Fotolexicon, 4e jaargang, nr. 6 (maart 1987) (nl)

Henri Pronk

Ingeborg Th. Leijerzapf

Joke Pronk

Extract

Henri Pronk behoorde tot de eerste generatie ‘inheemse’ daguerreotypisten en was de eerste Nederlander die in de stad Utrecht als daguerreotypist werkzaam was. Behalve fotograaf was hij ook koopman. In beide functies onderhield hij regelmatig contacten met Parijs, waar hij zich van de meest recente ontwikkelingen op de hoogte hield. Als fotograaf legde hij zich vooral toe op het portret. Leden van adellijke families en hoogleraren bezochten zijn atelier.

Biografie

.

1813

Hendrik (Henri) Pronk wordt op 19 januari geboren te Amsterdam als zoon van Dirk Pronk en Helena van Kamp. Zijn vader is schuitenvoerdersbaas en woont met zijn gezin ‘op de Geldersche kade in het Schippersstraatje’.

1833-’41

In deze jaren worden vijf kinderen van Henri geboren, onder wie Frederik, de oudste, op 30 augustus 1833. Twee kinderen sterven in hun eerste levensjaar.

In deze periode is Henri eerst werkzaam als kantoorbediende en achtereenvolgens woonachtig op Raamgracht 11, Looyerstraat 110 en aan de Reguliersgracht te Amsterdam.

In de geboorteakte van zijn jongste dochter (1841) staat Pronk vermeld als commissionair en zijn adres is Nieuwe Zijds Achterburgwal 155.

ca. 1843

Pronk is werkzaam als koopman in galanterieën in Het Wapen van Bern aan het Spui in Amsterdam.

1846

Op 7 mei trouwt Pronk met de moeder van zijn kinderen, Katherina Friederika Frombach, geboren te Heilbronn in Duitsland. Als beroep geeft hij bij zijn huwelijk ‘koopman’ op.

1847

Hij is werkzaam als daguerreotypist.

1848

Pronk neemt zijn intrek in het Stationskoffiehuis van Utrecht om de plaatselijke bevolking gelegenheid te geven zich te laten daguerreotyperen.

1849

In Amsterdam heeft Pronk een fotografisch atelier (plaats onbekend). In juni opent hij een atelier aan de Ganzenmarkt, hoek Minderbroederstraat in Utrecht. Deze zaak blijft niet lang bestaan.

1850-’58

In deze jaren woont Pronk met zijn gezin te Rotterdam, eerst aan de Melkmarkt wijk 8, nr. 40 en later aan de Schiedamsesingel wijk 15, nr. 624. Hij is werkzaam als koopman en als portretteur.

Ook zijn zoon Frederik wordt fotograaf.

1851

Als reizend daguerreotypist doet Henri Pronk in augustus Nijmegen aan. Hij verblijft daar in hotel Place Royale in de Ridderstraat.

Via advertenties in de Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant laat hij weten op verzoek (groeps)portretten en familiefoto’s op grote platen te willen maken „naar de nieuwste methode, voor billijke en vaste prijzen.” Tevens maakt hij bekend agent te zijn voor een in Parijs gevestigde maatschappij ter bevordering van de industrie. In die hoedanigheid biedt hij boeken (van o.a. Alexandre Dumas) te koop aan.

1855

Op 19 oktober wordt ‘Henri Pronck a Rotterdam’ ingeschreven als lid van de Société Francaise de Photographie.

1858

In de zomer heeft Pronk te Arnhem enige tijd een atelier voor ‘Portraits photographie artistiques’ op de bloemkwekerij Kweeklust van J. van Zoest en Zn., aan de Velpersteenstraat. Voor het retoucheren der portretten zijn aan het atelier de heren Collings en Cardite, ‘artisten uit Parijs en Londen’, verbonden.

Pronk verhuist op 24 juni met zijn vrouw en twee dochters van Rotterdam naar de Willemstraat 178 te Den Haag. Daar staat hij ingeschreven als koopman; later opent hij op het adres Willemstraat 47 een fotoatelier.

Zijn zoon Frederik is inmiddels getrouwd en vestigt zich ook in Den Haag.

1860-’68

Eind van dit jaar vertrekt Frederik Pronk met zijn gezin naar Utrecht. Zijn adressen zijn achtereenvolgens: Potterstraat C 118 (vanaf 29 november 1860), Catharijnesingel L 166a (vanaf 24 oktober 1861) en Van Wijckskade H 326 (vanaf 30 april 1863).

Op 7 december 1868 vertrekt Frederik Pronk naar New York; zijn vrouw en kinderen verlaten Utrecht op dezelfde datum met bestemming Pruisen. Op zijn laatste adres aan de Van Wijckskade H326 vestigt zich fotograaf George Lodewijk Mulder.

1862-‘63

Henri Pronk komt in november 1862 terug uit Parijs en opent korte tijd later in Utrecht aan de Singel bij de Willemsbrug (later Van Wijckskade) een – naar eigen zeggen – zeer modern uitgerust atelier. Zeer waarschijnlijk is dit op het adres waar Frederik Pronk vanaf april 1863 staat ingeschreven.

Gedurende een aantal jaren is dit Utrechtse atelier de leverancier van portretten voor de Utrechtse intellectuele en aristocratische kringen. De portretfoto’s van Pronk en die van steendrukkerij en fotografisch bedrijf ‘De Industrie’ van kunstschilder D. van Lokhorst vervangen tijdelijk de gebruikelijke gegraveerde of gelithografeerde portretten van de rectores magnifici van de universiteit uit de Utrechtse studentenalmanakken, waarin deze als titelplaat worden opgenomen.

Pronks Haagse atelier blijft naast het Utrechtse bestaan; het is zeer waarschijnlijk dat Frederik Pronk in Utrecht filiaalhouder is.

1864-’65

Behalve in Den Haag en Utrecht is Henri Pronk ook werkzaam in Zwolle.

1867

Op 6 juni vertrekt Henri Pronk met zijn vrouw en een dochter uit Den Haag en vestigt zich in Zoeterwoude.

Het atelier in Den Haag aan de Willemstraat wordt voortgezet door Louis Anten onder de firmanaam Pronk-Anten. Vermoedelijk heeft Pronk al enige tijd met Anten samengewerkt of was de laatste bij hem in dienst.

Na de dood van Louis Anten – hij sterft in 1868 op de jeugdige leeftijd van zevenentwintig jaar – wordt de firma nog tot 1899 onder de naam Pronk-Anten voortgezet door Jacobus Marinus Wilhelmus de Louw, de schoonvader van Louis Anten.

1867-’72

Samen met een zekere Van Koolbergen, wellicht Johannes Cornelis van Koolbergen die later met zijn dochter Helena trouwt, begint Pronk een fabriek in zeemleder aan de ‘Delftschen Vliet bij Lammen onder Zoeterwoude’.

In de nacht van 21 op 22 februari 1872 wordt het fabrieksgebouw door brand volledig in de as gelegd. Op 31 december 1872 wordt de firma ontbonden.

1880

Van 2 januari tot 7 april woont Pronk aan de Zoeterwoudseweg 12 te Zoeterwoude.

1884-’87

Op 30 mei 1884 verhuizen Henri Pronk en zijn vrouw van Zoeterwoude naar de Amsteldijk 29 in Amsterdam. In mei 1887 betrekken zij het pand Ruischstraat 11, eveneens in Amsterdam.

1888-’90

Op 3 mei verlaten zij de Ruischstraat en reizen af naar Berlijn. Volgens het bevolkingsregister van Nijmegen komen zij op 1 november 1890 terug uit Berlijn en gaan wonen aan de Van Trieststraat 9 in Nijmegen.

1893

Op 21 januari 1893 sterft Henri Pronk te Nijmegen.

Beschouwing

Henri Pronk behoorde tot de eerste generatie beroepsfotografen in Nederland. In het midden van de jaren veertig, vermoedelijk kort na zijn huwelijk, werd hij daguerreotypist.

De artikelen van G.A. Evers, de eerste Nederlandse fotohistoricus, zijn de enige bronnen die hem als kunstschilder vermelden. Het kan zijn dat Pronk als zovelen via de schilderkunst in de fotografie is terechtgekomen, maar het is evenzeer mogelijk dat hij als koopman met de fotografie in aanraking is gekomen, bijvoorbeeld door zijn winkel in galanterieën. Galanterie-zaken waren de ‘warenhuizen’ van de negentiende eeuw. In Pronks tijd reisde men met deze winkels van de ene tijdelijke locatie naar de andere. Een advertentie uit ca. 1843 meldde dat Henri Pronk was ‘Uitgepakt in Het Wapen van Bern, op het Spui’. Zijn winkel was voorzien van de nieuwste Galanterieën, waaronder: „…keurige Ornamenten van Perl d’Amour, fijne inktkokers, Fischesdozen, Werkdoosjes en Mandjes, onderscheiden voorwerpen van Boul, waaronder werktafeltjes, Presenteerbladen, Theekistjes, Lepeldoosjes en wat verder tot een compleet servies behoort, en een hoeveelheid kleine voorwerpen zeer geschikt voor Etagères en geschenken.” Dergelijke winkels waren niet zelden ook verkooppunten van fotografische artikelen. Franz Wilhelm Deutmann in Haarlem, één van de eerste fotografen die zich in Nederland permanent vestigde, had aanvankelijk ook een winkel in galanterieën.

In latere jaren was Pronk enige tijd agent van een maatschappij ter bevordering van de industrie in Parijs. In verband met dit agentschap vertoefde hij regelmatig in Parijs en kon daar de ontwikkelingen in de fotografie op de voet volgen.

Henri Pronks bewaard gebleven foto’s doen hem in de eerste plaats kennen als een portrettist. Dat het portret zijn specialisme was, blijkt ook uit de vele advertenties die hij in plaatselijke dagbladen liet opnemen, waarin hij zich als portretfotograaf aanprees. Hij had als fotograaf blijkbaar een zeer goede reputatie, want hij mocht onder zijn cliëntèle vele personen uit adellijke en vooraanstaande families rekenen, zowel in Den Haag als in Utrecht en omgeving. Zelfs Prins Willem, de oudste zoon van Koning Willem III, liet zijn portret door hem maken, een visitekaartportretje in een zeer ontspannen en onconventionele pose.

Een uitzondering op de talloze visitekaartportretten die Pronk maakte, zijn vanwege het grotere formaat de Utrechtse hooglerarenportretten die de studentenalmanakken sieren: portretbustes van de hooggeleerden in toga. In een van deze almanakken bevinden zich bovendien twee architectuuropnamen, een van de kloostergang van het Utrechtse Academiegebouw en een van de Rijks Hogere Burgerschool, de enige voorbeelden van dit genre in Pronks oeuvre.

De kennis omtrent de door Pronk gebezigde fotografische technieken beperkt zich gelukkig niet alleen tot het tamelijk geringe aantal voorbeelden dat zijn nalatenschap vormt: een daguerreotypie en een hoeveelheid albuminedrukjes die alle van goede kwaliteit zijn, contrastrijk en niet te vlak belicht. Dankzij de wervende advertenties die hij regelmatig in dagbladen liet opnemen, wordt omtrent zijn technieken hier en daar een tip van de sluier opgelicht. Hij kleurde zijn daguerreotypieën in of liet dat doen door retoucheurs uit Parijs en Londen, zoals Cardite en Collings, die hem volgens een advertentie in 1858 in Arnhem assisteerden. Ook gaf hij zijn daguerreotypieën, geleverd in hele, halve en kwart platen, een houdbaarheidsbehandeling door middel van een goudchloride-bad.

Pronk en zijn Franse collega La Moile brachten de Utrechtenaren volgens Evers voor het eerst in kennis met het omkeerprisma. Dit prisma, aan de lens van de camera bevestigd, zorgde ervoor dat de afbeelding niet in spiegelbeeld ten opzichte van de werkelijkheid op de gevoelige plaat kwam. Dit gaf een veel natuurlijker effect dan wanneer ,,…in de gewone Daguerreotypie het regtsche op den linker, en het linksche op den regterkant komt, de gelaatstrekken aldus verdraaid worden…”.

De natuurlijkheid van Pronks daguerreotypieën werd omstandig beschreven in de Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant van g augustus 1851: ,,…de toon is warm; er is diepte en doorschijnendheid in de schaduwen en halve tinten en de tijd tot zitten is zoo kort, dat het leven en de uitdrukking, welke vereischt worden om het gelaat te bezielen, mathematisch zuiver worden teruggegeven; in één woord het is de natuur in eene greep genomen.” In 1857 heeft Pronk de overstap gemaakt van de daguerreotypie naar de afdruk op papier. Een advertentie van de firma Pronk-Anten uit 1869 vestigde er de aandacht op dat ,,…alle Portretten, die sedert 1857 tot nu vervaardigd zijn, als negatieven nog ongeschonden bestaan, zoodat men daarvan altijd afdrukken kan krijgen”. Het totale aantal negatieven bedroeg volgens de advertentie 5000 stuks!

In de vormgeving volgde Pronk de traditionele wegen van de fotoportretkunst. De daguerreotypie toont een damesportret driekwart in profiel, in de vorm van het in de jaren vijftig veelgebruikte ‘kniestuk’. Dit type komt ook op zijn visitekaartportretjes voor, maar vaker nog fotografeerde hij de zitter ten voeten uit tegen een geschilderde achtergrond of bij ateliermeubilair, zoals een bureau, een zuil, hekjes of pilasters. Opvallend aan deze visitekaartportretjes is, dat Pronk diverse manieren van poseren regelmatig herhaalde, bijvoorbeeld staand bij een bureautje met de hand op een boek of zittend bij een tafel, de rechterarm op de tafel geleund en een boek in de hand of op de schoot; in bijna alle gevallen kijkt het zittende model naar de camera. Men kan bij Pronk beslist van stereotiepe houdingen spreken, enkele gelukkige uitzonderingen zoals in het portret van kroonprins Willem daargelaten. Wel is er veel afwisseling in de entourage waarin men bij hem gefotografeerd werd. Hij beschikte blijkbaar meer over meubelen, attributen en decors dan over inventiviteit bij de compositie.

Henri Pronk behoorde tot de pionierberoepsfotografen die zich in de jaren vijftig van de negentiende eeuw in verschillende grote plaatsen in Nederland permanent vestigden.

Het ongetwijfeld meest interessante deel van Pronks oeuvre, de talrijke daguerreotypieën, hebben de tand des tijds niet doorstaan of zijn als anonieme daguerreotypieën in collecties opgeborgen. Zijn visitekaartportretten en de grotere formaten hooglerarenportretten kunnen als voorbeeld gesteld worden voor de kwaliteit van de betere Nederlandse portretateliers in de jaren vijftig en zestig van de negentiende eeuw: technisch goede portretten met een zekere gedistingeerdheid in de pose en entourage, echter ook reeds de voorboden van het stereotiepe portret dat in de volgende decennia veelvuldig wordt gefabriceerd.

Documentatie

Primaire bibliografie

Advertenties in dagbladen, waaronder:

Goessche Courant 26 juni 1851.

Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant 9, 20 en 27 augustus 1851; 6 en 20 september 1851; 15 oktober 1851.

Arnhemsche Courant 17 september 1858.

Dagblad van Zuidholland en ’s-Gravenhage 9, 10 en 11 juni 1867.

foto’s in:

Utrechtsche Stundenten Almanak voor het jaar 1865, Utrecht 1864 (titelplaat).

Utrechtsche Stundenten Almanak voor het jaar 1866, Utrecht 1865 (titelplaat).

Utrechtsche Stundenten Almanak voor het jaar 1867, Utrecht 1866, na p. 128.

Utrechtsche Stundenten Almanak voor het jaar 1868, Utrecht 1867 (titelplaat).

L.J. van der Klooster (samenst.), Oranje in beeld, Een familiealbum uit de 19de eeuw, Zaltbommel (Europese Bibliotheek) 1966, p. 172.

Catalogus tent. Foto-portret, Den Haag (Gemeentemuseum) 1970, p. 78.

Secundaire bibliografie

Bulletin de la Société Frangaise de Photographie 1 (1855), p. 277 (verslag van vergadering).

Dagblad van Zuidholland en ’s-Gravenhage 22 februari 1871, p. 2.

Leidsche Courant 22 februari 1871, p. 1.

G.A. Evers, De invoering der fotografie in Utrecht, in Lux 29 (1918), p. 13, 153.

E. (= G.A. Evers), Hoe de fotografie in Utrecht kwam, in Maandblad van ‘Oud-Utrecht’ 9 (1934), p. 66-67, 84.

L.J. van der Klooster (samenst.), Oranje in beeld, Een familiealbum uit de 19de eeuw, Zaltbommel (Europese Bibliotheek) 1966, p. 7.

J.E.J. Geselschap, De fotografie te ‘s-Gravenhage (lijst van 19de eeuwse fotografen in Den Haag), ongedateerde, getypte lijst in Gemeentearchief Den Haag. H.M. Mensonides, Een nieuwe kunst in Den Haag; encyclopedisch overzicht van de eerste Haagse fotografen, in jaarboek Die Haghe 1977, p. 69, 96, 104.

Ingeborg Th. Leijerzapf (red.), Fotografie in Nederland 1839-1920, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1978.

H.A.M. Janssen, De eerste fotografen binnen Nijmegen belicht 1843-1877. Julius Schaarwachter en … een voorbeeld van ‘jalousie de métier, in catalogus tent. Afstemmen op Afstammen, Nijmegen (Gemeente-archief) 1980, p. 73-77.

A.S. Stempher, Kroniek van de fotografie in Arnhem, 1839-1864, in Arnhem: elf facetten uit de 19de en 20ste eeuw, Zutphen (Walburg Pers) z.j. (ca. 1983), p. 139.

Lidmaatschap

Société Francaise de Photographie, Parijs, vanaf 19 oktober 1855.

Bronnen

Amsterdam, Gemeentearchief.

Arnhem, Gemeentearchief.

Den Haag, Gemeentearchief.

Den Haag, Rijksarchief (Familiearchief Mackay van Ophemert no. 1109).

Leiden, Prentenkabinet, bibliotheek en documentatiebestand.

Nijmegen, Gemeentearchief.

Rotterdam, Gemeentearchief.

Rijswijk, Stichting Familiearchief Pronk.

Zoeterwoude, Gemeentearchief.

Collecties

Amsterdam, Universiteitsbibliotheek.

Den Haag, Iconografisch Bureau.

Den Haag, Koninklijk Huisarchief.

Groningen, Gemeentearchief.

Leiden, Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit.

Nijmegen, Gemeentearchief.

Utrecht, Gemeentearchief.

Auteursrechten

Het fotografisch oeuvre van Henri Pronk is vrij van auteursrechten. De reproductierechten berusten bij de instellingen die de foto’s beheren (zie onder Collecties).