Maria Hille
Robbert van Venetië
Annet Zondervan
Extract
De naam van Maria Hille is verbonden aan een relatief klein maar belangrijk oeuvre uit de vroege jaren van de Nederlandse fotografie. Aanvankelijk in samenwerking met haar echtgenoot Claus Pruter leidde zij een bedrijf dat vooral was gespecialiseerd in de fotografie van stadsgezichten en architectuur.
Biografie
1827 |
Maria Elisabeth Hille wordt op 3 juli 1827 geboren te Rhanderfehn (Hannover), Duitsland. |
1853 |
Hille vestigt zich als echtgenote van fotograaf Claus Pruter (20-4-1823 Wevelsfleth [Holstein] -‘s-Gravenhage 27-1-1863) in het voorjaar van 1853 in Groningen. Claus Pruter had zich op 6 december 1852 – afkomstig uit het Duitse Embden – in Groningen gevestigd als portretschilder, maar opent in 1853 een fotografisch atelier aan de Hereweg. |
Op 15 oktober wordt het eerste en enige kind uit het huwelijk geboren: Catherina Gerardina Margaretha Pruter. |
|
1854 |
De officiële inschrijving van het gezin Pruter in het Gronings bevolkingsregister vindt plaats op 26 december. Als plaats van herkomst staat ditmaal Hille’s geboorteplaats Rhanderfehn vermeld. |
1856 |
De familie Pruter vertrekt op 28 juli naar Amsterdam. Het „Nieuw Duitsch Photographisch Etablissement van C. & M. Pruter” wordt gevestigd op het adres Nieuwendijk 41. |
1857 |
Maria Hille en Claus Pruter vertrekken uit Amsterdam naar ‘s-Gravenhage, waar zij op 22 oktober voor het eerst adverteren voor het atelier van „M. Hille en Comp.”, dat gevestigd wordt op het Buitenhof K 104, bij de Gevangenpoort. |
1859 |
De firma Hille verhuist naar de Willemstraat 12. |
1862 |
Wilhelm J. Grammann (Amelsdorf 12-4-1844 – ?) vestigt zich vanuit Amelsdorf te Duitsland in ‘s-Gravenhage, waar hij in mei assistent wordt bij de firma Hille. |
1863 |
Op 27 januari overlijdt Claus Pruter. |
1868 |
Maria Hille verhuist naar het adres Denneweg 69, waar zij zich als fotograaf vestigt. Hille staat in de Haagse adresboekjes tot 1881 op dit adres als fotograaf vermeld. Vanaf 1868 woont Petrus Bernardus Beukers, „commies bij koloniën”, op hetzelfde adres als Hille. |
W. Grammann kondigt in een advertentie aan dat hij vanaf 10 mei op het adres Willemstraat 12 een eigen fotografisch atelier begint. |
|
1877 |
Omstreeks 1877 heeft Grammann ‘s-Gravenhage met onbekende bestemming verlaten. In de loop van de jaren zeventig bevindt zich op het adres Willemstraat 12 “ J.C.J. Beukers, firma M. Hille”. In het bevolkingsregister staat J.C.J. Beukers dan vermeld als fotograaf. (Johannes Carel Jacobus Beukers werd op 20 mei 1856 geboren als zoon van genoemde Petrus Bernardus Beukers en Anna Catharina Becht). |
1881-‘91 |
Maria Hille verhuist achtereenvolgens naar de adressen Frederikstraat 16 (in 1881), Veenlaan 64 (in 1884), Toussaintkade 64 (in 1887) en Jacob van der Doesstraat 3 (in 1891). Al deze adressen komen op visitekaartportretten van Hille voor. P.B. Beukers verhuist steeds mee en op de laatste twee adressen blijkt ook zoon J. Beukers, die nog steeds de zaak in de Willemstraat drijft, in te wonen. |
1892-‘93 |
Maria Hille verhuist naar de Piet Heinstraat 23, het laatste adres dat van haar bekend is. Na 1893 is haar naam niet meer in de Haagse registers terug te vinden. Het is onbekend of zij op vijfenzestigjarige leeftijd is overleden of in dat jaar is vertrokken uit ‘s-Gravenhage. |
Beschouwing
Op het moment dat Maria Elisabeth Hille uit Duitsland naar Nederland kwam, werd zij in het bevolkingsregister van de vestigingsplaats Groningen opgenomen als vrouw van Claus Pruter. Pruter was in december 1852 uit het Duitse Embden naar Groningen gekomen, waar hij aanvankelijk bekend stond als (kunst)schilder. In de loop van 1852 en ’53 bekwaamde Pruter zich tijdens enkele reizen als daguerreotypist en leerde hij het vervaardigen van foto’s op papier. Waarschijnlijk heeft Maria Hille haar man gedurende diens reis naar Hamburg leren kennen. Het is mogelijk dat zij elkaar hebben ontmoet tijdens een bezoek van Pruter aan het Hamburgse atelier van fotograaf H. Hille, waarschijnlijk een familielid van Maria.
Op het moment dat Pruter zich voor de tweede maal in het Groningse bevolkingsregister liet inschrijven was hij in ieder geval gehuwd, werd als zijn beroep daguerreotypist aangegeven en werd bij Maria Elisabeth Hille vermeld dat ze géén beroep uitoefende. Het fotografische bedrijf stond op naam van Pruter. In juli 1856 verhuisde de familie Pruter naar Amsterdam. Het verblijf in de hoofdstad was van korte duur, want ongeveer een jaar later vestigden Claus en Maria zich al in Den Haag. Er is maar één foto uit de Amsterdamse periode bekend. Het betreft een opname van de onthulling van het standbeeld van Laurens Janszoon Coster op de Grote Markt in Haarlem, die plaatsvond op 16 juli 1856, twaalf dagen voordat het familiebedrijf officieel naar Amsterdam verhuisde. Het gedrukte onderschrift van de Haarlemse foto geeft, naast die over het onderwerp ook informatie over de vervaardiger, het „Nieuw Duitsch Photographisch Etablissement van C. & M. Pruter”. Het bedrijf stond dus nu op naam van beide echtgenoten. Toen de firma in oktober 1857 voor het eerst in Den Haag adverteerde, was de naamswijziging compleet: „M. Hille en Comp. van Hamburg”. Hoewel de bevolkingsregisters van Groningen, Amsterdam en Den Haag bij de naam van Maria Hille – in tegenstelling tot bij die van haar man – geen beroep vermelden, heeft ook zij het beroep van fotograaf uitgeoefend. Zij signeerde de foto’s en voerde – zij het in de mannelijke persoon – de correspondentie met opdrachtgevers.
De stapsgewijze naamswijziging van het fotografische familiebedrijf van Claus Pruter en Maria Hille kan zijn ingegeven door commerciële overwegingen en praktische omstandigheden. Voor de Groningse periode – de tijd dat Pruters naam aan het bedrijf was verbonden – gold dat Pruter als kunstschilder al bekend was in deze stad, terwijl Maria na haar zwangerschap de zorg voor het kind op zich nam. Vandaar wellicht dat Hille’s naam pas in de Amsterdamse periode aan het fotografische bedrijf werd verbonden, als indicatie van de actieve rol die zij daarin had. Dat de firma uiteindelijk Hille’s naam ging dragen kan zijn verklaring vinden in het feit dat Claus en Maria wilden profiteren van de – althans in ‘s-Gravenhage – reeds aanwezige bekendheid van de naam Hille. Zowel in maart als in augustus van het jaar 1857 bezocht namelijk het „Nieuw Groot Cosmoramisch Stereoscopisch Kabinet van H. Hille en Comp. van Hamburg” de residentie. Het succes van deze reizende tentoonstelling had de naam Hille in Den Haag gevestigd. Opvallend is de vergelijkbare schrijfwijze van „M. Hille en Comp. van Hamburg” in de genoemde advertentie van oktober 1857, waardoor eens te meer het vermoeden gegrond lijkt dat het om een familierelatie gaat. Pruters gezondheid was, blijkens een advertentie in het Dagblad voor Zuid- Holland en ‘s Gravenhage van 22 juni 1861 in de Haagse periode niet best. Hij stierf begin 1863. Maria Hille bleef op verschillende adressen tot in de jaren negentig actief in Den Haag. Fotografen als Wilhelm Grammann, die na een assistentschap tussen 1862 en 1868 zich zelfstandig in ‘s-Gravenhage vestigde en Johannes Beukers, die vanaf 1877 in dezelfde stad een filiaal van de firma Hille beheerde, waren met Hille geassocieerd.
Maria Hille moet een goed lopend portretatelier hebben geleid. Met name portretten op carte-de-visite-formaat zijn bewaard gebleven, die zich vrijwel niet onderscheiden van portretten uit andere ateliers. Haar oeuvre neemt om andere redenen een belangrijke plaats in de geschiedenis van de Nederlandse fotografie in.
Het vroegste ons bekende in opdracht vervaardigde album met architectuurfoto’s staat op naam van Maria Hille. Het betreft een album gemaakt in de stad Leiden, dat op 30 juli 1858 door de gemeenteraad van die stad werd aangeboden aan Z.K.H, de Prins van Oranje, na diens afstuderen aan de Leidse universiteit. Het bevat acht opnamen van stadsgezichten en bekende gebouwen als de stadswaag, het stadhuis, het Academiegebouw en de Hooglandse Kerk. Hoe de samenwerking tussen Hille en het Leidse gemeentebestuur tot stand kwam is niet bekend, wel hoeveel het project heeft gekost: f 825,50. Hille kreeg daarvan voor het maken van de foto’s f 80,- uitbetaald, de zilversmid en de schoonschrijver respectievelijk f 710,50 en f 25,-. Hoewel het opmerkelijk is dat het Leidse gemeentebestuur voor een dergelijk pretentieus cadeau koos voor het betrekkelijk nieuwe medium, kwam die waardering voor de fotografie blijkbaar nog niet zo sterk tot uiting in de geldelijke beloning voor de fotograaf.
Ook in haar woonplaats Den Haag maakte Hille foto’s voor enkele albums met stadsgezichten. In 1860 verscheen La Haye et Scheveningue Photographies, bestaande uit 16 litho’s van Haagse stadsgezichten en uitgegeven door H.L. van Hoogstraten. Laatstgenoemde vervaardigde ook de litho’s op basis van tekeningen die C.C.A. Last maakte naar foto’s van Hille. In hetzelfde jaar verscheen in Den Haag een album waarin afdrukken van Hille zelf waren ingeplakt, het Photographisch Album van ‘s Gravenhage en Scheveningen, bevattende 12 Gezigten, op de schoonste punten genomen. Uitgever was ditmaal M.M.Couvée.
Hoewel de foto’s in de drie genoemde albums stadsgezichten kunnen worden genoemd, toont Hille een duidelijke voorkeur voor het individuele gebouw als onderwerp. Het is dan ook niet verrassend dat Hille zowel Haagse als Leidse ‘stadsgezichten’ toestuurde aan de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst, in een poging een opdracht op het gebied van de architectuurfotografie van deze organisatie te verwerven. Op 3 augustus 1858 schreef Maria Hille een brief aan de Maatschappij. De aanleiding hiertoe was een krantenartikel over een uitgave van deze architectenvereniging, de sinds 1852 verschijnende uitgave Afbeeldingen van Oude bestaande gebouwen in Nederland. In Hille’s brief staat onder andere: „In het dagblad van ‘s-Gravenhage en Zuidholland gelezen hebbende, dat de Maatschappij van Bouwkunst alhier, afbeeldingen zal doen vervaardigen van Oude gebouwen in Nederland. Mogt Uwelg. besluiten dit door de Photographie te doen afdrukken, dan neem ik de vrijheid mij in Uwelg. gunst aan te bevelen, daar ik, naarmate de hoeveelheid afdrukken, dezulke tot de civielste prijzen zal afleveren. Tevens heb ik de vrijheid genomen Uwelg. eenige exemplaren ter bezigtiging te zenden, welke ik reeds vroeger vervaardigd heb; en daar ik thans geheel nieuwe instrumenten heb ontvangen, zullen de Photographiën welke ik thans vervaardigen zal, grooter en volmaakter zijn.” Kort daarop slaagde Hille er inderdaad in de opdracht van de Maatschappij te verwerven om een foto van het laatgotische stadhuis van Middelburg te maken voor genoemde periodieke losbladige uitgave. De frontale opname die Hille maakte werd opgenomen in het vierde nummer van 1859. Omdat er nog geen drukprocédé bestond dat de combinatie van foto en tekst mogelijk maakte, werden achthonderd albuminedrukken opgeplakt op kartons waarop het onderschrift stond. Hille’s stadhuisfoto is de vroegste architectuurfoto die werd geplaatst in een Nederlandse architectuurperiodiek. In het redactiearchief van de Maatschappij – bewaard in het Nederlands Instituut voor Architectuur en Stedebouw te Rotterdam – is Hille’s correspondentie met betrekking tot de opdracht compleet bewaard gebleven.
Het tot nu toe bekende oeuvre van Maria Hille bestaat behalve uit portretten voor een belangrijk deel uit architectuuropnamen, waaronder stadsgezichten en foto’s van individuele gebouwen. Met name in de periode 1857 tot 1861 maakte Hille een aantal interessante foto’s binnen dit genre. Kenmerkend voor de meeste stadsgezichten van Hille is het feit dat de compositie geconcentreerd is rond één gebouw. Waar bijvoorbeeld bij haar Haagse tijdgenoot Johan Herman Bückmann een stadsgezicht meestal een weergave was van het geheel van kleinere panden langs grachten en straten, maakte Hille veelal ‘portretten’ van gebouwen. Wellicht mede om deze reden kon zij met succes een opdracht uit architectenkringen verwerven. Alexandrine Tinne was een andere Haagse collega en tijdgenote van Hille met wie een vergelijking zich opdringt. Beiden werkten in dezelfde omgeving en in vrijwel dezelfde jaren. Enkele foto’s van beide fotografes lijken veel op elkaar, bijvoorbeeld de opnamen van de Koninklijke Bibliotheek aan het Lange Voorhout. Wanneer men de foto’s van de amateurfotografe Tinne vergelijkt met die van haar vakmatig werkzame collega Hille, valt direct het grote formaat van de afdrukken van de eerste op. Hille meldde in haar correspondentie over bovengenoemde foto van het stadhuis te Middelburg aan haar opdrachtgever dat zij in 1858 nieuwe apparatuur voor grotere formaten had aangeschaft. Toch zijn haar Haagse foto’s uit 1860 veel kleiner dan die van Tinne. Bovendien lijkt Tinne vaak iets langer de tijd te hebben genomen of gehad om de ideale lichtomstandigheden af te wachten. De composities van Hille kenmerken zich door de hoge, vaak overhoekse standpunten.
Hille’s Haagse stadsgezichten en de opname uit Middelburg zijn afgedrukt op albuminepapier. De papiersoort van de vroege stadsgezichten uit het Leidse album – de vroegst bekende foto’s van Hille – is minder eenvoudig te determineren. Deze afdrukken zijn namelijk voorzien van een vernislaag, wellicht om verbleken tegen te gaan.
Hille’s brieven aan de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst geven ook enkele aanwijzingen omtrent de stand van de fotografische techniek. Zo meldde zij onder andere dat haar opdrachtgever uit zeven opnamen waarvan zij proefdrukken opstuurde, er vier moest kiezen. Dat was nodig, „omdat er van elk niet meer als 200 goede afdrukken te maken zijn.”, aldus Hille in één van haar brieven aan de opdrachtgever. Blijkbaar waren de glazen negatieven te kwetsbaar om onbeperkt afgedrukt te worden en bovendien kon er met vier negatieven sneller gewerkt worden. Hille maakte kort na elkaar dus een aantal vrijwel identieke opnamen, met het oog op de grote oplage. Wanneer men verschillende exemplaren van het bewuste nummer van Oude Bestaande Gebouwen naast elkaar legt, zijn er inderdaad kleine verschillen te zien afgezien van vlekjes of van verschil in toon van de afdrukken. Zo staat op de ene een deur open die op een andere gesloten is of staat er op de één wel en op de ander geen handkar voor de gevel. Ook bij enkele Haagse stadsgezichten volgde Hille deze werkwijze, vermoedelijk met het oog op een eventuele grote oplage. Van een foto van de Haagse Groenmarkt – die overigens niet in de twee Haagse albums werd opgenomen – zijn ook verschillende versies aan te wijzen. De verschillen betreffen hier de lichtval en de groepering van mensen rond de marktkramen.
De periode waaruit werk van Maria Hille bekend is, strekt zich uit over ruim dertig jaar. Hoewel zij ook als portretfotograaf actief was, ligt het belang van haar oeuvre vooral besloten in de stadsgezichten uit de periode van 1856 tot 1861.
Samen met bewaard gebleven correspondentie en archiefmateriaal, geeft Hille’s oeuvre zowel inzicht in de werkwijze van één van de vroegste beroepsfotografes in Nederland als in de ontwikkeling van de architectuurfotografie tot een specialistisch vakgebied.
Documentatie
Primaire bibliografie
Advertenties in Dagblad voor Zuid-Holland en ‘s Gravenhage:
(22 oktober 1857) 249, p. 4.
(4 augustus 1858) 181, p. 2.
(14 mei 1859) 113, p. 4.
(22 juni 1861) 143, p. 3.
(23 januari 1864) 19, p. 4.
(27 juli 1865) 175, p. 2.
(5 december 1867) 287, p.4.
(6 december 1867) 288, p. 3.
(28 april 1868) 101, p.4.
(29 april 1868) 102, p.4.
(30 november 1868) 284, bijblad p. 1.
(30 januari 1869) 16, p.4.
foto’s in:
Album aan Z.K. Hoogheid den Prins van Oranje ter herinnering aan Hoogst Deszelfs Vierjarig Verblijf Binnen Leijden door den Gemeenteraad eerbiedig aangeboden den 30 july 1858 (album met 8 fotoafdrukken van M.Hille).
Afbeeldingen van Oude bestaande gebouwen in Nederland (1859) 4.
La Haye et Scheveningue Photographies (album met 16 lithografieën naar foto’s van M. Hille), ‘s-Gravenhage (H.L.van Hoogstraaten) 1860.
Photographisch Album van ’s Gravenhage en Scheveningen, bevattende 12 gezigten, op de schoonste punten genomen (album met 13 albuminedrukken van M. Hille), ‘s-Gravenhage (M.M. Gouvée) 1860.
LJ. van der Haer, ‘s-Gravenhage gephotographeerd tusschen de jaren 1860-1870, Delft (Elmar N.V.) 1968, p. 14, 22.
Kees Nieuwenhuijzen (samenstelling), Den Haag en omstreken in 19de-eeuwse foto’s, Amsterdam (Van Gennep) 1975, p. 16.
Jan Coppens (samenstelling), Een camera vol stilte. Nederland in het begin van de fotografie 1839-1875, Amsterdam (Meulenhoff) 1976, afb. 72.
Secundaire bibliografie
J.E.J. Geselschap, De fotografie te ’s-Gravenhage (lijst van 19de-eeuwse fotografen in Den Haag), ongedateerde, getypte lijst in Gemeentearchief Den Haag.
H.M. Mensonides, Een nieuwe kunst in Den Haag. Encyclopedisch overzicht van de eerste Haagse fotografen, in jaarboek Die Haghe 1977, p. 60-62, 78, 83-84, 103.
Ingeborg Th. Leijerzapf (red.), Fotografie in Nederland 1839-1920, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1978, p. 23, 33, 35, 97, 104.
A.M. van den Broek, Een foto door Prater van de onthulling van het standbeeld van Laurens Janszoon Koster in 1856, in Haerlem Jaarboek 1985, p. 37-47.
Mattie Boom, ‘Een waarlijk volkomen begoocheling’. Stereofotografie in Nederland, in Jong Holland 2 (oktober 1986) 3, p.6-7.
Robbert van Venetië en Annet Zondervan, Geschiedenis van de Nederlandse architectuurfotografie, Rotterdam (Uitgeverij 010) 1989, p. 5-8, 12, 37-39, 136 (met foto’s).
Jan Coppens, Laurent Roosens en Karel van Deuren, „.. .door de enkele werking van het licht…”. Introductie en integratie van de fotografie in België en Nederland, 1839-1869, Antwerpen (Gemeentekrediet) 1989, p. 76, 211, 229, 238-239.
A.T. Schuitema Meijer, Fotografen in het 19 e eeuwse Groningen, in Groningse Volksalmanak 1961, p. 125-152.
A.T. Schuitema Meijer, Zó fotografeerden zij Groningen 1868-1918, Groningen (N.V. Dijkstra’a Drukkerij) 1966.
Tentoonstellingen
1989 (g) Rotterdam, Tentoonstellingsruimte Oude Binnenweg 113, Geschiedenis van de Nederlandse architectuurfotografie.
Bronnen
Den Haag, Gemeentearchief.
Groningen, Gemeentearchief.
Leiden, Gemeentearchief.
Leiden, Prentenkabinet, bibliotheek en documentatiebestand.
Rotterdam, Nederlands Instituut voor Architectuur en Stedebouw.
Sassenheim/Leiden, Robbert van Venetië en Annet Zondervan (ongepubliceerde doctoraalscriptie: Architectuurfotografie in Nederland: 1839-1900. Een bronnenonderzoek naar functie en vorm binnen de negentiende-eeuwse documentaire fotografie, april 1989).
Collecties
Den Haag, Gemeentearchief.
Den Haag, Gemeentemuseum (muziekafdeling).
Den Haag, Koninklijk Huisarchief (Collectie H.M. de Koningin der Nederlanden).
Den Haag, Rijksdienst Beeldende Kunst.
Leiden, Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit Leiden.
Rotterdam, Nederlands Instituut voor Architectuur en Stedebouw.
Auteursrechten
Het fotografisch oeuvre van Maria Hille is vrij van auteursrechten. De reproductierechten berusten bij de instellingen die de foto’s beheren (zie onder Collecties).