Bert Nienhuis
Mariëtte Haveman
Extract
Bert Nienhuis is vanaf 1975 als fotograaf verbonden aan het weekblad Vrij Nederland. Zijn werk bestaat deels uit reportages met onderwerpen uit de massacultuur, maar is vooral belangrijk om zijn portretten van binnen- en buitenlandse publieke persoonlijkheden. Omgekeerd kan men zo langzamer hand zeggen, dat die personen hun publieke status niet in de laatste plaats ontlenen aan de portretten van Bert Nienhuis.
Biografie
1944 |
Bert Nienhuis is op 12 januari geboren in Amsterdam. Hij volgt de HBS-b. Vanaf zijn tiende jaar maakt hij foto’s, daartoe gestimuleerd door fotografen uit de kennissenkring (Cas Oorthuys, Aart Klein, Ad Windig): eerst met een kleine platencamera, iets later met een tweedehands Rolleiflex. Volgens eigen zeggen brengt hij veel tijd door in het archief van Oorthuys, wiens dochter hij goed kent. |
1964-’65 |
Hij laat zich inschrijven aan de filmacademie in Amsterdam. Deze opleiding breekt hij na een jaar af, ten gunste van andere activiteiten. |
1965 |
De eerste van die activiteiten is het maken van stills voor de film Skies over Holland van John Fernhout, voor de wereldtentoonstelling in Montreal. In de volgende periode werkt Nienhuis als geluidstechnicus en stillfotograaf aan twee films van Thom Thoolen: de film Bagger, voor het Adriaan Volkerconcern, en de film Toets over de Rotterdamse haven. |
1966-’68 |
Na kennismaking met Jan van Keulen, hoofd van de afdeling grafische vormgeving aan de Haagse Academie voor Beeldende Kunsten, laat Nienhuis zich daar inschrijven. De bedoeling is dat hij een speciaal driejarig programma zal volgen. Maar ook deze opleiding wordt na twee jaar, onder invloed van buitenschoolse activiteiten, afgebroken. |
1968-’69 |
In deze periode werkt hij – eerst als fotograaf, vervolgens als cameraman – mee aan het televisiekinderprogramma De Fabeltjeskrant. |
1969 |
Inschrijving aan de Gemeente-Universiteit van Amsterdam: studie medicijnen. Tegelijkertijd begint hij een bedrijfje voor commerciële fotografie. De bedoeling is dat dit bedrijfje twee jaar zal draaien. Maar ook deze twee taken blijken moeilijk te verenigen. Het bedrijfje wordt na een jaar, de studie na twee jaar stopgezet. |
1971 |
25 januari tot 14 augustus: reis door Amerika en Mexico, met als doel het maken van reclamebeeldmateriaal voor reisbureaus, in opdracht van (o.a. Fabeltjeskrant regisseur) Chanowski. Na terugkomst gaat hij vrijwel meteen meewerken aan het innovatieproject van onderwijs in de arbeidersbuurten in Amsterdam. Dit project gaat uit van het Research-Instituut voor Toegepaste Psychologie (RITP), onder leiding van Co van Calcar. Nienhuis maakt foto’s voor boekpublicaties en een paar videofilms. |
Intussen werkt hij af en toe als assistent bij Ed van der Elsken. Hij regelt het (volgens eigen zeggen gebrekkige) geluid bij een film over Hans van Manen, in opdracht van de BBC (Van der Elsken is cameraman). |
|
1972 |
Geluid bij twee films van Ed van der Elsken, in opdracht van de VPRO: een film rond Vali Meyers en een film over Toon Hermans. |
1974 |
Eerste documentaire fotografische opdracht voor de Topografische atlas van het Amsterdams Gemeente-archief, met als onderwerp de Beurs van Amsterdam. Een jaar later wordt deze serie in het Archief tentoongesteld. |
1975 |
Willem Diepraam gaat op reis; Bert Nienhuis neemt tijdelijk zijn plaats in als fotograaf voor Vrij Nederland. Dit resulteert in een vast werkverband met het weekblad. In hetzelfde jaar krijgt hij met een zekere regelmaat opdrachten voor het NRC-Handelsblad. Daarnaast de Vrije Creatieve Opdracht van de Nederlandse Kunststichting: portretten van bekende Amsterdammers. Dit is wat veel tegelijk; opdrachten voor de NRC worden na ruim een jaar overgenomen door zijn toenmalige assistent Maurice Boyer. |
1976 |
Tweede foto-opdracht voor het Amsterdams Gemeente-archief: voor de tentoonstelling De Pijp 1868-1976 maakt Nienhuis een serie over de dan geldende omstandigheden in die wijk; later werkt hij deze reportage uit tot een documentaire serie voor het Archief. |
In hetzelfde jaar krijgt hij, samen met Eddy Posthuma de Boer, een opdracht van het Rijksmuseum, afdeling Vaderlandse Geschiedenis, om een beeldreportage te maken over Werkloosheid in Nederland. In dezelfde tijd worden de eerste foto’s voor het (toen nog) Onafhankelijk Toneel (nu de afsplitsing Maatschappij Discordia) gemaakt: dit resulteert in een vaste samenwerking. |
|
1977 |
Vrij Nederland geeft sinds 1974 ‘kleurkaterns’ uit. De eerste bijdrage van Bert Nienhuis in 1977 behandelt de werkloosheid bij Sturka in Zutphen. |
1981 |
In opdracht van CRM en de Arbeiderspers wordt het boek Terug op de Molukken gepubliceerd. Tessel Pollman en Juan Seleky schrijven de tekst, Bert Nienhuis maakt de foto’s. |
1982 |
Foto’s voor producties van poppenspeler Jozef van de Berg. |
Vanaf september vaste portretfotograaf bij de Arbeiderspers. |
Beschouwing
Fotograferen begint meestal als een hobby; dat geldt voor veel professionele fotografen en het kan daarom moeilijk zijn een opleidingsperiode goed te herleiden. Soms kan men niet echt spreken van een opleiding, meer van een samenloop van omstandigheden en initiatieven. Voor Bert Nienhuis geldt dat in het bijzonder. Wat chronologisch gezien de opleidingsfase in een biografie zou moeten zijn, bestaat bij hem uit een reeks omtrekkende bewegingen: medicijnenstudie, een studie aan de filmacademie, fotografie aan de kunstacademie (alle snel weer afgebroken), geluidstechniek en stills voor films, camerawerk voor de televisieserie De Fabeltjeskrant en tenslotte toch de reportagefotografie.
Maar natuurlijk heeft ook Bert Nienhuis zijn voorbeelden gehad: Aart Klein en Cas Oorthuys aanvankelijk, later Ed van der Elsken, bij wie hij aan het begin van de jaren zeventig regelmatig werkte; weliswaar niet als fotograaf, maar als geluidstechnicus bij enige films. Toch heeft diens algehele aanpak een indruk gemaakt die tot in het recente werk van Nienhuis te zien is. Deze achtergrond heeft er toe bijgedragen dat de stijlontwikkeling in het werk van Bert Nienhuis min of meer typerend is voor zijn generatie progressieve reportagefotografen. Natuurlijk verloopt zo’n ontwikkeling niet zo netjes volgens patroon als uit een korte beschouwing zoals deze zou kunnen blijken. De eerste belangrijke reportage bijvoorbeeld die Nienhuis in 1974 maakte voor de Topografische Atlas van het Amsterdams Gemeente-archief, staat in bepaalde opzichten dichter bij zijn huidige manier van werken dan de reportages in de tussenliggende periode. Het zijn, voor de periode waarin zij gemaakt zijn, tamelijk ingetogen foto’s. Mogelijk heeft dat te maken met het onderwerp, de Amsterdamse koopmans- en effectenbeurs: voornamelijk groepjes heren in grijze kostuums, in de hoge hallen van het beursgebouw. Een dergelijk onderwerp biedt weinig gelegenheid tot vuurwerk, maar geeft juist daardoor enig zicht op de conceptie van een fotograaf. Wie heeft bijvoorbeeld ooit gekeken naar de stropdassen van effectenmakelaars? Grote stippel- en streepdassen blijken ze gedragen te hebben op hun discrete witte boorden: de typische jaren zeventig frivoliteit van overigens zeer beschaafde heren. Dit voorbeeld is niet ironisch bedoeld. Hoe schijnbaar onbenullig ook, het zijn vaak dergelijke details die achteraf de documentaire waarde van een foto bepalen.
Meer representatief voor de toenmalige fotografenmentaliteit is de serie die Bert Nienhuis een jaar later maakte voor de tentoonstelling De Pijp 1868-1976. Deze tentoonstelling werd georganiseerd door het Amsterdams Gemeentearchief, met het doel het Archief toegankelijker te maken voor de buurt. Nienhuis fotografeerde de Pijp zoals die er in 1976 uitzag: gammele pijpenladen van huizen, bewoond door gastarbeiders en bejaarden. Deze foto’s maken een ongestileerde indruk: chaotisch, vol met bezienswaardigheden uit de buurt. De enige overeenkomst met de reportage van de Beurs is de aandacht voor details. Toch gaat het hier wel degelijk om een stijl die het fotografisch beeld van de jaren zeventig als geheel beheerst. Het is de benadering waarin Ed van der Elsken de pioniersfunctie heeft vervuld, met als meest opvallend kenmerk de willekeurige uitkadering, waarin opmerkzaamheid en een snelle reactie belangrijker zijn dan een zorgvuldig gekozen standpunt en waarin uitsluitend wordt gewerkt met de kleinbeeldcamera, onopvallend en snel te hanteren in allerlei omstandigheden. De informatieve volledigheid staat voorop en onderwerpen worden op grond daarvan gekozen: het straatleven en de massacultuur. De opname- en afdruktechnieken zijn daarbij van secundair belang. Vaak zijn die nogal rauw: met de snel vertekenende groothoeklens opgenomen en zeer contrastrijk gedrukt, met een grove korrel. Deze werkwijze heeft een praktische oorzaak, maar getuigt ook onmiskenbaar van een opvatting; dezelfde aanpak is te vinden in foto’s waarvoor geen journalistieke restricties gelden. Kenmerkend voor deze opvatting is de twijfelachtige klank die het adjectief ‘esthetisch’ heeft. De term heeft te maken met mooimakerij en pretenties en ook iets met „stoepschrobbende burgerlijkheid”, zoals Nienhuis de mentaliteit van de traditionele Pijpbewoners karakteriseert. Esthetiek zou te maken hebben met een soort keurigheid die in deze opvatting over reportagefotografie niet thuis hoorde.
Desondanks zijn de recente reportages die Bert Nienhuis voor Vrij Nederland heeft gemaakt, terughoudender en selectiever, men zou kunnen zeggen esthetischer gefotografeerd dan die van de jaren zeventig. De vorm is strakker gecoördineerd, meer impliciet in het verstrekken van informatie. Deze stijlverandering heeft Nienhuis wel verwijten opgeleverd als zou het zijn recente foto’s mankeren aan engagement; een pijnlijk voorbeeld van hoe gemakkelijk maatschappelijke betrokkenheid wordt verward met een presentatievorm en daar met name in de jaren zeventig uitdrukkelijk mee wordt geïdentificeerd. Bert Nienhuis’ fotografische visie en werkmethode komen echter – beter nog dan in zijn reportages – tot uitdrukking in de portretten voor Vrij Nederland. In stijl volgen zij een vergelijkbare ontwikkeling: de vroege zijn enigszins theatraal, sterk gekleurd door betekenisvol bijwerk, de persoon waar het om gaat tamelijk klein in het beeld; de latere zijn meer toegespitst op de persoon, van kruin tot middel in beeld gebracht, met een meestal neutrale achtergrond. In beide perioden heeft Nienhuis ongewone foto’s gemaakt, maar de recente zijn in doorsnee het meest geraffineerd. De benadering is het best te omschrijven als een zekere reserve tot het onderwerp, schijnbaar nonchalant. (Maar niet werkelijk nonchalant: het is in feite één van de moeilijkst te bereiken effecten in de portretfotografie.) Een door Bert Nienhuis geportretteerde geeft de indruk in zijn waarde te zijn gelaten. Meestal is die geportretteerde ook zeer ingenomen met zijn portret. En in deze context slaan de altijd aanwezige eigenaardigheden hun slag: een minimaal gebaar (bijvoorbeeld de pink van generaal Rogers), een gezichtstrek of een lichtelijk afwijkend kledingdetail. Met het verstrijken van de tijd en het veranderen van mode en pose worden juist deze details steeds interessanter. Het archief van Bert Nienhuis is samengesteld uit een in Nederland betrekkelijk zeldzame vorm van portretfotografie en is daarmee een belangrijk beeldreservoir van verschijningen uit het openbare leven.
Documentatie
Primaire bibliografie
foto’s in:
Vrij Nederland; vast werkverband vanaf januari 1975; vanaf augustus 1977 regelmatig reportages voor bijlagen; meestal onderwerpen uit de massacultuur zoals dansmarietjes, het campingwezen en de jongerencultuur.
NRC-Handelsblad, vanaf 26 april 1975 ruim een jaar lang regelmatig fotopublicaties.
Robert de Hartogh (samenst.), Kijkboek over Gastarbeid, Utrecht 1977.
Stedelijk Jaarverslag Amsterdam, 1978, 1979 en 1980.
Teleac-cursus ‘Sociale Verzekering’, Utrecht 1980.
Teleac-cursus ‘Gemeentewijzer’, Utrecht 1982.
Teleac-cursus ‘Spaans’, Utrecht 1983.
Filmfan 1980-1982 (filmsterportretten).
H. Galjaard, Het Leven van de Nederlander, Utrecht 1981.
Informatiebulletin Spreiding en Participatie, Amsterdamse Kunstraad, Amsterdam 1981.
Tessel Pollman/Juan Seleky, Terug op de Molukken, Amsterdam 1981.
Catalogus tent. Geen Commentaar, Amsterdam (Nederlandse Kunststichting) 1982.
Catalogus tent. Ontwerp voor de Massamedia, Amsterdam (Nederlandse Kunststichting) 1982.
Harry Stroomberg/ Hendrik van der Zee, Over Nieuws, Amsterdam 1982.
Leerboek Moedertaal voor het Middelbaar Technisch Onderwijs, den Bosch 1983.
Secundaire bibliografie
Lisette Lewin, recensie tentoonstelling De Pijp 1868-1976, in NRC-Handelsblad 6 nov. 1976.
Els Barents (red.), Fotografie in Nederland 1940-1975, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1978.
Catalogus tent. Geen Commentaar, Amsterdam (Nederlandse Kunststichting) 1982.
Erwin Olaf Springveld, Bert Nienhuis versus Hans van Manen, Fotografische pasdedeux (dubbel-interview met Bert Nienhuis en Hans van Manen), in Foto 39 (1984) nr. 5, p. 20-27.
Tentoonstellingen
1975 (e) Amsterdam, Gemeentearchief, De Beurs van Amsterdam.
1976 (g) Amsterdam, Gemeente-archief, De Pijp 1868-1976.
1977 (e) Amsterdam, Historisch Museum, 100 Jaar Stadsreiniging.
1977 (g) Amsterdam, Rijksmuseum, Werkloosheid in Nederland Nu.
1977 (g) Amsterdam, Historisch Museum, Foto’s voor de Stad.
1979 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, Fotografie in Nederland 1940-75.
1982 (g) Nederlandse Kunststichting, Geen Commentaar.
1982 (e) Amsterdam, Printshop, Overzichtstentoonstelling.
Bronnen
Bert Nienhuis, mondelinge informatie.
Collecties
Amsterdam, Gemeente-archief.
Amsterdam, Nederlandse Kunststichting (foto’s voor kijkmappen; dia’s voor diaklankbeeld tent. Stilleven, juni 1980).
Amsterdam, Rijksmuseum, afd. Vaderlandse Geschiedenis. Amsterdam, Stedelijk Museum.
Auteursrechten
De auteursrechten op het fotografisch oeuvre van Bert Nienhuis berusten bij Bert Nienhuis te Amsterdam.