FotoLexicon, 8e jaargang, nr. 16 (september 1991) (nl)

Dick van Maarseveen

Rob van den Berg

Extract

Dick van Maarseveen was in zijn lange carrière met name werkzaam als portret- en bedrijfsfotograaf, maar bewoog zich ook op het terrein van de reclame- en modefotografie. Daarnaast hield hij zich in zijn vrije tijd bezig met naaktfotografie. In de jaren dertig werd hij befaamd om zijn portretten van artiesten uit de wereld van theater en film. Na de oorlog richtte hij zich vooral op de bedrijfsfotografie; hij was tot 1973 freelance fotograaf voor Texaco Nederland. Een bijzondere plaats nemen de foto’s in, die hij tijdens de Tweede Wereldoorlog maakte in het krijgsgevangenenkamp te Mühlberg.

Biografie

.

1905

Dirk Willem Bastiaan (Dick) van Maarseveen wordt op 24 februari geboren in Den Haag.

1923

Dick werkt in de kunsthandel van zijn ouders als lijstenmaker en verkoper van fotoartikelen. Hij krijgt een IAG-klapcamera van zijn moeder en gaat zelf fotograferen. Bovendien kan hij een ateliercamera en een deel van het negatievenarchief van de in 1922 overleden hoffotograaf Adolphe Zimmermans overnemen.

1925

In Berlijn leert hij broomverfoverdrukken maken. Zijn leermeester in Berlijn is niet bekend.

Van Maarseveen krijgt zijn eerste opdracht van oliemaatschappij Texaco.

1927

Hij betrekt een atelier aan de Theresiastraat no. 35 in Den Haag, dat hij met name zal gebruiken voor portretfotografie. Daarnaast is hij fotojournalist voor het Franse blad La Danse Theatre. Hij wordt lid van de Nederlandsche Fotografen Patroons Vereeniging (NFPV).

1930

Van Maarseveen wordt secretaris van de afdeling Den Haag van de NFPV. Hij wint in dit jaar en in de volgende jaren verscheidene prijzen.

1931-‘37

In september 1931 verhuist Van Maarseveen naar een nieuw, luxe atelier aan het Bezuidenhout, no. 4A. In dit atelier maakt hij naam als kunstlichtexpert. Hij fotografeert vele artiesten met wie hij in aanraking was gekomen toen hij de zaak van Godfried de Groot waarnam tijdens diens vakanties. Via zijn contacten met filmacteurs komt hij terecht bij de filmindustrie, waar hij Nederlands meest vooraanstaande stillfotograaf wordt. Zijn studio floreert in de hoogtijdagen van de Nederlandse speelfilm. Filmsterren komen naar zijn atelier om publiciteitsfoto’s te laten maken.

Daarnaast houdt hij zich bezig met reclamefotografie en naaktstudies. In deze glorietijd gaan de zaken zo goed, dat Van Maarseveen vier personeelsleden in dienst heeft.

1937

Wanneer de Nederlandse filmindustrie instort, moet ook Van Maarseveen een grote stap terugdoen. Hij ontslaat personeel, verkoopt de inboedel en verhuist naar een kleiner atelier aan het Bezuidenhout 78. Hij neemt een baan aan als adviseur bij Kodak.

1938

Van Maarseveen treedt in het huwelijk met A.J. Bergenhenegouwen.

1939

Op 29 augustus wordt Van Maarseveen gemobiliseerd; hij is sergeant bij de Grenadiers. Hij wordt na de capitulatie op 15 mei enkele dagen geïnterneerd als krijgsgevangene, maar pakt daarna het fotovak weer op. Hij is nog steeds in dienst bij Kodak.

Van Maarseveen heeft ook aspiraties als cameraman. Hij maakt met zijn vriend Alfred Mazure plannen voor de verfilming van diens creatie de stripfiguur Dick Bos en hij maakt twee films voor Instituut Schoevers. De strenger wordende controle van de Duitsers op de Nederlandse filmindustrie blokkeert voor Van Maarseveen een verdere carrière op dit gebied.

1943-‘45

Op 29 april 1943 besluit de Duitse bezetter alle Nederlandse militairen uit de meidagen van 1940 alsnog in krijgsgevangenschap te voeren. Van Maarseveen besluit onder te duiken, maar weet op het laatste moment een ‘Ausweiss’ te verkrijgen die hem zal vrijwaren voor krijgsgevangenschap. Op het verzameladres in Amersfoort waar hij zich op 1 juni 1943 moet melden, wordt zijn ‘Ausweiss’ niet geaccepteerd en hij wordt op transport gesteld naar Duitsland. Het grootste deel van zijn gevangenschap brengt hij door in Mühlberg aan de Elbe, in het kamp Stalag IVB, waar hij in juni 1944 op de fotoafdeling te werk wordt gesteld. Hij maakt zowel officiële als clandestiene foto’s.

1945-‘50

Kamp Mühlberg wordt op 23 april 1945 door de Russen bevrijd. Van Maarseveen ziet kans foto’s en glasnegatieven mee naar huis te nemen. Terug in Nederland bouwt Van Maarseveen zijn zwaar beschadigde fotostudio weer op. Na enkele jaren waarin hij de artistieke portretfotografie nog veel aandacht geeft, legt hij zich grotendeels toe op freelancewerk voor industrie en reclame. Het al in 1925 gelegde contact met Texaco (van ca. 1947 tot 1967 samen met Chevron verenigd in de werkmaatschappij Caltex) leidt tot een langdurig contract. Hij werkt parttime voor Kodak in Londen, waar hij met kleurenfotografie volgens het nieuwe Ektachromeprincipe leert omgaan; kennis die hij in Nederland vervolgens via cursussen verder verspreidt.

1950

Van Maarseveen assisteert Cecil Beaton, die in opdracht van Vogue het Nederlands koningshuis komt fotograferen. Hij slaat het aanbod af om af en toe zelf foto’s van het koningshuis te maken.

jaren ’50-‘60

Hij maakt foto’s van ‘herrijzend Nederland’ en vooral voor Texaco is hij regelmatig op pad. Zijn werkzaamheden lopen uiteen van het maken van pasfoto’s tot ‘stuntwerk’ op booreilanden en hoge kranen in de havens. Voor goede relaties in enkele kerkbesturen fotografeert hij ook een aantal interieurs van kerken. In de jaren zestig is hij bestuurslid van de uit de Stichting Fotovakschool voortgekomen School voor Fotografie en Fototechniek in Den Haag en zit hij regelmatig in de examencommissie.

1968

Mevrouw A.J. van Maarseveen-Bergenhenegouwen overlijdt te Den Haag.

1973-‘78

De oliecrisis maakt in 1973 een einde aan het werk voor Texaco, maar Van Maarseveen blijft als zelfstandig fotograaf doorwerken tot 1978. In 1978 brengt hij zijn collectie filmstills onder in het Nederlands Filmmuseum te Amsterdam.

In 1976 hertrouwt Van Maarseveen met Mevrouw J. Ehrenhard.

1980

Van Maarseveen verkoopt een deel van zijn archief – portretten, naakten en bedrijfsfotografie – aan het Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit Leiden.

1982-‘84

Na een interview worden zijn foto’s uit de kampperiode herontdekt en ondergebracht bij het Rijksmuseum in Amsterdam.

1983

Van Maarseveen en zijn vrouw verhuizen naar het Overijsselse Rijssen.

1989

De collectie filmstills wordt officieel overgedragen aan het Nederlands Filmmuseum.

1990

Op 17 augustus overlijdt Dick van Maarseveen te Rijssen.

Beschouwing

Dick van Maarseveen was een bescheiden man. Hij had geen opleiding in de fotografie genoten en keek erg op tegen bekende vakgenoten. Gaandeweg werd hem duidelijk dat hij een zeker talent voor fotografie had, in het bijzonder voor belichting en technische afwerking, en dat hij op eigen kwaliteiten kon vertrouwen. Vooral in de periode rond 1930 was hij een succesvol fotograaf en won vele prijzen met zijn vrije werk. Tot het einde van zijn leven bleef hij echter altijd op de achtergrond. Kenmerkend voor hem was de ‘onzichtbare’ rol die hij als vakfotograaf speelde op feestjes van de grote oliemaatschappijen.

Van Maarseveen zag zichzelf als een toeschouwer: „Ik heb van alles meegemaakt, maar ik heb het niet beleefd. Ik heb ernaast gestaan. Misschien omdat die dingen me niet echt interesseerden.” Waarschijnlijk had deze uitspraak meer te maken met zijn afstandelijk beschouwende geest dan met een gebrek aan interesse, zeker ten aanzien van de fotografie.

In de kunsthandel van zijn ouders kreeg Dick van Maarseveen de kans een eigen fotoafdeling te beginnen. Hij verkocht fotoartikelen en chemicaliën om een betere uitrusting te kunnen bekostigen en liet zichzelf regelmatig fotograferen bij andere fotografen om te zien hoe zij werkten. Behalve een korte stage in Berlijn om het broomverfoverdrukprocédé te leren, volgde hij geen opleiding.

Zijn fotografische kennis vergrootte hij door altijd zijn ogen goed de kost te geven wanneer hij met andere fotografen samenwerkte. In de studio van Godfried de Groot ontwikkelde hij technische vaardigheden in het portretteren. Daar leerde hij de internationale glamourportretstijl kennen, waarvan de invloed zichtbaar werd in zijn eigen werk.

Willy Schurman bracht hem de zakelijke houding bij, die hij nodig had om als freelance fotograaf een eigen zaak te kunnen beheren.

In dienst van Kodak leerde hij eind jaren veertig de principes van de kleurenfotografie die hij middels cursussen in zijn eigen studio verder verspreidde.

Na de start in de winkel van zijn ouders begon Van Maarseveen in 1927 een eigen studio in de Haagse Theresiastraat. Het was een lux ingericht kunstlichtatelier, waar hij al snel een reputatie opbouwde als artistiek portretfotograaf.

In 1931 betrok hij een nieuw atelier aan het Bezuidenhout 4 om uitbreiding van zijn activiteiten op het gebied van filmstills en algemene fotografie te ondersteunen. Adriaan Boer schreef in Bedrijfsfotografie: „Zelden zagen we in ons land zulk een echt gedistingeerde inrichting voor fotografie” en prees de uitrusting van zowel de studio als de donkere kamer. Met zijn goed doordachte inrichting hoopte Van Maarseveen zijn onzekerheid en gebrek aan ervaring te compenseren. Het nadeel van zijn op luxe gerichte smaak was volgens Van Maarseveen dat veel potentiële klanten dachten dat hij erg duur was.

In 1937 moest Van Maarseveen een flinke stap terug doen ten gevolge van de economische malaise in de portretfotografie en de filmindustrie. Hij ontsloeg drie van de vier personeelsleden, verkocht de inboedel en vertrok met aanzienlijk bescheidener uitrusting naar een kleiner atelier aan het Bezuidenhout 78. Dit pand stond in een gedeelte van de straat dat de oorlog doorstond, maar het werd wel ‘doorgeblazen’ tijdens het bombardement van maart 1945, waardoor zijn archief gedeeltelijk verloren ging. Teruggekeerd in Den Haag was een wederopbouw van zijn atelier dan ook het eerste wat hem te doen stond. Hij hield zijn atelier tot 1978 aan, maar in de naoorlogse periode fotografeerde hij meer dan vroeger buiten de studio, met name op allerlei locaties van oliemaatschappijen.

Van Maarseveen begon als portretfotograaf in de jaren twintig, toen dit specialisme de vakfotograaf nog economische zekerheid bood. Hij behoorde evenals de Amsterdamse fotografen Jacob Merkelbach en Godfried de Groot – wiens studio hij tijdens diens vakanties waarnam – tot een lichting die vernieuwingen zocht in de portretfotografie. Onder invloed van de uit de mode- en filmindustrie overgewaaide glamourfotografie gebruikte Van Maarseveen een dramatische belichting. Het leverde hem zelfs de eretitel ‘de meester van licht en schaduw’ op. Hij gebruikte altijd ‘achterlicht’, waardoor zijn onderwerp sterk naar voren kwam.

Doordat hij in de studio van Godfried de Groot veel in aanraking kwam met artiesten, verwierf Van Maarseveen zich een naam in de wereld van theater en film en werd hij de Haagse tegenhanger van Merkelbach en De Groot. Hij maakte onder meer foto’s voor de dansgroep van Darja Collin die een beroemde dansstudio in Den Haag leidde. De kwaliteit van zijn foto’s viel zo op dat vele artiesten zich in de volgende jaren bij voorkeur door hem lieten fotograferen.

Dat Van Maarseveen in deze periode in de behoudende kringen van de Nederlandsche Fotografen Patroons Vereeniging als een moderne fotograaf werd beschouwd, bleek uit Adriaan Boers besprekingen in Bedrijfsfotografie van zijn inzending op de Fotografendag in 1932: „D. v. Maarseveen, Den Haag, weet altijd werk te maken, dat geheel vrij is van het gewone genre.” Een „zeer fascineerend portret, dat hij maakte van een dame en face, welk model rijkelijk versierd was met paarlen”, noemde hij een „voortreffelijk modern” portret, waarschijnlijk door de sfeer van glamour die het portret uitstraalde.

Van Maarseveen kreeg ook bekendheid door zijn succes in het fotograferen van kinderen. Hij zorgde ervoor dat ze niet te lang of onder dwang stil moesten zitten. Net als bij het fotograferen van revuescènes in theater en film maakte hij bij kinderen de opname op het moment dat er in hun bewegingen even een ‘dood’ moment was.

In de vakpers werd Van Maarseveen niet alleen geprezen om zijn portretfotografie, maar ook om zijn naakten. Hij won er enkele prijzen mee. Adriaan Boer schreef in 1930: „Twee fraaie naaktfoto’s uit de collectie van D.van Maarseveen, Den Haag, moeten bijzonder gewaardeerd worden. Bij de vrouwelijke figuur is de schaduwpartij een prachtige vondst en deze donkere partij, die bovendien schoon van lijn was, contrasteert gelukkig tegen de blanke huid. Verder was er een gespierd manlijk naakt, bijzonder rijk van toon en subliem van actie in rust”. Laatstgenoemde foto, een man in jiujitsuachtige houding, kreeg een eervolle vermelding op de jubileumtentoonstelling van de Photographers Association of America in 1930. Voor Van Maarseveen ging het in naaktfotografie om lijnen, lichtspel en vlakverdeling. Daarmee behoort dit aspect van zijn oeuvre tot zijn meest creatieve werk. Qua sfeer is het vergelijkbaar met de naaktfotografie van Godfried de Groot.

Na een voorzichtige start in 1931 werd Van Maarseveen in de jaren 1933-1936 de meest vooraanstaande Nederlandse stillfotograaf. Hij werkte op de set van bekende films als Op stap en Op hoop van zegen, waarin onder anderen Fien de la Mar en Esther de Boer-Van Rijk hoofdrollen speelden. Van beide sterren maakte hij – inmiddels zeer bekend geworden – portretten. Hij speelde zelf een kleine bijrol in Op stap. Van Maarseveen maakte verder schitterende stills van films als Het mysterie van de Mondscheinsonate en Rubber. Hij werkte met glasplaten of vlakfilm, doorgaans op formaat 18 X 24 cm. De stillfotograaf ging aan het werk zodra de filmopname klaar was. De foto’s moesten zoveel mogelijk lijken op de werkelijke filmscène en daarom ging Van Maarseveen met zijn statief op de plek staan waar even tevoren de filmcamera had gestaan. Het was belangrijk goed te kunnen opschieten met de regisseur die eigenlijk zo snel mogelijk aan de volgende instelling wilde beginnen. Van Maarseveen moest de opname in hooguit twee minuten gereed hebben. De belichtingstijd was meestal 1/10 seconde. Dat vereiste van de acteurs de nodige concentratie tijdens de fotosessie.

Van Van Maarseveens scherpe kijk op belichting werd in 1936 dankbaar gebruikt gemaakt voor het uitlichten van de set van de film Jonge harten van Charles Huguenot van de Linden. Deze jaren vormden een hoogtepunt en vrijwel tegelijk een afsluiting van zijn meest creatieve periode.

In de tweede helft van de jaren dertig werd de filmfotografie een erg onzekere bron van inkomsten. De financiering van films was in die tijd een hachelijke zaak en Van Maarseveen inde slechts een mager bedrag per dag. De financiers, die in Nederland in het tijdperk van de geluidsfilm nieuwe kansen op grote inkomsten zagen, lieten het na enkele ‘flops’ vrijwel geheel afweten. Dit betekende virtueel het einde van ‘Hollands Hollywood’.

Op filmgebied reikten Van Maarseveens ambities verder dan filmfotografie. Hij wilde graag cameraman worden. Maar door het inzakken van de Nederlandse filmindustrie en het uitbreken van de oorlog enkele jaren daarna kwam hij op dit gebied niet verder dan twee curieuze verfilmingen van de verhalen van de populaire stripfiguur Dick Bos, met de tekenaar Alfred Mazure als regisseur en Maurice van Nieuwenhuizen als hoofdpersoon, en twee enthousiast ontvangen ‘sollicitatiefilms’ voor Instituut Schoevers te Den Haag.

Een aanbod om in de door de Duitsers gecontroleerde Cinetone studio’s te komen werken sloeg hij af.

Veel van Van Maarseveens aspiraties werden, net zoals die van vele tijdgenoten, doorkruist door de oorlog. In de eerste oorlogsjaren kon hij aan het werk blijven, maar in 1943 ontkwam hij niet aan een lange periode van krijgsgevangenschap in Duitsland. Hij werd naar het kamp Stalag IV B, in Mühlberg aan de Elbe gestuurd, een modelkamp waar de Duitsers de wereld wilden laten zien hoe goed zij met hun krijgsgevangenen omgingen. Na ongeveer een jaar kampleven kreeg hij in juni 1944 via contacten met Franse krijgsgevangenen – de kampoudsten – werk als fotograaf. Samen met enkele andere krijgsgevangen, onder wie zijn Nederlandse collega Cor van Weele, kreeg Van Maarseveen de opdracht om allerlei officiële gebeurtenissen in het kamp op de foto te zetten, zoals religieuze activiteiten, toneelavonden en sport en om van de nieuw aangekomenen pasfoto’s te maken. Ook begrafenissen werden gefotografeerd; na goedkeuring door de Duitsers kreeg de familie een afdruk. „Om te laten zien dat de Duitse Wehrmacht fatsoenlijk met zijn krijgsgevangenen omging. Een illusie – en ik moest die illusie fotograferen”, zei hij in een interview met Aad Wagenaar op 14 juli 1984. Van Maarseveen ontkwam op deze manier niet aan het doen van propagandawerk, maar zijn filosofie was, in termen van zijn jiujitsuachtergrond: „meegeven om te overleven”.

In het kamp leerde hij fotograferen met eenvoudige middelen en maakte – historisch gezien – belangrijke documentaire foto’s, waarbij esthetiek geen rol speelde. Wanneer hij de kans kreeg maakte hij clandestiene opnamen, die iets meer van de ware sfeer van het kamp laten zien. In kamp Mühlberg heeft Cor van Weele eveneens clandestien foto’s gemaakt. Veel contact hadden beide Nederlandse fotografen overigens niet in het kamp.

Na de bevrijding door de Russen ging Van Maarseveen door met fotograferen. De chaos in het kamp en het gebrek aan organisatie tijdens de terugreis naar Nederland, maar ook de vreugde zijn van deze foto’s af te lezen. De collectie moeizaam meegesmokkelde foto’s en glasnegatieven uit kamp Mühlberg zijn in 1982 herontdekt en vervolgens ondergebracht bij het Rijksmuseum dat er in 1984 een expositie aan wijdde.

In de vooroorlogse periode was Van Maarseveen voornamelijk bekend om zijn portretten en artistieke foto’s. Toch ligt de oorsprong van zijn naoorlogse reclame- en bedrijfsfotografie al in deze periode. In 1925 werkte hij voor de eerste maal in opdracht van Texaco om de nieuwste tankwagen van de maatschappij te fotograferen. In de jaren dertig begon hij – wellicht daartoe aangezet door de economische onzekerheid in de film- en portretfotografie – de verschillende gebieden van de reclamefotografie enigszins te verkennen. Zo maakte hij modefoto’s voor de Bijenkorf, die als fotomontages in verschil lende tijdschriften verschenen, werkte hij voor een chique kapperszaak en fotografeerde hij interieurs van kerken en monumentale panden, zoals Huis Ten Bosch. Deze laatste opdrachten werden vaak gemaakt met het oog op toekomstige restauraties.

In 1937 gaf Van Maarseveen na veel twijfels zijn ongebondenheid grotendeels op voor een goedbetaalde baan als adviseur bij Kodak.

Na de oorlog werd de bedrijfsfotografie zijn voornaamste bron van inkomsten. Hij kwam terug bij zijn vroegere werkgever Kodak en deed voor dit bedrijf enkele jaren parttime werk. Hij werkte mee aan de introductie van het Kodak Ektachrome kleurenprocédé in Nederland.

Zijn grootste klant werd de oliemaatschappij Caltex (de werkmaatschappij van Texaco en Chevron). Hij fotografeerde schepen, scheepsinterieurs, raffinaderijen, booreilanden, feesten, partijen en openingen. De opdrachtgever verlangde duidelijke informatie op de foto. De foto’s moesten helder zijn en geen vals beeld laten zien. Een belangrijk aspect was een juiste weergave van het perspectief, met name wanneer hij maquettes van raffinaderijen fotografeerde. Deze foto’s waren bestemd voor het Midden-Oosten, waar de gefotografeerde complexen nagebouwd moesten worden. Hij fotografeerde de Rijnmond pijpleiding en werkte voor de Leerdam Glasfabriek.

In zijn bedrijfsfotografie is zijn visie op lijnenspel en vlakverdeling terug te vinden, maar dit werk heeft een veel minder artistiek karakter dan zijn vooroorlogse foto’s. Zijn werk is zakelijker dan dat van bijvoorbeeld Victor Meeussen en Frits Rotgans die er in slaagden een persoonlijker stempel op hun fotowerk voor de oliemaatschappijen te drukken.

In zijn vroege periode kenmerkt Van Maarseveens werk zich door dramatische en sfeervolle belichtingen, gecombineerd met vrij sobere achtergronden. Belangrijk is vooral zijn toepassing van meerzijdig licht, ook van achter het model vandaan. Met deze romantische stijl sloot Van Maarseveen aan bij een schoonheidsideaal, dat in de jaren dertig werd uitgedragen door fotografen als Godfried de Groot, Willy Schurman en J a n Stokvis. Zij richtten zich op een modebewuste, bemiddelde cliëntèle die waardering had voor de internationale glamourfotografie. Van Maarseveen wist zijn vaardigheden met kunstlicht ook te benutten bij het maken van filmstills en bij het uitlichten van filmsets.

In zijn reclame- en bedrijfsfotografie zijn dergelijke romantische opvattingen niet terug te vinden. Deze bedrijfstakken hadden zich reeds voor de oorlog met de opvattingen van de Nieuwe Fotografie geïdentificeerd. Het onderwerp moest zo helder mogelijk en zonder romantische franje worden uitgebeeld. Dat gold voor modefoto’s, maar nog sterker voor de bedrijfsfotografie van de oliemaatschappijen. Dieptescherpte kwaliteiten waren hier van groot nut. Al met al was deze tak van de fotografie vooral een technische, waarbij gebruik gemaakt werd van technische camera, groothoeklenzen en waterpas. Bij de kerkinterieurs die Van Maarseveen fotografeerde, combineerde hij deze technische vaardigheden met zijn gevoel voor lichtcontrasten.

Van Maarseveen maakte het grootste deel van zijn werk met een Rolleicordcamera. In het krijgsgevangenenkamp werkte hij met een 10×15 cm Agfa klapcamera met glasplaten.

Van Maarseveen zag zijn zelf verworven vakkennis later in zijn carrière gewaardeerd door het examinatorschap en een bestuursfunctie aan de School voor Fotografie en Fototechniek in Den Haag. Zijn kennis op het gebied van de kleurenfotografie gaf hij al eerder via cursussen in zijn studio door. Een van zijn leerlingen was Bart Hoogwerff Eikelenboom, die samen met zijn broer Adriaan in 1952 het eerste kleurenlaboratorium in Nederland, de ontwikkelcentrale Hoogwerff Eikelenboom, oprichtte.

Dick van Maarseveen was in de eerste plaats vakman. Zijn hoogtepunten bereikte hij in de vooroorlogse periode met vrij werk en met stillfotografie. Als een van de weinige vakfotografen in Nederland – Jacob Merkelbach en Eva Besnyö waren ‘concurrenten’ op dit gebied – nam hij een bijzondere plaats in in de filmindustrie.

Onder druk van veranderende, vaak moeilijke tijdsomstandigheden stelde hij zich flexibel op en paste zich zo goed mogelijk aan om zich op nieuwe onderwerpen te kunnen richten. Daarbij was de oorlog duidelijk de breuklijn: daarvóór overheerste het artistieke werk, daarna het zakelijke. Dit was een keuze die veel fotografen na de oorlog moesten maken. Bij Van Maarseveen lijkt de oorlog echter veel van zijn ambities te hebben gebroken. Tijdens de oorlog heeft hij echter een indrukwekkend documentair oeuvre tot stand kunnen brengen, van belang voor de geschiedschrijving van ons land en van de Nederlandse fotografie.

Documentatie

Primaire bibliografie

Naaktfotografie (ingezonden brief), in Bedrijfsfotografie 12 (8 augustus 1920) 16, p. 305.

foto’s in:

Bedrijfsfotografie 9 (5 november 1927) 23, p. 575-578.

Bedrijfsfotografie 10 (22 september 1928) 19, p. 495-498.

Bedrijfsfotografie 11 (11 april 1929) 15, na p. 174.

Bedrijfsfotografie 11(16 mei 1929) 20, na p.234.

Focus 16 (25 mei 1929) n , p. 292.

Bedrijfsfotografie 11 (21 november 1929) 47, na p. 558.

Bedrijfsfotografie 12(11 juli 1930) 14, p. 262.

Bedrijfsfotografie 12 (3 oktober 1930) 20, p. 373.

Bedrijfsfotografie 13(17 april 1931) 8, p. 145-148.

Bedrijfsfotografie 13 (26 juni 1931) 13, p. 243.

Bedrijfsfotografie 13 (27 november 1931) 24, p. 447-450.

Bedrijfsfotografie 14 (9 september 1932) 18, p. 340.

(Advertenties van De Bijenkorf in diverse bladen, o.a. Haagsche Courant 5 mei 1933, De Residentiebode 22 mei 1933, De Avondpost 29 mei 1933, Haagsche Courant 19 juni 1933 en De Residentiebode 19 juni 1933).

Bij en Korf (juni 1933) 6.

Focus 21(1 september 1934), p. 504.

De Caltex Ster ca. 1950-1967.

Oil Progress ca. 1960-1969.

Skoop januari 1974, p. 6-9.

Vrij Nederland-Bijlage 5 april 1975.

Karel Dibbets en Frank van der Maden (red.), Geschiedenis van de Nederlandse film en bioscoop tot 1940, Weesp (Het Wereldvenster) 1986, p. 117-119, 126, 135.

Secundaire bibliografie

A.B. (= Adriaan Boer), De fotografie als wandversiering, in Bedrijfsfotografie 9 (7 mei 1927) 10, p. 238, 245-248.

Auteur onbekend, Motto ‘Apollo’, in Bedrijfsfotografie 9 (21 mei 1927) n , p. 268.

A.B., De tentoonstelling der N.F.P.V. ter gelegenheid van het tweede lustrum, april 1929, in Bedrijfsfotografie 11 (2 mei 1929) 18, p. 207-212.

Auteur onbekend, Bij de platen, in Focus 16 (25 mei 1929) 11, p. 279.

A.B., Mimosa-tentoonstelling ter gelegenheid van den Vijfden Fotografendag der N.F.P.V., in Bedrijfsfotografie 12 (16 mei 1930) 10, p. 179-181.

Auteur onbekend, Bij de platen, in Bedrijfsfotografie 12 (11 juli 1930) 14, p. 253.

A.B., N.F.K. tentoonstelling in Pulchri Studio, Den Haag, in Bedrijfsfotografie 12 (19 september 1930) 19, p. 348-349.

Auteur onbekend, Bij de platen, in Bedrijfsfotografie 12 (3 oktober 1930) 20, p. 365.

Auteur onbekend, Bij de platen, in Bedrijfsfotografie 13(17 april 1931) 8, p. 137-138.

A.B., De tentoonstelling der N.F.P.V., in Bedrijfsfotografie 13 (29 mei 1931) 11, p. 196-200.

Auteur onbekend, Bij de platen, in Bedrijfsfotografie 13 (26 juni 1931) 13, p. 233-234.

Auteur onbekend, Platen D. van Maarseveen, in Bedrijfsfotografie 13 (27 november 1931) 24, p. 439.

A.B., De N.F.P.V. tentoonstelling te Rotterdam, in Bedrijfsfotografie 14 (20 mei 1932) 10, p. 179-186.

Auteur onbekend, Bij de platen, in Bedrijfsfotografie 14 (9 september 1932) 18, p. 331-332.

Auteur onbekend, Bij de platen in dit nummer, in Focus 21(1 september 1934) 18, p. 487-488.

Auteur onbekend, Dick van Maarseveen, in De Caltex Ster (januari 1962) 1, p. 8-9.

De Caltex Ster (september 1965) 9, p. 123.

Auteur onbekend, Operatie pasfoto, in De Caltex Ster december 1966, p. 197.

Chevron Driekleur (juli/augustus 1972) 7, p. 135.

Flip Bool en Kees Broos (red.), Fotografie in Nederland 1920-1940, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1979, p. 17, 19, 153.

Bram Reijnhoudt, Van Maarseveen’s haarscherpe Hollandse Hollywood-stills, in Skoop maart 1982, p. 26-30.

Catalogus tent. (Dick van Maarseveen). Fotograaf in krijgsgevangenschap. Duitsland 1943-1945, Amsterdam (Rijksmuseum) 1984.

Auteur onbekend, Fotograaf in krijgsgevangenschap Duitsland 1943-1945, in Bulletin van het Rijksmuseum 32 (1984) 3, p. 171.

Auteur onbekend, Oorlogsfoto’s Van Maarseveen in Rijksmuseum Amsterdam, in Het Binnenhof 6 juli 1984.

Aad Wagenaar, Twee jaar kampleven in beeld gevangen, in De Delftsche Courant 14 juli 1984.

Betty van Garrel, De kampfotograaf van Mühlberg. Tentoonstelling over krijgsgevangenschap in Duitsland, in NRC Handelsblad 27 juli 1984.

Auteur onbekend, Haagse fotograaf in krijgsgevangenschap, in NRC Handelsblad 1 augustus 1984.

Martin Schouten, Van die Duitsers moesten de beste schoenen vooraan, in De Volkskrant 4 augustus 1984, Het Vervolg p. 5.

Herman Hoeneveld, Dick van Maarseveen; Fotograaf in krijgsgevangenschap (1943-45), in Kunstbeeld 8 (september 1984) 11, p.29.

Herman Hoeneveld, Dick van Maarseveen, 60 jaar beroepsfotograaf, in Professionele Fotografie (december 1984/januari 1985) 6, p. 40-50.

Auteur onbekend, Dick van Maarseveen: fotograferen is kunst. ‘Poëet van licht en schaduw’ slijt zijn dagen in Rijssen, in Dagblad Tubantia 26 augustus 1985.

Auteur onbekend, Archief van Dick van Maarseveen officieel overgedragen. Unieke overeenkomst tussen fotograaf en museum, in P/F Professionele Fotografie (april 1989) 2, p. 45.

Sjaak Roodenburg, Fotograaf Dick van Maarseveen: „Ik heb van alles meegemaakt, maar ik heb het niet beleefd”, in De Tijd 3 augustus 1990, p. 42-46.

Lidmaatschappen

NFPV, vanaf 1927-ca. 1934.

NFK, kandidaatlid 1949-1950.

Nederlandse Vereniging van Vakfotografen.

Bestuur School voor Fotografie en Fototechniek, Den Haag.

Onderscheidingen

1929 Medaille, Tweede Lustrum Tentoonstelling (NFPV), Amsterdam.

1930 1e Prijs Mimosa negatiefwedstrijd, Mimosa-Tentoonstelling, Amsterdam.

1930 NFK-diploma, Internationale Portret Tentoonstelling (NFK), Den Haag.

1931 7e Prijs afd. A portretwerk en 2e prijs afd. E stillevens, (tentoonstelling verbonden aan de Zesde Fotografendag van de NFPV), Amsterdam.

1936 2e Prijs klasse B, fototentoonstelling i.k.v. de Residentieweek, Den Haag.

1950 Erepenning Gevaert, ‘toegekend voor fotografisch kunstwerk’.

1957 4e Prijs, NFPV (afdeling Den Haag) portretfotowedstrijd.

Tentoonstellingen

1927 (g) Amsterdam, Koopmansbeurs, De fotografie als wandversiering (tentoonstelling verbonden aan de Tweede Fotografendag der NFPV).

1927 (g) Rotterdam, Rotterdamsche Kunstkring, De fotografie als wandversiering.

1928 (g) Wimbledon, 11th Annual Exhibition of Pictorial Photography (Wimbledon Camera Club).

1929 (g) Amsterdam, Odd Fellow House, Tweede Lustrum Tentoonstelling N.F.P.V. (tentoonstelling verbonden aan de Vierde Fotografendag der NFPV).

1930 (g) Amsterdam, Odd Fellow House, Mimosa-Tentoonstelling (tentoonstelling verbonden aan de Vijfde Fotografendag der NFPV) (rondreizende tentoonstelling).

1930 (g) Den Haag, Pulchri Studio, Internationale Portret-Tentoonstelling (NFK).

1930 (g) Milwaukee (Wisconsin), Golden Anniversary Photographers Association of America.

1931 (g) Amsterdam, Odd Fellow House, (tentoonstelling verbonden aan de Zesde Fotografendag der NFPV).

1932 (g) Rotterdam, De Kunstkring, (tentoonstelling verbonden aan de Zevende Fotografendag der NFPV).

1932 (g) Amsterdam, RAI, Klank en beeld.

1936 (g) Den Haag, Gebouw Panorama Mesdag, (fototentoonstelling i.k.v. de Residentieweek) .

1948 (g) Rochester, 14th Kodak International Salon of Photography.

1950 (g) Eindhoven, Stedelijk van Abbe Museum, Vakfotografie 1950.

1984 (e) Amsterdam, Rijksmuseum, Fotograaf in krijgsgevangenschap, Duitsland 1943-45.

1984 (e) Rijssen, Gemeentehuis, Fotograaf in krijgsgevangenschap, Duitsland 1943-45.

1990 (g) Amsterdam, Nederlands Filmmuseum, (tentoonstelling over Fien de la Mar).

1990 (g) Amsterdam, Nederlands Theater Instituut, ‘Ik wil gelukkig zijn’, Fien de la Mar 1898-1965.

Stills bij de volgende films:

1931 Finale, (Nederland), Gerard Rutten. ca. 1932 Prima Donna, (Nederland), Henk Alsem, (niet afgemaakt).

ca. 1932 Tannhauser, (Nederland), Henk Alsem, (niet afgemaakt).

ca. 1932 Tijl Uilenspiegel, (België), (niet afgemaakt).

1934 Bleeke Bet, (Nederland), Richard Oswald/Alex Benno.

1934 Het meisje met den blauwen hoed, (Nederland), Rudolph Meinert.

1934 Op hoop van zegen, (Nederland), Alex Benno/Louis Saalborn.

1934 De Witte, (België), Jan Vanderheyden.

1935 De big van het regiment, (Nederland), Max Nosseck/Jan Teunissen.

1935 Het leven is niet zo kwaad, (Nederland), Haro van Peski.

1935 Het mysterie van de Mondscheinsonate, Kurt Gerron.

1935 Op stap, (Nederland), Ernst Winar.

1935 De suikerfreule, (Nederland), Haro van Peski.

1936 Jonge harten, (Nederland), Charles A. Huguenot van de Linden/Heinz Josephson.

1936 Kermisgasten, (Nederland), Jaap Speyer.

1936 Op een avond in mei, (Nederland), Jaap Speyer.

1936 Rubber, (Nederland), Gerard Rutten/ Johan de Meester.

Films waaraan Dick van Maarseveen als cameraman heeft meegewerkt

1942 De gasman, (Nederland), Alfred Mazure, (niet afgemaakt).

1942 Vals geld, (Nederland), Alfred Mazure, (niet afgemaakt).

1942 twee reclamefilms Instituut Schoevers.

Bronnen

Amsterdam, Nederlands Filmmuseum.

Leiden, Prentenkabinet, bibliotheek en documentatiebestand.

Rijssen, Mevr. J. van Maarseveen-Ehrenhard, documentatie en mondelinge informatie.

Collecties

Amsterdam, Nederlands Filmmuseum (filmstills en negatieven).

Amsterdam, Nederlands Theater Instituut (foto’s).

Amsterdam, Rijksmuseum (foto’s en negatieven kampverleden).

Leiden, Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit Leiden (foto’s).

Auteursrechten

De auteursrechten op het fotografisch oeuvre van Dick van Maarseveen berusten voor wat de filmstills en -werkfoto’s betreft bij het Nederlands Filmmuseum te Amsterdam. Voor het overige werk berusten ze bij Mevr.J. van Maarseveen-Ehrenhard te Rijssen.