Fotolexicon, 5e jaargang, nr. 9 (september 1988) (nl)

Frits Prinsen

Luc Verkoren

Extract

Frits Prinsen heeft zijn leven beroepshalve gewijd aan het doen van uitvindingen. Een groot deel van zijn honderden uitvindingen heeft betrekking op fotografie en cinematografie. De belangrijkste is zonder enige twijfel het automatisch diafragma, dat een einde maakte aan het probleem van het instellen van de juiste belichting. Prinsen heeft ook fotobelichtingsmeters, kleurtemperatuurmeters en een boxcamera met ingebouwde flitsinrichting op zijn naam staan.

Biografie

.

1895

Frederik Berthus Archibald (Frits) Prinsen wordt op 28 september geboren te Den Helder. Zijn vader is gemeentesecretaris aldaar.

Door zelfstudie in de avonduren werkt Frits Prinsen zich op tot elektrotechnisch ingenieur.

1917

Op 22 november maakt hij in dienst van zijn werkgever, de NV Metaaldraadlampen Fabriek ‘Holland’ te Utrecht, de eerste Nederlandse hoogvacuüm elektronenbuis, bestemd voor militaire radiotelefonie.

1927

Prinsen treedt in dienst van Philips als ingenieur op de ‘grote-lampen-afdeling’, waar onder meer projectielampen worden gemaakt. In november wordt zijn uitvinding van een hangende bioscoop-projectielamp met inwendige spiegel in Eindhoven gedemonstreerd, tegelijk met een door Philips ontwikkeld nieuw lichtsterk projectieobjectief en een krachtige geluidsinstallatie.

Daarna raakt Prinsen betrokken bij de productie van projectieapparatuur voor bioscoopfilm. Dit leidt tot de bouw van de zogenaamde Loetafoon, een projector die met behulp van grammofoonplaten lipsynchroon geluid voortbrengt.

1929

Het eerste ‘lichtgeluid apparaat’ van Prinsen komt op 9 juni gereed. Het gaat om een projector voor bioscoopfilm, die voorzien is van een optisch geluidsspoor. De eerste bioscoop die ermee wordt uitgerust is het Passagetheater in Den Haag.

1930

Prinsen is betrokken bij het opnemen en persen van de eerste Nederlandse grammofoonplaat: een op 9 augustus vastgelegde rede van verkeersvlieger Evert van Dijk.

Op 12 december neemt Prinsen de eerste proeven met een automatisch diafragma.

1931

Op 30 december komt een automatisch diafragma gereed voor smalfilmapparatuur, dat een traject doorloopt van lensopening f4.5 naar f16.

1932

Prinsen maakt een foto-elektrische belichtingsmeter. Het eerste exemplaar wordt voltooid op 30 juni. Op 4 oktober vraagt hij octrooi aan op een luxmeter, een belichtingsmeter en een automatisch diafragma. Deze laatste vinding patenteert hij in binnen- en buitenland. De directeur van de oudste camerafabriek, Voigtlander te Braunschweig, is geïnteresseerd, maar een volautomaat vindt hij te gedurfd.

1933

Een automatisch diafragma wordt door Prinsen ingebouwd in een 16 mm filmcamera van het Nederlands-Zwitserse merk Schalie-Colleé. Op 3 april maakt hij zijn eerste filmopnamen met dit automatisch werkend prototype.

1937

Prinsen weet de directie van Ditmar, een Weense kachelfabriek, te interesseren voor de productie van vijfduizend filmcamera’s met belichtingsautomatiek. Tengevolge van de ‘Anschluss’ worden de plannen niet uitgevoerd.

1938-‘39

Frits Prinsen vestigt op 15 november 1938 te Rotterdam zijn ‘Laboratorium Prinsen’. Op 1 september 1939 wordt het laboratorium verplaatst naar Beek bij Nijmegen. Het bedrijf maakt belichtingsmeters in serieproductie.

1946

Het laboratorium in Beek en het tijdens de oorlog gestichte filiaal in Kranenburg in Duitsland zijn door oorlogshandelingen ernstig beschadigd.

Prinsen maakt een volautomatisch voorzetdiafragma voor foto- en filmcamera’s.

1947

Prinsen vestigt zich in Delft. Op 22 december demonstreert hij een boxcamera met ingebouwde flitsinrichting. Kort hierna krijgt hij een opdracht vanuit de cameragroothandel voor de bouw van tienduizend flitsboxcamera’s, binnen zes maanden te leveren.

1953

Op 20 januari beproeft Prinsen met A.W.H. (Bob) Kommer in diens studio te Den Haag zijn prototype voor een draagbare elektronenflitser, met een belichtingstijd van 1/20.000ste seconde. De opnamen die Bob Kommer met gebruikmaking van deze elektronenflitser maakt, zijn ook mogelijk met traditionele flitslampen, maar dan wordt slechts een fractie van de totale lichtopbrengst benut.

1955

Op 22 augustus wordt ‘Laboratorium Prinsen’ in Delft opgeheven. De officiële beëindiging van het bedrijf wordt met terugwerkende kracht op 1 januari gesteld.

1959-’61

Prinsen gaat een dienstverband aan met Agfa in München. Hij wordt belast met het verder ontwikkelen van zijn automatisch diafragma.

1966

Samen met Hille Kleinstra maakt Prinsen een automatisch werkende afstandsinstelling op een Ilford kleinbeeldcamera. Ook experimenteert hij met afstandsinstelling met behulp van een tweetal fotocellen op een Agfa Flexilette camera.

1975

Op 19 september demonstreert Prinsen in de filmstudio van Bob Kommer in Den Haag zijn ‘Prinsen Panorama 3-D Televisie’.

1981

Frits Prinsen overlijdt op 15 november te Den Haag.

Beschouwing

Al in zijn jongensjaren had Frits Prinsen veel belangstelling voor techniek. Gestimuleerd door zijn moeder verdiepte hij zich in nieuwe technische fenomenen, zoals radiozenders en -ontvangers, automobielen en de eerste grammofoon. Historische figuren als Edison, Zeppelin en de gebroeders Wright fascineerden hem en zetten hem al op jeugdige leeftijd aan tot het doen van technische experimenten. Hij bekwaamde zich in elektrotechniek aan een technische school en werd tenslotte door zelfstudie register-ingenieur. Het experimenteren met technische apparatuur was Prinsens lust en leven. Door zijn enthousiasme, zijn vriendelijkheid en naïviteit liet hij soms meer over zijn nieuwste vindingen los dan verstandig was. Daardoor kwam het bij herhaling voor dat anderen van zijn vindingen profiteerden.

Prinsens voornaamste uitvindingen deed hij op het terrein van de fotografie, cinematografie en bioscoop-projectieapparatuur. Maar bij wijze van afwisseling maakte hij onder meer een behendigheidsroulette, stereo-projectiesystemen waarbij geen speciale bril nodig was en een driedimensionale kleurentelevisie. Ook bouwde hij een gyro-zweeftoestel, dat hij in het Aviodome tentoonstelde.

Werkend aan een verbeterde bioscoop-projectielamp onderhield Prinsen regelmatig contact met Philips in Eindhoven. Hij aanvaardde de uitnodiging van Philips om als ingenieur op de ‘grote-lampen-afdeling’ te komen werken. Geïnteresseerd in de ontwikkeling van hoogwaardige geluidsfilm, gaf Philips Prinsen opdracht om in samenwerking met Loet Barnstijn, een Nederlands filmmagnaat, geluidsfilmapparatuur te ontwikkelen. Een probleem was in die dagen het lipsynchroon weergeven van het gesproken woord: maar al te vaak hapten de acteurs lucht. Sprekende films werden van geluid voorzien met behulp van grammofoonplaten; men sprak in vakkringen wel van ‘naaldgeluid’. De inspanningen van Prinsen en Barnstijn resulteerden in de ‘Loetafoon’, een voor de verbeterde lipsynchronisatie alom geroemd projectieapparaat met naaldgeluid. Prinsen bleef nadenken over en werken aan een beter systeem. Hij wist tenslotte een belangrijke bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van optisch- of lichtgeluid. Dit is een procédé waarbij het geluidsspoor zich op de filmstrook bevindt. Het berust op modulatie in het ritme van de geluidstrilling; het optisch geluidsspoor wordt gelezen door een fotocel en elektronisch versterkt.

De belangrijkste uitvinding van Prinsen was in 1931 de ontwikkeling van een automatisch diafragma voor foto- en filmcamera’s. Hij benutte daartoe een door hem zelf gemodificeerde fotocel. Dankzij deze automatiek behoefde de gebruiker zich niet meer te bekommeren om het regelen van de juiste belichting van het opnamemateriaal. In het octrooischrift over deze vinding van Prinsen komt duidelijk naar voren dat het automatisch diafragma reeds bestond in een niet-draagbare vorm met een versterker, al of niet gevoed door batterijen. De stroombron was nodig om het diafragma te laten werken. Het bestaande systeem was te groot voor een amateurcamera. Het innovatieve van de vinding van Prinsen was het gebruik van een fotocel die voldoende energie leverde om zonder externe stroombron of versterker het diafragma te sturen. Door toepassing van zeer lichte materialen was een stroom van enkele microampères reeds voldoende. Wel bleek de lichte uitvoering nogal kwetsbaar, maar door de constructie verend op te hangen kon dat euvel worden ondervangen.

Prinsen besteedde een aanzienlijk kapitaal aan ontwikkelingskosten en aan binnen- en buitenlandse octrooien. De stap van de gebruikelijke optische en chemische belichtingsmeters en belichtingstabellen naar automatische belichtingstechniek was echter te groot, zowel voor de camera-industrie als voor de consument. In zijn rijdend laboratorium (een van de eerste caravans) bouwde Prinsen een halfautomaat, die in Duitsland en in Oostenrijk werd gepatenteerd, maar nooit in productie kwam. Met de ontwikkeling van bruikbare elektrische belichtingsmeters leek het publiek al meer dan tevreden. Dit werd bevestigd door de magere verkoopresultaten van de Super Kodak Six-20 Camera, een toestel met automatische belichting dat in 1938 werd uitgebracht. In zes jaar werden niet meer dan 725 exemplaren verkocht. Een ontwikkeling die voor de fotografie een mijlpaal betekende kwam commercieel nog niet van de grond.

Prinsen heeft zakelijk gezien in de jaren vóór de Tweede Wereldoorlog op een sterk concurrerende markt met zijn belichtingsmeters meer succes gehad dan met zijn automatisch diafragma. Ook in de naoorlogse jaren fabriceerde hij belichtingsmeters: de succesvolle Prinsen-Color, waarbij de diafragmagetallen op de wijzer stonden, zodat de waarden direct afleesbaar waren, de eenvoudiger geconstrueerde Prinsen-Simson en de voor de Franse markt ontwikkelde Prinsen-Directa (vanaf 1950 ook in Nederland verkocht). Prinsen speelde in op de wenselijkheid om de kleurtemperatuur van het licht te kunnen bepalen ten behoeve van de opkomende kleurenfotografie. Hij ontwikkelde daarvoor de Kelvina en Keiven tri kleurtemperatuurmeters. Ook zette hij de productie in gang van een automatisch werkend voorzetdiafragma, dat op bestaande foto- en filmcamera’s kon worden geplaatst.

Na de Tweede Wereldoorlog was er in Nederland op het gebied van fotografische apparatuur vrijwel niets verkrijgbaar. Er was gebrek aan grondstoffen en import daarvan was bij gebrek aan deviezen moeilijk. De Duitse foto-industrie lag volledig stil. Gedurende korte tijd lagen er in Nederland kansen voor het vestigen van nieuwe of voor het verder uitbouwen van de bestaande fotografische industrieën. Enkele ondernemingen, zoals De Oude Delft te Delft en Cambo te Hengelo, hebben die kansen benut. Een klein aantal bedrijven hield zich gedurende enkele jaren en aanvankelijk niet zonder succes bezig met de productie van eenvoudige fotoapparatuur voor amateurgebruik. Naast Vena in Amsterdam, Tahbes in Den Haag en Nefotaf in Weert kwam ook Prinsen met eenvoudige camera’s op de Nederlandse markt.

In 1947 bouwde hij onder meer een boxcamera met ingebouwde flitsinrichting. Door af te zien van het gebruik van ingebouwde zoekers zag Prinsen kans ruimte te creëren voor een batterij houder en een lampfitting. De zeer platte lampreflector werd voor het gebruik op de lampfitting geklemd en na dienst te hebben gedaan tegen de zijkant van de camera opgeborgen.

Samen met Hille Kleinstra, hoofdredacteur van Focus, werkte Prinsen aan een systeem van automatisch scherpstellen en maakte daarmee de eerste autofocus camera. Aanvankelijk experimenteerde hij voor dit doel met een mechanisch systeem, gebaseerd op zwaartekracht. Later paste hij een tweetal fotocellen toe voor een elektronisch systeem van automatisch scherpstellen. Dit leidde tot een werkend model op basis van een Agfa Flexilette kleinbeeldcamera. Zijn systemen werden achterhaald door het gebruik van infraroodstraling en sonar; werkelijke resultaten behaalde Prinsen op dit terrein dus niet.

In 1955 beëindigde Prinsen zijn werkzaamheden als ondernemer en fabrikant en sloot het bedrijf in Delft. Zijn bezigheden als uitvinder zette hij onverminderd voort en in 1959 trad hij in dienst van Agfa te München. Meer dan een kwart eeuw na zijn uitvinding werd het zijn taak het automatisch diafragma te perfectioneren. Een aantal modellen van Agfa, zowel film- als fotocamera’s, werd met een volautomatisch diafragma van Prinsen uitgerust.

Het automatisch diafragma is de belangrijkste uitvinding van Frits Prinsen geweest. Met de bouw van vele miljoenen camera’s met automatisch diafragma in Duitsland, de Verenigde Staten en Japan is het belang van deze vinding inmiddels onbetwistbaar aangetoond. Het bepalen van de juiste belichting van het lichtgevoelige materiaal is jarenlang een probleem geweest voor vakman en amateur. De komst van elektrische belichtingsmeters in de jaren dertig bracht reeds verbetering, maar de bediening van de apparatuur bleef toch veel aandacht eisen. Het automatiseren van de opnameapparatuur heeft aanzienlijk bijgedragen aan de popularisering van de fotografie. Voor de snelwerkende pers- en reportagefotografen werd dit type camera een uitkomst. De Nederlandse uitvinder Frits Prinsen was een van de belangrijkste pioniers in deze revolutionaire ontwikkeling van de fotocamera.

Documentatie

Primaire bibliografie

Urheberrecht auch auf Wissenschaftliche Werken und Erfindungen, Den Haag (Ver. voor auteursrecht op wetenschappelijke werken) z.j.

Holografie, in tff. Maandblad voor foto- en filmtechniek (april 1968) 4, p. 7-9.

Maser en laser. Holografie, in tff. Maandblad voor foto- en filmtechniek (mei 1968) 5, p. 7, 9.

Holografie, in tff. Maandblad voor foto- en filmtechniek (juni/juli 1968) 6, p. 17-19.

Parallax stereogram, in tff. Maandblad voor foto- en filmtechniek (oktober 1969) 9, p. 15, 17-18.

Parallax-panoramagram, in tff. Maandblad voor foto- en filmtechniek (februari 1970) 2, p. 5-7.

Parallax-panoramagram in Nederland, in tff. Maandblad voor foto- en filmtechniek (juni 1970) 6 . p. 14-18.

3 D gisteren en vandaag, in tff. Maandblad voor foto- en filmtechniek (juli/augustus 1970) 7/8, p. 13-14.

Video recorder deel 1, in tff. Maandblad voor foto- en filmtechniek (oktober 1970) 10, p. 6-8.

Video recorder deel 2, in tff. Maandblad voor foto- en filmtechniek (november 1970) 11, p. 12-14.

Integraal fotografie, in tff. Maandblad voor audio-visuele technieken (januari 1971) 1, p. 9-10.

De ‘metro-cinemobil’, in tff. Maandblad voor audio-visuele technieken (maart 1971) 3, p. 12-13.

Auto-focus-systeem voor dia-projectoren, in tff. Maandblad voor audio-visuele technieken (april 1971) 4, p.6-8.

Auto focus systeem voor camera’s met slinger of pendel, in tff. Maandblad voor audio-visuele technieken (mei 1971) 5, p. 18-19.

Auto focus met contrast principe, in tff. Maandblad voor audio-visuele technieken (juni/juli 1971) 6/7, p.6-8.

Auto-focus voor kleinbeeld camera’s, in tff. Maandblad voor audio-visuele technieken (maart 1972) 3, p. 14-15.

Autofocus voor kleinbeeld camera’s, in tff. Maandblad voor audio-visuele technieken (april 4, p. 16-17.

Secundaire bibliografie

(Verslag over 30e Koninklijke Nederlandsche Jaarbeurs), in Het Vaderland. Avondblad D, 14 maart 1934.

KL, F.B.A. Prinsen ing., in Foto 21 (juni 1966) 6, p. 244-245.

tff. Maandblad voor foto- en filmtechniek (april 1968) 4, p. 7.

Piet van der Ham, Nieuwe aanpak van de driedimensionale fotografie, in tff. Maandblad voor audio-visuele technieken (maart 1973) 3, p. 3-5.

H.J. Oolbekkink, Ing. Frederik Berthus Archibald Prinsen, uitvinder, in Leidsch Dagblad 27 september 1975, p. 25.

Auteurs onbekend, Wat een uitvindingen. Ing. F.B.A. Prinsen, Dordrecht (Sari B.V.) z.j. (ca. 1977).

PJ. van der Zanden en Luc Verkoren, Een kans gemist?, in Photohistorisch Tijdschrift 5 (1982) 4, omslag, p. 7-9.

Luc Verkoren, Prinsen en de automatische belichting, in Foto 37 (april 1982) 4, p. 71-72.

Luc Verkoren, Drie boxcamera’s. Prinsen, Philips en Foka, in Photohistorisch Tijdschrift g (1986)3, p. 4-8.

Octrooien

1934, 15 oktober, Nederlands octrooi nr.33922 (automatisch diafragma voor gewone en kinematografische camera’s, werkende door middel van een lichtgevoelige cel).

1935, 15 augustus, Nederlands octrooi nr. 36097 (fotometer voorzien van een foto-voltaïsche cel, ook wel aangeduid als foto-elektrische belichtingsmeter).

1952, 15 juli, Nederlands octrooi nr. 70387 (boxcamera met ingebouwde synchroonschakeling voor flitslampen).

(Een uitvoerige lijst van geoctrooieerde vindingen van Prinsen is opgenomen in het boekje Wat een uitvindingen, p. 181 e.v.).

Bronnen

Delft, Kamer van Koophandel (dossier 7348).

Delft, Technisch Tentoonstellings Centrum (TTC), archief.

Leiden, Prentenkabinet, bibliotheek en documentatiebestand.

Nijmegen, Kamer van Koophandel voor Nijmegen en omstreken, (dossier 6886).

(De gegevens van de Kamer van Koophandel te Rotterdam, dossier 54205, zijn vermoedelijk in de oorlog door brand verloren gegaan).

Collecties

Amsterdam, Filmmuseum.

Delft, Technisch Tentoonstellings Centrum (TTC).

Den Haag, Museon.

Leiden, Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit.