FotoLexicon, 5e jaargang, nr. 10 (december 1988) (nl)

Norbert Kraus

Mattie Boom

Extract

Norbert Kraus was één van vele emigranten die in de jaren dertig vanuit Duitsland en Oostenrijk naar ons land uitweken. Tijdens zijn korte verblijf in Nederland maakte hij een aantal fotoportretten van bekende Nederlanders. Bovendien was hij vertegenwoordigd op de tentoonstelling foto ’37.

Biografie

.

1901

Op 15 oktober wordt Norbert Heinrich Josef Kraus in Wenen geboren.

ca. 1932

Sinds het begin van de jaren dertig voert Kraus het fotoatelier Norbert Kraus und Co. aan de Linke Wienzeile 52 in Wenen.

1936

Kraus trouwt een Duitse vrouw, de uit Gelsenkirchen afkomstige Josepha (Eva) Krüper.

1936-‘37

Het contact met de in Wenen wonende Nederlandse familie Van Stipriaan Luïscius-Knappert brengt Norbert en zijn vrouw Eva op 19 juni 1936 naar Den Haag. Zij wonen tot 6 maart 1937 bij de Van Stipriaans aan het Prinsevinkenpark. Daarna vinden zij in Riouwstraat 111 een woning. Ruim een maand later, op 26 april 1937 verhuizen zij in dezelfde straat naar nr. 117. Studio Kraus Den Haag wordt nu gevestigd. Kraus heeft zelfs een assistente, Ann Jäger.

1936-‘40

Norbert volgt aan de HBS aan het Bleijenburg in Den Haag de lessen Nederlands die lerares Coba Franzie aan buitenlandse emigranten geeft.

Om in zijn onderhoud te voorzien maakt Kraus af en toe werktekeningen en foto’s voor de firma Gispen. Hij ontwerpt en vervaardigt een wandschildering voor het Haagse restaurant Chez Eliza. Verder fotografeert hij in opdracht van de Nederlandse Spoorwegen het Nederlands landschap. (Deze foto’s, die in de elektrische treinen hebben gehangen, zijn in het archief van de NS niet bewaard gebleven).

1937

Op 17 april wordt in de toonzalen van Gispen aan het Haagse Noordeinde een tentoonstelling van Kraus’ fotoportretten geopend.De tentoonstelling wordt vanwege de grote belangstelling verlengd tot 20 mei. Daarna worden tien foto’s afgevaardigd naar de tentoonstelling foto ’37, die vanaf 19 juni in het Stedelijk Museum in Amsterdam te zien is. In oktober wordt Kraus’ eenmansexpositie herhaald in de Amsterdamse Gispentoonzaal aan de Leidsestraat in Amsterdam.

1938-‘39

Norbert Kraus zendt een dierstudie in naar de vijfde Kerstsalon van de Amsterdamsche Amateur Fotografen Vereeniging. Deze Kerstsalon gaat pas in januari 1939 open.

1940

Het echtpaar Kraus betrekt in april een nieuwe woning in de Casuaristraat en een atelier in de nabijgelegen Lange Houtstraat in Den Haag. Op 10 mei 1940 – de dag van de Duitse inval – treft een boven Den Haag verdwaalde bom het huis van Kraus in de Casuaristraat. Norbert en Eva Kraus en hun vriend Jo Otten, redacteur van het blad Filmliga, komen daarbij om het leven. Het atelier in de Lange Houtstraat blijft gespaard en wordt na korte tijd betrokken door de fotografe Hester Carsten.

Beschouwing

In de periode kort voor de Tweede Wereldoorlog verbleef Norbert Kraus vier jaar in Nederland. Hij was één van de vele Duitse en Oostenrijkse emigranten – veelal schrijvers en kunstenaars – die zich in de jaren dertig vooral om politieke redenen in Nederland vestigden. De in Wenen vrijwel onbekend gebleven Kraus legde zich in Nederland toe op het maken van fotoportretten van vrienden en kennissen in de stijl van de Nieuwe Fotografie. Kraus voelde zich onder andere door zijn Nederlandse vrienden Willem Gispen en Jo Otten snel thuis in het hier heersende culturele klimaat en nam deel aan de tentoonstelling foto ’37 in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Vermoedelijk heeft het contact met Nederland de Oostenrijker zelfs aangemoedigd in de beoefening van de fotografie.

Op het moment dat Kraus naar Nederland kwam, was hij vijfendertig jaar. In Wenen had hij toen al enkele jaren een eigen studio, het portretatelier Kraus und Co, gevestigd aan de Linke Wienzeile.

Het is vooralsnog onduidelijk waar Kraus – die de titel ‘Ingenieur’ voerde – zijn opleiding genoot en hoe hij in de fotografie terecht kwam. In de recensies bij zijn eerste Haagse tentoonstelling werd vermeld dat hij in Wenen architect en leraar aan de Kunstacademie was geweest. Wellicht was hij werkzaam aan de Akademie der Bildenden Künste, of aan de Graphische Lehr- und Versuchanstalt waar ook de later naar Nederland uitgeweken fotografe Maria Austria werd opgeleid. Kraus’ eerste contact met Nederland ontstond toen een Nederlandse gezin, de familie Van Stipriaan Luïscius, in Wenen langs zijn uitstalkast met fotoportretten aan de Linke Wienzeile liep. Het gezin dat toen al enkele jaren in Wenen woonde, besloot zich door Kraus te laten portretteren en raakte bevriend met de fotograaf en zijn vrouw. Een andere Nederlander, de acteur Robert Sobels die in Wenen bij Max Reinhardt in de leer was, liet zich eveneens door Kraus fotograferen. Na het vertrek van het echtpaar Van Stipriaan uit Wenen naar Den Haag drong het er in brieven bij de Krausen op aan ook naar Nederland te komen. In juli 1936 volgden Norbert en Eva Kraus deze raad op en emigreerden naar Nederland. Moeite om in hun onderhoud te voorzien en het onvriendelijk politieke klimaat in de Oostenrijkse republiek waren voor de Joodse Norbert Kraus en zijn vrouw Eva de voornaamste redenen om te emigreren.

Een klein jaar later, in april 1937 richtte Kraus in Den Haag een grote eenmansexpositie in. In de toonzalen van de firma Gispen – de Krausen waren bevriend geraakt met de meubelontwerper en fabrikant Willem Gispen en zijn vrouw – exposeerde de geëmigreerde fotograaf een honderdtal fotoportretten uit zijn Oostenrijkse en zijn Hollandse tijd. In de entourage van de toonzaal met modern design waren onder andere de beeltenissen van de minister van financiën Mr. P.J. Oud en de directeur van de staatspostbedrijven Ir. M.A. Damme te zien. Getuige de recensies in de kranten en bladen waren er behalve portretten en portretstudies ook „fraaie dierenfoto’s” te zien. Bij de opening van de tentoonstelling hield Willem Gispen een rede waarin hij zijn visie op het medium fotografie gaf. „Natuurlijk conservatisme” en een afkeer van techniek waren er de oorzaak van dat velen er nog nooit toe waren gekomen de fotografie als een uiting van kunst te beschouwen. Gispen was een andere mening toegedaan en schetste de overeenkomsten van de fotografie met andere takken van kunst. Ook voor een goede beoefening van de hoogstaande technieken die bij de fotografie van pas kwamen, waren jarenlange studie en scholing een vereiste. Als de beheersing van het medium dan éénmaal daar was, dan kon de fotograaf/kunstenaar – precies zoals dat immers bij iedere kunst het geval was – „zijn gedachten, gevoel en visie volkomen realiseren”. Kraus’ portretten waren voorbeelden van kunstwerken waarin gevoel en visie volkomen waren gerealiseerd. Na het voorbeeld van de portretten van Hill & Adamson in geheugen te hebben geroepen, vroeg Gispen de genodigden Kraus’ portretten dan ook niet zozeer als „de fraaie gelaten der afgebeelde personen” te willen zien, maar veel meer als „de subjectieve betrekking tussen kunstenaar en object”. Gispen raadde de bezoekers aan goed te bekijken hoe Kraus zijn interpretatie zo kundig in de portretten verbeeldde. Dat de portretten indruk maakten op de recensenten, blijkt uit hun lovende besprekingen. Daarin werd, in bewoordingen die uit Gispens rede lijken te zijn overgenomen, de kracht van de foto’s geprezen. De recensent van Wereldkroniek waagde zich zelfs aan een stilistische analyse: „In deze portretkunst vallen op de fraaie tinten en de overgangen tussen donker en licht.”

In de portretten in het bezit van het Prentenkabinet en in de beeltenissen van Oud en Damme die ons zijn overgeleverd uit een recensie, vallen ook andere stijlkenmerken op. De kop van het model vulde meestal het gehele beeldvlak, zodat het kader van het beeld het gezicht omsloot. Er werd spanning in de foto gebracht door de kop diagonaal in het beeldvlak te plaatsen. De richting van de handen of armen versterkte deze diagonaal soms nog. Het model keek altijd van de fotograaf weg en was met zichzelf alleen, in gedachten verzonken. Zorgvuldige hantering van kunstlicht en afwisseling tussen donkere en lichte gedeelten gaven uiteindelijk vorm aan dat wat Gispen in de portretten prees, namelijk de manier waarop Kraus uitdrukking gaf aan de persoonlijkheid van degene die hij portretteerde. Het spel met licht en schaduw en de pose van het hoofd bepaalden de sfeer en verbeeldden zijn visie op het karakter en de stemming van zijn model: soms krachtig, dan weer dromerig, vriendelijk of introvert. De portretten werden meestal afgedrukt op glanzend bromidepapier. Kraus koos de modellen voor de tentoonstellingsportretten doorgaans zelf. Wanneer iemand hem intrigeerde, vroeg hij hem of haar te mogen portretteren. Dit nam soms een hele middag in beslag, herinnerden zich enkele van zijn modellen. Terwijl het model iets deed of een boekje las, cirkelde Kraus eromheen, zoekend naar een uitsnede en wachtend op een moment dat hij voor het personage typerend vond. De meeste van de klanten van Studio Kraus viel zo’n serieuze behandeling ten deel.

Behalve zijn psychologiserende portretten, maakte Kraus ook dierstudies en foto’s van materiële zaken. Na de Haagse tentoonstelling bracht hij een keuze van tien foto’s naar het Stedelijk Museum in Amsterdam voor de grote tentoonstelling foto’37, die daar vanaf 19 juni werd gehouden. Eén van de foto’s die daar vermoedelijk bij de afdeling ‘industriële fotografie’ werd tentoongesteld, was een glasstilleven van ontwerpen van A. Copier voor de Leerdamse glasfabriek. Het was maar één van de vele aspecten van de fotografie die de organisatoren Eva Besnyö, Carel Blazer en Paul Schuitema op hun omvangrijke tentoonstelling van 1500 foto’s wilden aanstippen. De fotografie werd er in al zijn toepassingen getoond. De portret-, reclame-, mode-, medische en journalistieke fotografie waren vertegenwoordigd. Er was werk van Nederlandse en buitenlandse fotografen aanwezig. Robert Capa, Henri Cartier Bresson, Laszló Moholy-Nagy, Berenice Abbott, Emmy Andriesse, Paul Guermonprez en Cas Oorthuys waren enkele van hen. Alhoewel Kraus een eenling was en zich in Nederland niet aansloot bij vakverenigingen of andere groeperingen, droeg zijn werk de kenmerken van de Nieuwe Fotografie die in Nederland sinds het begin van de jaren dertig door verschillende fotografen werd beoefend en onder andere op foto ’37 te zien was.

Kraus’ interesse voor deze opvatting over fotografie was mogelijk al in Wenen ontstaan. De omschrijving die Otto Hochreiter en Timm Starl in Geschichte der Fotografie in Österreich van de uitzonderingen op de Weense situatie geven, zou ook van toepassing kunnen zijn op Norbert Kraus, die in dit naslagwerk overigens niet wordt genoemd. Volgens de auteurs bestond er in Wenen in de jaren dertig geen Nieuw Zakelijke beweging. Sporen van de Nieuwe Fotografie, zoals die onder andere in Duitsland aan het Bauhaus werd gedoceerd, waren echter bij enkele Oostenrijkse fotografen wel aanwezig. Zo werden de psychologiserende portretten van Trude Fleischmann en het werk van Ernst Fürböck gekenmerkt door een heldere beeldopbouw, een grote beeldscherpte en een voorliefde voor nieuwe ongewone gezichtpunten, alle kenmerken die ook in Kraus’ werk zijn terug te vinden.

Kraus’ successen op het artistieke vlak waren niet altijd gekoppeld aan die in de economische sfeer. Net als in Wenen kon Kraus in Nederland nauwelijks in zijn onderhoud voorzien. Hij verdiende bij met het maken van werktekeningen en foto’s voor de firma Gispen. Daarnaast fotografeerde hij voor de Nederlandse Spoorwegen en maakte een wandschildering in het restaurant Chez Eliza aan de Hooikade in Den Haag dat door de Krausen en Gispens werd gefrequenteerd. Verder nam hij deel aan het Haagse sociale leven en onderhield vriendschappen met Nederlanders. Kraus moet ook contact met andere emigranten hebben gehad, omdat hij in de HBS aan het Bleijenburg in het klasje dat Coba Franzie voor emigranten formeerde, Nederlands leerde. Aan het emigrantenbestaan van de Krausen kwam abrupt een einde. Ze woonden nog geen maand in een nieuwe woning aan de Casuaristraat, toen de Duitsers Nederland binnenvielen. Terwijl de vliegtuigen overvlogen, vroegen de Gispens zich af wat het lot van hun Oostenrijkse vrienden zou zijn. Zij besloten even langs te gaan en fietsten de Prinsessegracht af naar het nieuwe huis van Kraus. Daar aangekomen vonden ze de Casuaristraat afgezet. Een verdwaalde bom, één van de weinige die in Den Haag zijn gevallen, had het huis van hun vrienden getroffen. De gevel was weggeslagen en aan één van de muren bungelde nog een schilderijtje. Norbert, Eva en Jo Otten die waarschijnlijk om dezelfde reden als de Gispens naar Kraus was gegaan, waren omgekomen.

Kraus’ werk was een langer leven beschoren. Enkele van zijn foto’s kwamen voor of na zijn dood in de collectie van de Haagse verzamelaar Auguste Grégoire terecht. Een fotoportret werd in 1948 opgenomen in het door Grégoire samengestelde boek Honderd Jaar Fotografie. De foto’s waren ook te zien op de tentoonstelling Fotoschouw ’52 die vier jaar later in het Haags Gemeentemuseum werd gehouden. Bij de overdracht van de collectie Grégoire aan het Leidse Prentenkabinet werd daaraan nog een foto uit particulier bezit toegevoegd.

Documentatie

Primaire bibliografie

foto’s in:

André Koch, Industrieel ontwerper

W.H. Gispen een modern eclecticus (1890-1981), Rotterdam (De Hef) 1988, afb. 164, 195, 210.

Secundaire bibliografie

Auteur onbekend, Tentoonstelling fotoportretten. Werk van ingenieur N.H. Kraus, in Haagsche Courant 17 april 1937.

Auteur onbekend, Portretten van N.H. Kraus. Openingswoord van D.H. Gispen, in Het Vaderland 17 april 1937.

Auteur onbekend, Tentoonstelling van portretkunst, in De Wereldkroniek 24 april 1937.

Aug. Grégoire, Honderd jaar fotografie, Bloemendaal (Focus) 1948, p. 37 (met foto op niet-genummerde pagina).

Bert Schierbeek, Inleiding, in Jo Otten, Bed en wereld, Amsterdam (Meulenhoff) 1967, p. 12.

Flip Bool en Kees Broos (red.), Fotografie in Nederland 1920-1940, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1979, p. 134, 142, 153.

Flip Bool en Ingeborg Leijerzapf, Fotografie, in Kathinka Dittrich, Paul Blom en Flip Bool (red.), Berlijn – Amsterdam 1920-1940 wisselwerkingen, Amsterdam (Querido) 1982, p. 244-245.

Catalogus tent. Zien en gezien worden. Fotografische zelfbespiegeling in Nederland van ca. 1840 tot heden, Nijmegen (Nijmeegs Museum ‘Commanderie van Sint-Jan’) 1983, p. 12, 88.

Mattie Boom, Norbert Kraus, ein Wiener Photograph in den Niederlanden, in Hans Würzner (samenstelling), Österreichische Exilliteratur in den Niederlanden 1934-1940, (Amsterdamer Publikationen zur Sprache und Literatur, 70. Band), Amsterdam (Rodopi) 1986, p. 157-164.

Tentoonstellingen

1937 (e) Den Haag, Toonzalen van de firma Gispen (Noordeinde).

1937 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, foto ’37.

1937 (e) Amsterdam, Toonzalen van de firma Gispen (Spuistraat).

1939 (g) Amsterdam, Gebouw Leesmuseum, 5e Amsterdamsche Kerstsalon van Fotografische Kunst.

1952 (g) Den Haag, Gemeentemuseum, Fotoschouw ’52.

1979 (g) Den Haag, Gemeentemuseum, Foto 20-40.

1983/1984 (g) Nijmegen, Nijmeegs Museum ‘Commanderie van Sint-Jan’, Zien en gezien worden. Fotografische zelfbespiegeling in Nederland van ca. 1840 tot heden.

1985 (g) Leiden, Prentenkabinet der Rijksuniversiteit, Österreichische Exilliteratur in den Niederlanden 1934-1940.

1986/1987 (g) Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, Österreichische Exilliteratur in den Niederlanden 1934-1940.

Bronnen

Amsterdam, Robert Sobels, mondelinge informatie.

Den Haag, Letterkundig Museum.

Den Haag, Mevr. R. Gispen-Van de Griend, mondelinge informatie.

Den Haag, Mej. A.B. Heijmans-Tromp, mondelinge informatie.

Den Haag, Mej. M.A. Sobels, mondelinge informatie.

Leiden, Prentenkabinet, bibliotheek en documentatiebestand.

Zeist, Mevr. E.C. Henkemans-Knappert, mondelinge informatie.

Collecties

Leiden, Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit.

Auteursrechten

Het fotografisch oeuvre van Norbert Kraus is vanaf mei 1990 vrij van auteursrechten. De reproductierechten berusten bij de instellingen die de foto’s beheren (zie onder Collecties).