Fotolexicon, 1e jaargang, nr. 1 (september 1984) (nl)

Alexandrine Tinne

Tineke de Ruiter

Extract

Alexandrine Tinne heeft als een van de eerste vrouwelijke amateurfotografen een eigen plaats in de Nederlandse fotogeschiedenis verworven. Haar roem is gebaseerd op een twintigtal foto’s die zij in de periode 1860-1861 van Haagse straten en gebouwen maakte. Deze opnamen tonen een goed gevoel voor compositie en lichtwerking. Ook in Noord-Afrika fotografeerde zij, maar slechts enkele bewaard gebleven foto’s getuigen daarvan.

Biografie

.

1835

Alexandrine Petronella Francisca Tinne wordt op 17 oktober geboren te Den Haag als dochter van Philips Tinne en Jonkvrouwe Henriëtte van Capellen.

1842-’44

Reizen met haar ouders door Frankrijk, Italië en Zwitserland.

1844

Dood van haar vader, die zijn dochter een fortuin nalaat. De erfenis wordt door een oom beheerd.

1847-‘48

Verblijf met haar moeder te Pau, Frankrijk.

1849-‘54

Alexandrine woont in Den Haag op het Lange Voorhout 32.

1854

Reizen naar Kopenhagen, Zweden en Noorwegen.

1855

Reizen naar Venetië, Verona en Milaan.

1856

Aankomst in Triest, vandaar ingescheept voor Egypte. Tocht langs de Nijl.

1856

Reizen in de zomer en herfst door het Heilige Land, Syrië en Libanon.

1857

Tocht op de Nijl tot aan Wadi Halfa, Soedan.

I857-’61

Verblijf in Den Haag.

1860

Alexandrine schaft zich een camera aan en maakt topografische foto’s in Den Haag.

1861

In de zomer reist zij met haar moeder en een tante naar Egypte.

1862

Naar Khartoum en vandaar de Witte Nijl op tot Gondokoro.

1863

Tocht langs de Bahr al Ghazal (zijrivier van de Witte Nijl) met de ontdekkingsreizigers Von Heuglin en Steudner.

1863

Haar moeder sterft in juli in de drassige gebieden van de Witte Nijl aan de cholera.

1864

Terugtocht naar Khartoum. Haar tante sterft in mei. Alexandrine reist naar Cairo, waar zij woont tot 1865.

1866

Met een gehuurd schip vaart zij naar Toulon om haar eigen kotter, De Meeuw, met Nederlandse bemanning op te halen. Van Toulon varen zij naar Algiers.

1867-’69

Tochten door de Sahara.

1867

Uitgave Plantae Tinneanae, ingeleid door Th. Kotschy, J. Peyritsch, Wenen 1867. Botanische tekeningen van planten geplukt door Von Heuglin en de dames Tinne.

1869

Alexandrine wordt op 1 augustus vermoord bij Moerzoek door de Touaregs of door de roofbende van Athman el-Baddi.

Beschouwing

Alexandrine (Alexine) Tinne moet een ietwat excentrieke, zeer bemiddelde Haagse jongedame zijn geweest. Door haar gewelddadige dood hebben legenden en fantasieën over haar steeds wildere vormen aangenomen. Zo deed in menige Haagse salon het verhaal de ronde dat Alexine’s reislust het gevolg was van een ongelukkige liefde voor de zoon van Willem III of voor een Duitse diplomaat. Ook wordt zij een van de eerste vrouwelijke ontdekkingsreizigers genoemd. Haar naam wordt vermeld door collega’s van formaat als Livingstone, Von Heuglin, Rohlfs, Nachtigal en Duveyrier.

Zelf zag zij zich uitsluitend als toeriste reizend naar de witte plekken op de landkaart. De roep van het Oosten klonk in die jaren sterk. Fotografen als Maxime du Camp en Francis Frith waren van hun reizen in het Nabije Oosten teruggekomen met vele opnamen, die gepubliceerd werden in 1851 en 1860. Omstreeks 1870 organiseerde reisbureau Thomas Cook als een der eersten toeristische groepsreizen naar het Nabije Oosten.

Alexines tochten met haar moeder en tante waren grootse expedities: tweeëndertig kisten Haags meubilair gingen mee en anderhalve ton kralen als ruilmiddel; een Tinne-karavaan omvatte soms 105 kamelen. De dames Tinne konden zich deze luxe permitteren dankzij het kapitaal dat Alexine’s vader als West-Indisch planter bijeengebracht had. Alexine’s moeder, Henriëtte Tinne, arrangeerde alles, trof vrijwel alle voorbereidingen voor de reizen en legde de ervaringen in brieven en dagboeken vast.

Alexine is in latere verhalen tot een halve heilige gemaakt, omdat zij zich geschokt toonde over de slavenhandel en een aantal negers vrijkocht, die aan haar persoonlijk gevolg waren toegevoegd. Clara Eggink heeft echter afgerekend met dit geïdealiseerde beeld. Alexine Tinne is in haar ogen dan wel onafhankelijk en intelligent, maar snapt van de oosterse toestanden niets, gedraagt zich egoïstisch, heerszuchtig en verkwistend. Volgens Brummelkamp en Jongmans is Clara Eggink daarin echter te ongenuanceerd. Over het belang van haar bijdragen tot de kennis van de geografie, etnografie en botanie zijn de meningen verdeeld.

Het is waarschijnlijk wel de reputatie van haar rijkdom die de oorzaak werd van haar dood, toen de karavaan op weg was van Tripoli naar het gebied van de Nijl.

Naast de faam van ontdekkingsreizigster en vechtster tegen de slavenhandel is Alexine ook bekend als een van de eerste en beste amateurfotografen. Deze faam is voornamelijk gebaseerd op een aantal Haagse topografische foto’s uit de jaren 1860 en 1861, vlak voor haar tweede tocht naar Egypte. Zij maakte haar opnamen van paleizen, herenhuizen en lanen voornamelijk in de omgeving van haar ouderlijk huis aan het Lange Voorhout, het meest representatieve gedeelte van Den Haag. Op 5 september 1861 schonk Alexine vierentwintig foto’s aan de Vereeniging ter beoefening van de geschiedenis der Stad ‘s Gravenhage. Deze collectie is later overgegaan naar het Gemeentearchief van Den Haag.

Niet alleen als historisch-documentair materiaal zijn deze foto’s interessant, maar ook vanwege Alexine’s fotografische visie. Haar voorkeur gaat uit naar onderwerpen met bijna grafische lijnen, zoals de kale bomen van het Voorhout of het Haagse Bos; het is niet zozeer de herkenbaarheid van de plek, alswel het lijnenspel van de boomtakken en hun schaduwen dat haar boeit. Ook de in een licht-donkerwerking verkregen plastiek in architectuuropnamen heeft haar aandacht. De daarbij gekozen camerastandpunten brengen evenwicht en rust in de foto’s. Uit de wijze waarop Alexine de compositie van haar foto’s bepaalt, het perspectivisch verloop van lijnen behandelt en met vlakverdeling en licht-donker contrasten diepte weet te suggereren, kan men zien dat zij enig tekenonderricht heeft genoten. Opnamen als bijvoorbeeld de foto van het Toernooiveld met op de achtergrond het Mauritshuis of die van het Noordeinde – zoals de meeste van haar foto’s vermoedelijk in de middag genomen, want de schaduwen lopen bijna steeds van west naar oost – getuigen van gevoel voor en kennis van vlakverdeling en ruimtewerking. In de schaduw gelegen gebouwen of bomen, groot in beeld op de voorgrond, dienen als repoussoir, terwijl het eigenlijke onderwerp van de foto meer naar achter in het zonlicht baadt. In al haar foto’s maakt Alexine een weloverwogen gebruik van de meest specifieke eigenschappen van fotografie: spelen met licht en lijnen.

Fotografie was in die tijd nog geen vak dat men zich gemakkelijk eigen maakte. Dat Alexine er zeker problemen mee had, schrijft zij in een ongedateerde brief aan haar nichtje: ‘car je photographe moi-meme maintenant et les tribulations que cela donne sont quelquechose d’incroyables.’ Wie haar in de technieken van de fotografie inwijdde, is niet bekend. In Den Haag waren in die tijd reeds enige professionele fotografen werkzaam, van wie zij het vak geleerd zou kunnen hebben: de gebroeders Delboy, de familie Hille en J.H. Buckmann. In 1860 kwam bij de firma Couvee in Den Haag het ‘Photographisch Album van ‘s Gravenhage en Schevingen’ uit met twaalf foto’s de firma Hille. Enkele foto’s uit dat album vertonen grote overeenkomst met die van Alexandrine Tinne. In de foto’s van Alexandrine is het licht-schaduwspel echter meestal net iets geraffineerder.

Alexandrine maakte gebruik van het in 1851 door F. Scott Archer ontwikkelde collodiumprocédé. Dankzij deze vinding waren de belichtingtijden aanzienlijk teruggebracht. Het enige nadeel van dit procédé was dat men de negatieven vlak voor de opname moest prepareren. Deze methode was bijzonder lastig voor buitenopnamen, daar men een donkere kamer in de buurt moest hebben om de platen te gieten en later te ontwikkelen.

Tijdgenoten van Alexine Tinne wisten te melden dat zij haar foto’s maakte en afwerkte met behulp van een donkere kamer, die in een koets was gemonteerd. Tinne liet koetsier en palfrenier de zware negatieven (36×45 cm) behandelen. Volgens overlevering is de koets die te zien is op een meermalen gepubliceerde foto van het Voorhout het rijtuig dat zij op haar fototochten meenam. Het is echter de vraag of zij de opnamen die zij in de buurt van haar woonhuis maakte, niet gewoon thuis prepareerde en afwerkte. De Amsterdamse fotograaf Jacob Olie behandelde zijn collodiumplaten ook thuis. De negatieven van het Haagse Bos, het duin bij de Beeklaan en het Stedelijk Badhuis te Scheveningen zullen waarschijnlijk wel in de koets afgewerkt zijn. Misschien waren de Haagse foto’s echter voor Alexine zozeer een oefening voor het fotograferen op reis, dat zij ook de mogelijkheid van een rijdende donkere kamer in de oefening betrok.

De ontdekking van het collodiumprocédé was een belangrijke stimulans voor reizende fotografen. Tegenover het bezwaar van het natte werk stond het voordeel van de sterk verkorte belichtingstijd. Alexine zal vermoedelijk deze methode op reis ook gebruikt hebben. In de brieven en dagboeken van Henriëtte wordt herhaaldelijk melding gemaakt van Alexine’s fotografische activiteiten. Maar hoewel zij in Afrika altijd een toestel bij zich had, hebben blijkbaar van haar Noord-Afrikaanse reizen slechts enkele foto’s de tijd overleefd. Misschien is dat te wijten aan de hitte. Uit beschrijvingen van de Engelse fotograaf Francis Frith zijn de moeilijkheden van het fotograferen in Egypte bekend; door te grote hitte kon bijvoorbeeld het collodium gaan koken.

Vreemd genoeg zijn er in de nalatenschap van Alexine geen foto’s van piramiden en woestijnlandschappen teruggevonden, onderwerpen die haar erg aanspraken. Het zijn vooral opnamen van haar gezelschap. Sommige foto’s zijn visitekaartportretten van haar Arabisch personeel met aan de achterzijde adressen van fotografen in Napels, Malta en Algiers. In een brief uit 1865 vertelt Alexine dat zij met haar Arabieren in Napels opzien baarde en dat de plaatselijke fotograaf vroeg of hij portretten van hen mocht maken. Andere opnamen van Alexine met haar gezelschap moeten tijdens haar verblijf in Algiers zijn gemaakt, daar de bemanning van haar schip, De Meeuw, er op voorkomt. De twee afgebeelde ‘Equipage au desert’-opnamen tonen een opmerkelijke overeenkomst in de opstelling van de groep. Het is bekend dat Alexandrine de bemanningsleden van haar jacht liet kleden als bedoeïenen en hen lessen in kameelrijden liet nemen. Vervolgens heeft zij van de opmerkelijke veranderingen in het leven van deze zeelieden ‘tableuax vivants’ gemaakt. Er is een andere opname bekend ‘Equipage a bord’, waarin dezelfde mannen poseren met een zeil op de achtergrond alsof zij zich op een schip bevinden. Het formaat van deze foto’s is heel anders dan van Alexine’s Haagse foto’s. Waarschijnlijk gebruikte zij op reis een andere type camera.

Documentatie

Secundaire bibliografie

J.A. Tinne, Geographical notes on Expeditions in Central-Africa by Three Dutch Ladies, Transactions of the Historie Society of Lancashire and Cheshire 1864.

W. Sutherland, Alexandrine Tinne, haar leven en reizen, Amsterdam 1935 (met bibliografie).

C. Eggink, Alexandrine Tinne, een der eerste amateurfotografen, in Foto 12 (1957), nr. 2, p. 44.

J. Brummelkamp, De affaire Tinne, in Tijdschrift van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap reeks 2, deel LXXVIII, no. 4 (1961), p. 353.

D.G. Jongmans, Clara Eggink’s visie op Freule Tinne, in Tijdschrift van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap reeks 2, deel LXXVIII, no. 4 (1961), p. 358.

Claude Magelhaes, Evolutie van de kreatieve fotografie 1820-1880, Den Haag 1968, p. 114.

Klaas Graftdijk, De moord op een steenrijke, deftige Haagse heldin, in Het Vrije Volk 13-6-1969.

A. Holtrop, Reislustige 19e eeuwse artieste of nietsnut?, in Trouw 19 juli 1969.

P. Gladstone, Travels of Alexine. Alexine Tinne 1835-1869, Londen 1970.

Michiel van der Mast, Alexine Tinne, reizigster door Afrika, Den Haag (Haags Gemeentemuseum) 1974 (met bibliografie).

Auteur onbekend, Wereldreizigster uit de vorige eeuw, in Leidsch Dagblad 7-9-1974.

J. Kortenhorst, De waarheid over de dood van Alexine Tinne, in Het Vaderland 24-7-1974.

Jan Coppens, A. Albert, Een camera vol stilte, Amsterdam 1976.

Clara Eggink, De merkwaardige reizen van Henriëtte en Alexandrine Tinne, Den Haag 1976.

H. Mensonides, Een nieuwe kunst in Den Haag, in jaarboek Die Haghe 1977, p. 96.

Ingeborg Th. Leijerzapf (red.), Fotografie in Nederland 1839-1920, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1978, p. 35.

J.G. Kikkert, Hoe ver we zullen komen, weet ik niet, Naarden 1980 (met bibliografie).

Tentoonstellingen

1969 (e) Den Haag, Gemeentearchief, Alexandrine Tinne, ontdekkingsreizigster en amateurfotograaf.

1974 (e) Den Haag, Haags Gemeentemuseum, Alexine Tinne. Reizigster door Afrika.

1976 (e) Den Haag, De Haagse Kunstkring.

Bronnen

Den Haag Gemeentearchief.

Leiden, bibliotheek en documentatiebestand Prentenkabinet.

Den Haag Rijksarchief (Familie-archief De Constant Rebecque nrs. 217-249).

Collecties

Den Haag, Rijksarchief.

Den Haag, Gemeentearchief.

Leiden, Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit.

Auteursrechten

Het fotografisch oeuvre van Alexandrine Tinne is vrij van auteursrechten. De reproductierechten berusten bij de instellingen die de foto’s beheren (zie onder Collecties).