Fotolexicon, 5e jaargang, nr. 10 (december 1988) (nl)

Meinard Woldringh

Ingeborg Th. Leijerzapf

Ineke Oele-Kap

Extract

Meinard Woldringh was in de periode 1940-1968 een vooraanstaand Nederlands vakfotograaf, met vele contacten en een goede naam in het buitenland. Gedurende tien jaar had hij een atelier voor portret- en dansfotografie. Vervolgens was hij twintig jaar als specialist in de kleurenfotografie verbonden aan de Nederlandsche Rotogravure Maatschappij. Daarnaast maakte hij vrij werk: intrigerende landschaps- en natuurfoto’s in zwart-wit en in kleur. Woldringhs technische kennis en artistieke visie, die hij in beelden en woorden wist te vertalen, werden door velen ter harte genomen. Met name in zijn functies van secretaris en voorzitter van de NFK en redacteur van het tijdschrift Camera Europhot heeft hij een brede, stimulerende invloed gehad

Biografie

.

1915

Meinardus Woldringh wordt op 16 maart geboren te Groningen in een gegoed burgermilieu; zijn vader is mededirecteur van een grote ijzerhandel en voorzitter van de Kamer van Koophandel ter stede,

ca. 1927

Vanaf zijn twaalfde jaar fotografeert Meinard en drukt zijn foto’s zelf af. Hij heeft eerst een boxcamera, later op de middelbare school een platencamera.

1928-’33

Meinard doorloopt de Gemeentelijke vijfjarige HBS in Groningen.

1933-‘35

Belangstelling voor het boerenbedrijf en een gevoel van verbondenheid met de natuur bepalen zijn keus om te gaan studeren aan de Landbouw Hogeschool in Wageningen. Zijn interesse voor fotograferen neemt in deze jaren toe, onder meer door contacten met studenten die ook voor hun hobby fotograferen en bij wie Meinard fototijdschriften onder ogen krijgt.

1935-’36

Meinard maakt de keuze zich op de fotografie te gaan toeleggen. Hij komt in contact met Nico Zomer in Amsterdam die een eigen bedrijf voor reclamefotografie heeft. Tijdens een korte stageperiode krijgt hij bij Zomer de eerste praktijkervaring in het reclamevak. Hij raakt vooral geboeid door de kleurenfotografie, vanwege het experimentele stadium waarin deze techniek verkeert en de nog onontgonnen toepassingsmogelijkheden.

1936-‘37

Van 1 oktober 1936 tot 15 april 1937 is Meinard in de leer bij reclame- en portretfotograaf Marius Meijboom in de Vossiusstraat in Amsterdam.

Van eind april tot september 1937 is hij als fotograaf werkzaam bij Reclame Advies Bureau en Erkend Advertentie Bureau B. van Borssum Waalkens aan het Rokin 65 in Amsterdam.

1937-‘39

Woldringh volgt een vakopleiding aan de Bayerische Staatslehranstalt für das Lichtbildwesen in München. Van 2 september 1937 tot 20 juli 1938 doorloopt hij Abteilung I, Unterstufe, en krijgt een zeer goed getuigschrift. Van 6 september 1938 tot 10 juli 1939 volgt hij Abteilung III, en ontvangt daarvoor een attest in lovende bewoordingen.

In 1938 volgt Woldringh een cursus kleurenfotografie bij het bedrijf Jospé in Bremen. In zijn tweede studiejaar in München werkt Woldringh dikwijls voor Otto Hans Beier, leraar aan de Bayerische Staatslehranstalt.

1940-’45

Kort voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog opent Woldringh een eigen studio in de Zeestraat nr. 96 in Den Haag. Hij had het plan opgevat een studio voor reclamefotografie te beginnen, maar de oorlogsomstandigheden dwingen hem zich te richten op portretfotografie; naar reclamefotografie is tijdens de bezetting geen vraag. Hij krijgt daarnaast opdrachten voor dansfotografie. Incidenteel maakt hij pasfoto’s voor illegale persoonsbewijzen.

Tijdens de bezetting is Woldringh officieel in dienst bij de Stichting Nederland Film, om zo aan de ‘Arbeidseinsatz’ te ontsnappen. In het najaar van 1944 gaat hij naar zijn ouders in Groningen, waar hij tot de bevrijding verblijft. Kort na de bevrijding heropent hij zijn atelier in Den Haag.

Tijdens de oorlogsjaren schrijft Woldringh een boek over kleurenfotografie.

1947

Woldringh wordt als parttime medewerker en adviseur aangetrokken door de Nederlandsche Rotogravure Maatschappij (NRM) in Leiden voor de verzorging van het kwaliteitsfotowerk, speciaal de kleurenfotografie.

1947-’48

Willy Schurman, Meinard Woldringh en Nico Zomer brengen gedrieën een drastische reorganisatie van de NFK tot stand; Woldringh wordt secretaris, Schurman voorzitter.

Onderhandelingen met drukkerij en uitgeverij H.L. Smit & Zn. te Hengelo over een uitgave van Woldringhs manuscript over kleurenfotografie lopen vast op meningsverschillen omtrent de drukkwaliteit. Uitgeverij Focus opent besprekingen over het boek, dat de titel Kleur in de fotografie krijgt; voorstellen worden gedaan om het boek in verschillende taalgebieden uit te brengen om zo de kosten te drukken. Uitgeverij Focus durft tenslotte het risico niet op zich te nemen. (Het boek is nooit uitgegeven; het manuscript bevindt zich in het Prentenkabinet te Leiden).

1950

Woldringh is tot de conclusie gekomen dat de combinatie van een eigen atelier en werkzaamheden op freelance basis voor de NRM niet voldoet. Hij aanvaardt een vaste betrekking bij de NRM, onder beding van het recht eigen opdrachten te mogen verwerven, en sluit zijn atelier in Den Haag. Bij de NRM maakt hij kleurenfoto’s voor reclamedrukwerk. Opdrachtgevers zijn diverse uitgevers, de RVD, de KLM, V&D, de Keukenhof, glasblazerij Leerdam, kwekerij Moerheim en anderen.

1951

Aan de Agfacolor Schule in Freiburg im Breisgau volgt hij in de week van 9 tot 14 april een cursus Agfacolorfotografie.

1952

Conservator K.E. Schuurman van het Haags Gemeentemuseum, Meinard Woldringh namens de NFK en Paul Huf als afgevaardigde van de GKf organiseren gezamenlijk in het Haags Gemeentemuseum de tentoonstelling Fotoschouw ’52.

1953

Woldringh fotografeert de watersnoodramp in Zeeland (deze foto’s zijn niet gepubliceerd).

1955

Woldringh wordt in dit jaar examinator (later ook lid van de Raad van Toezicht als afgevaardigde van de NFK) aan de Fotovakschool te Den Haag.

Woldringh brengt werk van NFK-leden in een voorselectie bijeen ten behoeve van de door Edward Steichen te organiseren tentoonstelling Family of Man.

Woldringh verhuist naar Leiden.

1956

Hij neemt zitting in het bestuur van de MTS voor fotografie en fototechniek te Den Haag.

1957

Samen met Wim Steffen maakt Woldringh het fotoboek Nijmegen, Stad onder de keizerskroon,

ca. 1958

Bij de NRM krijgt hij de beschikking over een speciaal volgens zijn wensen ingerichte ruime studio, omgeven door een galerij. Een rollende brug overspant de ruimte, zodat de fotograaf met camera’s en lampen boven ieder object kan komen.

1960

Als afgevaardigde van Europhot neemt Woldringh zitting in de redactie van het tijdschrift Camera Europhot, de vakpublicatie van de vereniging Europhot, ondergebracht in het Zwitserse tijdschrift Camera. Camera Europhot verschijnt twee maal per jaar (vanaf 1962 vier maal per jaar).

Samen met collega Huug Smit maakt Woldringh een reis naar Noorwegen. Hij fotografeert het Noorse landschap in kleur en zwart-wit.

Met NFK-collega Ed van Wijk maakt hij het fotoboek Nederland, wonder uit water. Eveneens met Ed van Wijk maakt hij een fotoboek over ‘s-Gravenhage.

1961

Samen met Wim Noordhoek maakt hij een fotoreis naar Zuid-Frankrijk.

1962

Woldringh onderneemt zijn tweede fotoreis naar Noorwegen, deze keer met collega Wim Noordhoek.

1963

Meinard Woldringh trouwt met Maria Barbara (Marit) Boissevain, maatschappelijk werkster bij de NRM.

1964

In Gleneagles, een kasteel in Schotland, houdt Woldringh voor het negenenveertigste fotografencongres van het Institute of British Photographers een lezing, getiteld ‘The creative challenge of the assignment’ (de creatieve uitdaging van de opdracht). Het congres is gewijd aan het thema ‘Kleur’.

1965

Na achttien jaar secretaris van de NFK te zijn geweest, wordt Woldringh voorzitter van deze vereniging.

Hij maakt zijn derde reis naar Noorwegen.

1966

In de vakantie fotografeert Woldringh in Zuid-Frankrijk.

1967

Voor de vierde maal is Noorwegen het reisdoel, voor vakantie en om te fotograferen.

1968

In het voorjaar wordt de samenwerking van Europhot met het tijdschrift Camera verbroken.

In de zomer wordt de fotostudio van de Nederlandse Rotogravure Maatschappij opgeheven.

In zijn vrije tijd fotografeert Woldringh veel op Terschelling, in Zeeland en op de Veluwe, met het doel foto’s van strand en zand te maken voor de NRM-kalender voor 1969 (deze kalender is niet uitgebracht; twaalf foto’s zijn in een portfolio verschenen, in 1985 uitgegeven door Bébert in Rotterdam).

Woldringh wordt docent aan de Academie St. Joost te Breda, aan welke instelling hij reeds enige jaren als examinator verbonden is.

Meinard Woldringh overlijdt op 9 oktober in Breda, tijdens het lesgeven aan de Academie St.Joost.

1972

Marit Woldringh-Boissevain draagt het archief van Meinard Woldringh over aan het Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit Leiden.

Beschouwing

De werkwijze en de persoon van Meinard Woldringh zijn niet in enkele woorden te vangen. Zijn opvattingen over fotografie waren helder en principieel, zijn karakter was gecompliceerd. Het gezegde ‘ruwe bolster, blanke pit’ was wellicht van toepassing op deze door verlegenheid soms stug optredende en koppige, maar desondanks bescheiden en gevoelige Groninger. Hij was een beschouwelijke fotograaf, die zich rekenschap gaf van de specifieke kwaliteiten en eigenschappen van de fotografie. Volgens de kunsthistoricus Jos. de Gruyter had hij een onvoorstelbaar geduld in zijn werk, was een perfectionist, kritisch en zelfkritisch, en hoogst zelden tevreden met het behaalde resultaat. In 1943 schreef Woldringh: „Ik beschouw het als mijn taak als fotograaf om meer en beter te zien dan een ander”. Dit moet niet worden opgevat als een hoogmoedige uitspraak, maar als een van oudsher als kenmerkend beschouwde opvatting over het kunstenaarschap. Woldringh koos voor de fotografie en vond het daarom vanzelfsprekend hoge eisen aan zichzelf en aan de kwaliteit van zijn werk te stellen. Tegelijkertijd verwachtte hij van medewerkers en collega’s diezelfde inzet en dat leidde soms tot heftige botsingen, zowel in zijn werkkring bij de NRM als in bijeenkomsten van de NFK. Niet zelden werd zijn kritische instelling als arrogant ervaren.

Vanaf het moment dat hij besloot fotograaf te worden, zocht Meinard Woldringh de beste mogelijkheden om het vak tot in de perfectie te leren beheersen, zowel in technisch als in artistiek opzicht. Een goede fototechnische opleiding kon in de jaren dertig alleen bij een gedegen vakman of aan een opleidingsinstituut in het buitenland verkregen worden. Om zich te oriënteren op de verschillende richtingen in de fotografie en basiskennis op te doen, werkte hij als volontair bij een reclamebureau en bij de fotografen Nico Zomer en Marius Meijboom. Terwijl zijn werkgevers Zomer en Meijboom enige jaren daarvoor de Reimann Schule in Berlijn hadden bezocht, een particuliere school met het karakter van een kunstacademie, koos Woldringh voor de Staatslehranstalt für das Lichtbildwesen in München, een in Bedrijfsfotografie dikwijls aangeprezen opleiding. Deze opleiding besteedde veel aandacht aan praktische fotografie, maar ook ‘künstlerische Bildung’, fotochemie, optiek, perspectiefleer, natuurkunde en tekenen waren in het programma opgenomen. Meinard had in zijn ‘aanloopperiode’ vóór München al zoveel kennis en ervaring opgedaan, dat hij zonder moeite twee studiejaren van de Staatslehranstalt in één jaar afrondde. In zijn tweede studiejaar specialiseerde hij zich verder in reclamefotografie en in kleurentechnieken en was werkzaam voor zijn leraar Otto Hans Beier. Reclamefoto’s van onder andere sigaretten, handschoenen en gereedschap, die hij in deze periode maakte, vertonen de typische kenmerken van de Nieuwe Zakelijkheid: soms vanuit een hoog standpunt gefotografeerd, soms als tweedimensionale objecten op een plat vlak weergegeven. Neutrale achtergronden, slagschaduwen en licht-donkercontrasten waren de ingrediënten waarmee hij deze foto’s vorm gaf. Niet bekend is, of Woldringh zich deze nieuwzakelijke werkwijze eigen maakte onder invloed van de Münchense opleiding of onder invloed van zijn leraar Beier. Meinards speciale belangstelling voor de ontwikkelingen in de kleurenfotografie was al gewekt tijdens zijn opleiding bij Nico Zomer. In het laatste studiejaar in Duitsland volgde hij ook nog een korte praktijkcursus kleurenfotografie bij het bedrijf Jospé in Bremen, waar onder meer fotografisch papier voor het kleurendrukprocédé duxochrome werd vervaardigd.

Enkele maanden na zijn terugkeer uit München opende Woldringh op aanraden van Otto Hans Beier een eigen studio in Den Haag. Hij was van plan reclamefotografie in kleur te gaan maken, maar het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog verhinderde de uitvoering van dit plan. Hij ging zich noodgedwongen toeleggen op portret- en dansfotografie in zwart-wit. Kleurenfotografie bleef door materiaalschaarste op de achtergrond.

Woldringhs vakmanschap bezorgde hem in Den Haag in korte tijd een goede naam en vele klanten. Met de weinige middelen die hem tijdens de bezettingstijd ter beschikking stonden – films, fotopapier en chemicaliën waren schaars – was hij in staat goed portretwerk te leveren. De eerste oorlogsjaren gaven de portretfotografen over het algemeen veel werk: mannen die elders te werk gesteld werden, achterblijvende vrouwen, verloofdes en familieleden wilden als aandenken een portret van hun dierbaren en bovendien waren pasfoto’s voor legitimatiedoeleinden nodig.

In zijn portretfotografie koos Woldringh in het algemeen voor gestileerde, rust uitstralende poses, waaraan belichting enige dramatiek gaf. Gewaagde perspectieven, extreme close-ups of onverwachte standpunten, favoriete beeldmiddelen van de generatie vóór hem, treft men bij Woldringh niet aan. Hij maakte effectief gebruik van natuurlijk lijnenspel, contouren, licht-donker-gradaties en een camerastandpunt op ooghoogte.

In deze beginfase van zijn fotografische loopbaan is er verwantschap te zien tussen Woldringhs sfeerrijke portretfotografie en het portretwerk van Haagse collega’s als Willy Schurman en Jan Stokvis.

Woldringhs kwaliteiten in de portretfotografie bezorgden hem tevens opdrachten voor dansfotografie. De Berlijnse danseres Ilse Meudtner werd door Rein Meijer naar hem verwezen en via haar kwam ook de danser Harold Kreutzberg met Woldringh in contact. In opdracht van deze dansers maakte hij foto’s van hen in zijn studio: hij maakte de opnamen tijdens wervelende ‘onemanshows’ van zowel Ilse Meudtner als – op een ander tijdstip – Harold Kreutzberg. De in Den Haag wonende Indiase danser Indra Dev Prasad wendde zich eveneens tot studio Woldringh voor zijn dansfoto’s en moedra’s (boeddhistische en hindoeïstische rituele dansuitbeeldingen door middel van alleen de handen).

Vele van deze dansfoto’s hebben dezelfde ingehouden, verstilde sfeer als zijn portretten, voornamelijk doordat bewegingsonscherpte ontbreekt, maar zij bezitten desondanks veel spanning, omdat Woldringh de tot het uiterste opgevoerde dynamiek van de dans op de meest ‘explosieve’ momenten vastlegde. Een verhoging van de dramatiek werd daarnaast bewerkstelligd door de belichting.

Meinard Woldringh trachtte direct na de oorlog zijn werkterrein te verleggen van de portretfotografie naar de reclamefotografie en zo mogelijk de draad van de kleurenfotografie weer op te nemen. Zijn kansen daartoe kwamen, toen hij – bekend als hij reeds was vanwege zijn technische vaardigheden en experimenten met kleurenfotografie – door de heer D. Lambinon, directiemedewerker van de Nederlandsche Rotogravure Maatschappij in Leiden, werd benaderd om voor dit bedrijf te gaan werken. De NRM had de beschikking over een twee man sterke fotoafdeling.

Aanvankelijk werd overeengekomen dat Woldringh werkzaamheden op freelance basis zou uitvoeren, zodat hij daarnaast zijn eigen atelier kon handhaven. Deze combinatie bleek door de gestage toename van de werkdruk bij de NRM niet verenigbaar. Woldringh aanvaardde daarom in 1950 een vaste betrekking bij de NRM en sloot zijn Haagse atelier. Hij kreeg de leiding over de fotostudio, die hij na enkele jaren geheel naar eigen idee opnieuw mocht inrichten met moderne apparatuur en faciliteiten. De NRM was destijds de grootste gespecialiseerde drukkerij in koperdiepdruk in Nederland. Er werden geïllustreerde weekbladen gedrukt, waaronder Margriet, Eva en Televizier, en daarnaast werd er drukwerk gemaakt voor boeken, catalogi, kalenders en reclamefolders. Belangrijke opdrachtgevers waren onder meer de RVD, de KLM, de Keukenhof, kwekerij Moerheim, glasblazerij Leerdam en V&D. De NRM liet Woldringh ook drukwerk voor relatiegeschenken maken. Een hoogstandje op het gebied van reclamefotografie en druktechniek was de publicatie Kleurenavontuur op 0,025 mm, dat door samenwerking van Meinard Woldringh en Frans Vink tot stand kwam. Ook de NRM-kalenders verzorgde Woldringh, waarvoor hij onder meer natuurfoto’s uit zijn eigen archief gebruikte: het landschap van Noorwegen voor de eerste NRM-kalender, bomen voor de tweede; de derde kalender was gewijd aan druktechniek en in de vierde zou het thema strand centraal staan. Deze laatste kalender is er niet gekomen. Van de foto’s die Woldringh hiervoor in zijn laatste levensjaar maakte, is een twaalftal postuum, in 1985, in een portfolio uitgegeven; Harm Botman maakte daarvoor de afdrukken.

De reproductie- en reclamefotografie voor het drukwerk van de NRM werd voor een groot deel in de eigen NRM-studio gemaakt. Woldringh maakte ook opnamen ‘op locatie’, zoals kleurendia’s van bloemen in de Keukenhof en van planten en bloemen bij kwekerij Moerheim. Het werk voor de NRM-studio nam zo snel in omvang toe dat Woldringh in korte tijd de leiding had over een team van acht a negen mensen. Onder hen waren de fotografen Ludo Bergmans, Hans van Dordrecht, Jan den Hengst, Taeke Henstra, Hans den Hertog, Marcel Minnee, Chris Paul Stapels en Frans Vink.

Woldringh werkte dikwijls met een technische camera, bij voorkeur de lichtgewicht Brandcamera, een Amerikaans product. Deze camera nam hij heel vaak mee naar buiten voor zijn vrije werk. Hij hechtte belang aan de beheersbaarheid van de opnametechniek, die toeneemt met het opnameformaat en de optische verstelmogelijkheden van de technische camera. Toch werkte hij ook dikwijls met een 6×6 cm Hasselbladcamera. Het grootste deel van zijn negatieven- en dia-archief, dat hij buiten opdracht van de NRM maakte, is op 6×6 cm film. Ook bezat hij een Contax kleinbeeldcamera, waarmee hij vooral in de oorlog fotografeerde, omdat kleinbeeldfilm het best verkrijgbaar was en de Contax een lichtsterke lens had. Hij werkte graag met handcamera’s, wanneer hij de vrijheid wilde hebben om om zijn onderwerpen heen te lopen.

Het gevarieerde en soms gecompliceerde studiowerk bij de NRM stelde professionele eisen aan de apparatuur. Woldringh beschikte daar over het Sinar technische camera systeem met alle opnameformaten tot 20×25 cm, een installatie voor elektronenflits en een lampenarsenaal tot ruim 30 kilowatt.

In zijn eerste jaren bij de NRM moest Woldringh kleurenfoto’s maken met een Bermpohlcamera, een zogenoemde one-shotcamera. Met deze platencamera konden met behulp van ingebouwde spiegels en filters met één belichting tegelijk drie deelnegatieven gemaakt worden. Het lichtverlies door de spiegels en filters was groot en de komst van de drielaagsfilm in grote formaten voor de technische camera was dan ook een aanzienlijke verbetering. Woldringh gebruikte in de NRM studio vooral diapositieve Kodak Ektachrome vlakfilm, die hij vanaf 1958 in het eigen lab van de NRM fotostudio kon verwerken. Met zijn laboranten maakte hij zelfde kleurvergrotingen en experimenteerde veel op dit gebied.

Voor zijn vrije werk gaf Woldringh de voorkeur aan het kleurnegatief-positief procédé, omdat hem in dat procédé formaatkeuze, uitkadering en kleurbeïnvloeding ter beschikking stonden om zijn visie tot uitdrukking te brengen. In zijn vrije kleurenfotografie zocht hij compensatie voor het soms geforceerde, geënsceneerde reclamewerk. Het was voor hem een uitdaging de essentie van de dingen op karakteristieke punten te vangen. De techniek, zwart-wit- of kleurenfotografie, gebruikte hij om zijn boodschap kracht bij te zetten: hard, contrastrijk zwart-wit wanneer het het stoere karakter van bomen en rotsen betrof, tere kleuren wanneer het verfijnde structuren in de natuur betrof, bijvoorbeeld kleurcombinaties die zich konden voordoen op enkele vierkante centimeters rotspartij.

Van huis uit was Woldringh een natuurliefhebber. Zijn kinderjaren bracht hij voor een deel op de boerderij van zijn oom door. Zijn liefde voor het buitenleven bepaalde aanvankelijk zijn keuze voor de Landbouwhogeschool. Het was zijn angst later achter een bureau terecht te komen, die hem deed besluiten fotograaf te worden. Als compensatie voor het opdrachten werk ging Woldringh er regelmatig op uit om te fotograferen. Hij reisde, al dan niet met collega’s, naar Engeland, Schotland, Noorwegen, Zuid-Frankrijk, Bretagne en Zwitserland. Maar of hij nu in het buitenland of in eigen land fotografeerde, zijn drijfveer was dezelfde: zoeken naar het wezenlijke van de uiterlijke verschijnselen. De stam en de voet van een forse beuk, ranke sparren, een grillige den (hij hield vooral van bomen), een takje in de sneeuw, eikenbladeren in het zonlicht, bomijs aan de slootkant, een steenmassa of geribbeld zand aan de vloedlijn, dat alles trok zijn aandacht. Met zijn camera onderzocht hij als het ware de natuurwetten. „Het cameraoog dwingt ons n.1. uit de veelheid van verschijnselen het essentiëele te herkennen en te isoleeren”, zei hij in 1943 en naar deze stelregel richtte hij zich zijn gehele leven. Hij zocht de perfecte vorm en het verstilde beeld. Hij probeerde de natuur te analyseren door details te isoleren en te abstraheren. Zijn onderwerp kaderde hij dan met de camera zo ‘krap’, dat er geen storende omgeving zichtbaar was. Met selectieve scherptediepte ‘drukte’ hij niet ter zake doende achtergronden weg. Soms bracht hij zijn onderwerp van zo dichtbij in beeld, dat de driedimensionaliteit van het gefotografeerde detail bijna geheel uitgebannen werd; ook dat was een vorm van abstrahering. In zijn vrije werk kon hij daarin veel verder gaan dan in opdrachten. Hij kwam uiteindelijk op een punt waar slechts rimpelingen in het zand, herinneringen aan het spel van zand, wind en water, genoeg waren om zijn gedachten over te brengen.

Het was na de oorlog in Nederland niet direct vanzelfsprekend voor een vakfotograaf om zich intensief met natuur- en landschapsfotografie bezig te houden. Meinard Woldringh, Martien Coppens en Wim Noordhoek onderscheidden zich hierin dan ook van de grote groep fotografen die ons land rijk was. Het is niet verwonderlijk dat zij alle drie veel contacten in het buitenland hadden, met name met Duitse collega’s. De in 1949 geformeerde Duitse groep Fotoform, waarvan fotografen als Otto Steinert, Ludwig Windstosser, Peter Keetman en later ook Heinz Hajek Halke deel uitmaakten, besteedde veel aandacht aan de natuur, zonder twijfel als reactie op de pijnlijke oorlogsjaren. In hun opvattingen over fotografie kon Woldringh zich vinden: zij zochten naar nieuwe uitdrukkingsmogelijkheden door hun motieven te isoleren en te abstraheren en deze, verwijderd uit hun oorspronkelijke context, een op zichzelf staande, subjectieve betekenis te geven. Zij gebruikten het experimenteren met perspectief, tonaliteit en grafische effecten eveneens als middel om tot nieuwe uitdrukkingsvormen te komen. Deze opvattingen werden in 1951 in beelden vertolkt in de eerste tentoonstelling Subjektive Fotografie die Dr. Otto Steinert organiseerde. Ook Woldringh en Coppens behoorden tot de negen Nederlandse fotografen die op deze tentoonstelling vertegenwoordigd waren. In de vervolgtentoonstellingen die Otto Steinert maakte over subjectieve fotografie, te weten Subjektive Fotografie 2 en Images inventées, werden deze ideeën opnieuw uitgedragen door de deelnemende exposanten onder wie Woldringh. De geestverwantschap met deze Duitse fotografen is ontegenzeggelijk aanwezig, al is in Woldringhs werk veel minder sprake van bewuste desoriëntatie door kanteling van de camera of chaos in de vormen.

Woldringhs werk toont ook overeenkomsten met dat van contemplatieve Amerikaanse fotografen als Brett Weston, Minor White en Harry Callahan.

Zijn opvattingen over fotografie heeft Meinard Woldringh bij verschillende gelegenheden aan het papier toevertrouwd. Zijn uitgangspunten hebben hun wortels in de jaren dertig, de periode van de Nieuwe Zakelijkheid en de Nieuwe Fotografie. Enkele basisprincipes van de Nieuwe Fotografie, zoals het rechtstreeks weergeven van het onderwerp zonder manipulaties, het eerbiedigen van het mechanisch karakter van de techniek en het gebruiken van de specifiek fotografische toonschaal als een essentieel element van de beeldvorming, is Woldringh in zijn gehele oeuvre trouw gebleven. Met uitzondering van zijn reclamefoto’s was hij tamelijk terughoudend ten aanzien van bijzondere camerastandpunten en fotomontage. Hij was van mening dat men de gebondenheid van de foto aan de realiteit geen geweld moest aandoen met trucages. Hij zag compositie, kader en belichting als stijlmiddelen die het oog van de beschouwer naar de essentie moesten geleiden en niet als middelen om een esthetisch doel te bereiken. Hetzelfde gold voor de techniek die tot in de perfectie beheerst moest worden, maar altijd hulpmiddel bleef tot het eigenlijke doel. Iedere afleiding van het doel, de foto, moest worden vermeden. Om die reden was Woldringh een tegenstander van (witte) randen om het beeld, zowel bij originele foto’s als bij drukwerk; hij benutte het totale oppervlak van het fotopapier en liet foto’s in drukwerk bij voorkeur ‘aflopen’ tot de rand. Ondanks de aantoonbare overeenkomsten met de opvattingen van de Nieuwe Fotografie heeft het formalisme van die tijd bij Woldringh plaats gemaakt voor andere interpretaties van de fotografische grenzen, mede onder invloed van de Subjektive Fotografie van Otto Steinert.

Meinard Woldringh gaf zich niet alleen met hart en ziel aan het fotograferen, maar was ook een actief lid van verscheidene (fotografische) organisaties. Kort na de oorlog werd hij lid van de Nederlandse Vereniging voor Kleurenstudie, voor welke groep hij onder meer lezingen over kleurenfotografie hield. Hij maakte deel uit van de Culturele Commissie van de Vakgroep fotografie in deze jaren vlak na de oorlog en raakte daardoor betrokken bij de gedachtevorming onder de vakfotografen over een nieuwe of vernieuwde vakvereniging, een tendens die men in diverse Europese landen waarnam. Met zijn vrienden Willy Schurman en Nico Zomer zette Woldringh zich in 1947 actief in voor een reorganisatie van de verouderde Nederlandse Fotografen Kunstkring. Het drietal vormde een werkgroep, die de doelstellingen opnieuw formuleerde, de toelatingseisen verzwaarde en een actief beleid uitstippelde voor bijeenkomsten, tentoonstellingen en wedstrijden. De naam van de vereniging werd (door Nico Zomer) omgedoopt in Nederlandse Fotografen Kring. Woldringh maakte eenentwintig jaar deel uit van het bestuur, eerst als secretaris en de laatste driejaar als voorzitter. Hij werd door de leden van de NFK altijd als een belangrijke spil beschouwd. Zijn collega’s hechtten veel waarde aan zijn leidinggevende capaciteiten en aan zijn kritische, maar eerlijke beoordeling van hun werk. Woldringh beijverde zich ook voor de economische belangen van de NFK-leden, zoals het naleven van copyrights. Met Mr. Nico Brink en Willy Schurman werkte Woldringh mee aan de totstandkoming van Burafo. Binnen de NFK maakte Woldringh zich altijd sterk voor toelating van amateurfotografen. De wisselwerking van gebonden en ongebonden fotografie achtte hij van grote waarde. Ook was hij, niet gauw afgeschrikt door andere opvattingen, één van de weinige NFK-leden die contacten onderhield met leden van de Amsterdamse vakorganisatie, de GKf.

Van de Europese vereniging voor vakfotografen, Europhot, was hij eveneens actief lid. Hij bezocht trouw de Europhot-assemblees, onder meer in Milaan, Engeland, Bürgenstock (Zwitserland), Luik, Garmisch-Partenkirchen en Wageningen en hield voor enkele congressen een lezing. Namens Europhot werd hij afgevaardigd als redactielid voor de speciale nummers Camera Europhot, die enkele malen per jaar verschenen in het Zwitserse tijdschrift Camera. Woldringh was één der initiatiefnemers tot de oprichting van deze Europhot-publicatie. Hij pleitte dikwijls voor een gezamenlijk Europees vakblad op hoog peil in plaats van de vele nationale fotobladen van matige kwaliteit.

Ten behoeve van de NFK en van Europhot zette hij zich actief in voor de deelname aan en organisatie van tentoonstellingen, steeds met het doel voor ogen de vakfotografie op een hoger peil te brengen. Hij zag dit als een opvoedende taak zowel naar de fotografen als naar het publiek toe. De belangrijkste tentoonstellingen die hij mede organiseerde, waren Fotoschouw ’52 in 1952 in het Haags Gemeentemuseum, de door Edward Steichen gepresenteerde tentoonstelling Family of Man in 1955 en de Europhotten toonstelling op de Photokina in Keulen in 1963. Woldringhs deskundigheid, zijn organisatietalent en zijn gave om ideeën in woorden en in beelden (niet alleen zijn eigen foto’s, maar ook die van anderen) te kunnen vertalen, maakten hem bij uitstek de geschikte man om ten behoeve van al deze manifestaties de belangen van Nederlandse fotografen te behartigen. Het mag in dit verband niet onvermeld blijven dat Woldringh van de directie van de NRM altijd alle vrijheid en ondersteuning kreeg voor de vele activiteiten waaraan hij buiten het bedrijf deelnam.

Als auteur maakte Woldringh velen deelgenoot van zijn opvattingen over (kleuren) fotografie in talrijke artikelen in diverse tijdschriften en jaarboeken. Ook stelde Woldringh zijn kennis aan anderen ter beschikking door lezingen te houden, onder meer voor amateurfotografenverenigingen.

Woldringh vervulde een betekenisvolle rol in de opleiding van jonge fotografen. Voor vele individuele fotografen is zijn rol als leermeester in de praktijk – in zijn Haagse studio en later in de NRM-studio – van onschatbare waarde geweest. Hij stelde zich vele malen ter beschikking als examinator bij de examens van de Fotovakschool en van de Academie St. Joost in Breda en nam jarenlang zitting in het bestuur van de MTS voor fotografie en foto techniek in Den Haag; bij de pensionering van Carel Tirion in 1968 werd Woldringh voorgedragen als voorzitter van het bestuur, maar zijn plotselinge dood verhinderde de uitvoering van dit plan. In dit laatste levensjaar was hij ook nog enkele maanden docent aan de Academie St. Joost.

Meinard Woldringh is in de naoorlogse decennia een fotograaf van betekenis geweest met een internationale reputatie. Hij heeft een oeuvre van bijzondere kwaliteit nagelaten, dat hij met geschriften over zijn opvattingen, voorkeuren en kwaliteitsgevoel deskundig heeft onderbouwd. Hij was een voorstander van internationale uitwisseling onder (vak)fotografen en zette zich daarvoor bijzonder in. Zonder twijfel heeft hij een stempel gedrukt op de NFK, zowel op de activiteiten als op het peil en de stijl van de fotografie van deze vereniging. Minder tastbaar gebleven voor het nageslacht waren zijn collegialiteit en zijn karaktertrek om als een rots in de branding te staan voor de belangen van de fotografie en van hen die haar beoefenden.

Documentatie

Primaire bibliografie

De kleur in de fotografie, in Nederlandsch Jaarboek voor Fotokunst 1942/43, p. 23-28.

Het derde oog, in Vakfotografie 5 (1943) 1, omslag, p. 1-2, 4-5.

Portretfotografie, in Nederlandsch Jaarboek voor Fotokunst 1943/44, p. 7-10.

Fotografie en realiteit, in Nederlandsch Jaarboek voor Fotokunst 1943/44, p. 12-13.

Het landschap en de kleurenfotograaf, in Nederlandsch Jaarboek voor Fotokunst 1944/46, p. 3-6.

Kleurenfotografie, in Foto 1 (januari 1946) 1, p. 11-12.

Schoonheid en inhoud, in Foto 1 (april 1946) 4, p. 54-57.

Op bezoek bij Deense fotografen, in Foto 1 (november 1946) 11, p. 181-182.

Bij het maken van portretten, in Gedenkboek 25 jaar Bond van Nederlandsche Amateur Fotografen Vereenigingen 1922-1947, p. 41-45.

Naaktfoto’s, in Nederlandsch Jaarboek voor Fotokunst 1947, p. 41-43.

Een opgave en de oplossing, in Foto 3 (juli 1948) 7, p. 190.

Skönhet och innehall, in Svensk Fotografisk Tidskrift 38 (augustus 1948) 8, p. 124-126.

Critisch oordeel, in Foto 4 (maart 1949) 3, p. 89-90, 94.

Vakfotografie in Nederland, in Gevaert Foto-Dienst & (juli/augustus 1949) 13, p.7-11.

Waar blijft de stimulans?, in Foto 4 (augustus 1949) 8, p. 263-264.

Kleurenfotografie … en de toepassing in de reclame, in Revue der Reclame 10 (december l950) 12, p. 382-385.

Dans en camera, in Fotorama 9 (januari/februari 1952) I, p. 12-17.

Fotografie in den Niederlanden, in Foto Prisma (maart 1952) 3, p. 94-98.

Nogmaals: indiscrete fotografie, in Foto 8 (december 1953) 12, p. 324-335.

De foto liegt, ook die van de heer Joost Andriessen, in Foto 12 (december 1957) 12, p.502.

Kleur en kleurenfotografie, in Encyclopaedie van de Fotografie en de Cinematografie, Amsterdam/Brussel (Elsevier) 1958, p. 72-81.

Demonstratie’s Gevacolor-portretten, in Fotografie 9 (1959) 1, p. 15-18.

Een nieuwe mijlpaal in de geschiedenis van de kleurenfotografie?, in Fotografie 9 (1959) 2, p. 38-41.

The professional photographer looks at his business, in Camera 39 (mei 1960) 5, p. 62.

Lessons from an exhibition of schools of photography, in Camera 40 (februari 1961) 2, p. 24-27.

Doesn’t the job bore you?, in Camera 40 (februari 1961) 2, p. 36-44.

A model, in Camera 40 (oktober 1961) 10, p. 57-60.

Fotograferen voor kleurenreproductie, in Kleuren reproductie. Verslag van de 11de Nederlandse Kleurendag. Georganiseerd door de Nederlandse Vereniging voor Kleurenstudie te Amsterdam in het Koninklijk Instituut van de Tropen, op 9 november 1961, Den Haag (Drukkerij Trio) z.j., p. 15-20.

Het gebruik maken van de „fouten” bij de kleurweergave in kleurenfoto’s en kleurendruk, in Kleuren reproductie. Verslag van de 11de Nederlandse Kleurendag. Georganiseerd door de Nederlandse Vereniging voor Kleurenstudie, te Amsterdam in het Koninklijk Instituut van de Tropen, op 9 november 1961, Den Haag (Drukkerij Trio) z.j., p. 35-36.

Discussie, in Kleuren reproductie. Verslag van de 11de Nederlandse Kleurendag. Georganiseerd door de Nederlandse Vereniging voor Kleurenstudie, te Amsterdam in het Koninklijk Instituut van de Tropen, op 9 november 1961, Den Haag (Drukkerij Trio) z.j., p. 38, 39.

The Europhot exhibition at the ‘photokina’, in Camera 42 (mei 1963) 5, p. 32-43.

Jan Schiet en de nfk, in Vakfotografie (1964) 4, p. 4-7.

Pleasure from photography, in Camera 43 (november 1964) 11, p. 30-36.

Hoe staat het met de visuele scholing in de fotografen-opleiding?, in Vakfotografie (1965) 5, p. 33-34.

De ‘famous photographers school’, in Vakfotografie (1965) 5, p. 34-36.

Europhot, in Vakfotografie (1965) 5, p. 36.

Europhot, in Vakfotografie (1966) 4, p. 33.

Ter nagedachtenis aan Frans Vink, in Foto 22 (mei 1967) 5, p. 230-241.

Ingeborg Th. Leijerzapf (inl.), Twaalf foto’s van Meinard Woldringh (portfolio), Rotterdam (Bébert) 1985.

in Focus:

Gunstige en ongunstige onderwerpen in de kleurenfotografie. Lichtverlies in objectieven, 26 (15 april 1939) 8, p. 246-247.

Ervaringen met kleurenfilm I, 26 (14 september 1939) 19, p.564-565.

Ervaringen met kleurenfilm II, 26 (30 september 1939) 20, p. 595-597.

Ervaringen men kleurenfilm III, 26 (14 oktober 1939) 21, p. 622-624.

Onze cursus „kleurenfotografie”. I Inleiding. U maakt kleurenfoto’s … Waarom?, 27 (2 maart 1940) 5, p. 134-135.

Onze cursus „kleurenfotografie” II, 27 (16 maart 1940) 6, p. 185-186.

Onze cursus „kleurenfotografie” III, 27 (30 maart 1940) 7, p. 199-200.

Onze cursus „kleurenfotografie” IV, 27 (27 april 1940) 9, p. 259-260.

Onze cursus kleurenfotografie wordt voortgezet, 27 (6 juli 1940) 14, p. 400.

Onze cursus kleurenfotografie, 27 (20 juli 1940) 15, p. 426-427.

Onze cursus kleurenfotografie, 27 (3 augustus 1940) 16, p. 469-470.

Onze cursus kleurenfotografie, 27 (17 augustus 1940) 17, p.491-492.

Kleurenfotografie. Antwoord op kritiek, 27 (14 september 1940) 19, p. 545.

Kleurenfotografie, 27 (9 november 1940) 23, p. 645-647.

De cursus kleurenfotografie. Projectie van kleurendiapositieven, 27 (21 december 1940) 26, p. 703-705.

Onze cursus kleurenfotografie, 28 (18 januari 1941) 2, p. 31-33.

Onze cursus kleurenfotografie, 28 (15 februari 1941) 4, p. 97-98.

Onze cursus kleurenfotografie, 28 (15 maart 1941) 6, p. 134-135.

Kleurenfotografie. Belichtingstijd, 28 (5 juli 1941) 14, p. 333-335.

Quo vadis, kunstfotografie?, 31 (2 februari 1946) 2, p. 19-20.

Winst! Over techniek en fotokunst, 33 (20 maart 1948) 6/7, p. 92-93.

Amerikaans fotowerk, 33 (18 september 1948) 19, p. 364.

Rijmelarij of dichtkunst, 34 (11 juni 1949) 12, p. 270.

Tweede „kleurendag”, 35 (14 oktober 1950) 21, p. 452-454.

„Tweede kleurendag” II, 35 (28 oktober 1950) 22, p. 471-472.

Kleurenfotografie, 35 (23 december 1950) 26, p. 561-566, 576.

Nakaarten over de kleurenprijsvraag, 36 (8 december 1951) 25, p.493.

Over fototentoonstellingen in Nederland, 37 (15 maart 1952) 6, p. 113.

Kleur in het landschap. Verslag van de 3e kleurendag (gehouden 15 mei te Den Haag), 37 (5 juli 1952) 14, p. 300, 305.

Een kleurenfotograaf op de 4de „kleurendag”, 38 (12 december 1953) 25, p.531.

Mogelijkheden in de kleurenfotografie, 39 (10 januari 1954) 1, p. 44-46.

Pim van Os (overleden), 39 (10 juli 1954) 14, p. 352-353.

Verslag van de vijfde kleurendag, 40 (8 januari 1955) 1, p. 5, 9.

Kleurenexperimenten voor amateurs, 40 (9 juli 1955) 14, p. 294-295.

Beschouwing over ‘moderne’ fotografie. Naar aanleiding van een tentoonstelling in Brussel, 41 (4 februari 1956) 3, p. 51-56.

Vergadering van de werkvereniging van Europese Beroepsfotografen, 41 (10 november 1956) 23, p. 556.

Eerbied voor de natuur en spelen met vormen, 42 (16 februari 1957) 4, p. 77.

Over de geheimen van het kleurenzien. De Nederlandse Vereniging voor kleurenstudie te gast bij het Instituut voor Zintuigphysiologie te Soesterberg, 45 (14 mei 1960) 10, p. 324-325, 328.

De lessen van een tentoonstelling van fotoscholen te Brussel, 46 (7 januari 1961) 1, p. 3.

foto’s in:

Programmaboekje van Het Nederlandsch Ballet, z.p., z.j.

Platenhoes LP Unfinished Symphony no. 8, Schubert, van het Concertgebouworkest, o.l.v. Eduard van Beinum, uit de serie Classical Favourites.

Een lumineus idee, fotocolor (reclamefolder van Rotogravure Leiden), z.j.

Cosmorama 3 (januari 1937) 1, pl. 5. Nederlandsch Jaarboek voor Fotokunst 1942/43, pl. XXXII, XXXIII, LXIX.

Kleinbeeld-foto 6 (februari 1943) n , omslag, p. 296-297.

Kleinbeeld-foto 6 (maart 1943) 12, omslag, p. 322-323.

Nederlandsch Jaarboek voor Fotokunst 1943/44, pl. III, XIII.

Nederlandsch Jaarboek voor Fotokunst 1944/46, pl. XXIV, XXV, LVII, LXIII.

Foto 1 (januari 1946) I, omslag, p. 13.

Foto 1 (april 1946) 4, omslag, p. 52-53, 59-60.

Foto 2 (september 1947) 9, omslag.

Nederlandsch Jaarboek voor Fotokunst 1947, pl. XVIII, XXXVI, LXIV, LXV.

J.G. Beernink, Foto-opbouw, Amsterdam (Diligentia) 1948, p. 32, 84.

Kunst en kunstleven 1 (15 november 1948) 1, p. 16, 17.

Nederlandsch Jaarboek voor Fotokunst 1948/49, p. 82-83.

Foto 4 (maart 1949) 3, p. 99.

Nieuwe Courant 14 april 1949, p. 3.

Focus 34 (16 april 1949) 8, p. 169.

D. HelfFerich, Fotokunst, in Oosthoek’s Encyclopaedie, deel 6, Utrecht (Oosthoek) 1950), 4de dr.

G.D. Rieck en L.H. Verbeek, Kunstlicht en fotografie. Een verhandeling over kunstmatige lichtbronnen en hun gebruiksmogelijkheden in de techniek van de fotografie, Amsterdam (Meulenhofï) 1950, p. 153, 333.

Dans Kroniek 4 (januari 1950) 3, p. 31-33.

Foto 5 (april 1950) 4, omslag.

Wereldkroniek 53 (22 april 1950) 16, p. 16.

De Groene Amsterdammer 14 oktober 1950, p. 9.

Elegance 7 (december 1950) 12.

Scheveningse Koerier 29 juni 1951, p. 5.

Exportboek Zwanenberg’s Fabrieken 1952.

Point de vue images du monde (1952) 238.

Catalogus tent. Fotoschouw ’52, Den Haag (Gemeentemuseum) 1952.

De Week in Beeld (19 januari 1952) 3, omslag.

Fotorama 9 (januari/februari 1952) 1, p. 2.

Revue der Reclame 12 (mei 1952) 5, nap. 150.

Focus 37 (25 oktober 1952) 22, p. 457.

E. Elias, Nederland. Wonder uit water, Den Haag/Bandung (W. van Hoeve) z.j. (1954) p.68, 114, 148, 176-177.

Catalogus tent. Subjektive Fotografie 2. Ausstellung moderner Fotografie, veranstaltet von der staatlichen Schule für Kunst und Handwerk, Saarbrücken, 27 November 1954-27 Januar 1955, p. 19.

Otto Steinert, Subjektive Fotografie 2, München (Bruder Auer Verlag) 1955, p. 72, 97.

‘s-Gravenhage. Maandblad der Gemeente ‘s-Gravenhage. 10 (februari 1955) 2, p.21.

Bertus Aafjes (tekst), ‘s-Gravenhage, Den Haag/Bandung (W. van Hoeve) 1956, p.26, 32, 41, 57, 63, 74, 80, 97, 108, 117, 124, 127, 134.

Jan Elemans (tekst), Nijmegen. Stad onder de keizerskroon, Den Haag/Bandung (W. van Hoeve) 1957.

Focus 42 (5 januari 1957) 1, p. 16.

Focus 42 (19 januari 1957) 2, p. 38.

Focus 42 (2 februari 1957) 3, p. 65.

Fotorama 15 (januari 1958) 11, omslag.

Grossbild technik 6 (1959) 4, p. 24-25, 48-49.

Bollen catalogus Moerheim, 1960/61.

Kleurenavontuur op 0,025 mm – magische diepte, Leiden (N.V. Nederlandsche Rotogravure Mij.) z.j. (1961).

International Photo technik 8 (1961) 4, p. 232-233.

Wijnkalender, 1962.

Camera 41 (maart 1962) 3, p. 36.

Scheppend Ambacht 13 (april 1962) 2, p. 38.

Gevaert Post 10 (september 1962) 9, omslag.

E. Elias, Holland. Meergeborenes Wunder, Den Haag (W. van Hoeve) 1963, 4de dr., p. 86-87, 153, 174-175.

Reprorama. Internationaal grafisch informatieblad, 1963.

N.V. Levensverzekering Maatschappij „Utrecht”. Jaarverslag 1964, Utrecht, 1965, p. 4, 12, 15.

Camera 44 (december 1965) 12, p. 29.

Kalender Nederlandsche Rotogravure Maatschappij N.V. Leiden, 1966.

Onze eigen tuin 12 (juni 1966) 2, p. 19.

Kalender Nederlandsche Rotogravure Maatschappij N.V. Leiden, 1967.

Friedrich Neugebauer, Katalog 1967/68 Baumshulen Josef u. Norbert Stöckl, Zeil a.d. Pram (Oö Landesverlag Wels) z.j.

Kalender Nederlandsche Rotogravure Maatschappij N.V. Leiden, 1968.

Onze eigen tuin 14 (maart 1968) I, p. 1.

Focus 53 (3 mei 1968) g, omslag.

Camera 47 (jurri 1968) 6, p. 1, 23.

Ute Eskildsen e.a., Subjektive Fotografie. Bilder der 50er Jahre, Essen (Museum Folkwang) 1984, p. 91.

Civis Mundi 23 (oktober 1984) 4, omslag.

Kalender Neroc bv, Leiden, 1987.

Secundaire bibliografie

Auteur onbekend, Meinard Woldringh en zijn werk, in Fotografie. Studiegids Leidse Onderwijs Instellingen. Deel 3, z.p., z.j., p. 69-74 (met foto’s).

Auteur onbekend, Voordracht over kleurenfotografie met kleurenprojectie, in Focus 26 (14 oktober) 1939) 21, p. 616.

Fred. Quanjer, Haagsche A.F.V., in Focus 26 (23 december 1939) 26, p. 798.

W.C. van Dijk, Kleurenfoto’s beïnvloeden?, in Focus 27 (28 september 1940) 20, p. 574.

Auteur onbekend, Bij de foto’s, in Kleinbeeldfoto 6 (februari 1943) 11, p. 299.

Auteur onbekend, Bij de foto’s, in Kleinbeeldfoto 6 (maart 1943) 12, p. 325.

W. de K., M. Woldringh N.F.K., in Foto 4 (september 1949) 9, p. 304-314 (met foto’s).

D. Helfferich, 22 Fotografen en 1 meisje, in Foto 5 (april 1950) 4, p. 121-132 (met foto’s).

Paul Haesaerts, Verscheidenheid en eenheid van de fotografische poëzie, in Fotorama 9 (mei/juni 1952) 3, p. 61, 62.

Auteur onbekend, Affiche-middag en prijsuitreiking, in Revue der Reclame 14 (april 1954) 4, p. 126-127.

Auteur onbekend, Onze kleurenpagina’s, in Focus 39 (10 januari 1954) I, p. 2.

Auteur onbekend, Boekenkast. ‘s-Gravenhage, in Focus 41 (21 januari 1956) 2, p. 31.

De Spiegel (25 april 1959) 30, p. 15.

D.B., De N.F.K. vergadert over kleur, in Focus 45 (9 juli 1960) 14, p. 467.

W. Jos de Gruyter, Drie fotografen K.H. Smit, nik, M. Woldringh, nfk, S. Sannes. Een belangwekkende tentoonstelling in het Groninger Museum, in Focus 45 (26 november 1960) 24, p. 783-787.

Mien Ruys, Meinard Woldringh, in Onze eigen tuin september 1960.

J.H., Kleurenfoto’s in de Posthoorn, in Het Vaderland 11 januari 1961.

Piet Kort, Goede kleuren in foto’s van Meinard Worldringh, in Haagsch Dagblad 17 januari 1961.

V. Coucke, Internationale tentoonstelling van fotoscholen te Brussel, (van 3 tot 18 december 1960), in Fototribune 23 (februari 1961) 2, p. 8, 10.

Auteur onbekend, Natuur in kleur en zwartwit, in Eindhovens Dagblad 1 april 1961.

Auteur onbekend, Achter de foto-coulissen, in Elegance 18 (juli 1961) 7, p. 37 (met foto’s).

J.H. den Boestert, De deur staat open bij de N.F.K., in Foto 17 (maart 1962) 3, p. 130-132.

C.W. (= C. Woudstra), Kritiek op de 11e Nederlandse Kleurendag, in Focus 46 (5 januari 1962) 1 ,p. 27.

Catalogus tent. NFK, Nijmegen (Waag) 1963.

Auteur onbekend, The Picture on the cover, in Gevaert Amateur Service (1963) 4, omslag, p.2.

M.B., Somberheid overheerst op fototentoonstelling, in Nieuwe Apeldoomse Courant 7 december 1966.

F.F. Hazelhoff, Het werk van Meinard Woldringh, in Foto 22 (februari 1967) 2, omslag, p. 70-87 (met foto’s).

Dick Boer, Leidse fotografen in de Lakenhal, in Focus 53 (9 augustus 1968) 16, p. 13-15.

Jacques Meijer, Negen Leidse fotografen, in Fototribune 30 (september 1968) 9, p. 1.

Auteur onbekend, M. Woldringh overleden, in Haagsche Courant 14 oktober 1968.

Fred Hazelhoff, Ter herinnering aan Meinard Woldringh, in Foto 23 (november 1968) n , p. 528-529.

A.J. Lohr, In memoriam Meinard Woldringh, in ‘F.’ (december 1968) 6, p.8-11.

Nico Zomer, In memoriam, in Mededelingen NVVK februari 1969.

Jos de Gruyter e.a., Meinard Woldringh, Den Haag (Staatsuitgeverij) z.j. (1971).

Auteur onbekend, De fotografie van Meinard Woldringh, in Focus 56 (februari 1971) 2, p.51.

R.W.D. Oxenaar, Inleiding uitgesproken bij de opening van de tentoonstelling „Meinard Woldringh” in de Lakenhal te Leiden op 11 februari 1971.

Jan Veenhuysen, Meinard Woldringh. In herinnering: objectief, subjectief-positief, in Focus 54 (18 april 1969) 8, p. 20-25 (met foto’s).

J.J.Th. Sillevis, Meinard Woldringh: creatief fotograaf en natuurobservator, in NRC Handelsblad 18 februari 1971 (met foto’s).

Paul Klare, Meinard Woldringhs „sappig landschap”, in De Tijd 20 februari 1971.

Willem A. Mulder, Pure fotografie van Meinard Woldringh in Leidse Lakenhal, in Leidsch Dagblad 11 maart 1971.

W. Jos de Gruyter, A melody in light and space, in Delta. A review of arts life and thought in The Netherlands, 14 (voorjaar 1971) 1, p. 12-23 (met foto’s).

Auteur onbekend, Aemstelle: Foto’s van Meinard Woldringh, in Amstelveen Alledag juli/augustus 1971.

Erik Beenker, Het ‘beter zien dan een ander’ van Woldringh, in Nieuwsblad van het Noorden 26 november 1971 (met foto’s).

Aafke Hoekstra, Puur „scheppingsverhaal” van Meinard Woldringh, in Nieuwe Apeldoomse Courant 24 juli 1972.

Auteur onbekend, Meinard Woldringh, in Rotterdams Nieuwsblad 25 november 1972.

Jurriaan van Kranendonk, Interessante foto’s in Prentenkabinet, in Leidsch Dagblad 28 januari 1977.

Els Barents (red.), Fotografie in Nederland 1940-1975, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1978, (met foto’s).

Flip Bool en Kees Broos (red.), Fotografie in Nederland 1920-1940, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1979, p.2 0, 106, 107, 108, 109, 125, 159.

Irene Constandse, Nico Zomer, in Geschiedenis van de Nederlandse fotografie, Alphen aan den Rijn (Samsom) 1984 e.v.

Hedi Hegeman en Ingeborg Th. Leijerzapf, Willy Schurman, in Geschiedenis van de Nederlandse fotografie, Alphen aan den Rijn (Samsom) 1984 e.v.

Ingeborg Th. Leijerzapf, Nederlandse fotoliteratuur: essays en bronnen. Inleiding, in Geschiedenis van de Nederlandse fotografie, Alphen aan den Rijn (Samsom) 1984 e.v.

Carla van der Stap, Pim van Os, in Geschiedenis van de Nederlandse fotografie, Alphen aan den Rijn (Samsom) 1984 e.v.

Auteur onbekend, Mededelingen, in Civis Mundi 23 (oktober 1984) 4, p. 214.

Hans den Hertog, Meinard Woldringh de gedreven perfektionist, in Professionele Fotografie (februari/maart 1985) 1, p. 8-11.

Auteur onbekend, Kritzraedthuis, in Maas en Mijn 9 juli 1986.

Doris Grootenboer, Fotografen op reis. Gevarieerde expositie in Sittard, in Algemeen Dagblad 8 augustus 1986, p. 6.

Eric Bos, Een fotograaf uit het archief. Fotocollectie Groninger in Haarlems ziekenhuis, in Nieuwsblad van het Noorden 11 december 1987.

Ingeborg Leijerzapf, Meinard Woldringh, in Ingeborg Leijerzapf e.a., Roots & Turns. 20th Century photography in The Netherlands, Den Haag (SDU Publishers) 1988, p. 90-95, 170 (met foto’s).

Lidmaatschappen

NVVK.

Culturele Commissie van de Vakgroep Fotografie, vanaf 1946.

NFPV, tot 1954.

NFK, vanaf 1947, kernlid van 1948-1968, secretaris van 1948-1965, voorzitter van 1965-1968.

Europhot, vanaf 1953, redactioneel afgevaardigde van Europhot bij het tijdschrift Camera voor de afleveringen van Camera Europhot van 1960-1967.

Nederlandse Fotovakschool, Den Haag, lid van de Raad van Toezicht.

MTS voor Fotografie en Fototechniek, Den Haag, bestuurslid van 1956-1968.

Haagse Fotokring.

Onderscheidingen

1936 Diploma, toegekend als onderscheiding voor fotografisch werk in een Cosmorama-Fotokamp.

1942 Eerste prijs, Groote Wedstrijd, Kleinbeeld-foto.

Tentoonstellingen

1936 (g) Amsterdam, Verenigingsgebouw AAFV (Keizersgracht 428-430), Derde Amsterdamse Kerstsalon van Fotografische Kunst.

1947 (g) Amsterdam, Arti et Amicitiae, “Zevende Nationale Salon van Fotografische Kunst.

1949 (g) Hilversum, Hotel „Hof van Holland”, (Jubileumtentoonstelling HAFV ‘t Gooi).

1950 (g) Eindhoven, Stedelijk van Abbemuseum, Vakfotografie 1950.

1950 (g) Den Haag, Panorama Mesdag, (Haagse Fotokring).

1951 (g) Saarbrücken, Staatliche Schule für Kunst und Handwerk, Subjektive Fotografie.

1951 (g) Amsterdam, Arti et Amicitiae, Dertiende Nationale Kerstsalon van Fotografische Kunst.

1952 (g) Den Haag, Gemeentemuseum, Fotoschouw ’52.

1952 (g) Luzern, Kunsthaus, Welt-Ausstellung der Photographie.

1953 (g) Maastricht, Kunstzalen De Jong-Bergers, Nederlandse Fotografie 1953.

1954 (g) Utrecht, Jaarbeurs, Voorjaars beurs.

1954/1955 (g) Saarbrücken, Staatliche Schule für Kunst und Handwerk, Subjektive Fotografie 2.

1955 (g) Eindhoven, Stedelijk van Abbemuseum, (NFK).

1956 (g) Leiden, Prentenkabinet der Rijksuniversiteit Leiden, (NFK).

1957 (g) Brussel, Galerie Aujourd’hui du Palais des Beaux-Arts, Images Inventies.

1957 (g) Den Haag, Vrije Academie, Verzonnen beelden.

1957 (g) Eindhoven, Stedelijk van Abbemuseum, Fotografie als uitdrukkingsmiddel (rondreizende tentoonstelling).

1960 (g) Groningen, Groninger Museum, 3 Fotografen.

1961 (e) Den Haag, Galerie De Posthoorn, M. Woldringh exposeert foto’s in kleur.

1961 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, Dag Amsterdam.

1961 (e) Den Bosch, Koninklijke Academie voor Kunst en Vormgeving, Natuur in kleur en zwart-wit.

1963 (g) Nijmegen, De Waag, (NFK).

1963 (g) Keulen, Mein interessantester Auftrag (Photokina).

1966 (g) Apeldoorn, Gemeentelijke Van Reekum Galerij, Nederlandse Fotografen Kring.

1967 (g) Brugge, Huidevettershuis, (NFK).

1968 (g) Leiden, Stedelijk Museum De Lakenhal, Negen Leidse Fotografen.

1971 (e) Leiden, Stedelijk Museum De Lakenhal, Meinard Woldringh (rondreizende tentoonstelling).

1977 (e) Leiden, Prentenkabinet der Rijksuniversiteit Leiden, Meinard Woldringh.

1978/1979 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, Fotografie in Nederland 1940-1975.

1984 (e) Scheveningen, Zeebiologisch Museum (Foto-expositie strand en zee).

1984/1986 (g) San Francisco, Museum of Modern Art, Subjektive Fotografie: images of the 50’s.

1986 (g) Sittard, Kritzraedthuis, Nederlandse fotografen op reis, een keuze.

1988 (g) Houston, Sarah Campbell Blaffer Gallery, Roots & Tums. 20th Century photography in The Netherlands.

1988 (e) Haarlem, Elisabeth Gasthuis, Meinard Woldringh.

Bronnen

Leiden, Prentenkabinet, bibliotheek en documentatiebestand.

Lelystad, Mevr. M.B. Woldringh-Boissevain, mondelinge informatie.

Ludo Bergmans, Hans den Hertog en Rein en Ellen Meijer, mondelinge informatie.

Collecties

Leiden, Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit.

Auteursrechten

De auteursrechten op het fotografisch oeuvre van Meinard Woldringh berusten bij Mevr. M.B. Woldringh-Boissevain te Lelystad.