FotoLexicon, 1e jaargang, nr. 1 (september 1984) (nl)

Menno Huizinga

Evelyn de Regt

Extract

Menno Huizinga behoorde in de jaren dertig tot de betere Nederlandse vakfotografen. In Den Haag had hij gedurende enkele jaren een eigen studio voor bedrijfsfotografie. Na sluiting hiervan werkte hij voor diverse grote bedrijven. In de jaren 1940-1945 fotografeerde hij het dagelijkse leven onder de Duitse bezetting. Met name door deze oorlogsfotografie heeft zijn werk grotere bekendheid gekregen.

Biografie

.

1907

Op 28 oktober wordt Menno Huizinga te Nes op Ameland geboren in een doopsgezind predikantengezin.

1920

Menno bezoekt de kostschool Klein Warnsborn te Arnhem, een school voor moeilijk lerende kinderen. Zijn praktische en technische vaardigheden zijn opmerkelijk en met Meccanobouwwerken wint hij prijzen in Engeland.

1926

Omstreeks deze tijd krijgt Huizinga bij Ir. J. van Dijk in Amsterdam zijn eerste praktijkopleiding in de vakfotografie.

1928

Vermoedelijk in dit jaar verhuist hij naar Den Haag om zich bij E. van Ojen verder te bekwamen in de vakfotografie.

1929

Hij maakt een studiereis naar Amerika en werkt bij een klein fotografisch atelier, The Hughes Company in Baltimore en bij een groot bedrijf, Lucas Kanarian, in New York.

1930

Teruggekeerd in Nederland begint Huizinga een eigen studio voor bedrijfsfotografie in de Irisstraat 20 te Den Haag. Max Norden, eveneens fotograaf, is zijn zakelijk adviseur.

1937-‘38

De studio wordt gesloten en Huizinga treedt als fotograaf in dienst bij de Provinciale Gelderse Electriciteitsmaatschappij. De werksfeer bevalt hem echter niet en hij zoekt een andere betrekking.

1939

Bedrijfsfotograaf bij Philips in Eindhoven.

1940

Bedrijfsfotograaf bij de vliegtuigfabriek Koolhoven in Rotterdam, tot 14 mei 1940. Op 26 juni trouwt hij in Den Haag met Saakje Jelgersma.

1941

Omstreeks juni treedt hij als fotograaf in dienst bij de Nederlandsche Vereeniging voor Luchtbescherming. Hij maakt enkele opnamen van de gevolgen van de Duitse bezetting in Den Haag.

1942

Filmoperateur bij het Nederlandsche Roode Kruis.

1943

Vanaf oktober verricht hij fotografisch werk voor de verzetsgroep Packard. Via Van Ojen krijgt hij van de Gemeente Den Haag een opdracht de belangrijkste historische panden in de Haagse binnenstad te fotograferen in verband met mogelijke verwoestingen. Zijn clandestiene activiteiten nemen toe.

1945

In maart krijgt Huizinga van het Plaatselijk Interkerkelijk Bureau ‘s-Gravenhage en Omstreken de opdracht de hongersnood onder de bevolking te fotograferen. Na de bevrijding verhuist hij naar Amsterdam en treedt in dienst bij het Lichtbeeldeninstituut.

1947

Op 14 september overlijdt hij onverwacht aan de gevolgen van een vergiftiging.

Beschouwing

Het fotografisch ambacht werd Huizinga in eerste instantie onderwezen door Ir. J. van Dijk in Amsterdam, naar men zegt een lastige leermeester, maar een uitstekend vakfotograaf. Van Ojen, zijn volgende leermeester was een gerenommeerde Haagse vakfotograaf, die zich vooral specialiseerde in architectuurfotografie. In deze twee ateliers leerde hij de technische aspecten van de fotografie feilloos beheersen.

Huizinga’s eigen studio voor bedrijfsfotografie in Den Haag was kenmerkend voor een tijd waarin fotografen zich begonnen te specialiseren. De folders die hij rondstuurde met „Een goede foto stelt uw zaak in het juiste licht”, getuigden van zijn besef van de groeiende commerciële mogelijkheden voor de fotografie. Hij leverde zijn klanten – veelal lokale bedrijfjes – goed verzorgde foto’s, perfect belicht en harmonisch van compositie. Vooral in het fotograferen van glas en glanzende metalen toonde hij zich een vakman. Een enkele keer waagde hij zich aan een meer experimentele compositie, maar doorgaans koos hij voor een evenwichtige en rustige beeldopbouw.

Helaas miste hij het benodigde commerciële inzicht voor een goede bedrijfsvoering en omstreeks 1938 moest hij zijn atelier sluiten om aan een faillissement te ontkomen. Na dit avontuur als zelfstandige werkte hij bij diverse grote bedrijven, aan welke hij hetzelfde kwaliteitswerk leverde. In mei 1940 kwam daar abrupt een einde aan. De Rotterdamse Koolhovenfabrieken, waar hij toen werkzaam was, werden gebombardeerd en daarbij ging al zijn fotografische apparatuur verloren – op een Leica na, die hij toevallig mee naar huis had genomen.

In zijn volgende vaste betrekking bij de Nederlandsche Vereeniging voor Luchtbescherming lag het werk in het verlengde van zijn bedrijfsfotografie. Voor het tijdschrift Luchtgevaar, dat de Vereniging maandelijks uitgaf, maakte hij veelal foto’s van instructieve aard: laten zien hoe woningen verduisterd moesten worden, hoe men noodverbanden aan moest leggen e.d. Hiervoor maakte hij soms gebruik van table-top fotografie: met miniatuurfiguurtjes zette hij scènes in elkaar en gefotografeerd met een macro-lens leek de gebeurtenis levensgroot. Huizinga toonde zich zeer inventief op dit gebied. Een in 1947 uitgegeven boekje over dit onderwerp is dan ook aan hem opgedragen. Een tweede aspect van het Luchtbeschermingswerk had een luguber karakter: wanneer ergens op Nederlandse bodem een bom was ingeslagen, moest Huizinga erheen om de gevolgen en de schade vast te leggen. Met deze opdracht bezocht hij onder andere de volgende steden: Amsterdam, Rotterdam, Gouda, Haarlem, Delft, Nijmegen en Delden. De daar gemaakte opnamen tonen voornamelijk ruïnes van huizen. Een uitzondering is de reportage over Haarlem, waar hij veel mensen heeft gefotografeerd.

In Den Haag, waar Huizinga woonde, vonden in 1942 ingrijpende gebeurtenissen plaats. Voor de aanleg van de kustverdediging (Atlantikwall) werden diverse Haagse woonwijken afgebroken. Huizinga’s eigen huis en zijn ouderlijk huis vielen onder de sloophamer. Vanaf die tijd ging hij intensief het leven onder de Duitse bezetting fotograferen. In 1940 en 1941 had hij al eens 9 enkele straatbeelden gefotografeerd, maar vanaf eind 1942 ging hij systematisch te werk. Voor het clandestien fotograferen van de huizenafbraak ontwikkelde hij een speciale techniek. Hij verborg zijn Leica in een kaaskistje, waarop in een schuine band het woord ‘komeet’ stond. De ‘o’ had hij uitgezaagd en daarvoor in de plaats kwam de lens van de Leica. Tevens bracht hij een mechanisme aan om de sluiter op een onopvallende wijze te kunnen ontspannen. Huizinga fotografeerde veel vanaf de fiets: dikwijls is onderin het beeld een gedeelte van zijn fietsstuur te zien. In de loop van de bezettingstijd ontwikkelde hij zich van de secuur werkende bedrijfsfotograaf tot een snel opererende illegale reportagefotograaf. Bij actuele gebeurtenissen, zoals Dolle Dinsdag of bepaalde evacuaties was Huizinga op de juiste tijd en op de juiste plaats aanwezig. Toen in de hongerwinter de elektriciteit voor particulieren werd afgesloten, bouwde Huizinga een vergroter die met zonlicht kon werken, zodat hij zijn fotografische activiteiten kon voortzetten. Ook in deze oorlogstijd is Huizinga’s techniek die van een vakfotograaf gebleven. Ondanks de moeilijke en gevaarlijke omstandigheden waaronder hij werkte, leverde hij technisch goed werk af.

In de winter van 1944-’45 maakte hij een indrukwekkende reportage van de Hagenaars die bij gebrek aan brandstof hun stad sloopten. Tot en met de bevrijding maakte hij ongeveer 750 opnamen van het dagelijks leven in Den Haag. Na de oorlog selecteerde hij het beste materiaal, ongeveer 420 foto’s, en stelde zeventien series met de volgende thema’s samen: de afbraak van de stad, het kappen van het Haagse Bos, de evacuatie van Wassenaar en Marlot, gebouwen in gebruik bij de Duitsers, vervoermiddelen, Dolle Dinsdag, brandstofnood, voedsel, de Scheveningse Bosjes, V-2 inslagen, vuilafvoer, straatlectuur, de intocht van de Canadezen en de Prinses Irene Brigade, het wegtrekken van de Duitsers, na de bevrijding, de intocht van de koningin en tenslotte de honger. De serie over de honger is de enige serie die Huizinga in opdracht heeft gemaakt. De opdrachtgever was het Plaatselijk Interkerkelijk Bureau ‘s Gravenhage en Omstreken, die met deze reportage de regering in Londen de ernst van de hongersnood in West-Nederland wilde doen inzien. De tekst bij de reportage werd verzorgd door B. Hunningher (destijds een leraar Nederlands en later hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam). De reportage had een medisch karakter, maar toonde daarbij de trieste woonomstandigheden van door koude en honger geteisterde gezinnen en alleenstaanden. Nog voor de bevrijding arriveerde de reportage in Engeland en werd daar gepubliceerd in het Londense Vrij Nederland.

Pas de laatste jaren zijn Huizinga’s oorlogsfoto’s in wijder kring bekend geworden. Voor die tijd was hij alleen bekend als bedrijfsfotograaf. Toen zijn weduwe in 1980 zijn fotoarchief aan het Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit te Leiden schonk en dit Huizinga’s complete oorlogswerk bleek te bevatten, werd hij als het ware herontdekt.

In diverse andere steden werd tijdens de bezettingsjaren gefotografeerd. De Ondergedoken Camera, een min of meer georganiseerde groep fotografen in Amsterdam, is nationaal en internationaal bekend geworden. Menno Huizinga was niet aangesloten bij een vereniging of een beweging en dat maakt zijn prestatie tot iets bijzonders. Hij fotografeerde voor zichzelf, de foto’s van Den Haag kwamen tot stand als een eenzaam avontuur. Door zijn gedrevenheid bleef een beeld van het dagelijkse leven tijdens de bezetting bewaard, dat als een ‘document humain’ blijft voortbestaan. Het integere karakter van Huizinga’s foto’s – nimmer uit op effectbejag – draagt daartoe in grote mate bij.

Documentatie

Primaire bibliografie

Pasfotojacht, in Bedrijfsfotografie XXII (1940), p. 388-389.

Donkere kamer-verlichting, in Focus XIX (1932), p. 673-675.

foto’s in:

Bedrijfsfotografie:

XIV (1932), p. 222.

XV (1933), p. 425-427.

XVII (1935), p. 205-208.

XVIII (1936), p. 169-172.

XIX (1937), p. 30-32.

Achtergronden, XXI (1939), p. 461-469.

Industrie-opnamen, XXI (1939), p. 485- 487.

Focus:

XIX (1932), p. 685.

XXI (1934), p. 136.

XXII (1935), p. 443.

Jaarboek VANK 1931, afb. 37, 38, 57.

Jaarboek VANK 1932, afb. 14, 15, 56, 57, 128.

Photography Yearbook 1938, p. 153.

Het Veerwerk 1938, p. 3.

De Schakel, Orgaan der N.V. Provinciale Geldersche Electriciteitsmij. III (1938).

Cosmorama 1939, p. 120.

Nederlands Jaarboek voor Fotokunst 1941 (LIII), 1943/1944 (XXIV).

Luchtgevaar, regelmatig van juni 1941-juni 1944.

Londense Vrij Nederland, 28 april 1945, p. 392-395, 397.

L. Winkel, Toen…’40-’45, Den Haag 1960, p. 40, 92.

Paul van ‘t Veer (samenst.), De Tweede Wereldoorlog, Amsterdam 1960, afb. 325, 236.

Maandblad ‘s Gravenhage 1965, nr. 5, p. 5, 6, 7, 16, 21, 23.

Dr. L. de Jong (samenst.), De Bezetting dl. 2, Amsterdam 1965, p. 52, 85, 88, 106, 108.

Nederlanders in bezet gebied, Amsterdam/ Brussel 1970, p. 98, 100, 102, 107.

L. de Vries, A.H. Paape, H. de Vries, De jaren ’40-’45, Amsterdam 1975, p. 256, 208.

Ch. Whiting, W. Trees, Van Dolle Dinsdag tot Bevrijding, Bussum 1977, p. 11, 12.

K. Groen, Er heerst orde en rust, Nijmegen 1980, p. 10, 62, 70, 78, 94, 104, 180, 196.

E. Werkman, M. de Keizer, GJ. van Setten, Dat kan ons niet gebeuren, Amsterdam !980, p. 53, 93, 108.

L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, Den Haag, deel 6 tweede helft, 1975, nr. 80; deel 7 eerste helft, 1976, nr. 6, 16; deel 10a eerste helft, 1980, nr. 26; deel 10b eerste helft, 1981, nr. 39, 42, 45, 50-55, 57, 64, 73; deel 10b tweede helft, 1982, nr. 116.

Secundaire bibliografie

Auteur onbekend, Uit de B.F. Donkere Kamer, Studio voor bedrijfsfotografie Huizinga in Bedrijfsfotografie XIII (1931), p. 188, 189.

Auteur onbekend, Uit de B.F. Donkere Kamer, Bij de foto’s van Menno Huizinga in Bedrijfsfotografie XVIII (1936), p. 166.

Flip Bool en Kees Broos (red.), Fotografie in Nederland 1920-1940, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1979 (met foto’s).

John N. Gielis, Table-top-fotografie, Hengelo 1947 (boek opgedragen aan M.H.).

Evelyn de Regt, Menno Huizinga, fotograaf in bezettingstijd, in Plaatwerk 1983, nr. 2 (met foto’s).

Evelyn de Regt, Menno Huizinga 1907-1947, Fotograaf van de bezetting in Den Haag, 1940-1945, in jaarboek Die Haghe 1983, p. 100-173 (met foto’s). Overdruk van dit artikel gebruikt als catalogus bij de tentoonstelling in het Haags Gemeentemuseum in 1984.

Evelyn de Regt, De Hongerwinter gefotografeerd door Menno Huizinga, Bijvoegsel Vrij Nederland nr. 5, 5 februari 1984 (met foto’s).

Lidmaatschappen

NFPV, vanaf ca. 1930.

Onderscheidingen

1934, tweede prijs wedstrijd Architectuurfotografie, Groningen.

1941, eerste prijs wedstrijd Bloemen en Beelden, Zuiderpark Den Haag.

1947, postume onderscheiding Ministerie van Oorlog voor illegaal fotografisch werk.

Tentoonstellingen

1932 (g) Rotterdam, NFPV.

1933 (g) Amsterdam, BNAFV, Nieuwe Richtingen in de Fotografie.

1933 (g) Groningen, Ver. ter Bevordering van de Bouwkunst, Architectuurfotografie.

1935 (g) Den Haag, Pulchri Studio, NFPV.

1937 (g) Amsterdam, Stedelijk Museum, foto ’37.

1938 (g) Amsterdam, Kerstsalon AAFV.

1940 (g) Amsterdam, Kerstsalon AAFV.

1980 (g) Amsterdam, Paleis op de Dam, De ondergedoken camera.

1984 (e) Den Haag, Gemeentemuseum, Menno Huizinga, fotograaf van de bezetting in Den Haag 1940-1945.

Bronnen

Mevr. S. Huizinga-Jelgersma, mondelinge informatie.

Leiden, bibliotheek en documentatiebestand Prentenkabinet.

Amsterdam, Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie.

Collecties

Amsterdam, Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (negatieven Den Haag 1940-1945, foto’s Den Haag 1940-1945).

Leiden, Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit (foto’s 1940-1945, bedrijfsfotografie).

Den Haag, Gemeente-archief (foto’s Den Haag 1940-1945).

Den Haag, Gemeentemuseum (foto’s Den Haag 1940-1945).

Auteursrechten

De auteursrechten op het fotografisch oeuvre van Menno Huizinga berusten bij mevr. S. Huizinga-Jelgersma te Oppenhuizen (Frsl.).

Voor toestemming tot openbaarmaking en verveelvoudiging dient men zich te wenden tot de stichting tot bescherming en handhaving van foto-auteursrechten, Burafo, Postbus 15272, 1001 MG Amsterdam.