FotoLexicon, 2e jaargang, nr. 3 (september 1985) (nl)

Cok de Graaff

Evelyn de Regt

Extract

Cok de Graaff is een veelzijdig fotograaf, die zijn sporen met name heeft verdiend in de reclamefotografie, maar daarnaast altijd een uitstekend portreten een gepassioneerd natuurfotograaf is geweest. Eind jaren twintig maakte hij bij Polygoon de opkomst van de professioneel georganiseerde persfotografie van dichtbij mee. Vervolgens ging hij als een der eersten in Nederland op professionele basis in de reclamefotografie werken in een speciaal daarvoor ingerichte studio. Na de oorlog was hij nauw betrokken bij de oprichting van de GKf.

Biografie

.

1904

Nicolaas Jacobus (Cok) de Graaff wordt op 30 mei geboren in Blaricum. Zijn vader is beeldhouwer en tekenleraar; zijn moeder is een muzikaal zeer begaafde vrouw. Hij groeit op in het kunstenaarsmilieu in de omgeving van Laren. Vanaf zijn zesde jaar krijgt hij vioollessen.

1914

Op zijn tiende jaar bouwt hij samen met zijn oudere broer een primitieve gaatjescamera en experimenteert met fotografie. De Graaff gaat naar de mulo en daarna naar de ambachtschool, waar hij zich toelegt op elektronica. Fotograferen is zijn hobby en hij permitteert zich een betere camera, een Kodak Brownie Fix Focus. Met een daglichtvergrotingskoker maakt hij zelf afdrukken. Zijn volgende camera wordt een Ernemann 6 X 9 cm klapcamera. Na de ambachtschool wil hij violist worden en volgt een voorbereidende opleiding voor het conservatorium. Hij speelt onder andere als solist tijdens de lunchconcerten van de NCRV. Door een herhaaldelijk terugkerende aandoening aan zijn arm is hij echter gedwongen zijn vioolstudie op te geven.

1928-‘30

De Graaff meldt zich in 1928 aan bij Polygoon, waar men voor de extra drukte tijdens de in Amsterdam gehouden Olympische Spelen een hulpje zoekt voor het spoelen en drogen van foto’s. Hij hoopt via deze aanstelling verder te komen in de fotografie. Na de Spelen blijft hij bij Polygoon werken, eerst als persfotograaf en vervolgens als personeelschef.

In 1929 trouwt hij met G.B. (Bobbel) Mossel.

1930-‘32

Na Polygoon gaat hij op het Amsterdamse Prinseneiland werken in een studio voor reclamefotografie, in dienst van het reclamebureau Sell More. Tot de vaste klanten van Sell More behoren dan onder meer schoenenfabrikant Van Haaren, suikerwerkindustrie Verkade en cacaofabrikant Van Houten.

1932-‘36

In 1932 opent De Graaff een eigen atelier voor reclamefotografie aan de Willemsparkweg te Amsterdam. Hij krijgt opdrachten van verschillende bedrijven en levert foto’s aan dag- en weekbladen. Voor het industriële reportagewerk koopt hij een Rolleiflex.

1936-‘38

De Graaff vestigt zich als freelance fotograaf te Blaricum en blijft voor verschillende bedrijven en geïllustreerde bladen werken.

Hij zwerft veel door Vlaanderen samen met journalist-cabaretier Eduard Gubbins-Dorenbos.

1938-39

In mei 1938 vertrekt het gezin De Graaff naar aanleiding van de politieke ontwikkelingen in Duitsland naar Zuid-Afrika, zich niet realiserend dat dat land ook antisemitisch gezind is. Veel keus is er overigens niet voor emigranten met vrije beroepen; de meeste landen houden in deze onzekere tijd hun grenzen gesloten. In het voorjaar van 1939 wordt ten gevolge van enkele kritische uitlatingen over de politieke situatie De Graaffs tijdelijke verblijfsvergunning niet verlengd. De familie keert terug naar Nederland en gaat in Laren wonen.

1940-‘45

In 1940 is De Graaff als fotograaf verbonden aan de AVRO. De AVRO directie blijkt tijdens de bezetting niet achter zijn joodse werknemers te staan en distantieert zich ook van werknemers met joodse familierelaties; daarom neemt De Graaff ontslag.

Tijdens de bezetting is hij zijdelings betrokken bij de verzetsgroep CS-6 (genoemd naar het contactadres Cornelis Schuytstraat 6 in Amsterdam), die in 1943 een aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister pleegt.

Op fotografisch gebied beperkt hij zich tot het maken van pasfoto’s van onderduikers, reproducties van illegale berichten, kinderfoto’s, reproducties van kunstwerken en interieurfoto’s voor schadeverzekeringen. In 1942 neemt hij deel aan de door Willem Sandberg en Koen Limperg georganiseerde fototentoonstelling Stad en Land in het Stedelijk Museum in Amsterdam.

In juni ’44 wordt hij door de Duitsers opgepakt, maar na anderhalve maand weer vrijgelaten.

1945-‘60

In februari 1945 is De Graaff betrokken bij de oprichting van een Gooise kunstenaarsfederatie. Na de bevrijding gaat hij tot de trouwe kaders van de in Amsterdam opgerichte Gebonden Kunstenaars federatie, de GKf, behoren. Ook wijdt hij dan veel tijd en energie aan de wederopbouw van de Communistische Partij Nederland. In 1956, na de inval door de Russen in Hongarije, zegt hij zijn lidmaatschap van deze partij op.

Vanaf 1947 tot 1955 fotografeert hij onder andere voor het constructiebedrijf Bronswerk in Amersfoort en voor reclamebureau Boometal; in opdracht van dit reclamebureau verzorgt hij de reclamefotografie voor shampoo en cosmeticaproducten van Dralle en voor de fietszadelfabriek Lemet.

Voor zijn voornaamste klant in deze periode, de kantoormeubelenfabrikant en drukkerij Ahrend Globe, maakt hij catalogi, folders, reclamedrukwerk en kalenders.

ca. Eind jaren vijftig heeft De Graaff veel last van astma en kan daardoor enige tijd niet werken. Zijn vrouw houdt het huishouden in deze tijd financieel draaiende door het geven van Franse les.

1960-‘70

Naast nog wat opdrachtenwerk voor bedrijven en reclamebureaus – hij moet het voor zijn gezondheid rustiger aan doen – maakt hij in de jaren zestig veel natuurfoto’s in de Gooi- en Vechtstreek. Voor particulieren verzorgt hij uitvergrote natuuropnamen voor interieurs.

1968

De Graaff ontvangt van de Stichting 40-45 een pensioen op grond van zijn activiteiten in het verzet.

1970

De Graaff stopt met zijn werkzaamheden als professioneel fotograaf.

1988

De Graaff overlijdt op 21 april in Laren.

Beschouwing

De Graaff begon zijn carrière als persfotograaf. Na een korte opleiding in het Polygoon-atelier in Haarlem werd hij aangesteld als persfotograaf bij de Amsterdamse vestiging van deze firma, waar hij snel opklom tot personeelschef. Noch de aard van het werk – journalistieke fotografie -, noch de arbeidsomstandigheden – lange werkdagen, weinig salaris, geen vakantie – stonden hem bijzonder aan. Toen hem dan ook een kans geboden werd datgene te doen wat zijn werkelijke interesse had, reclamefotografie, greep hij die mogelijkheid onmiddellijk aan.

De Graaff experimenteerde al in de twee jaar dat hij bij Polygoon werkte met reclamefotografie, een toen in Nederland nog vrijwel onbekend terrein. Polygoon toonde in eerste instantie geen enkele belangstelling voor zijn producten; maar toen na enige tijd de commerciële mogelijkheden duidelijk werden, veranderde de directie van mening en vroeg de fotograaf een afdeling voor reclamefotografie in te richten. Tijdens de voorbereidingen kwam De Graaff in contact met Dr. Carl Mauve, directeur van advertentiebureau Sell More, een bedrijf dat zijn foto-opdrachten tot dan toe in Londen had laten uitvoeren. De kwaliteiten van de jonge fotograaf waren van dien aard dat Sell More hem een betrekking aanbood en voor hem een studio voor reclamefotografie liet inrichten op het Prinseneiland, het eerste Nederlandse atelier op dit gebied. Twee jaar lang bleef De Graaff in dienst van Sell More het fotowerk verzorgen voor een aantal Nederlandse bedrijven. In 1932 leek de markt voor reclamefotografie zo zeker, dat De Graaff besloot de sprong te wagen naar zelfstandigheid. Hij opende een eigen atelier aan de Willemsparkweg in Amsterdam. Het atelier op het Prinseneiland werd overgenomen door een jonge, beginnende fotograaf, Cas Oorthuys. Dit contact met Oorthuys zou leiden tot een hechte vriendschap. In de eerste tijd kwam Oorthuys vaak bij De Graaff voor adviezen, later werden adviezen uitgewisseld. Oorthuys had bijvoorbeeld meer oog voor de wervende mogelijkheden van het portret in een reclamefoto en beïnvloedde De Graaff daarin.

De Graaffs opvattingen over fotografische vormgevingsaspecten en toepassingen zijn grotendeels bepaald door de eind jaren twintig in gang gezette ontwikkelingen naar een Nieuwe Fotografie, in Nederland vooral gepropageerd door Piet Zwart en Paul Schuitema. Behalve door dezen werd De Graaff geïnspireerd door buitenlandse bladen, zoals het speciaal aan fotografie gewijde nummer van de Arts et Métiers Graphiques van 1930 met foto’s van onder andere Man Ray en Sougez.

Onder meer door zijn vriendschap met Cas Oorthuys kwam De Graaff in aanraking met politiek zeer bewuste, links georiënteerde progressieve mensen. Zijn eigen politieke sympathieën gingen in dezelfde richting; daarvan getuigt zijn toetreding tot de antifascistische BKVK in 1935. Met Oorthuys samen maakte hij in dat jaar een reportage voor de Nederlandse Stoomblekerij (afgekort NSB – vijf jaar later bleek deze afkorting zeer toepasselijk te zijn). De arbeidsomstandigheden in dit bedrijf lieten zoveel te wensen over, dat de twee fotografen vooral daarvan opnamen maakten. De directie stuurde het hele pak foto’s terug en weigerde voor de opdracht te betalen.

Als zelfstandig reclamefotograaf behield De Graaff vele klanten die hij via Sell More had bediend. Enkele nieuwe opdrachtgevers vond hij in het Adviesbureau voor Reclame Van Alfen in Amsterdam, advertentiebureau A. De la Mar, eveneens in Amsterdam en de Erdal schoensmeerfabrieken. Via Van Alfen verzorgde hij de fotografie voor Centra, het reclameblad van de Nederlandse kruideniers, waarin opvallend veel ruimte aan fotografie werd geboden. Een van De Graaffs grootste opdrachtgevers werd Van Houten, een vroegere klant van Sell More. Voor dit bedrijf verzorgde hij de fotografie voor reclamecampagnes, prijscouranten, receptenboekjes en Van Houten’s Eigen Tijdschrift. Een geslaagde Van Houten reclamecampagne was de ‘Tante Jetserie’, gezellige en grappige foto’s met een duidelijke boodschap.

Kenmerkend voor de Graaffs status als reclamefotograaf was dat hij bijvoorbeeld de voor Verkade te fotograferen chocolaatjes op eigen kosten moest aanschaffen. Modellen moest hij met een gratis maaltijd of een portretfoto in zijn kennissenkring werven; een budget was daarvoor nog niet beschikbaar.

Het reclamebedrijf had aanvankelijk geprofiteerd van de crisis in de jaren dertig, maar toen deze bleef aanhouden, raakte ook deze bedrijfstak uitgeput. In 1936 sloot Cok de Graaff daarom zijn Amsterdamse studio en verhuisde naar Blaricum om zich daar als freelance fotograaf te vestigen.

Pas enkele jaren na de oorlog zou de reclamefotografie weer zijn voornaamste bron van inkomsten worden. Vanaf 1947 groeide namelijk het aantal opdrachten van de zich herstellende industrieën en bedrijven. Hij kreeg door zijn vakmanschap de kans enkele opdrachtgevers min of meer aan zich te binden. Tot 1955 werkte hij bijvoorbeeld veel voor het constructiebedrijf Bronswerk in Amersfoort. Bij Ahrend Globe werkte hij als de ‘huisfotograaf’ veel samen met Jaap Tjepkema, de art-director. Soms voerde hij voor dit bedrijf opdrachten in kleur uit. In de fotokalenders die hij in 1962 en 1963 voor Ahrend maakte, respectievelijk met thema’s als kermis en facetten van het Gooi, kon De Graaff zijn eigen fotografische voorkeur volgen, hetgeen niet alleen hem veel voldoening gaf, maar ook een goed product opleverde. De laatste kalender werd als een van de dertig Nederlandse kalenders door het Grafisch Export Centrum uitgekozen voor de internationale kalendertentoonstelling in Calcutta in 1963. Eind jaren vijftig moest de Graaff zich om gezondheidsredenen enige tijd uit het arbeidsproces terugtrekken en dat betekende in feite het einde van zijn carrière als reclamefotograaf.

Vanaf het moment dat hij in 1936 zijn studio sloot om freelance fotograaf te worden, hield De Graaff zich niet langer alleen met reclamewerk bezig. Hij ging voor verschillende dag- en weekbladen en opdrachtgevers werken. Die werkzaamheden waren zeer gevarieerd: moeilijke technische opdrachten als het fotograferen van buislampjes voor Philips, maar ook ontspannende ‘franjefoto’s’, zoals hij ze zelf noemde, voor De Lach. Hij had goede contacten opgebouwd met het Algemeen Handelsblad en De Telegraaf, waar respectievelijk André Garf en Theo Moussault fotoredacteur waren. In beide kranten verschenen regelmatig fotoseries van hem, meestal drie foto’s naast elkaar geplaatst over de gehele breedte van de pagina; soms fraaie voorbeelden van table top fotografie en ook wel kinderfoto’s.

Zeker niet in de laatste plaats vanwege zijn innemende persoonlijkheid had Cok de Graaff succes in de portretfotografie. Graag fotografeerde hij kinderen, bij voorkeur in hun eigen omgeving. Op foto ’37 was hij zowel in de categorie reclame- als in portretfotografie vertegenwoordigd. De Graaffs portretten zijn ongekunsteld en eerlijk; daarin ligt hun aantrekkingskracht. Dat was ook de mening van de actrices die uit waren op een carrière bij de filmstudio’s van Cinetone. Bij sollicitaties bleken De Graaffs portretten meer succes te hebben dan de portretten die Godfried de Groot van hen maakte. De heldere en natuurlijke uitstraling van De Graaffs portretten paste in de moderne opvattingen over vormgeving. Op dit terrein boette de oudere benadering, de glamourportretfotografie, aan populariteit in ten gunste van de Nieuwe Fotografie.

Zijn eerbied voor het zuivere in de mens leverde Cok de Graaff een prachtige foto op van de kunstenaar Charles Roelofs. Roelofs verkeerde, behalve wanneer hij werkte, vaak in beschonken toestand. De Graaff wilde hem nuchter fotograferen en het beste tijdstip daarvoor was direct na zijn werk. De kunstenaar was dan nog enigszins in de ban van zijn scheppende arbeid en nog niet aangeschoten. De portretten die De Graaff van hem maakte tonen de kunstenaar als een gedreven en enigszins getergde man.

Van evenveel waardigheid getuigen enkele in Zuid-Afrika gemaakte portretten van inheemse vrouwen. De Graaff maakte deze foto’s tijdens een verblijf in dat land in 1938-’39 als onderdeel van een reportage over het leven van de ‘Kaffers’, een zwarte bevolkingsgroep. Met reportagewerk voor Zuid-Afrikaanse kranten en het Nederlandse Algemeen Handelsblad en met vioolspelen moest hij in dit gastland de kost verdienen. Voor foto’s van de zwarte bevolking toonden echter noch de Zuid-Afrikaanse, noch de Nederlandse kranten belangstelling. Achteraf gezien kan dit reportagewerk tot het meest opvallende, meest pregnante deel van De Graaffs oeuvre beschouwd worden.

Met de cabaretierjournalist Eduard Gubbins-Dorenbos zwierf De Graaff eind jaren ’30 veel door Vlaanderen. Hij leverde foto’s aan Belgische bladen of maakte voor eigen plezier foto’s van de natuur of de Vlamingen. Het fotograferen van de natuur nam in het leven en oeuvre van Cok de Graaff een belangrijke plaats in. Zijn poëtisch gevoelige natuur stuurde hem er telkens weer op uit om de schoonheid van het landschap in beeld te brengen. Hij verwoordt dit zelf als volgt: „Het beetje romantiek, waar ik blijkbaar niet zonder kan, uit zich in een onverantwoordelijke stroom foto’s die niets met ‘zaken’ te doen hebben en die door mij altijd nog als ‘liefhebber’ gemaakt en gewaardeerd worden.” Tussen abstracte vorm en romantiek?. Zijn spinnenwebbenserie is hier een goed voorbeeld van: ragfijne draden en fonkelende dauwdruppels als een poëtisch spel van licht en lijnen. Zijn sfeervolle natuuropnamen werden in bladen als de Toeristenkampioen en de Autokampioen opgenomen.

In de jaren zestig legde hij zich zelfs bijna uitsluitend toe op landschaps- en natuurfotografie, met name in de Gooi- en Vechtstreek. Zijn gezondheidstoestand dwong hem het wat kalmer aan te doen. Zoals hij in al zijn activiteiten gedurende zijn leven nooit iets vrijblijvend deed, leidde ook zijn verstilde natuurfotografie tot tastbare resultaten in twee fotopockets over het Gooi, door Van Dishoeck in 1960 en 1967 uitgegeven.

Behalve uit de twee jaar die hij voor advertentiebureau Sell More werkte, zijn alle negatieven die Cok de Graaff gedurende zijn 38-jarige loopbaan maakte, bewaard gebleven. Dit oeuvre is enerzijds een visuele getuigenis van de ontwikkeling van de reclamefotografie in Nederland en als zodanig onmisbaar voor de geschiedschrijving van dit onderwerp, anderzijds een persoonlijke, heldere en integere visie van een fotograaf die in het leven duidelijke standpunten heeft ingenomen. Soberheid, creativiteit, een subtiele manier van observeren en eerbied voor schoonheid en harmonie zijn de sleutelwoorden tot Cok de Graaffs fotografie.

Documentatie

Primaire bibliografie

foto’s in:

Diverse dagbladen als Algemeen Handelsblad 1933, 1934; De Telegraaf 1933, 1934. Diverse geïllustreerde bladen als Unicum geïllustreerd weekblad 20-4-’31, 30-11-’35; De Lach 1934, 1935; Het Leven 1934, 1935; Wij, omslag 21 juni 1935; Cinema en Theater 1935; Le Journal de la Femme 2 maart 1935; De Stad, een weekblad voor Vlaanderen 1935; Extra Magazine 1935; De Prins 1936; Wereldkroniek 1937; Libelle 1937, omslag 1 april 1938; Het Amusante Weekblad 1939; De Katholieke Illustratie; Het Amsterdamsche Weekblad; Ons Weekend; De Radiobode 1939-1940, 1956.

Diverse reclametijdschriften als De Fruit en Groentehandel, omslag, oktober 1931; Van Houtens Eigen Tijdschrift, regelmatig in 1934- 1935; Centra 1936- 1937; Extra.

Diverse brochures en reclamefolders voor: Verkade fabrieken 1930, Philips, Van Epen vloeren in Laren, Holland Bulbs 1933, Corn. van Steenderen vitrages, De Betuwe, Rubbervloeren, Houttuin scheepspompen 1960, Vereenigde Draadfabrieken Nijmegen 1961.

Astra, april 1934.

Gedenkboek tot bestrijding van tandbederf, 1910-1935. 1935.

De Autokampioen 19 augustus 1939, p. 1883- 1885.

Toeristenkampioen 21 (omslag) en 28 oktober 1939, 25 oktober 1941.

Kleinbeeldfoto augustus 1940, nr. 5, p. 146- 147.

Cat.tent. foto ’37, Prisma der Kunsten nr. 99, 1937.

J.A.M, van Liempt, Kunstlicht in de fotografie, Amsterdam 1942.

Erik van der Steen, Alkmaar, Amsterdam (Bezige Bij) 1954.

Kijkprikkels, huisorgaan van Proost en Brandt, Amsterdam, nr. 231, nov./ dec.1958.

Het Gooi 1, Van Dishoeck fotopockets, 1960.

Het Gooi 2, Van Dishoeck fotopockets,1967.

Gabriël Smit, Gooi- en Vechtstreek, Amersfoort 1965 (in samenwerking met Ad Windig).

Secundaire bibliografie

De Groene Amsterdammer 19 juni 1937.

Auteur onbekend, Mijn camera: de Rolleiflex: van violist tot Rolleifotograaf, in Fotoforum (Maandblad voor onze foto- en filmamateurs) maart 1959, nr. 5.

Joost Andriessen, Cock de Graaff: zwart-wit tussen kleur, in Foto 15 (1960) p. 382-385 (met foto’s).

Gooi en Eemlander 10 juni 1960.

De Groene Amsterdammer 9 juli 1960.

Rolf Mager, Kalenderbesprekingen 1962 (II), in Ariadne 17 (1962) 3, p. 137-141.

Vrij Nederland-bijlage 15 mei 1976.

Lidmaatschappen

BKVK, vanaf 1935.

GKf, vanaf 1945.

Tentoonstellingen

1933 (g) Amsterdam, gebouw I.O.O.F., AAFV-tent. Aan den Arbeid (inzending afd. beroepsfotografie).

1936 (g) Amsterdam, Arti et Amicitiae, AAFV

1936 (g) Amsterdam, gebouw de Geelvinck, De Olympiade Onder Dictatuur (DOOD).

1937 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, foto ’37.

1942 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, Stad en Land.

1948 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, Foto ’48.

1950 (g) Eindhoven, Van Abbemuseum, Internationale Tentoonstelling Vakfotografie igjo.

1951 (g) Milaan, Mostra della Fotografia Europea (GKf-inzending).

1954 (g) Utrecht, Jaarbeurs.

1958 (g) Leiden, Prentenkabinet, GKf-tentoonstelling.

1960 (e) Laren, De Knipscheer.

1960 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum.

1960 (g) Hilversum, Nieuwe Lyceum, tentoonstelling over het streekeigene van het Gooi.

1960/61 (g) Arnhem, Gemeentemuseum, presentatie fotocollectie Stedelijk Museum Amsterdam.

1963 (g) Laren, De Knipscheer.

1964 (e) Laren, Openbare Leeszaal, foto’s van het Gooi.

1965 (g) Amsterdam, Vondelpark, Autografie.

1965 (g) Amsterdam, diverse tentoonstelling ten behoeve van het Medisch Comité Nederland Vietnam.

1970 (g) Amsterdam, Nieuwe Kerk, Mooie Vrijheid, nationale herdenkingstentoonstelling.

1978/79 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, Fotografie in Nederland 1940-1975.

1980 (g) ‘s-Gravenhage, Gemeentemuseum, Foto 20-40.

1982 (g) Zaandijk, tentoonstelling Dienst Verspreide Rijkscollecties.

Bronnen

Laren, Cok de Graaff, documentatie en mondelinge informatie.

Leiden, Prentenkabinet, bibliotheek en documentatiebestand Collecties.

Den Haag, Gemeentemuseum.

Leiden, Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit.