Willem Witsen
Pia Amade
Ingeborg Th. Leijerzapf
Extract
De Amsterdamse schilder en graficus Willem Witsen was een enthousiast amateurfotograaf, die in zijn hobby bijzondere kwaliteiten aan de dag legde. Deze ‘aristocraat’ onder de schilders was de spil van een vriendenkring van schrijvers, dichters, musici en schilders. Naar de periode waarin zij zich manifesteerden, werden de dichters en schrijvers onder hen de Tachtigers genoemd en vormden een avant-gardistische groep rond het tijdschrift De Nieuwe Gids. Witsen fotografeerde zijn kunstenaarsvrienden in allerlei gemoedstoestanden en creëerde zo een indrukwekkend oeuvre van karakterportretten. Behalve zijn vrienden fotografeerde Witsen zijn familieleden, zijn opgroeiende kinderen, Amsterdamse stadsgezichten en talloze steden en landschappen op zijn reizen door Europa.
Biografie
1860 |
Willem Arnoldus Witsen wordt op 13 augustus geboren te Amsterdam als jongste van zes kinderen van Jonas Jan Witsen en Jacoba Elisabeth Bonekamp. Vader Witsen is een vermogend koopman. |
1876-‘84 |
Witsen volgt lessen aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam, die onder leiding staat van August Allebé. Medeleerlingen en vrienden zijn onder andere Jacobus van Looy, Maurits van der Valk, Jan Veth, Willem Tholen, Eduard Karsen, Piet Meiners en Gerard Muller. |
1880 |
Op 10 november richten studenten van de Rijksacademie de kunstenaarsvereniging ‘Sint Lucas’ op. De initiatiefnemers zijn Antoon Derkinderen, Jacobus van Looy, Maurits van der Valk en Willem Witsen. |
1883 |
Witsen wordt op voordracht van Jacobus van Looy lid van het in 1881 opgerichte literaire gezelschap ‘Flanor’. |
1885 |
Samen met Jan Veth richt Witsen de ‘Nederlandsche Etsclub’ op. |
1886-‘87 |
Hij schrijft verschillende artikelen voor De Nieuwe Gids, onder de schuilnamen W.J. van Westervoorde en Verberchem. In een artikel voor de oktoberaflevering van ’87 schrijft Witsen terloops over fotografie. |
1888-‘91 |
Op 18 oktober 1888 vertrekt Witsen naar Londen, waar hij met enkele korte onderbrekingen tot januari 1891 woont en werkt. Hij heeft in Londen contact met Albert Kapteyn, een ingenieur en amateurfotograaf, die hem misschien in de fotografische techniek heeft ingewijd. |
1891 |
Witsen vestigt zich in Amsterdam, Eerste Parkstraat 138 (nu Oosterparkstraat 82). Uit dit jaar dateren de oudste met zekerheid aan hem toe te schrijven foto’s. |
1892 |
De Franse dichter Paul Verlaine logeert tijdens zijn bezoek aan Holland onder andere bij Witsen in Amsterdam. Witsen fotografeert de dichter in zijn atelier. |
1893 |
Op 4 mei treedt Willem Witsen in het huwelijk met Elisabeth (Betsy) van Vloten. Het paar vestigt zich in Ede, in villa ‘De Zonneberg’. De villa en de directe omgeving van het huis vormen het decor van vele fotoportretten van familie en vrienden. |
1894-’98 |
Het echtpaar Witsen krijgt drie zonen, Willem (bijgenaamd Pam), Erik en Odo. De jongens moeten dikwijls voor vaders camera poseren. |
1902 |
Witsen laat zich op 27 juni officieel scheiden van Betsy van Vloten. Hij vestigt zich op zijn oude adres in Amsterdam aan de Eerste Parkstraat, waar hij een atelier aangehouden heeft. |
In september maakt hij met Jan Hofker een reis naar Londen. |
|
1905-’06 |
Uit Witsens correspondentie uit 1915 en 1917 is op te maken dat hij zijn activiteiten op fotografiegebied in deze tijd beëindigt. Zijn zakagenda’s geven tot 1908 notities over het afdrukken van foto’s. |
1907 |
Witsen treedt op 25 april te Amsterdam in het huwelijk met Marie Schorr. |
1915 |
Als afgevaardigde van het Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel bezoekt Witsen, met zijn vrouw, de Panama-Pacific International Exhibition te San Francisco. Hij is belast met de inrichting van de Nederlandse kunstafdeling van deze tentoonstelling. |
1920-’21 |
Op 16 oktober vertrekken Willem en Marie Witsen naar Nederlands-Indië, waar zij tot mei 1921 verblijven. Witsen krijgt de opdracht het portret van Gouverneur-generaal J.P. Graaf van Limburg Stirum te schilderen voor de Volksraad. |
Op 19 januari 1921 schaft Witsen zich een fototoestel aan ter waarde van ƒ179,-. In zijn dagboekje wordt geregeld gewag gemaakt van het nemen van foto’s, onder andere van een Chinese tempel, van de Borobudur en van het huis waar hij verblijft. |
|
1923 |
Op 13 april overlijdt Willem Witsen te Amsterdam. |
Beschouwing
De schilder en graficus Willem Witsen wordt gerekend tot de Amsterdamse Impressionisten, waartoe ook George Breitner behoorde. In vrije momenten was hij een hartstochtelijk beoefenaar van de fotografie. In tegenstelling tot de meeste fotograferende schilders, onder wie George Breitner, die geheimzinnig deden over hun fotografische activiteiten uit vrees aangezien te worden voor een kopiist van foto’s, was Witsen er tamelijk open over. Desondanks circuleerden zijn foto’s alleen maar binnen de eigen familie- en vriendenkring, voor wie ze gemaakt waren. Zijn oeuvre bestaat uit enige honderden foto’s, globaal in te delen in familieportretten, vriendenportretten, Amsterdamse stadsgezichten en reisherinneringen.
Witsen is vermoedelijk in 1890 met fotograferen begonnen. Hoe of van wie Witsen leerde fotograferen, is min of meer bekend. Hij was in het bezit van de door de fotograaf joseph Jessurun de Mesquita geschreven Gids voor den Amateur-Fotograaf uit 1889. Witsen kende Jessurun de Mesquita via gezamenlijke vrienden, maar of hij door hem in de fotografie werd ingewijd of door de amateurfotograaf Albert Kapteyn die hij in Londen bezocht, of misschien door zijn vriend Breitner is niet met zekerheid te zeggen. Wel is zeker dat hij in 1890 met Kapteyn in Londen ‘fototochten’ maakte en dikwijls met hem over kunstfotografie discussieerde.
Witsens negatieven-nalatenschap bestaat uit glasplaten en ‘filmpack’-nitraatnegatieven. De glasplaten van het formaat 13×18 cm zijn de oudste; in de tweede helft van de jaren negentig gebruikte hij ook een kleiner formaat glasnegatieven van 9×12 cm; kort na de eeuwwisseling ging hij over op ‘filmpack’-nitraatfilm van het formaat 9×12 cm. Uit zijn nalatenschap is een houten platencamera bewaard gebleven.
Op dezelfde wijze als Breitner maakte Witsen afdrukken op daglichtpapier en plakte deze op (zwarte) kartonnetjes, die in de handel verkrijgbaar waren. De weinige nog bestaande afdrukken zijn meestal contactafdrukken van de negatieven, maar hij maakte ook wel vergrotingen.
Witsen was weliswaar niet professioneel geschoold in het fotografisch ambacht, maar hij had meer oog voor de specifieke beeldende mogelijkheden van dit medium dan de meeste van zijn wèl professioneel geschoolde tijdgenoten. Hij zocht geen flatterende poses en retoucheerde niet; hij liet zich niet leiden door de fotografische tradities van zijn tijd, maar koos zijn eigen benaderingswijze. Licht was voor hem als impressionistisch schilder het belangrijkste beeldmiddel. Met sterke licht-donker contrasten ‘beeldhouwde’ hij zijn onderwerpen. Plasticiteit en dieptewerking zijn daardoor in ruime mate in Witsens foto’s aanwezig. Ook selectieve scherpte gebruikte hij om diepte te verkrijgen. Bij voorkeur fotografeerde hij buiten bij daglicht. In zijn atelier gebruikte hij kunstlicht, meestal van één enkele lichtbron. In zijn schilderkunstige toepassing van licht stond Witsen niet alleen. Dezelfde met lichtcontrasten verkregen plastiek is te zien in de foto’s van enkele tijdgenoten als de schilders George Breitner en Thomas Eakins. Dit modellerend gebruik van licht was in de Nederlandse beroepsfotografie van de jaren negentig nog ^P niet gebruikelijk. Witsen was ook onorthodox in de wijze waarop hij beeldvullend durfde te werken. Portretten liet hij door het kader oversnijden, wanneer hij meende daarmee karakteristieken naar voren te kunnen halen. Hij componeerde en regisseerde weloverwogen bij het maken van een portret, maar wanneer de situatie daar aanleiding toe gaf, hanteerde hij zijn camera snel en spontaan. ‘Snapshots’ komen dan ook regelmatig voor. Hij experimenteerde graag met beeldverdubbeling: portretten die in een spiegel gereflecteerd worden, een persoon tegenover zichzelf in één opname, of een dubbeldruk van twee opnamen van één persoon. Hij bereikte hierin soms zeer bijzondere resultaten.
Door zijn vrije omgang met de camera leerde Witsen een specifiek fotografische vormentaal beheersen. Close-ups, beeldoversnijdingen, selectieve scherpte en dubbeldrukken gebruikte hij als beeldmiddelen, enkele decennia voordat zijn vakbroeders in de fotografie deze ontdekten.
Anders dan Breitner gebruikte hij zijn foto’s zelden als voorbeelden voor zijn etsen en schilderijen. Slechts van drie portretten uit Witsens foto-oeuvre zijn bewerkingen in een andere techniek bekend: een ets naar de foto van Willem Kloos uit 1894, een schilderij naar een foto van Willem (Pam) Witsen jr. uit A 1897 en een tekening naar een fotoportret van Marius Bauer.
De portretfoto’s uit de eerste tien jaar van zijn fotografische activiteiten vormen zonder twijfel het meest interessante deel van zijn oeuvre. Het zijn de portretten van zijn kunstenaarsvrienden, boeiend gefotografeerd en bovendien van belang als historische documenten. Witsen was de spil van een grote vriendenkring. Daartoe behoorden een aantal dichters en schrijvers rond De Nieuwe Gids, zoals Willem Kloos, Hein Boeken, P.L. Tak, Charles van Deventer, Arnold Ising, Jac. van Looy en Pet Tideman, de uitgever Willem Versluys en zijn vrouw Annette Versluys-Poelman, de schrijvers Arthur van Schend el, Jan Hofker en Frederik van Eden, musici als Alphons Diepenbrock en kunstenaars als Isaac Israëls, George Breitner, Ed Karsen en Mau van der Valk. Zijn woning was steeds een toevluchtsoord en een punt van samenkomst; men kan spreken van een ‘kunstenaarssalon’. Witsen was altijd in staat zijn vrienden gastvrij te onthalen op een goed glas wijn en geurige sigaren. Materiële zorgen wilde hij als zoon van een rijke koopman niet kennen. Wanneer dat nodig was – en dat was het meer dan eens voor vrienden als George Breitner, Arthur van Schendel, Hein Boeken, Jac. van Looy, Nol Ising en Willem Kloos – betoonde hij zich een mecenas, ook als hij A zich dat eigenlijk niet kon veroorloven en vervolgens bij zijn vader om financiële steun moest vragen. Met enige moeite kan men zich uit de geschriften over Witsen een beeld vormen van deze rustige, gesloten, soms zelfs wat stugge, hardhorende man. Hij is voor velen een zeer betrouwbare en toegewijde vriend geweest. Vooral Willem Kloos heeft dat in zijn vele depressieve perioden ondervonden.
Witsen was de eerste fotograaf in de negentiende eeuw in Nederland die zich bezighield met karakteruitbeelding in de portretfotografie. Hij fotografeerde zijn vrienden – schilders, schrijvers, dichters en musici – op verschillende manieren, serieus poserend of in wat vrijmoedigere, onconventionele poses. Wanneer zij bij hem op bezoek kwamen, in zijn Amsterdamse atelier of in zijn villa in Ede, haalde Witsen de camera erbij. Soms poseerden zij met Witsens kinderen, soms met twee of drie vrienden, maar meestal alleen. Witsen concentreerde zich op hun stemming en gesteldheid. Als de grote dichter Willem Kloos of de mindere god Hein Boeken moe onderuitgezakt, met een glas wijn in de hand, in een stoel zat, betrapte hij hen in deze houding en liet hun moeheid in zijn foto’s zien. Het gekwelde pokdalige gezicht van Kloos is dikwijls in close-up gefotografeerd. Pieter L. Tak, redacteur van De Nieuwe Gids, schreef in zijn bedankbriefje van 21 juli 1892 voor de foto’s die Witsen van hem maakte: “Aardig vooral is het contrast tusschen het deftig heereboersche profiel-portret en het zoo veel brutalere en face.” In de atelierbijeenkomsten bij Witsen was de wijnfles dikwijls eerder open dan de cameratas. In de feestroes die dan ontstond, creëerde het cameraoog dezelfde soort beelden als die in het atelier van de Leidse fotograaf Israël Kiek gemaakt werden. In een sfeer van studentikoze grappenmakerij werden de koppen bij elkaar gestoken, vlak voor de lens.
Witsens gezinsleden poseerden zeker even vaak voor zijn camera als de vele vrienden. Van zijn vrouw Betsy van Vloten, een naar het lijkt zeer in zichzelf gekeerde vrouw, maakte hij dromerige portretten. De kinderen zijn dikwijls in hun spel gefotografeerd, soms hangerig in een stoel of bij iemand op schoot; geposeerde portretten maakte hij zelden van hen. In tegenstelling tot de kinderportretten uit de officiële portretateliers zijn Witsens kinderen op zijn foto’s geen miniatuurvolwassenen, maar echte kinderen met hun blijde en boze momenten.
Tegen het einde van de eeuw koos Witsen vaker dan voorheen andere onderwerpen. Hij ging de stad in met zijn camera of nam hem mee op fietsen zeiltochten. In deze buitenopnamen lette hij sterk op zijn composities en maakte waar mogelijk gebruik van licht-donker contrasten. Men proeft in sommige van deze stadsgezichten dezelfde verstilde sfeer als in zijn contrastrijke etsen. Zijn series etsen van Amsterdamse stadsgezichten munten uit door fijnheid van detail, lichtval, contrasten (donkere schaduwen en witte sneeuw) en verstilling. Ze geven ‘bevroren’ momenten uit het dagelijks leven weer, precies zoals een camera een moment kan vangen en vasthouden. Een enkele keer probeerde Witsen in zijn foto’s beweging uit te drukken door de voorgrond scherp en de achtergrond onscherp in te stellen, bijvoorbeeld toen hij Jan Hofker omstreeks 1897 fotografeerde, wandelend langs het IJ. Maar doorgaans waren zijn buitenopnamen even verstild als zijn etsen.
In Witsens fotografisch oeuvre bevinden zich opnamen van cavalerieoefeningen op de heide. Dit onderwerp interesseerde vooral zijn vriend George Breitner. Ook in Breitners nalatenschap zijn cavaleriefoto’s gevonden. Het is niet mogelijk op grond van technische of stilistische overwegingen deze foto’s aan de één of de ander toe te schrijven. Beide kunstenaars wisselden weieens foto’s uit, zoals blijkt uit een ongedateerd briefje van Breitner aan Witsen: “Ik verneem van Nol (Ising, I.Th.L.) dat je je tegenwoordig speciaal bezighoudt met vergrootingen. Ik zou je willen vragen als je soms een stuk heidegrond (voorgrond) voor me had, zou ik je zeer dankbaar zijn…”
Witsen heeft in zijn leven veel gereisd, in Europa en zelfs ver daarbuiten. In de jaren zeventig en tachtig waren Parijs en Londen voor hem grote trekpleisters. Rond de eeuwwisseling trok hij verder Europa in en bezocht Duitsland, Zwitserland, Italië, Tsjecho-Slowakije en Hongarije. In zijn negatievennalatenschap bevinden zich een paar honderd opnamen van deze reizen. Vanwege het feit dat deze negatieven uit Witsens nalatenschap komen, worden zij aan hem als maker toegeschreven. Ten gunste van deze toeschrijving pleit ook de bijkomstigheid dat Witsen zelf niet op de foto’s voorkomt, terwijl hij zeker in het reisgezelschap aanwezig was. Hoe dan ook, ten opzichte van de portretfoto’s en stadsgezichten uit de jaren negentig hebben deze foto’s een minder krachtige uitstraling en missen zij het spontane elan van de vroegere periode. Zij zijn niet meer (en niet minder) dan redelijk geslaagde vakantieherinneringen. Van zijn reizen naar San Francisco in 1915 en naar Nederlands-Indië in 1920-’21 zijn, voor zover bekend, geen zelfgemaakte foto’s bewaard gebleven. Uit zijn in Nederlands-Indië gemaakte dagboeknotities blijkt dat Witsen tijdens die reis een camera kocht en onder meer landschappen gefotografeerd heeft.
Ook de familiefoto’s die Witsen in de periode direct voorafgaande aan en tijdens zijn tweede huwelijk maakte, hebben nauwelijks meer pretentie dan een verzameling kiekjes. Deze foto’s worden met dezelfde argumenten die voor de reisfoto’s gelden, aan Witsen toegeschreven. Op verschillende kiekjes komen steeds dezelfde personen voor, maar van de meesten is de naam niet bekend. Witsen heeft uit deze jaren geen agenda’s en dagboekjes nagelaten, waaruit hun namen afgeleid zouden kunnen worden.
Willem Witsen en George Breitner fotografeerden anders dan de fotografen van hun tijd. Zij stonden buiten de fotografische traditie en voegden, gewild of ongewild, nieuwe zienswijzen toe aan het gebruik van de camera en aan het tekenen met licht op de gevoelige plaat. Opvallend is dat zij zich als schilders op geen enkele wijze aangetrokken voelden tot de ‘schilderkunst nabootsende’ fotografische technieken die door de kunstfotografen werden nagestreefd. Witsen en Breitner waren er niet op uit hun foto’s op iets anders te laten lijken dan op foto’s en ontdekten door hun creatieve experimenteerlust de bijzondere mogelijkheden van het fotografisch medium. Toch hadden zij beiden geen invloed op de ontwikkelingen in de fotografie, omdat hun werk buiten de eigen kring niet bekend raakte. Treffend werd Witsens betekenis als fotograaf verwoord door Lodewijk van Deyssel in diens Gedenkschriften: “Witsen heeft geschilderd, geaquarelleerd, geëtst en gephotographiëerd. Dit laatste vermeld ik er aanstonds bij, hoewel het photographiewerk nimmer publiek is geweest, omdat de door hem gemaakte photographieën de schoonste zijn, die men zien kan, en omdat meer dan uit welke andere ook, uit deze photographieën blijkt, dat zoo al een photograaph niet kunstenaar mocht kunnen zijn, een kunstenaar dan toch de beste photograaph is.”
Documentatie
Primaire bibliografie
W.J.v.W. (= W.J. v. Westervoorde), Jan van Beers in het panorama, in De Nieuwe Gids, 3 (oktober 1887) 1, p. 134.
foto’s in:
Claude Magelhaes, Nederlandse fotografie. De eerste 100 jaar, Utrecht /Antwerpen (Bruna & Zoon) 1969, afb. 50-51.
Harry G.M. Prick, Gerlof van Vloten: kanttekeningen bij een catalogus, in De Negentiende Eeuw. Documentatieblad 1 (mei 1977) 1 ,p.26.
Catalogus tent. Het kind in de fotografie, Gent (Museum A. Vander Haeghen) 1981.
Kees Joosse, Willem Kloos, een lastige patiënt, in Bzzlletin 14 (oktober 1985) 129, p. 40-52.
Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 130 (27 september 1986) 39, p. 1745.
Secundaire bibliografie
J. Jessurun de Mesquita, Gids voor den Amateur-Fotograaf, Amsterdam (W. Versluys) 1889.
A. Plasschaert, Witsen, bij Wisselingh, te Amsterdam, in De Groene Amsterdammer 10 april 1920.
J.G. Veldheer, W. Witsen een herinnering, in Jaarboekje van de Vereeniging tot Bevordering der Grafische Kunst 1920-1924, 1925, p. 5-7.
A.M. Hammacher, Amsterdamse impressionisten en hun kring, Amsterdam (Meulenhofï) 1941, p. 57-58, 65-69 (met foto’s).
A.M. Hammacher e.a., Witsen en zijn vriendenkring, Amsterdam (Meulenhoff) 1947.
S.J.L., De vrienden-schilders, in Dordrechtsch Dagblad 3 maart 1948.
Jan Vrijman, Willem Witsen, in De Groene Amsterdammer 1 april 1950.
Alfred Kossmann, Het gezicht van Willem Kloos, in Het Vrije Volk 18 april 1956.
Jac. van der Ster, Willem Witsen en Isaac Israels, in De Groene Amsterdammer 27 december 1958.
Hans Redeker, Willem Witsen in het Amsterdam van de impressionisten. Aristocraat-kunstenaar die dichters en schilders verbond, in Algemeen Handelsblad 17 januari 1959.
Lodewijk van Deyssel, Willem Witsen, in Gedenkschriften, deel 2, Zwolle, 1962, p. 639-643.
P.H. Hefting en C.C.G. Quarles van Ufford, Breitner als fotograaf, Rotterdam (Lemniscaat) 1966, p. 7, 18-21.
Catalogus tent. Foto-portret, Den Haag (Haags Gemeentemuseum) 1970, p. 28, 68-69 (met foto’s).
A.B. Osterholt, Breitner en zijn foto’s, Amsterdam (De Arbeiderspers) 1974.
Catalogus tent. Willem Witsen fotograaf, Den Haag (Dienst Verspreide Rijkscollecties) z.j. (1977).
Auteur onbekend, Witsen-expositie, in Haagsche Courant 22 januari 1977.
Auteur onbekend, Werken Willem Witsen in Gemeentemuseum, in Het Vaderland 24 januari 1977.
Auteur onbekend, Willem Witsen als fotograaf, in Het Binnenhof 25 januari 1977.
Auteur onbekend, Verrassende fotovondsten van Willem Witsen, in De Posthoorn 27 januari 1977.
Bas Roodnat, Willem Witsen fotograaf van zijn vrienden, in NRC Handelsblad 4 februari 1977.
Dolf Welling, Witsen als fotograaf van de Tachtigers, in Haagsche Courant 11 februari 1977.
K. Schippers, Breitner, Magritte en andere fotografen, in Hollands Diep 12 februari 1977, p.20.
Ruben de Heer, ‘Tachtig’ herleeft in unieke fotocollectie van Willem Witsen. Haags Gemeentemuseum gebruikte oude glasnegatieven, in Utrechtsch Nieuwsblad 12 februari 1977.
Auteur onbekend, Willem Witsen, in De Volkskrant 25 februari 1977.
Rom Boonstra, De kunst van het glazen oog. Fotografie in de belangstelling, in Elseviers Magazine 26 februari 1977.
CJ. Aarts, Willem Witsen, in Hollands Diep 26 februari 1977.
Dick Boer, Willem Witsen in Prentenkabinet, in Focus 62 (maart 1977) 3, p.15.
Beate Gleistein, Wie weet wie Willem Witsen was?, in Rijksmuseum Kunst-Krant 3 (mei 1977) 9, p. 1-4.
Hans Redeker, Rijksprentenkabinet exposeert verweerde wereld van Witsen, in NRC Handelsblad 2 juni 1977.
Wim Volkering, Willem Witsen, etser en tekenaar van grote allure, in Twentsche Courant 17 juni 1977.
Ton Frenken, Prachtige etsen van Willem Witsen. Groot kunstenaar in Amsterdams Rijksprentenkabinet, in Het Nieuwsblad van het Zuiden 18 juni 1977, p. 29.
J. Giltay, Willem Witsen, een rasechte Tachtiger. Etsen en tekeningen in het Prentenkabinet van het Rijksmuseum, in Vrij Nederland 38 (2 juli 1977), p. 22.
Auteur onbekend, Witsen en Bauer in vitrine, in Interaktie 11 (23 september 1977) 16.
G. Schlimme van Brunswijk, De tijd van Tachtig in beeld, in De Arnhemse Courant 29 november 1977.
Ingeborg Th. Leijerzapf (red.), Fotografie in Nederland 1839-1920, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1978, p. 72, 73, 108 (met foto’s).
Auteur onbekend, Bauer en Witsen, in NRC Handelsblad 10 februari 1978.
Auteur onbekend, Fotoexpositie Willem Witsen in Hoensbroek, in Limburgs Dagblad 3 februari 1979.
Auteur onbekend, Willem Witsen, in Het Parool 5 oktober 1979.
Constant Wallagh, Willem Witsen, in Algemeen Dagblad 15 oktober 1979.
Peter van Zonneveld, Prick belicht fotograaf Witsen in luchtige causerie, in NRC Handelsblad 9 mei 1980.
Pieter A. Scheen, Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars 1750-1880, Den Haag (Pieter A. Scheen BV) 1981, p. 589-590.
Adriaan Venema, G.H. Breitner, 1857-1923, Bussum (Het Wereldvenster) 1981, p. 224-229, 231-252, 320-321.
Catalogus tent. De tijd wisselt van spoor, Laren (Singer Museum) 1981, p. 155-167, 216, 252.
Chris Will, Tachtigers en de kunstkritiek, in Metropolis M 2 (april 1981) 4, p. 21-29.
Rein van der Wiel, Beelden van ’80. Het oog van Joseph Jessurun de Mesquita (1865-1890), in De Revisor 8 (juni 1981) 3, p. 42-48.
Jan Coppens, Het kind in de fotografie, in Foto 36 (september 1981) 9, p. 54-57 (met foto’s).
Rob Nieuwenhuys (inl.), De beweging van 80, Amsterdam (De Bezige Bij) 1982. (Schrijversprentenboek 22).
Catalogus tent. Zien en gezien worden. Fotografische zelfbespiegeling in Nederland van 1840 tot heden, Nijmegen (Nijmeegs Museum ‘Commanderie van Sint Jan’) 1983. p. 78, 95.
Jessica Voeten, Het verdwenen portret van de gouverneur-generaal, hoe Willem Witsen naar Indië reisde, in NRC Handelsblad 18 november 1983.
Ingeborg Th. Leijerzapf, De studentikoze poses in de fotografische oeuvres van Israël David Kiek en Willem Witsen, in Leids Kunsthistorisch Jaarboek 1983, p. 283-299.
Hedi Hegeman, George Breitner, in Geschiedenis van de Nederlandse fotografie, Alphen aan den Rijn (Samsom) 1984 e.v.
Ingeborg Th. Leijerzapf, Truus Haasbroek-Hessels, in Geschiedenis van de Nederlandse fotografie, Alphen aan den Rijn (Samsom) 1984 e.v.
Ingeborg Th. Leijerzapf, Israël Kiek & Zonen, in Geschiedenis van de Nederlandse fotografie, Alphen aan den Rijn (Samsom) 1984 e.v.
Ingeborg Th. Leijerzapf en Tineke de Ruiter, Bernard Eilers, in Geschiedenis van de Nederlandse fotografie, Alphen aan den Rijn (Samsom) 1984 e.v.
Hedi Hegeman, 300 Originele fotoafdrukken, George Hendrik Breitner, 1857-1923, in Jaarverslag Vereniging Rembrandt 1984, p.38-43.
Charles Vergeer, Willem Witsen en zijn vriendenkring. De Amsterdamse bohème van de jaren negentig, Amsterdam/Brussel (Thomas Rap) 1985.
Charles Vergeer, Schrijvers zonder gezicht, in Bzzlletin 14 (oktober 1985) 129, p. 9-16.
Auteur onbekend, De ‘Tachtigers’ en hun vriendenkring, in Kunstbeeld oktober 1985, p. 54.
J.F. Heijbroek, Willem Witsen in Amerika, in Geen schepsel wordt vergeten (vriendenbundel J.W. Schulte Nordholt). Amsterdam/Zutphen (Trouw/Terra) 1985, p. 121-130.
Auteur onbekend, Schilder – etser – fotograaf, in P/F-Professionele Fotografie (maart 1986) 2, p. 35-42 (met foto’s).
Ingeborg Th. Leijerzapf, Willem Witsen beeldhouwde met licht, in Photohistorisch Tijdschrift 9 (1986) 4, p. 2-3.
J.F. Heijbroek, Werken naar foto’s. Een terreinverkenning. Nederlandse kunstenaars en de fotografie in het Rijksmuseum, in Bulletin van het Rijksmuseum 34 (1986) 4, p. 220-236.
Bas Roodnat, Etsen van Willem Witsen tonen nieuw realisme, in NRC Handelsblad 10 augustus 1987.
J.F. Heijbroek, Het verblijf van Willem Witsen in Londen (1888-1891), (vriendenbundel), Haarlem (Schuyt & Co.) 1988.
Tentoonstellingen
1947 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, Willem Witsen en zijn vriendenkring.
1969 (g) ‘s-Hertogenbosch, Noord-Brabants Museum, Nederlandse Fotografie, de eerste 100 jaar (rondreizende tentoonstelling).
1970 (g) Den Haag, Haags Gemeentemuseum, Foto-portret.
1977/1981 (e) Den Haag, Prentenkabinet van het Haags Gemeentemuseum, Willem Witsen fotograaf (rondreizende tentoonstelling).
1981 (g) Laren, Singer Museum, De tijd wisselt van spoor.
1981 (g) Gent, Museum A. Vander Haeghen, Het kind in de fotografie.
1983 (g) Nijmegen, Nijmeegs Museum ‘Commanderie van Sint-Jan’, Zien en gezien worden. Fotografische zelfbespiegeling in Nederland van ca. 1840 tot heden.
Bronnen
Amsterdam, Universiteitsbibliotheek.
Den Haag, Koninklijke Bibliotheek (Witsenarchief).
Den Haag, Pia Amade (ongepubliceerd stageverslag, juli 1985).
Den Haag, Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie.
Haarlem, Van Looy-archief.
Leiden, Prentenkabinet, bibliotheek en documentatiebestand.
Collecties
Amsterdam, Archief van Uitgeverij Versluys.
Amsterdam, Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis.
Amsterdam, Universiteitsbibliotheek (o.a. Albert Verwey-Archief en Frederik van Eeden-Museum).
Amsterdam, Witsenhuis.
Den Haag, Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum.
Den Haag, Rijksdienst Beeldende Kunst.
Leiden, Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit.
Auteursrechten
Het fotografisch oeuvre van Willem Witsen is vrij van auteursrechten. De reproductierechten berusten bij de instellingen die de foto’s beheren (zie onder Collecties).