegepaste methode [van] machinale prentjesmakerij, met een theatraal karakter uitgedost, ergo als geheel nietszeggend en onnatuurlijk in weergave”. Thema, techniek en verdere uitvoering, alles diende “serieus in stemming gehouden” te worden. ‘Stemming’ was binnen de Nederlandse kunstfotografie een te pas en te onpas toegepaste term. Volgens De Camera, spreekbuis van de NCvFK waarin Huijsen naast Boer en Loeb aktief was, eiste de kunstfotografie “voor alles eene belichaming der indrukken, der stemmingen die door voorwerpen tot ons komen.” Elk fotografisch beeld van Huijsen was een verwijzing naar de algemeen gevoelde liefde voor het pittoreske, voor tijdloosheid en voor melancholisch sentiment. Deze ideeënwereld was Huijsens wapen in zijn strijd voor algemene erkenning door de Nederlandse kunstwereld. Zijn perfecte beheersing van de techniek stond hem hierbij ten dienste. Als goede voorbeelden van deze erkenning noemden Huijsen en Leenheer het Belgisch staatsmuseum dat een kunstfoto bezat (waarschijnlijk doelden zij hier op de geruchtmakende aankoop in 1902 van de Steichen-foto De zwarte vaas door de Belgische staat) en de collectie gomdrukken van het Stedelijk Museum (de Kunsthalle) in Hamburg.

In 1908 exposeerde Huijsen enkele genretafereeltjes op de Internationale Tentoonstelling van Fotografische Kunst in Amsterdam. Critici vonden het naturalisme van zijn ziekbedtafereel Pauvre et Malade ongeschikt voor de fotografie. Geschilderd zou zo’n dramatisch onderwerp wél kunstzinnig en verheffend hebben kunnen zijn.

Veertien jaar later kreeg Huijsen wel goede kritieken met enkele Höchheimer gomdrukken van Amsterdamse straattypen op de tentoonstelling De Mensch van 1922. Zijn voorkeur ging nog steeds uit naar beladen thema’s zoals uitgeputte zwervers, een zieke oude vrouw of een zwoegende arbeider. Net als talloze kunstenaars en kunstfotografen schreef hij aan armoede en arbeid een pittoreske schoonheid toe. Door deze nadruk op de uiterlijke verschijningsvorm van de maatschappelijke verhoudingen leidde dit soort fotografie allerminst tot sociaal bewustzijn.

Huijsens combinatiegomdrukken abstraheerden een tafereel uit het dagelijks leven tot tijdloze en weloverwogen composities. Om storende fouten te verdoezelen en ter versterking van de vlakken, paste hij dramatische lichteffecten en soms radicale retouche toe. Waar hij in de portretfotografie retouche geringschattend bejegende, deinsde hij in zijn schilderkunstig bedoelde foto’s niet terug voor het verwijderen van hele personen uit het beeld.

Sfeerfoto’s van Amsterdam in de regen, het reflecterende grachtenwater en de spaarzaam verlichte straten bij nacht vormen het merendeel van Huijsens stadsgezichten. Mensen nam Huijsen zelden in zijn beelden op. Daarnaast zocht Huijsen de arbeidende mens, in beelden van sloppenwijken en straatambachten. In 1916 exposeerde hij enkele tientallen ‘kunstphoto’s’ op de tentoonstelling Het verdwijnend Amsterdamsch ghetto in beeld, voornamelijk in de afdeling ‘volksleven’. Foto’s als De bedelares, De schoenpoetser en Moederliefde, waren op de tentoonstelling te koop voor vier gulden per stuk. Om oploopjes en hinderlijke belangstelling te vermijden, verzamelde Huijsen zijn beeldmateriaal vaak op fototochten in “donkerst Amsterdam”. In de arme buurten verkleedde hij zich als “type van een povere werkman”, om te vermijden dat men hem aanzag voor een pottenkijker van het bouwen woningtoezicht. Zijn camera verstopte hij dan in een pakje kranten. Huijsen was zich goed bewust van het contrast tussen deze fotografie, dit leven, en zijn professionele leven als portretfotograaf van wat hij zelf de “beste” standen noemde: “dan peinst men wel eens over de groote kloven, die het leven biedt!”.

Een aantal van zijn stadsgezichten zijn opvallend ‘modern’ voor een fotograaf die door het gebruik van edeldrukprocédés als kunstfotograaf te boek staat. Het zijn bromidedrukken uit de jaren twintig van het Amsterdamse straatleven waarin mensen haastig de straat oversteken, in de rij staan of hun schoenen laten poetsen door ‘Isaac van de Dam’. Net als Eilers bracht Huijsen spanning aan tussen het historische stadsdecor en de dynamiek van de moderne tijd, sprekend uit reclame en gemotoriseerd vervoer.

In 1932 zond Huijsen voor de tentoonstelling Klank en Beeld pigmodrukken in met berken- en beukenstammen als onderwerp. Idzerda had in zijn boek Schoonheid in de fotografie waarderend gesproken over het licht-donker spel in kruinen en op bladeren, en over beweging in relatie tot de omgeving. Het lijkt of Huijsen de voorschriften van Idzerda, onder andere wat betreft atmosferisch karakter, heeft gevolgd. De nieuw zakelijke interesse voor details en textuur is echter ook niet geheel aan hem voorbij gegaan, hoewel Huijsens foto’s de gestoken scherpte van de ‘Nieuwe Fotografie’ missen. De natuurfoto’s die Huijsen aan het begin van de eeuw maakte, hebben een meer anekdotisch karakter, door de keuze van momenten en titels. Een sfeerbeeld van een bankje in het bos, overspoeld door een geheimzinnige lichtval, noemde hij In expectation. En op het erf van een boerderij ‘betrapte Huijsen een witte kip, wandelend door een donkere schaduwstreep. Als sporen van handel en industrie fotografeerde Huijsen dikwijls meerpalen en spoorbruggen. Deze nam hij als neutrale vormen op in het geheel van horizontalen, verticalen en diagonalen, met behoud van de melancholieke stemming.

Een in de collectie van het Prentenkabinet te Leiden aanwezige advertentie voor Huijsens atelier uit ca. 1933 vermeldt reproducties, interieurs, reclamefoto’s en fotomontages. De reclameboodschap is uitgevoerd in fotomontage, het is een opeenstapeling van beeldende informatie. Ieder spoor van dynamiek, zoals de nieuw zakelijke fotografen in hun fotomontages toepasten, ontbreekt echter. Het weinige opdrachtwerk dat van Huijsen bekend is, is duidelijk minder karakteristiek dan zijn vrije fotografie.

Ingewikkelde fotografische technieken en procédés hadden Huijsens voorliefde. Hij paste er vele toe, schreef erover en demonstreerde zijn bevindingen. Als kunstfotograaf zag hij de edeldrukprocédés als een belangrijke uitbreiding van de fotografische mogelijkheden. Piet Clausing schreef in 1905 naar aanleiding van de tentoonstelling in het Stedelijk Museum dat de vergrotingen van Huijsen en Leenheer een gebrek aan stofuitdrukking vertoonden. Clausing keurde de pretentie van deze edeldrukken af: “…een fotograaf kan nu eenmaal geen Mathijs Maris maken”. Wat hem in de edeldrukprocédés aantrok, heeft Huijsen voor de oliedruk beschreven: “een prachttechniek die de mogelijkheid geeft geheel het beeld op te bouwen, krachten te accentueren, en bepaalde details te sparen”. Een voorkeur voor één speciale techniek schijnt hij niet te hebben gehad. Eenzelfde negatief drukte hij dikwijls af in verschillende procédés, variërend van een bromide met een lange toonschaal tot een zware contrastrijke edeldruk, en in diverse tinten. Technische veelzijdigheid was voor Huijsen het kenmerk van ambachtelijk en kunstzinnig fotograferen. In zijn vrije werk paste hij veel combinatie- en Höchheimer gomdrukken toe, maar ook broomverf- en broomoliedrukken.

Eind jaren dertig deed Huijsen een vergeefse poging om de Belgische Gevaert photo-producten N.V. te interesseren voor de commerciële vervaardiging van speciale kooldrukpapieren.

Huijsen gebruikte zijn technische kennis niet alleen voor zijn vrije foto’s. Hij bediende zich ook van allerlei experimenten bij het werven van professionele opdrachten. Een advertentie uit ca. 1933 (met als kop “Ik maak artistiek en technisch goed-verzorgd fotografisch werk”), vermeldde: nieuwe onveranderlijke foto-afdrukken op vliegpost, briefpapier of een zijden pochet, “Reproductien naar de moeilijkste origineelen”, fotomontages, kleurendia’s op glas en artistieke kunstdrukken. Toch hebben al deze technische hoogstandjes hem weinig financieel voordeel gebracht. Zijn jarenlange reizen om de verschillende procédés te leren en de kostbare materialen waren juist een zware last.

Het fotografisch beeld onveranderlijk te kunnen doorgeven aan het nageslacht, was een streven dat Huijsen met vele negentiende-eeuwse voorgangers gemeen had. Voor drukken op papier stonden – naast de al genoemde kunstfotografische edeldrukken – verschillende fotomechanische procédés ter beschikking, zoals de Woodburytypie, een negentiende-eeuwse techniek die ook op duurzame materialen werd toegepast. Huijsen was zeer geïnteresseerd in dergelijke experimenten. Eenmaal in Vlaardingen gevestigd, stond in de jaren vijftig nog in zijn briefhoofd: “J. Huijsen, kunstfotograaf en fotografisch keramisch bedrijf’. Door middel van de kooldruktechniek bracht hij fotografische beelden over op geglazuurde tegels en borden. Deze moesten op 1020º C worden gebakken. Ook adverteerde hij met grafplaten van marbarite, een op 650º C te bakken glassoort. Volgens een klein manuscript ‘Foto uitvinding door J. Huijsen. Het maken van foto’s op porcelein, aardewerk, marbarite, glas, enz.’ onderscheidde zijn methode zich van de oudere instuifprocédés door het behoud van de halftinten. Dit bereikte hij door een emulsie van gelatine en brandverf te gebruiken. De gelatinebasis en de mogelijkheid van halftonen komen overeen met de Woodburytypie. Deze techniek had echter als beperking de hoge oplage, vereist om een druk financieel haalbaar te maken. Huijsens uitvinding maakte het mogelijk om ook bij een eenmalige druk aan de eis van houdbaarheid te voldoen: “Natuurlijk is alles onverwoestbaar.”

Een toepassing van deze aan kooldruk verwante transporttechniek was zijn methode om via een collodionfilmpje handtekeningen of vingerafdrukken op een tegel of steen over te brengen. Voor het Prentenkabinet te Leiden stelde hij deze eigenzinnige methode, die hij tot 1957 toepaste, op schrift. Daarnaast leverde hij ook de recepten van andere door hem gebruikte edeldrukprocédés.

Dergelijke fotografie op duurzame materialen kostte Huijsen heel wat moeite en geld. Huijsen bezat geen eigen oven. Zijn brandverf betrok hij uit Gent en van Regout in Maastricht. Als keramist maakte hij ook gebruik van andermans negatieven en van reproducties. Zo transporteerde hij de trommelslagerfiguur uit de Nachtwacht op glas, bloemstillevens van Truus Haasbroek-Hessels en een foto van collega Meijboom op marbite.

Huijsen is actief (bestuurs)lid geweest van menige fotografische vereniging, om zich er vervolgens niet meer thuis te voelen en naar een andere over te stappen. Zo verliet hij de NFK om voor de NFV te ijveren. Toen ook daar volgens hem onvoldoende gebeurde, zocht hij het nogmaals bij de NFK. In de jaren twintig hield Huijsen voor de leden van de NFPV en de NAFV lezingen over diverse onderwerpen.

Naast deze lidmaatschappen was Huijsen vanaf 1912 als commissielid betrokken bij de plannen voor het Nederlandsch Fotografisch Museum. Na onderbreking van de commissieactiviteiten in de Eerste Wereldoorlog werd de kleine collectie aan de BNAFV overgedragen. Toen deze later in het Prentenkabinet te Leiden werd opgenomen, leidde Huijsen er op hoge leeftijd Belgische en Nederlandse collega’s rond.

Vasthoudend aan zijn principes van rond de eeuwwisseling ging Huijsen in de jaren twintig in Bedrijfsfotografie en De Fotograaf de confrontatie aan met collega’s en voormalige vrienden als Adriaan Boer. Aanleiding waren bijvoorbeeld vergelijkingen met organisatie en kwaliteit van de Duitse vakfotografie en de verbetering van het vakonderwijs. Persoonlijke en inhoudelijke argumenten raakten hierbij vaak verward.

Huijsens collega C.G.L. Leenheer schreef in 1931 naar aanleiding van dergelijke polemieken: “Collega Huijsen is toch (behalve artikelenschrijver) nog altijd een waarlijk goed vakman, met een groote, zuivere liefde voor zijn vak. Dies kan hij zijn tijd véél beter, èn productiever besteden.” Huijsen had diverse leerlingen. Als een van de laatsten noemde Huijsen in 1957 M.G. Meyboom. In dat jaar schreef hij aan het Prentenkabinet, vanwege zijn leeftijd af te zien van verdere onderwijsplannen. Het is aannemelijk dat we onder zijn ‘leerlingen’ al diegenen moeten rekenen die Huijsen incidenteel in een of meer technieken heeft ingewijd. Zo schreef hij, eveneens aan het Prentenkabinet, de Höchheimer gomdruk te hebben gedoceerd aan zijn vriend en kunstfotograaf G. Middendorp.

Voor de collectievorming van het Prentenkabinet beval hij kunstfotografen aan zoals de “1e klas” Truus Haasbroek-Hessels, Mathieu Koch, Martien Coppens en Godfried de Groot. Hoewel Huijsen zijn technische kennis en materialen ook van over de grenzen betrok, is van buitenlandse contacten niets bekend.

In zijn werk en als persoon was Huijsen eigenzinnig. Dat hij zich afzette tegen onpersoonlijk fotograferen, maakte hem echter nog geen vernieuwer. Als vroege kunstfotograaf was hij in zekere zin slachtoffer van de wet der remmende voorsprong. Zijn opvattingen over het pittoreske en zijn ambachtelijkheid bonden hem lange tijd aan de kunstfotografie, waarvan hij in Nederland één van de voorvechters was. Met name de diversiteit aan technieken waarin hij deze opvattingen verwezenlijkte maakt hem interessant.

In de jaren twintig en dertig verwerkte hij aarzelend de veranderingen die door de nieuwzakelijke fotografen waren ingezet. Dit komt met name tot uiting in zijn stadsbeelden, maar ook in de onderwerpen van zijn lezingen, zoals ‘Het fotografisch affiche’. Aansluiting bij de ‘moderne’ groep heeft hij niet gezocht, daarvoor voelde hij zich waarschijnlijk toch te zeer een kunstfotograaf.

Documentatie

Primaire bibliografie

(Brochure) Huijsen en Leenheer. Moderne kunstfotografie, Amsterdam 1904.

Huysen en Leenheer, Geachte Redactie! (ingezonden brief), in Fotografisch Maandschrift 1 (november 1905) 3, p. 35-36.

Huysen en Leenheer, Moderne foto-techniek, in Fotografisch Maandschrift 1 (november 1905) 3, p. 37-39.

Geachte Redactie (ingezonden brief), in Fotografisch Maandschrift 3 (juni 1908), p. 148-149.

Techniek -beoordeeling, in De Camera 1 (14 oktober 1908) 2, p. 23-24, 29.

Open brief aan den heer Idzerda, in Fotografisch Maandschrift 4 (1 juni 1909) 9, p. 165-166.

Domperstaktiek!, in Fotografisch Maandschrift 4 (1 juli 1909) 10, p. 181-182.

Ingezonden stukken. Open brief aan den heer W.H. Idzerda, Commissaris der Afd. Land- en Volkenkunde voor de tentoonstelling te Dresden, in Lux 20 (1909), p. 306- 307.

Gratis vergrootingen (ingezonden), in Fotografisch Maandschrift 5 (1 oktober 1909), p. 35-37.

Geachte redactie! (ingezonden), in Fotografisch Maandschrift 6 (augustus 1911) 12, p. 183-187.

Foto-tochten in donkerst Amsterdam, in De Camera 5 (1 juli 1913) 17, p. 156-157.

Foto-tochten in donkerst Amsterdam, in De Camera 5 (15 juli 1913) 18, p. 163-164.

Een vergissing hersteld, in De Camera 6 (15 juni 1914) 16, p. 163.

(artikelen en foto’s), in De Fotograaf ca. 1920-1931.

De kleine baas, in Bedrijfsfotografie 2 (5 juli 1920) 1,p. 31-32.

Geachte redactie (brief) in Bedrijfsfotografie 8 (28 augustus 1926) 18, p. 416-417.

De Nationale Foto Salon, in Focus 13 (6 maart 1926) 5, p. 140.

De Nationale Foto Salon, in Focus 13 (3 april 1926) 7, p. 194.

Geachte redactie (ingezonden stukken), in Bedrijfsfotografie 8 (25 september 1926) 20, p. 465-466.

Het Höchheimer procédé, in Focus 13 (30 oktober 1926) 22, p. 568-570.

Het Höchheimerprocédé (11), in Focus 13 (13 november 1926) 23, p. 596-597.

Techniekbabbeltje, in Bedrijfsfotografie 11 (25 juli 1929) 30, p. 357-358.

Techniekbabbeltje (11), in Bedrijfsfotografie 11 (1 augustus 1929) 31, p. 367-370.

(Advertentie) Vraag en aanbod, in Bedrijfsfotografie 15 (27Januari 1933) 2, p. iv.

Tijdsbeeld, in Cosmorama 1 (juli 1935) 7, p. 99-100.

Foto-forum 18 (ca. juni 1956).

foto’s in:

Jaarboek N.C.v.F.K. 1908.

De Camera 1 (8 januari 1909) 8, p. 149-152.

American Photography 4 (maart 1910).

The Amateur Photographer & Photographic News 55 (24 juni 1912) :447, p. 632.

De Camera 5(1913), p. 26.

De Camera 5 (1 augustus 1913) 19, bijlage.

De Camera 6 (1 november 1913) 1, p. 5.

Catalogus tent. Het verdwijnend Amsterdamsch ghetto in beeld, Amsterdam (Stedelijk Museum) 1916.

Focus 7 (5 april 1920) 1, p. 9-12.

Geïllustreerde Joodsche Post 1920/1922.

De Camera 13 (1 juli 1921) 17, p. 133.

Focus 8 (2juni 1921) 11, p. 228.

Focus 8 (16 juni 1921) 12, p. 254.

FOCUS 9 (15 juni 1922) 12, p. 266.

Focus 15 (3 maart 1928) 5, p. 133.

Bedrijfsfotografie 11 (3 oktober 1929) 40, na p. 474.

Focus 16 (26 oktober 1929) 22, p. 597-600.

Belgisch-Nederlandsche Fotokunst 1934/35, Antwerpen 1935.

(Folder) Leiden Museumstad, Leiden (Stichting Leiden Museumstad) 1982.

Secundaire bibliografie

N.R.C., Een woordje naar aanleiding van de tentoonstelling der vakfotografen Huijsen & Leenheer, in het Stedelijk Museum te Amsterdam, in Lux 16 (1905), p. 454-455.

P. Clausing Jr., Tentoonstelling van moderne kunstfotografie in het Stedelijk Museum te Amsterdam, in Fotografisch Maandschrift 1 (oktober 1905) 2, p. 17-19.

Auteur onbekend, (reactie van de redactie op ingezonden brief van Huijsen en Leenheer), in Fotografisch Maandschrift 1 (november 1905) 3, p. 37.

P. Clausing Jr., Antwoord aan de heeren H. en L., in Fotografisch Maandschrift 1 (november 1905) 3, p. 39-41.

C.M. Dewald, Lezing van den Heer J. Huijsen over Moderne Kunst-Fotografie, den 8en octoberj.1. gehouden te ‘s-Gravenhage; op uitnodiging van het bestuur van den Nederlandschen Fotografen- Bedienden-bond, in Fotografisch Maandschrift 3 (november 1907), p. 37-40.

C.M. Dewald, Geachte Heer Huijsen, in Fotografisch Maandschrift 3 (juni 1908), p. 149-150.

Laura de Berk, De internationale tentoonstelling van foto-kunst, in Geïllustreerd Weekblad voor Fotografie 15 (8 augustus 1908) 32, p. 249-253.

E.A. Loeb, De man en zijn werk. J. Huijsen, in De Camera 1 (8 januari 1909) 8, p. 145-146.

C.M.D. (= C.M. Dewald), Den heer J. Huysen (naschrift bij ingezonden brief van J. Huijsen), in Fotografisch Maandschrift 4 (1 juni 1909), p. 166-167.

Ambassadrice, Uit Dresden, in De Camera 1 (15 juni 1909) 18, p. 334, 338.

E.A. Loeb, Wat er omgaat, in De Camera 1(15 juni 1909) 18, p. 347-348.

A.B., De Salon der Nederl. Club voor Fotokunst, in De Camera 3 (15 januari 1911) 6, p. 48-50 (met foto’s).

Auteur onbekend, De technieken op den Salon der N.C.v.F.K., in De Camera 3 (1 februari 1911) 7, p. 64.

Auteur onbekend, Nederland te Birmingham, in De Camera 3 (1 april 1911) 11, p. 98-99.

Auteur onbekend, Rudolf Dührkoop naar Amerika, in De Camera 3 (15 juli 1911) 19, p. 187.

C.M. Dewald, Mijnheer de redacteur (reactie op brief van J. Huijsen), in Fotografisch Maandschrift 6 (1 augustus 1911) 12, p. 187-189.

P.C., Een museum voor artistieke fotografie, in Fotografisch Maandschrift 7 (1 juni 1912),p. 164-165.

Ernst Loeb, De salon der Nederlandsche Club voor Foto-Kunst, in Lux 23 (1 december 1912) 23, p. 613-616.

Auteur onbekend, Delftsche foto-salon in Amsterdam, in Lux 24 (1 januari 1913) 1, p. 33-34.

Alb. de Haas, Kunstberichten uit Haarlem, Kunst-fotografie, in Onze Kunst 12 (januari/juni 1913) 23, p. 43-44.

Auteur onbekend, Vereenigingsnieuws, in De Camera 5 (1913), p. 132.

Auteur onbekend, Het werk van J. Huijsen, in De Camera 5 (1 augustus 1913) 19, p. 167.

Ing. Bispinck, ‘Salon international d’Art Photographique’ te Gent, in Lux 24 (12 augustus 1913) 16, p. 370-372.

Auteur onbekend, Salon van Fotokunst te Algiers, in De Camera 5 (1 september 1913) 21, p. 188.

H. de Boer, De Vierde Delftsche Fotosalon, in De Camera 5 (15 oktober 1913) 24, p. 207-209.

Auteur onbekend, Onze platen, in Focus 7 (5 april 1920) 1,p. 2.

A.B., De zevende jaarl. tentoonstelling der N.A.F.V., in Focus 7(19 april 1920) 2, p. 24-26, 36-37.

Auteur onbekend, De levende nationale tentoonstelling van fotowerken te Amsterdam, in De Camera 12 (1 mei 1920) 13, p. 102-106.

Auteur onbekend, Demonstratieavond Gevaert, in De Camera 13(1 december 1920) 3, p. 24.

Auteur onbekend, Vereenigingsnieuws. ‘Licht en Schaduw’, no. 13, van 1 Mei, in Bedrijfsfotografie 3(12 mei 1921) 10, p. 152-153.

A.B., De achtste jaarlijksche tentoonstelling der N.A.F.V., in Focus 8 (2 juni 1921) 11, p. 218-221.

Auteur onbekend, De Amsterdamsche Foto-salon, in De Camera 13 (i5Juni 1921) 16, p. 122-125.

C.G. Leenheer, ‘Barbertje moet hangen’, in Bedrijfsfotografie 4. (30 maart 1922) 7, p. 141-146.

Auteur onbekend, Tentoonstelling ‘De Mensch’, in Focus 9 (1 juni 1922) 11, p. 227-228.

B., De negende jaarlijksche salon, in Focus 9 (15 juni 1922) 12, p. 252-255.

Auteur onbekend, De fotografische tentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam, in Bedrijfsfotografie 4 (22 juni 1922) 13, p. 283-288.

G.O. ‘t Hooft, Notulen van de Algemeene Jaarlijksche op woensdag 27 september 1922,in.Focus 9 (5 oktober 1922) 20, p. 468.

G.O. ‘t Hooft, Notulen van de Huishoudelijke Vergadering op woensdag 22 november 1922, in Focus 9 (30 november 1922) 24, p. 567-568.

C.G.L., Ned. Fotografen Patroons Vereeniging, in Bedrijfsfotografie 8 (31 juli 1926) 16, p. 368-372.

C.G.L., Een en ander over het Congres der Duitsche fotografen, mede in antwoord aan J. Huijsen, door C.G.L., in Bedrijfsfotografie 8 (28 augustus 1926) 18, p. 417-421.

C.G.L., Ingezonden stukken (Buiten verantwoordelijkheid van de redactie), in Bedrijfsfotografie 8 (25 september 1926) 20, p. 467-468.

J.W. Boon (voorw.), Veertig jaren fotografie. Gedenkboekje uitgegeven door de Nederlandsche Amateur- Fotografen- Vereeniging ter gelegenheid van haar veertig jarig jubileum 7 sept-5 nov. 1928, Amsterdam 1927, p. 33, 95.

C.G.L., Sluit u aan, in Bedrijfsfotografie 9 (24 september 1927) 20, p. 495.

A.B., De nationale elfde tentoonstelling der N.A.F.V., in Focus 14 (12 november 1927) 23, p. 636-639.

Adr. Boer, Eenige bijzonderheden over Nederlandsche fotografen, in Bedrijfsfotografie 10 (14januari 1928) 1,p. 17-21.

Auteur onbekend, Bij de platen, in Focus 15 (3 maart 1928) 5, p. 121-122.

A.B., De derde tentoonstelling der N.F.P.V, in Bedrijfsfotografie 10 (5 mei 1928) 9, p. 239-242.

A.B., De jaarvergadering der Nederlandsche Fotografen Patroons Vereeniging op 23 april 1929, in Bedrijfsfotografie 11 (9 mei 1929) 19, p. 217-220.

Adr. Boer, Ons vakonderwijs, in Bedrijfsfotografie 11 (4 juli 1929) 27, p. 319-322.

Auteur onbekend, Bij de platen, in Focus 16 (26 oktober 1929) 22, p. 583-584.

W. Roemer Jr., Nederlandsche Fotografen Patroons Vereeniging. Afdeeling Rotterdam, in Bedrijfsfotografie 11 (28 november 1929) 48, p. 563-564.

A.B., N.F.K tentoonstelling in Pulchri Studio, Den Haag, in Bedrijfsfotografie 12 (19 september 1930) 19, p. 348-350.

A.B., Veertigjarigjubileum Jan Amesz., in Bedrijfsfotografie 13 (9januari 1931) i,p. 4-5.

C.G.L., Hutspot. Over de verhoudingen tusschen Vak- en Amateur Fotografie, in Bedrijfsfotografie 13 (6 februari 1931) 3, p. 47-48.

C.G.L., Hutspot. II, in Bedrijfsfotografie 13 (20 februari 1931) 4, p. 62-64.

Adr. Boer, Critiek of kift, in Bedrijfsfotografie 13 (20 maart 1931) 6, p. 101-102.

Bern. F. Eilers, Ingezonden stukken. Naar aanleiding van ‘Hutspot’. Geachte Redactie, in Bedrijfsfotografie 13 (20 maart 1931) 6, p. 114.

C.G.L., Ingezonden stukken. Naar aanleiding van ‘Hutspot’. Wij hebben …, in Bedrijfsfotografie 13 (20 maart 1931) 6, p. 114-115.

A.B., Jaarvergadering der N.F.P.V. op dinsdag 19 mei 1931, in het gebouw I.O.O.F., Amsterdam, in Bedrijfsfotografie 13 (29 mei 1931) 11, p. 205.

C.G. Leenheer, Ingezonden. (Buiten verantwoordelijkheid der Red.), Waarde Vriend Boer, in Bedrijfsfotografie 13 (29 mei 1931) 11, p. 213-214.

C.G.L., Critiek en “Critiek”, of, “wie kaatst moet den bal verwachten”, in Bedrijfsfotografie 13 (10 juli 1931) 14, p. 265- 266.

Adr. B., De fotokunstsalon “Klank en beeld”, in Focus 19 (30 april 1932) 9, p. 259-262.

C.G.L., Nederlandsche Fotografen Patroons Vereeniging, in Bedrijfsfotografie 14 (17 juni 1932) 12, p. 224.

C. de Jong, Verslag der vergadering gehouden op maandag 15 april 1935. Huijsen over de vervlakking der fotografie. Het Höchheimer procédé gedemonstreerd, in Cosmorama 1 (mei 1935) 5, p. 78.

J.J. Hens, Het Fotografisch Museum, in J. Akkerman, Frits Gerhard en G.A.W. Wagenaar (inl.), Gedenkboek uitgegeven door den Bond van Nederlandsche Amateurfotografen Vereenigingen. Ter gelegenheid van zijn 25-jarig bestaan maart 1922-maart 1947, Hengelo 1947, p.46-49.

Aug. Grégoire, Honderd jaar fotografie, Bloemendaal (Focus) 1948, p. 28, 37 (met foto).

M. van Hezel (voorw.), 1919-1959. 40 Jaar N.F.P.V., Utrecht 20 april 1959.

Catalogus tent. Kunstphotographie um 1900, Essen (Museum Folkwang) 1964, p. 43,afb. 27.

Ingeborg Th. Leijerzapf (red.), Fotografie in Nederland 1839-1920, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1978, p. 57, 79, 97-98 (met foto’s).

Flip Bool en Kees Broos (red.), Fotografie in Nederland 1920-1940, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1979, p. 5-6, 9, 24, 43, 151 (met foto’s).

Catalogus tent. Kunstfotografie in Nederland rond 1900, Deurne/Antwerpen (Provinciaal Museum Sterckshof) 1982, ongepag.

Catalogus tent. Zien en gezien worden. Fotografische zelfbespiegeling in Nederland van ca. 1840 tot heden, Nijmegen (Nijmeegs Museum ‘Commanderie van Sint-Jan’), 1983, p. 87.

Ingeborg Th. Leijerzapf (red.), Het Fotografisch Museum van Auguste Grégoire, Den Haag (SDU) 1989, p. 43, 107, 183 (met foto’s).

Lidmaatschappen

APV (Amsterdamsche Photagraphen Vereeniging), vanaf maart 1876.

NCvFK, vanaf 10 december 1907.

NAFV.

AAFV.

NFK, vanaf ca. 1905 (ook voorzitter geweest).

Jury, Internationale Tentoonstelling van Fotografische Kunst. (Salon 1908), Amsterdam 1908.

Jury, Nationale Fotografie-Wedstrijd en de daaraan verbonden tentoonstelling (Vereeniging tot Verfraaiing van de Gemeente Zeist en tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer), Zeist 1908.

Jury, Nederlandsche afdeeling vakfotografie voor de Internationalen Photographischen Ausstellung, Dresden 1909.

Jury, Salon der Nederlandsche Club voor Fotokunst, 1911.

Jury, Salon der Nederlandsche Club voor Fotokunst, 1912.

Bestuur Vereeniging tot bijeenbrenging eener verzameling fotografieën in het Museum van Kunstnijverheid te Haarlem, vanaf 1912-1937.

NFPV, vanaf 1919 (mede-oprichter), vanaf 1927 tot 1942 en vanaf 1946 (medeheroprichter; voorzitter in 1946).

Jury en Commissie van Bijstand, Zevende Jaarlijksche Tentoonstelling van Fotowerken (NAFV), Amsterdam 1920.

Jury, Focus-prijsvraag, 1920.

Jury, Achtste Jaarlijksche Tentoonstelling van Fotowerken (NAFV), Amsterdam 1921.

Jury, Focusprijsvraag, 1921.

Jury, Negende Jaarlijksche Tentoonstelling van Fotowerken (NAFV), Amsterdam 1922.

Jury, Focusprijsvraag, 1922.

Jury, Lantaarnplaatwedstrijd uitgeschreven door de NAFV.

Jury, Tiende Jaarlijksche Tentoonstelling van Fotowerken (NAFV), Amsterdam 1924.

Jury, fotowedstrijd ‘In de stad’ en ‘Jubileumfeesten’ van NAFV, 1924.

Jury, Elfde Nationale Tentoonstelling van Fotowerken (NAFV), Amsterdam 1927.

Jury, Fotografendag NFPV, Amsterdam 1929

Jury, Fotoschouw NAFV, Amsterdam I931.

Jury, NFK, 1931.

Jury, Eerste Nationale Kerstsalon van Fotografische Kunst (AAFV), Amsterdam 1934.

Jury, Derde Amsterdamse Kerstsalon van Fotografische Kunst (AAFV), Amsterdam 1936.

The Photographers Association of America.

Onderscheidingen

1907 Eerste prijs, Afdeeling B, Foto-tentoonstelling Nationale Fotografiewedstrijd van de Vereeniging tot Bevordering van Vreemdelingenverkeer, Leiden.

1909 Zilveren medaille, Internationalen Photographischen Ausstellung, Dresden.

1910 Plaquette, ie Jaarlijksche Salon. De Delftsche Tien, Amsterdam.

1911 Diploma d’Onore, III Congresso Fotografico Italiano, Rome.

1911 Certificaat, 26e Jaarlijksche Tentoonstelling, Birmingham.

1912 Plaquette, Derde Jaarlijksche Delftsche Foto Salon, Delft.

1913 Medaille de Vermeil, Le 3me Salon International d’Art Photographique, Algiers.

1913 Plaquette, Salon International d’Art Photographique, Gent^

1914 Hoogste onderscheiding en certificaat, tentoonstelling Birmingham Photographic Society, Birmingham.

1914 Hoogste onderscheiding, Koloniale Tentoonstelling, Semarang.

1915 Hon. Mention, tentoonstelling Toronto Camera Club, Toronto.

1922 Eerste prijs, tentoonstelling De Mensch, Amsterdam.

1922 Eerste prijs (tesamen met Eilers, Oepkes, Van Oyen en Ebbinge) voor inzending namens de NAFV naar internationale fototentoonstelling te München.

Tentoonstellingen

1905 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, (Huijsen en Leenheer).

1907 (g) Leiden, Foto-tentoonstelling (Vereeniging tot Bevordering van Vreemdelingenverkeer).

1908 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, Internationale Tentoonstelling van Fotografisch Kunst. (Salon 1908).

1909 (g) Dresden, Internationalen Photographischen Ausstellung.

1910 (g) Delft, Korenbeurs, 1e jaarlijksche Salon. De Delftsche Tien.

1911 (g) Birmingham, 26e jaarlijksche Tentoonstelling

1911 (g) Amsterdam, Concordia, Salon der Nederlandsche Club voor Fotokunst.

1911 (g) Rome, Castel S. Angelo, Esposizione Internazionale di Fotografia Artistica (III Congresso Fotografico Italiano).

1911 (g) Hamburg, Ausstellung für Bildnis und Figurenbild (Gesellschaft zur Förderung der Amateurphotographie).

1912 (g) Delft, Derde Jaarlijksche Delftsche Foto-salon.

1912 (g) Amsterdam, Gebouw ‘Lux’ (Reguliersdwarsstraat 108-114), Delftsche Foto-salon.

1912 (g) Londen, The A.P. Little Gallery, (NCFK).

1912 (g) Haarlem, Kunstnijverheidsmuseum, Salon der Nederlandsche Club voor Fotokunst.

1913 (g) Algiers , Palais de la fïlle du Sultan, Le 3me Salon International d’Art Photographique.

1913 (g) Gent, Paleis van Schoone Kunsten, Salon International d’Art Photographique.

1913 (g) Delft, Concertzaal Stads Doelen, Vierde Jaarlijksche Delftsche Foto-salon.

1914 (g) Birmingham, (Birmingham Photographic Society).

1914 (g) Semarang, Paviljoen van den Semarangschen Kunstkring, Koloniale Tentoonstelling (rondreizende tentoonstelling).

1915 (g) Toronto, (Toronto Camera Club).

1916 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, Het verdwijnend Amsterdamsch ghetto in beeld.

1919 (g) Amsterdam, Gebouw Heystee (Heerengracht 545), Zesde Jaarlijksche Tentoonstelling van Fotowerken (NAFV).

1920 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, Zevende Jaarlijksche Tentoonstelling van Fotowerken (NAFV).

1921 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, Achtste Jaarlijksche Tentoonstelling van Fotowerken (NAFV).

1922 (g) München, (internationale fototentoonstelling).

1922 (g) Amsterdam, Paleis van Volksvlijt, De Mensch.

1922 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, Negende Jaarlijksche Tentoonstelling van Fotowerken (NAFV).

1924 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, Tiende Jaarlijksche Tentoonstelling van Fotowerken (NAFV).

1927 (g) Amsterdam, Gebouw Heystee, Elfde Nationale Tentoonstelling van Fotowerken (t.g.v. 40-jarigjubileum der NAFV.

1928 (g) Amsterdam, Gebouw Heystee, Fotografendag NFPV.

1929 (g) Amsterdam, Odd Fellow House (Keizersgracht 428-430), Fotografendag NFPV.

1930 (g) Den Haag, Pulchri Studio, N.F.K. Tentoonstelling.

1931 (g) Batavia, Bataviasche Kunstkring.

1931 (g) Amsterdam, Gebouw Heystee, Fotoschouw NAFV.

1932 (g) Den Haag, Gemeentearchief, Jubileumtentoonstelling van de HAFV.

1932 (g) Amsterdam, RAI, Klank en Beeld.

1934 (g) Amsterdam, Verenigingsgebouw AAFV (Keizersgracht 428-430), Eerste Nationale Kerstsalon van Fotografische Kunst (AAFV).

1935 (g) Amsterdam, Verenigingsgebouw AAFV, Tweede Amsterdamse Kerstsalon van Fotografische Kunst (AAFV).

1936 (g) Amsterdam, Vereningingsgebouw AAFV, Derde Amsterdamse Kerstsalon van Fotografische Kunst (AAFV).

1950 (g) Brussel, (tentoonstelling Belgische Vakfotografen).

1956 (g) Amsterdam, (BNAFV).

1962 (g) Leiden, Stedelijk Museum De Lakenhal, Samen op de kiek.

1964 (g) Essen, Museum Folkwang, Kunstphotographie um 1900.

1964 (g) Hamburg, Museum für Kunst und Gewerbe, Kunstphotographie um 1900.

1978 (g) Leiden, Stedelijk Museum De Lakenhal, Belicht verleden. Fotografie in Nederland 1839-1920 (rondreizende tentoonstelling).

1979 (g) Den Haag, Gemeentemuseum, Foto 20-40.

1982 (g) Antwerpen, Provinciaal Museum Sterckshof, Kunstfotografie in Nederland rond 1900

1989 (g) Gouda, Stedelijk Museum Het Catharina Gasthuis, Het Fotografisch Museum van Auguste Grégoire.

Bronnen

Amsterdam, Gemeentearchief.

Dordrecht, Gemeentearchief.

Leiden, Prentenkabinet, bibliotheek en documentatiebestand.

Collecties

Leiden, Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit Leiden.

Rochester, George Eastman House.

Auteursrechten

De auteursrechten op het fotografisch oeuvre van Johan Huijsen berusten bij mogelijke erfgenamen (gegevens ontbreken).